91 Een nieuwe kans op de arbeidsmarkt? 'Als het niet lukt, weet je waar je aan toe bent' Geen werk. Al jaren niet meer. Geen baas, geen collega's die opbellen. Niemand die op je rekent. Het prettige zondagsgevoel is verdwenen. Alle dagen zijn gelijk. Laat opstaan, 's Avonds stom naar het blauwe oog staren. Tot in de kleine uurtjes, want ach, niemand die de andere dag op je wacht. Je voelt je nutteloos, een toeschouwer aan de zijlijn van het leven. Geen geld voor leuke dingen. Angst hoe het straks verder moet. Alle uitkeringen staan immers op de tocht. Dan ploft er ineens een brief in de bus. Van het arbeidsbureau. Of je maar eens wilt komen praten. Ongeloof en verbazing: is er voor jou dan toch nog kans op werk? Het afgelopen jaar volgden wij Hans, Ria en Mehmed die overigens in werkelijkheid anders heten. Zij zijn drie van de tienduizenden mensen die sinds het begin van het project, in 1988, in ons land deelnamen aan 'Heroriënterings- gesprekken'. Een nieuw project van gemeenten en arbeidsbureaus om langdurig werklozen naar de arbeidsmarkt terug te begeleiden. Uit de praktijk blijkt dat het bij circa tien procent ook lukt. Hoe vergaat het deze drie? Vinden ook zij een baan en wat meer levensgeluk? Hans was banketbakker. ,,Een goeie", zegt hij zelf. Zijn diploma van eerste gezel hangt nu bij hem aan de muur. Nutteloos. Door een mankement aan zijn knieën kan hij alleen nog zittend werk doen. Het bakkersvak is voor hem verleden tijd. Hans, inmiddels 28 geworden, zit nu al zes jaar thuis achter de geraniums. Tussentijds gaat hij voor allerlei kwalen ziekenhuis in, polikliniek uit. Therapieën moeten hem van zijn spanningen af helpen. Maar Hans wordt steeds contact- armer en apatischer. Wie zit er nog op hem te wachten? De helpende hand komt uit de hoek waarvan Hans dat het minste had verwacht: het Gewestelijk Ar- beids Bureau (GAB). Begin dit jaar wordt hij uitgenodigd om eens te komen praten over nieuwe moge lijkheden voor een baan. Hans ver wacht er weinig van, maar gaat toch maar eens kennis maken met consulente Janna Roeters. Samen gaan zij na welke mogelijkheden en interesses er zijn en waarom hij tot dusver geen baan heeft kunnen vinden. Hans: „In 1985 ben ik hier geweest voor een beroepskeuze- onderzoek. Ze zeiden dat ik admi nistratief werk kon doen. Ook een baan in de elektronica zou ge schikt zijn. Maar de omscholing die hiervoor nodig was, zou voor mij te moeilijk zijn. Eigenlijk had ik weinig aan het gesprek. Het ging allemaal zo stroef. Ze zeiden: zoek maar een makkelijk baantje. Ik moest het dus zelf maar uitzoeken, want ik heb verder nooit meer wat ge hoord". Janna ziet voor Hans wel perspec tieven. Ze spreken af elkaar de vol gende week weer te ontmoeten. Zij zal diverse opleidingsinstituten op sporen en om aan te geven welke banen hem wel wat lijken, belooft Hans krante-advertenties uit te knippen. Hij lijkt er niet helemaal in te gelo ven. Maar op de volgende afspraak een week later is Hans, afwachtend en krampachtig op afstand, wel present. Consulente Janna praat over een intern beroepsopleidings instituut voor volwassenen. „Met zo'n opleiding die een half jaar duurt, maak je grote kans op de arbeidsmarkt. Vraag is alleen of je er wel met jouw rww-uitkering te recht kunt. Want volgens mij wor den alleen wao'ers met lichamelij ke beperkingen toegelaten. De op leiding is ook behoorlijk pittig. Maar er zijn ook andere vakoplei dingen''. Hans klaagt over zijn kwalen: zijn knieën, waaraan hij geopereerd moet worden („Ik moet een ander huis hebben, want traplopen gaat niet meer") zijn maag- en darm problemen, zijn spanningen. „Je moet er mee leren leven zeggen ze dan. Ja, dat moet wel, maar een ding weten ze niet: je hebt altijd pijn". Janna, een en al rust en begrip, gaat uitgebreid in op zijn proble men. Pas dan komen de door Hans uitgeknipte vacatures ter sprake. „Je vindt zoveel werk leuk: de re ceptie, administratie, metaalbewer king, audiovisuele apparatuur. Ei genlijk zouden we een nieuwe be ZATERDAG 28 DECEMBER 1991 roepskeuzetest moeten doen, dan weten we tenminste wat echt voor je geschikt is. De gegevens van de vorige test zijn tenslotte al vijf jaar oud". Als Hans schoorvoetend toegeeft, belooft Janna tevens contact op te nemen met een project voor lang durig werklozen. „Het voordeel hiervan is dat je daar vlug getest kunt worden. Je kunt daar ook een drie maanden durende administrie- ve of technische opleiding volgen. Zij zorgen voorts voor een stage plaats. Kun je, gewoon met be houd van je uitkering, eens kijken wat je leuk vindt". Voor het eerst in het afgelopen an derhalf uur komt er iets van een lach op Hans' gezicht: „Dat is nou net het probleem. Dat weet ik hele maal niet". De test wijst later uit dat Hans het beste thuis is in het kantoorvak. In overleg met Janna kiest hij voor een scholing van drie maanden bij het Centrum Administratieve Vak opleidingen (CAVV) in Utrecht. En, waar hij zelf toch wel een beetje benauwd voor was: het gaat hem goed af. Hans bloeit op, ook door de vriendschappelijke contacten met medecursisten. Na afloop vie ren ze hun gezamenlijk slagen met een etentje en Hans slaat aan het solliciteren. Het project heeft dan al voor een groot Óeel zijn werk gedaan. In ja nuari was Hans nog een in zichzelf opgesloten ex-banketbakker met een uitzichtloze toekomst. Elf maanden later zet hij thuis opge wekt koffie en verhaalt enthousiast over een 'veelbelovend' gesprek op een uitzendbureau: „Raad eens wat? Ik zou kantoorwerk en de in koop kunnen doen voor een bak kersfirma. Dat komt m'n oude ken nis toch nog goed van pas". Ria (49), gescheiden en moeder van twee volwassenen kinderen, was huishoudelijk medewerkster bij een bejaardenhuis tot ze in 1981 in de wao terecht kwam. Ria: „Ik vond het fantastisch werk. Het enige nadeel was het tempo. In vier uur tijds moest je drie huisjes schoon houden. Compleet met ra men lappen, wc's boenen, stofzui gen en de koelkast eens lekker soppen. Terwijl je ook nog eens aandacht aan de bewoners moest schenken, want je bent vaak de enige die ze zo'n dag zien. Het zijn veelal alleenstaanden die hun ver haal toch ook wel eens kwijt willen. Daar moet je dus rekening mee houden. Maar ondanks die span ning van de werkdruk deed ik het werk erg graag. Vooral omdat je wist dat je nodig was". Na een baarmoederoperatie ver klaarden artsen haar langdurig overspannen. Ria, een nerveuze trek om haar mond, kan er nog wanhopig van worden: „Ik kende mezelf. Dat ik hiet meer zo kon functioneren als vroeger had, naar mijn gevoel, niets met een zenuw aandoening te maken. Achteraf had ik gelijk. Het kwam door die operatie. Ruim vier jaar ging Ria door een hel: „Ik vloog tegen de muren op, voelde me door iedereen afgewe zen. Ik was altijd zo bedrijvig ge weest. Ineens zat ik werkloos thuis met niets dan een groot, zin loos zwart gat voor me. Vaak huil de ik als een klein kind. Mijn om geving snapte er niets van. Lo gisch, want niemand zag ook iets aan me. Ik sloot mezelf op het laatst helemaal af. Zelfs voor mijn tróuwe vrienden, die het daar heel moeilijk mee hadden. Gelukkig ben ik zo sterk geweest om mezelf uit die put te trekken". De autoriteiten bepaalden dat Ria's wao plaats moest maken voor een lagere rww-uitkering, waarbij regelmatig solliciteren ver plicht is. Ria, murw van het vech ten, liet het maar gebeuren. On derhand raapte ze zichzelf bij el kaar en ging, weer voor bejaarden, vrijwilligerswerk doen. Geleidelijk aan ging dit haar leven vullen. Hoe wel in haar achterhoofd nog altijd de gedachte speelde om misschien toch weer eens betaald werk te kunnen doen. „Als je eens wist hoe je met zo'n uitkering altijd moet beknibbelen. Ik ben geen mens voor luxe. Ik kan best zonder va kanties. Daar hoef je niet zielig over te doen. Maar je moet wel kunnen leven en bij iedereen gaat de koelkast of wasmachine wel eens stuk Eind vorig jaar krijgt Ria een op roep van het arbeidsbureau om in januari over een mogelijke baan te komen praten. Bij het eerste ge sprek wordt Ria geadviseerd te proberen of haar vrijwilligerswerk met behulp van de kaderregeling arbeidsinpassing kan worden om gezet in betaald werk. Ria blijkt dit niet te kunnen realiseren hoezeer ze ook haar best doet. Tijdens een volgend bezoek komt consulente Janna met een andere mogelijkheid. Een zorgcentrum zoekt via de fiks gesubsidieerde regeling werkervaringsplaatsen mensen als Ria. Die wil wel. Een paar maanden later blijkt dat het zorgcentrum een medewerk ster zoekt die ten minste twintig uur, maar liefst fulltime wil werken. Ria weigert: „Dat kan ik nooit aan. Zeker niet in het begin". Dan dingt een ander bejaarden centrum naar haar diensten. Ria gaat ontspannen op sollicitatiebe- zoek: „Ik had eerst opgebeld. Het klonk allemaal zo positief. Niets om zenuwachtig over te zijn. Ze stellen lang niet zoveel eisen als in de ja ren zeventig. Nu zitten ze om men sen te springen". Ria kan in het tehuis aan de slag, maar er verstrijkt een tijd omdat de subsidie-aanvrage geregeld moet worden. Zonder het te kun nen verklaren, voelt Ria zich steeds zenuwachtiger worden. Haar oude kwaal, astmatische bronchitis, waar ze in geen jaren last van heeft gehad, komt in zo'n hevigheid te rug, dat ze twee tot drie keer per dag een beademingsapparaat no dig heeft. Met angst en beven ziet ze de dag tegemoet dat ze moet gaan werken. Dat ze niet als vroe ger drie, maar nu zelfs vier en een half huisje op een morgen moet gaan schoonmaken. Dat ze zich weer zo opgejaagd zal voelen om dat ze de mensen zo graag de aan dacht zou willen geven die ze nodig hebben. Haar dochter waarschuwt haar: „Mam, waar ben je mee bezig?". Ria neemt, na slapeloze nachten, een besluit: ze doet het niet, ze gaat niet meer in de bejaardenzorg werken. Er lijkt een last van haar af te vallen. De astma-aanvallen ver dwijnen op slag. Na een week voelt Ria zich zelfs goed genoeg om haar oude plaatsje in het vrijwilli gerswerk weer op te nemen. Het arbeidsbureau heeft haar dossier MEHMED Na een zwerftocht door Europa kwam Mehmed in 1957 illegaal naar Nederland. Hij was toen 24 jaar, maar volgens zijn paspoort was hij vijf jaar jonger. Heel ge woon in Turkije, want nu vanuit een afgelegen bergdorp ieder nieuw geboren kind in een verre stad aangeven? De vader van Mehmed deed dat tenminste maar eens per vijf jaar. Dat be spaarde hem heel wat dagen du rende wandelingen, maar daarbij verwisselde hij wel de gegevens van zijn oudste en jongst gebore- Zes jaar lang knapte Mehmed voor diverse Nederlandse bedrijven alle mogelijke 'zwarte' klussen op. Slecht betaald, slecht behuisd en altijd die angst om door de vreem delingendienst te worden gesnapt. In 1963 kwam er een einde aan zijn krampachtige overlevingstocht. De NS had mensen nodig voor de sec tie onderhoud en Mehmed kreeg niet alleen een officiële baan, maar ook het felbegeerde verblijfsstem- pel in zijn paspoort. Vier jaar later en enigszins door de praktijk ge schoold, stapte hij over naar de pneumatische en elektronische re geltechniek. De wereld en vooral Nederland lachte Mehmed toe. In middels getrouwd met een Neder landse vrouw, werd hij vader van drie voorspoedig opgroeiende kin deren en hij besloot de Nederland se nationaliteit aan te vragen. Maar met het ouder worden kwa men de problemen. Mehmed kreeg steeds meer last van astma en van eerder opgelopen rug- en schou deraandoeningen. Het bedrijf waar hij werkte wist er een mouw aan te passen. Er waren stofarme ruimtes en veel werk kon zittend worden gedaan. In 1984, Mehmed is dan in werkelijkheid 51 jaar, stortte zijn wereld in. Het bedrijf gaat sluiten en hij is een der eersten die naar huis wordt gestuurd. Elders sollici teren blijkt geen enkele zin te heb ben. Mehmed zit thuis, met een uitkering. Hij moet zijn auto ('ge- Tienduizenden Nederlanders zitten in de wao. Een aantal van hen zou best nog werk willen doen dat ze wel aankunnen. Maar wie neemt hen in dienst FOTO: MILAN KONVALINKA woon een tweedehandsje') verko pen. Zijn hoogbejaarde ouders in Turkije kan hij alleen bezoeken als zijn zonen en broers de reiskosten voor hem betalen. „Werkloos zijn is een ellende", zegt Mehmed. „Je hebt nergens geld voor. Dus je zit de hele dag bij je vrouw thuis. Dat is niet goed. Zelfs in de beste hu welijken krijg je dan ruzie. Natuur lijk, je gaat eens wandelen, met de fiets een paar boodschappen doen of de bladeren uit de tuin harken. Maar daar ben je gauw mee klaar en het is allemaal zo doelloos. Mijn vrouw en ik gaan dus maar veel te levisie kijken. Vaak tot twee, drie uur 's nachts. Tegen de middag komen we ons bed uit. Ik help mijn vrouw dan in huis met afwassen en koffiezetten. We gaan veel naar de kinderen en naar mijn schoonmoe der die erg ziek en hulpbehoevend is. Maar een gewoon ritme hebben we niet. Dat is slecht voor een Ook Mehmed is sinds begin dit jaar met het arbeidsbureau op zoek gegaan naar een baan. Bij voorbaat een verloren zaak, zegt hij achteraf: „Welke baas wil er nu een oude, ongeschoolde man met zoveel kwalen? Niemand toch? En ik ben dan ook nog eens een Turk. Dat is een extra handicap. Voor scholing heb ik nooit tijd gehad. Zelfs niet om Nederlands te leren lezen. Mijn kinderen kwamen van school met leesboekjes. Ik heb het ook geprobeerd, maar echt, het ging niet". Mehmed speelt met de gedachte om via de remigratieregeling terug te gaan naar Turkije. Met zijn uit kering kan hij daar wel normaal le ven. Consulente Janna Roeters van het arbeidsbureau pluist de moge lijkheden voor hem uit. Maar na derhand blijkt dat Mehmed het plan moet laten varen. De regeling geldt alleen voor Turken en hij en zijn vrouw hebben immers de Ne derlandse nationaliteit. Consulente Janna komt bij een volgende ont moeting met een alternatief: een halve of hele baan bij een regio naal project dat tezamen vier be drijven vormt, waar mensen die op een of andere manier gehandicapt zijn, aan de slag kunnen. Mehmed kent het project. Zijn buurmeisje werkt er ook. Hij heeft er niets op tegen om daar eens een kijkje te gaan nemen. Maar hij heeft wel moeite met Janna's me dedeling dat hij in het begin niet meer zal verdienen dan hij nu krijgt uitgekeerd: „Dan kan ik toch net zo goed niet werken? Wat schiet ik er dan mee op?". Medio oktober krijgt Mehmed van een bij het project aangesloten be drijf een brief dat hij tot hun perso- neelskring kan behoren. Thuis ver telt hij waarom hij met hen in zee wil gaan: „Kijk, het is natuurlijk gek dat ze zo'n oude, vaak zieke man als ik weer willen laten wer ken, terwijl er duizenden jonge ke rels niets om handen hebben. Het arbeidsbureau zou die eerst eens moeten opzoeken. Maar van de andere kant kan het voor mij geen kwaad om passend werk te doen. Dan heb ik weer een doel voor ogen. En mijn vrouw vindt het ook goed. Ik ga daar dus maar aan de slag. Al vind ik het nog steeds gek dat je in Nederland met werken net zoveel verdient als met thuis zit ten".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 29