^ie stelt vast wat nze behoeften zijn? OPINIE ZATERDAG 16 NOVEMBER 1991 it de economie dienstbaar gemaakt •den aan de bevrediging van menselijke behoeften? Naar aanleiding van het deze in Doorn gehouden Christelijk Sociaal es discussieerden op verzoek van onze 't professor E. J. Bomhoff (47), hoogleraar netaire economie aan de Rotterdamse smus-universiteit, en professor danenschijn (60), hoogleraar ethiek aan de logische universiteit van de eformeerde Kerken in Kampen, over tvlakken tussen ethiek en economie. Op s pagina een weerslag van de discussie, i ouden op de Erasmus-universiteit, z ige maand had Manenschijn op een IJ enkomst van christelijke werkgevers )0gd dat het huidige economisch systeem i geert als motor van ontevredenheid en ii ds nieuwe, maar ook vaak nodeloze oeften schept (zie onze krant van 30 iber). Over de rol die het congres in j irn zou kunnen spelen zei hij: „We kunnen niet in een keer een hele samenleving veranderen. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht het kleine beetje dat we wel kunnen veranderen, ook daadwerkelijk aan te pakken. De economie dienstbaar te maken aan de bevrediging van menselijke basisbehoeften en aan een spaarzaam omgaan met onze natuurlijke omgeving, zodat het behoud van Gods schepping voor mens, dier en plant gestalte krijgt". In het verlengde van deze eerste stelling, praatten Bomhoff en Manenschijn over aanverwante onderwerpen zoals (de bestrijding van) milieuvervuiling en de economische groei en over de onontkoombaarheid van de ethiek bij economische vraagstukken in het algemeen. Na het aanvankelijk grote meningsverschil over de uitspraken van Manenschijn bleek de overeenstemming tussen beiden des te verrassender. iCUSSIE TUSSEN ECONOOM BOMHOFF EN ETHICUS MANENSCHIJN VAN VELTHOVEN hoff: In de stelling staat t: economie dienstbaar ge- t moet worden. Wie zou noeten doen? enschijn: Dat is een ch imperatief. Hoe dat noeten gebeuren is niet zo oudig te zeggen. niet zo, dat er een instan- die zegt dat dat moet. aar als niet gezegd wordt dat zou moeten doen en de gevolgen daarvan zijn, een lege uitspraak, lat is even te snel. Ik denk vij in een democratie via '•iieke beslissingsinstanties economisch apparaat itbaar zouden moeten ma- aan die behoeften. Of dat binnen de markteconomie ituurlijk een vraag apart, i moet daar een antwoord Lebben. Anders kun je ook zeggen: de mensen moeten beter gedragen. Dat is ook lege uitspraak. Het zou na- lijk mooi zijn als dat zo hoe krijgen we dat elkaar? denk dat dit gewoon kan het prijsmechanisme. Je l dus zaken die nadelig ivoor het milieu bijvoor- verschralen we deze dis tot een opmerking waar i -een het over eens is. lou, dat is zeer de vraag. er zit accijns op etten of benzine niet al om belasting te heffen, ook om de vraag er naar remmen, dan is daar na- lijk niemand op tegen, wat u voorstelt gaat na- ijk veel verder. Je kunt [stelling niet tot iets ver- waar iedereen het eens is. Als ik lees dat de .ie dienstbaar gemaakt worden aan de bevredi- van menselijke basisbe en, ligt het toch voor de dat ik denk dat de over- of de politiek gaat bepa- it die basisbehoeften zijn it ze dan lasten gaan hef- Mn die goedkoper te gaan en. Dan is de vraag of die eften voor iedereen het- zijn. Ik vraag U nu of le bedoeling is. 0e economie dienstbaar in aan de bevrediging van lelijke basisbehoeften en een spaarzaam omgaan onze natuurlijke omge- dat moet toch kunnen als ex sl( daarbij uitgaan ;x bl( ibeeld waarin de verant- 3 19S delijkheid tegenover God de medemens centraal Ik druk een wens uit. len, S Poi hillende opvattingen We moeten een lijst op- >n voor een maatschappij .vijftien miljoen mensen bedr r voor te zorgen dat basis- eften kunstmatig goed- worden en andere din- luurder. Ik vraag: wie zou loeten doen? )e Tweede Kamer moet Üjst niet opstellen, 'aar komt die uitspraak op neer. Ik neem die heel Dan zeg ik: iemand zal itj sede Kamer le gil )e economie dienstbaar iitsch (n aan menselijke basisbe- fin, brood, kleding. Wie de lijst opstellen van de ■lelijke basisbehoeften? De duur] de kamer? ee, nee ie dan wel? is een mogelijkheid om een gemeenschappelijk ïtief oord op te vinden. Wij als ose enschap met elkaar. I at is dus de Tweede Ka- Dat moet dan, dat hebt u and gif gezegd, gaan via belas- r- L laatregelen, subsidiëring es bij it soort kwesties. i at zijn middelen. *9 n it kan me niet schelen. Ik Prof. dr. E. H. Bomhoff dus een lijst moeten opmaken van die basisbehoeften. Dat neem ik heel serieus, anders komen we nooit ergens. Ik vraag: wie maakt die lijst. Ik ben bang dat het de Tweede Kamer is. Dat is een reden dat ik er tegen ben. M: Ik denk aan het referaat van Herman Wijffels (hoofddi recteur van de RABO-bank, red.) deze week in Doorn. Die zegt dus: allerlei groepen in de samenleving zetten de politiek onder druk om bepaalde zaken er door te krijgen, die tot dus verre niet opgenomen worden in de berekeningen van het nationale produkt, bijvoor beeld. Die druk moet door gaan, de politiek sluit zich tel kens aan. B: Dat is een ander onder werp. Laat ik proberen het zó duidelijk te maken. Als ik zon dag naar de kerk ga, en de priester zegt: luister eens vriend, het is voor jou om een heleboel redenen beter om in het bos te wandelen dan een slagroomgebakje te eten, dan zeg ik a, daar ben ik het mee eens, en b, ik heb er geen en kel bezwaar tegen dat hij dat zegt. Het. kan heel goed zijn daaraan te herinneren. Maar hier staat niet: we moeten ons zelf er aan herinneren dat wandelen in het bos beter is dan het eten van een sla groomgebakje in een hele hoop opzichten. Nee, hier staat „de economie dienstbaar ma ken aan de bevrediging van menselijke basisbehoeften". Wat ik daar uit opmaak is dat een of andere instantie een lijst gaat maken van basisbe hoeften. En dat die daarna gaat zorgen voor de middelen die daarvoor staan, namelijk subsidies, belastingen en dat soort kwesties, zodat de men sen zich daar aan gaan hou den. En wat ik wil weten is wie die lijst gaat maken. En als dat antwoord er niet komt, dan beperkt de uitspraak zich tot dat sommige mensen tegen elkaar zeggen dat in het dos wandelen beter is dan sla groomgebakjes eten. Persoon lijk ben ik het daar mee eens, maar vrijheid blijheid in die dingen. M: (met stemverheffing) Dat is een karikatuur. In de theorie van waarden groeit een over eenstemming over wat basis behoeften zouden kunnen zijn, hoewel daar natuurlijk altijd een marge in zit. B: Dat ben ik helemaal niet met u eens. M: Kleding, voedsel, onder dak, werk... B: Ouderwetse psychologie is dat, de rangorde van behoef ten, dat is volkomen verou derd. Dat bestrijd ik dus ook, dat punt. M: Maar u bent toch geen psy choloog, hoe weet u dat? B: Ik kan dat toch bestrijden, ik kan daar toch een mening over hebben?. Lange weg Manenschijn maakt vervol gens duidelijk dat hij niets voelt voor een machtsinstantie die iets zou moeten regelen: het gaat om een lange weg. Tegenwoordig zijn er al men sen die duidelijk kiezen voor minder werk, meer vrije tijd en dus ook minder inkomen. B: Dat is hun beslissing. M: Inderdaad, dat kan niet worden afgedwongen. Nergens staat, dat het moet worden af gedwongen. Ik houd aan werkgevers voor: maak er wat B: Toch lees ik er iets in wat Orwell beschrijft in ziin boek 1984. De overheid gaat oepalen wat goed voor ons is. M: Neen, neen, dat is niet mijn gedachtengang. Absoluut niet. Nee, we moeten niet in kari katuren praten. Dan komen we niet verder. De heer Bom hoff maakt er van: kan het wel en dan moet er een instan tie zijn die daarover autoritair beslist. Dat is in strijd met de ethiek. Sinds Kant weten we dat niet de autoriteit kan be slissen over wat er moet ge beuren, dat moet uit de men sen zelf voortkomen. De ethiek kan maar heel weinig doen. Het is een randver schijnsel in de samenleving, dat realiseer ik mij maar al te goed. Maar we proberen de mensen toch te beïnvloeden, door hen te laten zien wat een ethische beslissing is. B: In de stelling staat niet iets in de trant van: men moet niet echtbreken. Dat is een van de tien geboden en een appel aan het individu. Hier staat daar entegen een appel aan de sa menleving. Hier wordt gezegd: er zou een instantie moeten zijn die dat gaat regelen. Dan ben ik benieuwd hoe we dat verder gaan doen. M: Nee, neen. B: Dat is dus wezenlijk iets an ders dan het appel aan het in dividu. Ik vind het prima dat je zegt: je moet niet echtbre ken, je moet eerlijk zijn, je moet je kinderen goed opvoe den. Maar dit is geen appel aan het individu, dit is een ap pel aan die vijftien miljoen Nederlanders om zich te orga- l. Dan ben ik benieuwd hoe dat zal gaan in de praktijk. Wie dat gaat doen, die lijst en zo. M: Dus u maakt een soort on derscheid tussen een privé- moraal, waarin dan een gebod als 'gij zult niet echtbreken' een rol speelt, terwijl de pu blieke sector zo iets als mo- raal-vrij zal zijn. B: Er staat hier toch niet 'jij of de lezer' moet begrijpen dat wandelen in het bos Deter is dan slagroom gebakjes eten. Nee, er staat dat de economie dienstbaar moet worden ge maakt. Het onderwerp is: dat zijn we met z'n allen bij elkaar en iemand moet dat verder gaan doen. M: Ik zeg: het zou moeten kunnen. Mensen die in de eco nomie een centrale plaats in nemen, de werkgevers, die hebben dat ook ter harte geno men. In die zin, dat ze dus niet reageerden op de wijze waarop mijn confrater dat nu doet. In derdaad, dat zou moeten kun nen. We zitten een heleboel nutteloze dingen te maken omdat er geld aan te verdie nen valt. Eigenlijk zouden wij vanuit onze kijk op wat een goede samenleving is, wat een normaal goed functioneren van mensen is, moeten zeggen: je kunt beter andere dingen maken, maar daar is op het ogenblik geen markt voor. Een tweede vraag is natuur lijk, kom je zover? Nu, je komt er niet door dwang, niet door een instantie die een lijst op stelt, dat is allemaal onzin. Je komt er alleen door beïnvloe ding van de geesten. B: Dan kunnen we beter schrappen wat hier staat M: Nee, maar we kunnen wèl prioriteiten stellen B: Ja, voor ons zelf. M: Maar toch ook voor de sa menleving, om te proberen daar een compromis over te krijgen. Zo is het altijd gegaan. We hebben toch ook de ver zorgingsstaat, met die doelstel ling van volledige werkgele genheid, via een compromis verkregen. B: Het mooie van een vrije maatschappij is dat iemand die zegt dat hij liever een sla- groomgenakje eet dan dat hij in het bos wandelt, daar het recht toe heeft. M: De aap komt uit de mouw. U stelt de voorkeuren van het individu boven aan de lijst. Ongelimiteerd. B: Helemaal niet ongelimi teerd. Maar in dat soort dingen wel. Als iemand zegt: ik heb zin om de hele tijd vrouw en kinderen te slaan, dat kan dus niet, daar hebben we wetten tegen Er zijn wel grenzen. M: Dat is geen economische maar een ethische stellingna- me. B: Maar natuurlijk is het dat. Natuurlijk moet je economisch gezien bepaalde limieten stel len. O zeker, maar daar is geen verschil van mening over. Maar wel als iemand zegt, laten we de economische groei stop zetten. Dan wil ik weten wie dat gaat doen en hoe je dat doet. M: Maar dat zeg ik ook hele maal niet. Den Uyl De discussie komt nu op het onderwerp selectieve groei. Bomhoff heeft er zo zijn be denkingen tegen. B: Je moet goed beseffen wat dat in de praktijk betekent. De laatste keer dat selectieve groei een groot onderwerp was, was tijdens het kabinet van Den Uyl. Hij had toen be dacht dat de enige sector die nog mocht groeien de over heidssector was. Dat is eigen lijk het slechtste geweest, wat die regering heeft gedaan. En het gevolg daarvan is geweest dat een hele generatie ouders tegen hun kinderen heeft ge zegd: ga jij maar naar een school, zodat je later ambte naar mag worden en op een kantoor kunt gaan zitten. Daar hebben we in de jaren tachtig vreselijk veel spijt van gekre gen. Dat van die selectieve groei klinkt misschien soms wel aantrekkelijk. Maar als je vraagt wat het in de praktijk inhoudt, betekent het in feite dat een of andere politicus een toekomstvisie gaat opleggen. M: Je kunt met elke normatie ve uitspraak de verkeerde kant op gaan. Dat is het ken merk van normatieve uitspra ken. Maar om nu heel con creet te worden: op een confe rentie over technologische in novatie werd gezegd dat van de technologische produktie nu reeds zeventig procent mi lieuvriendelijk kan worden gemaakt. Maar dat gebeurt in feite slechts met dertig procent van de produktie. Er is dus een gat van veertig procent. Of die cijfers kloppen kan ik zelf niet beoordelen, maar hoe groot ook, het is dan in mijn visie de taak dat de samenle ving een hele grote rol speelt om dat gat te vullen. Als wij tenminste vinden dat wij voor onze kinderen en kleinkinde ren een wereld moeten achter laten die voor hen leefbaar is. Dót is het punt. B: De beste kans om dat voor elkaar te krijgen, is snelle eco nomische groei. Dat is de re den dat ze in Zwitserland voorzichtiger met het milieu omspringen dan in Oostenrijk. Prof. dr. G. Manenschijn Dat is niet omdat Zwitsers zo veel edeler mensen zijn of be ter nadenken over hun kinde ren of kleinkinderen, maar omdat het een rijker land is dan Oostenrijk. Daarom gaan wij hier beter met het milieu om dan in Oost-Europa. Niet dat het ze niks kan schelen. Natuurlijk kan het ze wat schelen, maar het zijn arme landen, dus moeten ze wel ko len stoken. M: Daar ben ik het mee eens. B: Dus juist degenen die be zorgd zijn over het milieu, zouden moeten zien dat hoe sneller de welvaart groeit, hoe rijker het land is, zodat je a) des te meer je produktie kan ombuigen in minder gebruik maken van grondstoffen en energie en b) je des te meer middelen hebt om dat te doen. M: De moeilijkheid is dan wel hoe je de rijkdom van een land definieert. Welke indicatoren stop je in het berekeniingsmo- del? In de DDR stopten ze er bijvoorbeeld ook de bierpro- duktie in, terwijl het alcoholis me daar een buitengewoon groot probleem is. B: Het standpunt dat we de economische groei onmiddel lijk moeten stopzetten dat wordt ook wel gezegd vanwe ge het milieu is een ernstig misverstand. Wat je ziet is dat de rijkste landen daar nog het meeste aandacht aan besteden. Consument B: Onze meningsverschillen liggen bij het eerst genoemde punt, dat van de basisbehoef ten. Ik zou het heel onverstan dig vinden, als de politiek ging uitmaken wat verstandig is om te doen. M: Hoe moet ik duidelijk ma ken dat ik het daar enerzijds helemaal mee eens ben, en dat ik anderzijds de vrijheid van de consument een te beperkt begrip vind. Die vrijheid kan namelijk worden ingevuld door educatie, door cultuuro verdracht door beïnvloeding, opiniemakers. Als je uitgaat van de betalende consument, dan definieer je de mens als een homo economicus, die zich laat leiden door zijn begeerten en niet door andere impulsen. Ik zie daar een te beperkt mensbeeld in. B: De geschiedenis heeft toch wel geleerd dat allerlei politici, die we een generatie geleden bewonderden zoals Kaunda, Nyerere, Castro, mensen die ook steeds de mensen voor hielden dat onderwijs en schoon water belangrijker wa ren dan het verzamelen van materieel bezit, dat we daar niet mee uitkwamen. Iemand als Kaunda in Zambia, die pre cies die dingen heeft gezegd, die hebben ze nu met een ver pletterende meerderheid ver slagen. In de politieke praktijk gaat dat soort idealen heel vaak gepaard met dwang, soci alistische bureaucratie. En nu zie je dat Nyerere weg is, Kaunda weg en in Cuba zitten ze ongetwijfeld te wachten op de dag dat Castro is vertrok ken. Het waren en ziin alle maal mensen die dezelfde soort retoriek hanteerden. M: Voor mij is het geen kwes tie van retoriek. Het eigenlijke punt is niet dat ze die voorstel lingen hadden, maar dat er geen democratische controle was. B: Dat is ook het gevaar als we over die idealen praten. M: Opnieuw: ik ben tegen dwang in deze zaken. B: De consumentenvrijheid ligt een beetje op hetzelfde vlak als de vrijheid van ouders om hun kinderen op te voeden zoals zij willen. Stel je voor dat een aantal kinderen een kin derbeweging opricht, waarin gezegd wordt dat het heel slecht is dat kinderen zo wor den opgevoed als ze door hun ouders worden opgevoed. We hebben hier een maatschappij die zegt dat ouders het recht hebben hun kinderen op te voeden naar hun eigen inzich ten. Hoewel de meeste ouders amateur zijn in die dingen en geen idee hebben van wat de beste manier is, willen wij niettemin die vrijheid niet aantasten tenzij in heel extre me gevallen. De wetgever kan pas ingrijpen, en ouders dat recht ontnemen, als ouders het heel bont maken. Zo bekijk ik toch ook die consumentenvrij heid. Dus zodra we gaan den ken: wat jammer toch dat zo veel mensen chips zitten te eten en voor de televisie zit ten, terwijl ze toch veel ver heffender dingen zouden kun nen doen. Zodra je daar dwang gaat invoeren, dan vind ik daar hetzelfde van als wat ik gezegd heb over de relatie tus sen ouders en kinderen. M: Maar u kiest uw voorbeel den wel heel suggestief: on schuldige zaken als een gebak je eten of chips. Maar ik neem aan dat u die consumenten vrijheid natuurlijk niet zo ver door trekt, dat u ook de drugs verslaving tot de consumen tenvrijheid gaat rekenen. En het alcoholisme, dat in onze samenleving tot een probleem gaat worden, gaan we toch ook niet tot de consumentenvrij heid rekenen. En als u daar een grens zet, dan is dat geen economische grens of een prijsmechanisme, maar een ethische grens. B: Ja. Niettemin is het zo, he laas dan maar, dat mensen de vrijheid hebben om domme dingen te doen. Je kunt ze er inderdaad niet van af houden hun kinderen slecht op te voe den, zich vol te vreten en hun gezondheid te verwoesten. En bij elkaar is dat alles toch be ter dan '1984'. M: Maar we kunnen mensen wel verantwoordelijk stellen voor hun gevaarlijke gedrag en dat is een teneur van het Christelijk Sociaal Congres. Als ze zeer ongezond leven hebben ze, naar mijn opvat ting, in het geval er prioritei ten moeten worden gesteld wat minder recht op medische zorg. B: Daar zijn we het over eens, dan zijn we een stuk opgescho ten. Tenslotte de laatste stelling. De economische wetenschap prentendeert niet meer en niet minder dan te bestuderen hoe de nationale welvaart kan toe nemen. M: Bomhoff denkt daar ver schillend over. Als u het over de economie hebt die door vijftien miljoen mensen wordt gemaakt, dan heeft u het over het gedrag van mensen. Je kunt ook zeggen: economie is inderdaad een wetenschap die bestudeert wat in die stelling staat. B: Ik ben het er ook niet mee eens. Aan alle aspecten van de samenleving zitten economi sche kanten. Je hebt geen eco nomie sec. De maatschappij hangt niet alleen aan elkaar omdat iedereen druk bezig is winst te maken, maar ook om dat er gemeenschappelijke normen en waarden zijn en omdat mensen elkaar een beetje kunnen vertrouwen en omdat ze op een behoorlijke manier met elkaar omgaan. Dat hoort er dus allemaal bij M: Er is dus een heleboel ethiek geïmpliceerd in econo misch gedrag. B: O zeker, natuurlijk. Paul van Velthoven: Dat is een mooi slot. M: De realiteit is evenwel dat heel veel mensen in de econo mie irrationeel handelen. B: Dat komt ook voor. Dat is hun vrijheid. Ze hebben ook de vrijheid hun kinderen slecht op te voeden. M: Dat wil zeggen dat niet elk economisch gedrag rationeel gedrag is. B: (Lachend) Ja, kijk naar ons bijvoorbeeld: wij zitten hier nou wel te praten maar we hadden in dezelfde tijd iets kunnen bijverdienen. (Paul van Velthoven is redac teur van onze krant.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 7