naie Twintigjarig avontuur Spinoza is actueel stuk" fi ZATERDAG 26 OKTOBER 1991 DEN HAAG - „Nieuwe toneelgroep Appel ontvouwt plannen: vijf toneelmensen zien geen mogelijkheden meer bij grote gezelschappen". Onze krant van 18 januari 1972. En daarbij die inmiddels klassieke foto van het vijftal in een boomgaard in Asperen, in de tuin van de boerderij die het echtpaar en nieuwe Appel-leden Chrisje Ewert en Carol Linssen daar hadden. De fruitige naam van het nieuwe gezelschap moet iets 'wezenlijks' suggereren, lees ik in mijn eigen stukje, „een verloren gegane binding met de natuur". Subsidie is er dan nog niet. Maar er wordt gehoopt op het bedrag dat bij sub- sidiënten vrij is gekomen door het weg vallen van Toneelgroep Studio. Drie ton. Het eerste Appel-programma zal in augustus in de Amsterdamse Brakke Grond te zien zijn. De Appel bestaat dus eigenlijk helemaal nog geen twintig jaar. Dat zou - als je de eerste voorstelling destijds als meet punt neemt - pas volgend seizoen zijn. Bij De Appel hebben ze de omstandighe den even naar hun hand gezet, zoals ze dat trouwens al jaren gedaan hebben. Op het toneel, en daaromheen. Ze moesten wel, het werd zelfs hun allersterkste punt. Want een gezelschap van twintig, pardon negentien, jaar oud is in het hui dige theaterbestel een unieke zaak. Kom er nog maar 's om in een tijd waarin het gesubsidieerde toneel steeds holler ging klinken in steeds legere schouwburgen, waar alle grote instituten van weleer het loodje gelegd hebben en iedereen almaar weer gedwongen is opnieuw te beginnen. Misschien heeft De Appel het zo lang uitgehouden omdat de groep het Op nieuw Beginnen ingebouwd heeft als principe. De veranderingen in behuizing, het bijna gebruikelijke ombouwen van het gehele Appel-theater met bijna elke voorstelling. De Appel gaf zichzelf en het publiek niet de gelegenheid zekerhe den in te bouwen: het was elke keer weer terug naar een chaos en opnieuw een vorm vinden. De enige zekerheid die je had was die van het avontuur. Van een ander soort theater, van een artistiek proces waar je met je neus bovenop kon zitten. Bij de eerste eigen voorstelling, van Inez van Dullemens 'God op aarde', hoor ik regisseur Erik Vos in onze krant van 20 november '72 zeggen: „Wij wil len terug naar de primitieve driften in de mens". En ik lees dat De Appel dan al de draad oppakt die de groep lang vast gehouden heeft: werken met musici. Leo van Oostrom op saxofoon en Martin van Duynhoven op drums. Voor de voorstelling over de verhouding God-mens wordt materiaal gebruikt uit de Scheveningse haven. En jawel, even later - februari '73 - is de groep, die tot dan in Den Haag in het HOT speelt, echt in Scheveningen beland. In een ei gen 'Theater aan de Haven', een omge bouwde elektriciteitscentrale. De wereld van Peer Gynt wordt er een maand later neergezet in een decor (van Niels Ha mel) yan draaiende tonnen die mèt het fantasie-wereldbeeld van Gynt zelf in duigen vallen. Het eerste staaltje van een innig verstrengeld samengaan van een visionaire visuele aanpak en de origina liteit van de regie: meestal Erik Vos, sa men met Hamel en later Tom Schenk. Met acteurs als Carol Linssen en Peter van der Linden, wiens carrière hand in hand ging met die van Vos zelf. Van der Linden maakte de reis mee die regisseur Vos ondernam via de commedia dell'ar- te, de Shakespeares, de Griekse tragedies (De Perzen in Carré) naar De Appel. La ter komen daarbij Aus Greidanus, Henk Votel, Willem Wagter, Sacha Bulthuis, Geert de Jong. Het gezelschap ontdekt nieuwe acteurs, de 'oude' die weggaan komen steeds weer op het honk terug. Bloedend hart onze krant op 'Peer Gynt'. Twee woorden die centraal zullen blijven. De Appel blijft wagen, en wint omdat het daardoor altijd boeit. In die eerste recen sie op de geheel in Den Haag geprodu ceerde voorstelling hoor ik teruglezend bovendien iets door dat ik me van latere Appel-produkties herinner. Meestal ging je mee in die toverwereld van Vos en de zijnen. Soms zat hun exuberante aanpak in de weg, beviel een stuk je niet. Soms kwam de vorm niet herkenbaar uit de chaos boven water. Je had als recensent dan altijd iets van: „Jammer, jammer, jammer". En je ging dat 's avonds ter re dactie met bloedend hart zitten schrij ven. Want terwijl andere gezelschappen je vaak gestolen konden worden, je niet verder raakten dan in je toevallige toe schouwersschap, had je bij De Appel toen al het gevoel „dat je er bij hoorde". Als iets voor jouw gevoel mislukte, deed dat pijn. Dat 'erbij horen' werd een sleu telwoord in de verhouding die De Appel met Den Haag en zijn publiek ontwik kelde. De Haagse Comedie in z'n glorie tijd had z'n vaste kern liefhebbers. Maar de verhouding was koel vergeleken met wat De Appel zou losmaken. Ik denk dat geen enkel gezelschap in Nederland zo'n band met z'n publiek heeft en heeft ge had. De Appel kon een beroep dóen op rekwisieten, het publiek bracht ze in gro te hopen. De Appel vroeg om financiële steun, die kwam er. Het is een kwestie van de kip en het ei, maar een feit is dat de trouw van dat Haagse publiek De Ap pel gemaakt heeft. Het is die trouw die die twintig (pardon negentien) jaar mo gelijk heeft gemaakt. In onze krant van 29 september '73 mag ik verslag doen van de allereerste symptomen van dat aparte Appel-wereldje: 'De acteurs zelf schenken de plastic bekertjes met koffie in de foyer van het Theater aan de Ha ven; artistieke leiders Erik Vos en Peter van der Linden tref ik er op de vloer van de 'directiekeet' aan terwijl ze affi ches en folders aan het vouwen zijn. On danks het feit dat Den Haag dat jaar z'n eerste subsidie aan de groep gunt'. Soepjurken Daarna rijgen de voorstellingen zich in de herinnering tot een kleurrijk en bizar lint aaneen: De Appel speelt Kafka. Kopregel boven mijn reactie: „Bolhoe den, hoge zijden, soepjurken en slobber- pakken als inspiratiebron". Het publiek heeft ze, na een verzoek daartoe per ad vertentie, aangedragen. Erik Vos zegt: „Zoals we hier werken, heb ik in ons land nog nooit meegemaakt. De 'tech niek' speelt ook mee. De technische ploeg is er de hele repetitie-periode bij, improviseert mee met de acteurs via bij voorbeeld de lichtspots, en komt met al lerlei muziekbanden aanzetten". De rol van het publiek blijkt duidelijk uit een krante-reactie op De Appels 'Don Juan': „De 'try-outs' zitten al vol, voordat er ook maar één woord in de pers is ver schenen over de voorstelling". Het pu bliek eet uit de hand van Erik Vos en de zijnen. En dus wordt het tijd voor ver andering. Eind '76 laat Erik Vos twee maal een storm opsteken. De eerste is een prachtige voorstelling van Shakespe are's 'The Tempest', de tweede waait om het gebouw waar die voorstelling plaats vindt: een leegstaande manege aan de Duinweg, voormalige remise van de paardetram, die door Vos c.s. zal wor den omgebouwd tot Appel-theater. De afdeling Kunstzaken van de gemeente Den Haag weet van niks. ziet de reke ning al voor zich, hoewel Vos belooft al les in eigen beheer op te knappen. Hij is uit zijn Theater aan de Haven gegroeid, wil zowel voor publiek als voor de artis tieke intenties van De Appel méér ruim Scène uit Spinoza van Joshua Sobol, onder regie van Erik Vos. te. Zijn stap is eigengereid, hij gokt op de 'goodwill' van het gezelschap, gooit zijn eigen gewicht in de schaal door te dreigen op te stappen als de gemeente er niet aan wil. Deze week zit ik met Erik Vos zachtjes over destijds na te grinni ken in de foyer van dat Appel-theater. Vos: „Ik heb later tegen de gemeente ge zegd: Als ik 't jullie normaal gevraagd had. hoe hadden jullie dan gereageerd? Met 'nee', was het antwoord. Zie je wel, zei ik. En nu is De Appel met z'n eigen huis een vlaggeschip voor Den Haag ge worden". Dat uitgekiende doordram- men-met-resultaat kan alleen in Den Haag, denkt Vos. „Den Haag heeft nooit zo'n sterk kunstbeleid gehad. Ze weten 't zelf ook niet zo goed, zijn geneigd te luisteren. Carel Bimie (Danstheater, red) en ik zeggen wel eens tegen elkaar: Dank zij dat zwakke kunstbeleid hebben wij bereikt wat we wilden en heeft Den Haag twee prachtige theaters". Klapstuk In het eigen Appel-theater wordt de groep van Erik Vos definitief volwassen. In het Theater aan de Haven was al be gonnen met Ayschylos' 'Agamemnoon', aan de Duinstraat wordt de hele 'Ores- teia' neergezet. „De Appel brengt artis tiek klapstuk van drieëneenhalf uur" schrijft onze krant. De injectie met nieuw regie-bloed, waaraan de acteurs al in het oude theater behoefte voelden, wilde daar maar niet lukken. Ook aan de Duinweg blijven het in de eerste plaats de voorstellingen van Erik Vos zélf die de hoogtepunten vormen: Shakespeare's 'De Feeks' in '78, Gorki's 'Op de bo dem' een jaar later, 'Mahogany' van Brecht/Weill, 'Koning Lear', 'Hamlet', Joshua Sobols 'Ghetto', 'Anthony en Cleopatra'. Maar intussen dient zich re gie-talent uit de eigen gelederen aan: Aus Greidanus ('Rosencrantz en Guilden- stern zijn dood', 'Mutter Courage'), Ro bert Prager, en vinden gastregisseurs als Hans Croiset (Goethe's 'Faust') en Lode- wijk de Boer - die inmiddels vaste voet aan wal heeft in Scheveningen - op hun eigen manier succes met de groep. Erik Vos ligt inmiddels vele malen in de clinch met de Raad voor de Kunst, die De Appel dan weer te weinig vernieu wend vindt, dan weer te weinig maat schappelijk relevant toneel vindt spelen, dan weer te veel 'op het publiek' vindt werken. Het maakt Vos woedend, hij voelt zich er ronduit door beledigd, moet zich bij z'n collega's in die Raad (van welks functionneren hij zelf al jaren geleden afscheid heeft genomen) elke keer weer waarmaken. Kruisverhoor Vos, verontwaardigd terugkijkend: „Ik ga er nooit meer heen. De laatste keer dat ik er was, leek het wel een kruisver hoor". De Raad die de subsidiegevers moet adviseren (die gelukkig niet altijd luisteren) heeft nogal eens stampvoetend en brekerig rondgelopen in de porselein kast van het Nederlandse toneelklimaat. Twintig jaar naast De Appel kijkend, zie je ook twintig jaar scherven. De altijd jong ogende Appel heeft zich in die tijd gehandhaafd, zich er geen barst om be kommerd en is doorgegaan. Met elke keer weer volle zalen. Met Vos en zijn unieke regie-stijl. „Ik moet er altijd een chao^ van maken om tot een vorm te komen", karakteriseert hij zijn werkwij ze, waarin hij de acteurs zelf mee laat zoeken naar de weg die tot de première leidt. „Zonder chaos geen voorstelling". Erik Vos is De Appel, al is De Appel niet alleen Erik Vos. En als hij weg is? Vos: „De Appel is een schip. Als ik weg ga, komt er een andere kapitein. Die zal een andere koers varen, dat moet, dat kan niet anders". Maar varen zullen ze. Laatste vraag. Stiekem, naar de bekende weg: Had De Appel twintig (okay, twin tig) jaar in Amsterdam kunnen bestaan? „Nee", zegt Erik Vos beslist. „Daar had iedereen zich met je bemoeid en je al lang weggedirigeerd of weggeïntrigeerd". DEN HAAG - „Met het oordeel der engelen en de uitspraak der heiligen vloeken, bannen, verwen sen en vervloeken wij Baruch de Espinoza met toestemming van de gezegende God en geheel deze hei lige gemeente voor de heilige boe ken der Thora en 613 voorschrif ten die daarin geschreven staan- ...etc". De begintekst van de banvloek die de joodse gemeente in Amsterdam over Spinoza uitsprak op 27 juli 1656. Spino za. de in 1632 op de Amsterdamse Vloonburg (waar de Zwanenburgwal Amsterdam instroomt) geboren telg uit een oud geslacht van voor de inquisitie gevluchte Sefardische joden, werd de enige filosoof van wereldbetekenis die Nederland zou opleveren. De joodse banvloek dwong hem in een iso lement waarin hij zijn eigen vi sie, tegen de joodse traditie in, op de bijbel, de wetten en het godsbeeld zou blijven formule ren tot hij die uiteindelijk in zijn laatste en belangrijkste werk, de Ethica, vorm kon ge ven. Hij stierf in 1677 in het huis van de lutherse (in die dagen daarom ook als min of meer ketters geziene) meesterschilder Henderyck van der Speyck, bij wie hij woon ruimte had ge vonden aan de Haagse Pavil joensgracht. Hij werd begraven achter de Nieu we Kerk. Die Spinoza is het onderwerp van een nieuw stuk van de Israëlische schrijver Joshua Sobol bij Toneelgroep De Appel. De Appel speelde eerder Sobols 'Ghetto'. De schrijver kwam er viermaal naar kij ken, ging van de groep houden en kreeg een vriendschapsband met artistiek lei der en regisseur Erik Vos. Vos vroeg hem of hij een nieuw stuk voor de groep wilde schrijven. Sobol aarzelde. „Waaro ver?", was z'n vraag. „Over Spinoza", antwoordde Vos. Sobols antwoordde met een onmiddellijk 'ja'. „Waarom nu opeens ja?" vroeg Vos. „Ómdat ik op Spinoza afgestudeerd ben aan de Sor- bonne", antwoordde Sobol. „Toeval", zegt Erik Vos. En meteen daarachter aan: „Maar volgens Spinoza bestaat toe val niet". is een afweging. Ik begrijp die problema tiek. Maar een 'ban' is een ongelooflijk harde maatregel. Mag iemand denken wat hij wil?" „Ja, zeg ik. Maar kan hij altijd zeggen wat hij wil?? Sobol heeft die problema tiek aan den lijve ondervonden. Hij schreef een stuk, 'De Palestijnen', voor het Haifa-theater waar hij werkte. Daar in neemt hij het voor de Palestijnen op. De Israëlische regering dreigde de subsi die te stoppen als hij zijn functie niet ter beschikking stelde. Sobol is weggegaan. Tegenover Spinoza zet Sobol in zijn stuk Juan de Prado neer. een historische fi guur, al heeft hij die 'ingevuld'. Prado capituleert wèl. Ómdat hij een zwakker mens is. Omdat hij zegt: 'Ik wil niet in isolement leven, ik wil vrouwen, ik wil genieten'. Je zou kunnen stellen dat Spi noza en Prado twee kanten zijn van één en dezelfde figuur". Ketterij Erik Vos: „Sobols 'Spinoza' is een actueel stuk, omdat het conflict actueel is. Dat van de vrijheid van een individu en de verantwoorde lijkheid die hij tegenover een groep draagt. Spinoza leefde in een tijd dat de joden in Amsterdam elk ogenblik verwachtten als volle dig Nederlandse staatsburgers erkend te worden". m FOTO: SP Naakte man Erik Vos grossiert in voorbeelden waarin duidelijk wordt dat het keuzen van alle dag zijn. „Bij onze repetities zijn ortho doxe joden komen kijken. In het stuk komt een naakte man voor. 'Dat is bele digend', zeiden zij, 'een naakte man te gen ver een rabbi. Dat mag je niet verto nen, dat is heiligschennis'. Maar, zei ik, die man doet dat in zijn wanhoop. Die man zegt tegen die rabbijnen: 'Ik kan jullie laten zien dat mijn huid verbrand is, dat ik gemarteld ben door de inquisi tie'. En hij kleedt zich uit. 'Mag ik jullie huid eens zien?', vraagt hij. In 'Ghetto' laat Sobol een jood sjacheren met de Duitsers. Judith Herzberg zag de opvoe ring in Israel en is er uit weggelopen. Ze vond dat dat absoluut niet kón. 'Israël is een land in oorlog, en dan laat je geen jood'zien die heult met de vijand', stelde zij. Sobol toont in 'Spinoza' hoe gruwe lijk het is om op te willen gaan in een groep", zegt Vos. „En hoe gevaarlijk het is wanneer je dat niet doet. In Amerika werden nog niet zo lang geleden talloze mensen ontslagen omdat ze het voor Cuba opnamen. Het kostte ze hun baan". En van 'baan' naar 'ban' is een kleine stap, bedoelt hij. Die Spinoza-studie was niet de enige re den voor Sobol. Regisseur Erik Vos legt uit: Dat is gruwelijk, dat is ketterij. Dat kunnen de joden op dat moment abso luut niet hebben. De vraag van de jood se gemeente is: 'In'hoeverre kunnen wij een individu, iemand als Spinoza, vrij laten als dat ten koste van de vrijheid van tienduizenden joden kan gaan?' Dat £eidóc@ou4cmt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 21