HO Bij mij is lies gericht '»p snelheid" Negentien manieren om een kus te beschrijven 3: 3; wijgen tegen de tweeslachtigheid li KUNST/RTV/BOEKEN 13 Vleugel zit De Waal in de weg tidaeSouocwit Guépin: 'De kunst van Janus ndus' - 'De kussen en andere met een bijdrage van P. man. Uitgave Bert Bakker. Prijs )AQs intes ;hoof' ïen ede or e« t pal* igje in. leen ;t de ZATERDAG 19 OKTOBER 1991 VERSTAPPEN zeer jong gestorven Ne- andse auteur die leefde •n 1511 en 1536 komt in de rlandse schoolboekjes literatatuur niet voor. In 0 tandaardboek over de Ne- andse literatuurgeschiede- van Knuvelder worden paar ingewikkelde zinnen deze Janus Secundus be- „Een Janus Secundus met het bijbels humanis- niets meer uit te staan, tracht, volkomen ge- als hij is door de profane iieken, de ouden in hun aren". En daar t Knuvelder nog een mooie, ouderwetse beoordeling aan toe: „Hier is de dienstbaar heid van de klassieken aan het katholiek ideaal, waardoor het aanvankelijk bijbels humanis me uit de eerste tijd werd ge kenmerkt, vervangen door hun overwicht, dat de klassie ken maakt tot de volstrekt be wonderde en liefst in de oude talen na te volgen auteurs". Het prachtige boek dat Guépin gemaakt heeft van de gedich ten van deze Janus Secundus bevat heel helder de originele teksten en de bijbehorende vertalingen van de hand van J. P. Guépin. De teksten waar het om gaat heten de 'Kussen' en inderdaad, in de Latijnse gedichten van Secundus, die snaakse Haagse jongen, die la ter in Mechelen woonde, gaat het om kusjes en diepe kussen, zoenen en natte zoenen. Nee, beslist niet meer, geen seksue- pas. In het eerste deel van dit prachtige boek over de kunst van Janus Secundus, vindt de lezer de 'kus'-gedichten. Op de linkerpagina de originele La tijnse tekst, rechts de vertaling van Guépin. Er zijn maar liefst negentien uitvoerige gedichten over allerlei manieren van het uitwisselen van een kus. Een voorbeeld maakt veel duide lijk. Ik kies daarvoor het op zich heel begrijpelijke 'De tiende kus'. Dat begint als volgt: ,,Mijn hart wordt niet door één bepaald soort kus gebroken, met natte lipjes rijg je natte zoenenGoed. Een droge kus is soms van charme niet verstoken, als daardoor lauwe gloed on der mijn ribben broed. En zo gaat dat dan verder tot de slotregels, die ik er ook maar even op laat volgen: Wie 't eerst te kort schiet in die kunst van wederblijken, die hore deze wet met neerge slagen blik: Dat, hoeveel kussen eerst ge geven zijn, zoveel geeft wie verloor. Alleen. Va riaties evenveel." Duidelijk genoeg: Guépin geeft een prachtige, heel hel dere en vooral ook leesbare versie van deze vroeg-Renais- sancistische Latijnse poëzie van een Nederlandse dichter. Maar met deze ingenieuze en briljante teksten is dit boek nog lang niet kompleet. Want er is zoveel meer. Naast deze merkwaardige erotische ge dichten van Secundus zijn klassieke dichters opgenomen, die zijn voorbeelden geweest moeten zijn, ook met vertalin gen van Guépin. Catullus na tuurlijk en latere dichters, uit de jaren rond 1500. Daar was ook veel belangstelling voor erotische gedichten, die soms veel verder gingen dan wat Secundus, toch een keurige Nederlandse jongen, in zijn Kus-gedichten aan de orde stelde. Maar dan is het boek nog lang niet uit. Want nadat er zo'n tweehonderd pagina's zijn be steed aan deze gedichten, volgt er nog een reeks uiteenzettin gen over Secundus, zijn poëzie en de traditie waar die in hoort, van nog eens driehon derd bladzijden. Allerlei aspec ten komen aan de orde. De le vensloop van de auteur Secun dus, kind uit een gezin van achttien broertjes en zusjes, waarvan drie broers bekend werden. De auteur leefde voor onze begrippen heel kort, hij werd vijf en twintig jaar oud. Veel over de technische en historische aspecten van dit soort poëzie volgt in dit boek. Heel boeiend voor deskundi gen, die er veel in leren over van die tijd. Het fraai uitgege ven boek (van Bert Bakker) verdient alle aandacht van wie belangselling heeft voor de li teratuur van de late middel eeuwen en de vroege renais sance. De speelsheid van deze teksten, de enorme literaire kennis en eruditie die er uit spreken - van zo'n jeugdig au teur! - is waarlijk verbazend. Liefhebbers mogen zich dit vooral niet laten ontgaan. de Winter (1954) behoort inmiddels tot de tien meest zen schrijvers in Nederland. Zijn romans 'Zoeken naar in', 'Kaplan' en 'Hoffmans Honger' gaan als warme broodjes de toonbanken van de boekwinkels. Hoewel De Winter zijn ie aan (ie filmacademie in Amsterdam afbrak, bleef hij de matografie trouw. Zo maakte hij naam als regisseur van de 'De Grens' en bovendien bewerkte hij een aantal van zijn :en zoals 'Zoeken naar Eileen' tot filmscenario. Voor de risie bewerkte hij samen met regisseur Frans Weisz het boek nader inzien' van J. J. Voskuil. Deze film werd onlangs oond met drie Gouden Kalveren. Onlangs verscheen zijn wste roman 'Supertex', waarin de joodse identiteit opnieuw >elangrijkste thema vormt. Hoewel de verkoop van deze in uiterst succesvol verloopt en ook het buitenland ïgstelling voor dit boek heeft, waren de kritieken nderlijk slecht. Met opmerkingen als 'vlakke stereotypen', waarachtig', 'banaal', 'kitscherige contrasten' en 'de rvlakkigheid van Bouquetreeks' veegden recensenten de aan met De Winter's 'Supertex'. <0 m JON DE WINTER SCHOKT CRITICI V6 n wij fNEMIEK VAN DER VEGT >als een n reis- Is wat aan de hand met al jitkeriijtukken. Ze zijn zo fel ge wen dat het lijkt of die isenten mij willen ver den. En dat voor zo'n eenvoudig verhaaltje. Ik ijp daar werkelijk niets Aanvankelijk had ik er loze nachten van, maar ïeb ik me voorgenomen recensies meer te lezen, publiek trekt zich er ge- niets van aan. Trou- hoe slechter die recen- zijn, hoe beter mijn boe- verkocht lijken te wor- aldus Leon de Winter, ïrtex' gaat over de joodse Max Breslauer, die aan he t voor ITE nten e k in Line. Kie fears" tui showcrui textielconcern Supertex, keten winkels van goed- confectiekleding. Max oppervlakkig gezien alles zitten wat een man geluk- can maken, van een luxe rtement en een peperdure een beeldschone idin. Voldoening over zijn tijl heeft hij echter al- inst. Door de houding van vroegere geliefde en zijn aan wcdie beiden zijn overge- tot de orthodoxjoodse re- raakt Max in conflict met joodse identiteit. Boven- 1 moet Max inzien dat hij alleen in de voetsporen :ijn door hem allesbehalve ■■■j fde vader is getreden, BHèHj zelfs diens karakter ge- ërfd heeft. Hij beschouwt zich zelf als een nep-jood, die niets beters weet te doen dan op sjabbath in een Porsche rond te rijden. Zijn leven is onbete kenend en leeg. Voor zijn pro blemen doet hij een beroep op de hulp van een psychiater, die hij een hele zaterdag voor zichzelf inhuurt. Als hij zijn levensverhaal verteld heeft, komt hij er tenslotte achter dat hij van zijn vader niet alleen Supertex heeft geërfd, maar ook een schat aan jiddische ge zegden. Speciaal daarvoor mag hij als doorgeefluik dienen en kan hij zijn bestaan toch nog inhoud geven. Onderhoudend Leon de Winter: „Alles in mijn boeken is gericht op vaart en snelheid. Het is mijn opzet dat mensen in één adem door mijn boeken heen vlie gen. En daarbij moet de in houd geestig en onderhoudend zijn, al wil dat niet zeggen dat de materie gemakkelijk is. Dit laatste boek gaat over de dub belheid in het gevoelsleven van de huidige generatie jo den, de tweeslachtigheid die de nakomelingen van de over levenden van de tweede we reldoorlog ervaren". „Mijn boeken hoeven geen meesterwerken te zijn, als ie dereen ze maar kan begrijpen-, van boekhouder tot hoogle raar. Qua toon valt mijn werk waarschijnlijk zo buiten de gangbare literatuur, dat de cri tici het niet kunnen plaatsen. Dat is de enige reden, die voor mij die vreemde, radeloze, verwrongen aanvallen ver klaarbaar maakt. Het mag ge woon niet zo zijn dat iedereen de inhoud meteen kan begrij pen. Omdat het boek te onder houdend en te makkelijk toe gankelijk is, kan het volgens de meeste critici onmogelijk nog literatuur zijn. Dat is vol gens mij de boel op zijn kop zetten. Je kunt toch heel goed verschillende vormen van lite ratuur naast elkaar hebben. Mijn eerste boeken waren veel gelaagder geschreven en wer den in de pers ook beter ont vangen. Ik was toen natuurlijk een stuk jonger en zocht naar mysteries en dubbelzinnighe den. Maar als je ouder wordt, zijn eenvoud en duidelijkheid veel belangrijker. En dat is de stijl die nu bij me past. Ik wil de lezer blijven behagen met vlot en glashelder geschreven verhalen". Emoties Hoewel de romans van Leon de Winter in rap tempo na el kaar uitkomen, is er met de voorbereiding van elk boek toch al gauw een paar jaar ge moeid. Weliswaar zijn de emo ties aan de innerlijke leefwe reld van de schrijver zelf ont leend, „Ik weet helaas wat een verbroken relatie betekent en die moeilijkheden met overge wicht zijn me ook niet onbe kend", maar van de gefingeer de situaties wil De Winter zich een zo goed mogelijk beeld vormen. Daarvoor gaat hij op stap om alles zo nauwkeurig mogelijk uit te zoeken. Elke plek die in een boek beschre ven is, wordt eerst door de schrijver zelf bezocht, opdat hij de sfeer als het waren kan proeven en ruiken. Zo reisde De Winter voor 'Supertex' naar Marokko, terwijl hij voor zijn nieuwe boek, dat eind vol gend jaar uitkomt, Rusland en Israël bezocht. „Vaak lopen de ideeën en voorbereidingen voor nieuwe romans door elkaar heen. Elk boek heeft zo zijn eigen broed tijd, die jaren kan duren. 'Su pertex' speelt in de confectie- wereld, een wereld die ik to taal niet kende. Ik moest me daar eerst grondig in verdie pen. Die internationale confec- tiebusiness vormde het ideale decor voor het verhaal dat ik wilde schrijven. Ook die jiddi sche gezegdes had ik nodig, net zoals Spinoza in 'Hoff man's Honger' het contrapunt van Felix Hoffman vormt. Het verhaal is er dus altijd eerst. Daarna kijk ik pas wat voor thema's ik daarvoor kan ge bruiken. Voor al die jiddische spreekwoorden bezocht ik New Yorkse wijken, waar het leven van de oosteuropese jo den zich na de Tweede We reldoorlog gewoon heeft voort gezet. Wanneer ik dan einde lijk mijn aantekeningen klaar heb, vlieg ik naar Los Angeles waar ik bij vrienden logeer. Niemand weet me daar te vin den, zodat ik dan in alle rust aan mijn boek kan werken. Weliswaar kost zo'n eerste versie veel inspanning en energie, maar in een paar maanden ben ik meestal wel klaar. Als alles maar goed voorbereid is, is het schrijven zelf geen probleem meer". De Winter is ervan overtuigd dat zijn nieuwste boek, dat nog geboren moet worden, op nieuw een record aan slechte kritieken zal opleveren. De vorm benadert die van een thriller. Al direct in het begin van het verhaal wordt een moord gepleegd. De hoofdper soon is een naar Israël geëmi greerde Russische jood, die ge heel ten onrechte van de mis daad verdacht wordt. „Ik streef ernaar al mijn boe ken verschillend van karakter en van vorm te maken. Met iedere nieuwe hoofdpersoon vraagt dus elk boek weer om een andere invalshoek. 'Super tex' is gewoon het verhaal van een patser. Ik identificeer me met de hoofdpersoon, met zijn beleving en zijn wiize van denken. Daarom ben ik in fei te slechts de dienaar van het verhaal. Van een eigen stijl is op die manier geen sprake, waardoor ik waarschijnlijk de critici ontglip". Ontwikkeling Hoewel de kritieken het om gekeerde beweren, is Leon de Winter ervan overtuigd dat hij de joodse identiteit en het joodse milieu nog nooit zo open en eerlijk heeft beschre ven als in 'Supertex'. Afgaan de op zijn eigen ervaringen maakt hij korte metten met het idee dat de joodse overle venden van de kampen halve heiligen zijn. „Eigenlijk heb ik geen voor keur voor één bepaald boek. Elke nieuwe roman is weer Leon de Win ter: „Juist omdat 'Su pertex' zo'n eenvoudig verhaal is, begrijp ik niets van die moordende kritieken". FOTO: SP een kindje erbij, dat mij zeer dierbaar is. Maar in de loop van de tijd heb ik zowel een thematische als een technische ontwikkeling doorgemaakt. Die joodse identiteit kreeg steeds meer vorm en is nu pro minent aanwezig. Al mijn ko mende boeken zullen over dat thema gaan, omdat ik het le ven nu eenmaal door die bril bekijk. Ik kom zelf uit een tra ditioneel joods gezin en ging elke zaterdag met mijn vader naar sjoel. Hoewel ik nu nog maar één keer per jaar naar sjoel ga, namelijk op jom ki poer, houden die joodse identi teit en al die tradities die mijn jeugd bepaald hebben me toch heel sterk bezig". Pindakaas Leon de Winter laat zich door alle slechte kritieken het leven allerminst vergallen. Het suc ces van zijn boek wordt wat hem betreft meer door de ver koopcijfers bepaald en die zien er in elk geval heel wat roos kleuriger uit. „Ik heb het gevoel dat ik het werk kan doen waarvoor ik besta. Natuurlijk heb ik als schrijver heel veel geluk ge had? Zolang ik nog in staat ben de huur te betalen en af en toe naar Los Angeles kan vliegen om te schrijven vind ik het le ven prima. Ik hoef niet elke dag kaviaar te eten, een boter ham met pindakaas is ook goed. Als ik de lezer een span nend verhaal heb kunnen bie den, dat in één adem kan wor den uitgelezen en bovendien nog niveau heeft, ben ik een heel gelukkig mens". fijnproei Tusseni jise-host 01 ut met eiROEN KUYPERS itioning. .ine-schi ad Caml Engelai r dagbo((n te vergeBn f Stena verslag van een analyse", u men Bert Jansens nieu- oman 'Werklicht' kunnen Iren. Voor de auteur wordt elijk waarom zijn leven it lopen zoals het liep, id om hij leraren en vrien- en teleurstelde. Alleen ic ïer dat ook die anderen ïu pas, na lezing, kunnen begint de roman als open brief aan zijn vroege- L eraar aan de Arnhemse emie voor beeldende vor- Peter Struycken. Aan eind van de jaren zestig Jansen als zijn model ing. Een glorieuze toe- Bt als beeldende kunste- lag in het verschiet, maar en gaf er de voorkeur aan ïem voor Amsterdam te uilen en, na enkele jaren grafische vormgeving, in s van beeldend, schrij- kunstenaar te worden, enkele tientallen bladzij den verliest het boek steeds meer het karakter van 'open brief' en krijgt het een vorm die het midden houdt tussen een roman en een autobiogra fie. Struycken verwordt tot aanleiding, tot klankbord voor de analyserende auteur wiens herinneringen als legpuzzel stukjes op hun plaats beginnen te vallen. Het verhaal speelt deels in het heden en beschrijft dan de af lopende relatie van de vertel ler en diens vriendin. Mach- teld verwijt hem voortdurend te gesloten te zijn. „Je zit weer in je hoofd", zegt ze dan. Ze toont hem foto's van een geza menlijk uitstapje, waarop hij onveranderlijk nors en in zichzelf gekeerd staat afge beeld, alsof hij er in het geheel niet bijhoort. Die geslotenheid lijkt de kern van het probleem van de ik-fi- guur, die in weinig verschilt van Bert Jansen zelf. Eind 1969 verliet hij op kerstavond hals over kop, zwijgend, zijn ouderlijk huis in Apeldoorn. Zijn zes jaar oudere vriendin, Kirsten, haalde hem op in haar rode Fiatje en in een dichte sneeuwstorm reden ze op een sukkeldrafje naar Am sterdam, een andere toekomst tegemoet die 'enkele jaren later op diezelfde zwijgzaamheid stuk liep. Misschien heeft die gesloten heid te maken met de twee slachtige situatie waarin de au teur na of zelfs al gedurende de jaren zestig terechtkwam. Toen hij met Kirsten in Am sterdam woonde, kreeg hij werk als grafisch ontwerper op een reclamebureau. Hij ging daar gekleed in een „Marokkaans hesje over een geverfd, psychedelies T-shirt, een verstelde vaalblauw ver sleten spijkerbroek en Indiase sandalen. Een grote gloeilam penfabriek in het zuiden des lands was de grootste klant van het bureau en ik mocht wel advertenties voor hen be denken, maar als ze over de vloer kwamen dan mochten de heren niet met hem gecon fronteerd worden. Net was ik van plan me op mijn kamer terug te trekken toen de dele gatie de gangen binnenstapte en een run naar het toilet kon me nog net redden". Nadat de relatie met Machteld is beeïndigd, vertrekt de ik-fi- guur naar de Verenigde Sta ten. Eenzaam tussen de kaars rechte betonnen wegen en flatgebouwen vervalt hij in een soort autisme. Tegelijk met zijn zwijgen verdiept zich echter zijn inzicht in de rede nen ervoor. Het boek eindigt met een droom waarin Mach teld aan zijn bed staat. „Ze strekt haar hand uit en zegt dat ze geschrokken is. Dat ik erover in mijn brieven had moeten schrijven. Dat ze me begrijpt. Dat iedereen me be grijpt' 'Werklicht' bewijst opnieuw Jansens kwaliteiten als vertel ler. Met dit boek, dat zowel eeen vervolg op, als een afslui ting en een recapitulatie van zijn vroegere werk is, bewijst hij echter ook eens te meer dat geen Nederlandse auteur zo indringend de persoonlijke ge volgen van de mislukte bevrij ding van de jaren z beschreven als hij. Rian de Waal (piano) speelt Schu bert en Godowsky. Gehoord op 18 oktober in de kleine zaal van de Stadsgehoorzaal. In voorbereiding op z'n con cert in het New Yorkse Carne gie Hall draait Rian de Waal in een aantal Nederlandse za len proef met een razend moeilijk programma vol Schu bert en Schubertbewerkingen. De drieëndertigjarige De Waal sprong acht jaar geleden via het Elizabethconcours op het internationale concertpodium. Hij heeft zich inmiddels ont wikkeld tot een veelgevraagd concertpianist, met razend snelle vingers en een uitge sproken mening over muziek. In de kleine zaal van de Stads gehoorzaal werd De Waal ge confronteerd met een Estonia- vleugel, en de kennismaking moet hem slecht bevallen zijn. In vrijwel alle fortepassages raakt de Estonia verstopt, en dan wordt het geluid in blik kerige harde waaiers over de toeschouwers uitgestort. De Waal begon met Schuberts „Wandererfantasie" uit 1822, een waar epos in C gr. t. waar in meteen alles uit de kast ge haald moet worden. En al maakte de pianist hier en daar een foutje, vreemd genoeg vooral in de wat rustiger loop jes, het was toch de piano die er voor zorgde dat de „Wande rer" niet uit de verf kon ko men. In het presto leek De Waal een modus vivendi te hebben gevonden, waarna de zware passages iets beter te verteren waren. Toch stak het probleem bij alle stevige fortepassages van de avond opnieuw de kop op, met name in twee werken van Go dowsky, de Passacaglia (een ingrijpende bewerking van de eerste acht maten van Schu berts onvoltooide symfonie) en Künstlerleben (naar Johann Strauss). Dat was jammer, want de combinatie Schubert- Godowsky is intrigerend ge noeg. Godowsky (1870-1938) was een pianowonderkind dat zijn eerste recital al op negen jarige leeftijd achter de rug had en tot één van de klavier leeuwen van deze eeuw wist uit te groeien. In 1930 moest hij het pianospelen er aan ge ven toen hij tijdens een opna me van de Chopin-Nocturnes gedeeltelijk verlamd raakte, maar hij bleef componeren. Dat deed hij op zeer bijzondere wijze, namelijk door materiaal van klassieke grote componis ten te nemen en „verder te gaan waar zij waren opgehou den", zoals De Waal (tevens een begaafd spreker!) het uit drukte. En een bewerking is nou precies waar het prachti ge, maar soms ongepolijste ma teriaal van Schubert zich zo goed voor leent. Stuitte De Waal bij de Passaca glia nog op instrumentale te genwerking, in drie variaties op Schubertliederen (1927) kreeg Godowsky alle lof toe gezwaaid: fascinerende stuk ken, die De Waal zo uit de mouw leek te schudden. Voor al „Gute Nacht" mag in een lijstje; alleen hier en daar nog een spoortje grondverf. Ook twee Impromptus die Schubert in 1827, een jaar voor zijn dood, schreef (opus 142, nrs. 1 en 3) kregen van De Waal een prachtige behandeling, al kon hij (misschien voorzichtig ge worden) niet zo met die inten se Schubertkleuren schilderen als hij misschien wel gewild had. Het Leidse publiek kon er nu al geen genoeg van krijgen, pas na twee toegiften mocht De Waal gaan rusten, en het New Yorkse publiek zal nog van hem opkijken: als hij de laatste hand aan zijn program ma heeft gelegd en zijn gang mag gaan op de Steinway van Carnegie Hall. Funny Girl: veel vertoon maar weinig diepgang Funny Girl, musical van Isobel Len- nart en Jule Slyne. Met onder ande ren Simone Kleinsma, Dolf de Vries en Hans van der Gragt. Vertaling: Coot van Doesburgh. Kostuums: Craig Sonnenberg. Muzikale leiding: Nico van der Linden. Regie en cho reografie: Chet Walker. Produktie: Joop van den Ende. Gezien: 18 okto ber in de Leidse Schouwburg. Her halingen: 19, 21, 22 en 23 oktober. Dat een producent als Joop van den Ende het met een grote zak geld en Simone 'Kleinsma in de titelrol het voor elkaar kan krijgen een spectaculaire Funny Girl" te maken, daaraan zal geen mens ooit getwijfeld hebben. Het fors betalende publiek wordt in zijn verwachtingen dan ook niet teleurgesteld en krijgt wat het mag verwachten: een bijna onhollands grootse aanpak en een Simone Kleinsma die zich langzamerhand, na haar suc cessen in „Sweet Charity" en „Les Miserables", beslist de vedette van de Nederlandse musical mag noemen. Het po dium van de Leidse Schouw burg bleek gisteravond bijna te klein om al het spektakel op doeltreffende wijze te herber gen. Het is al eerder opgemerkt, en naar mijn mening volkomen terecht, dat Coot van Does burgh in haar bewerking de dramatische kracht van de musical zeer tekort heeft ge daan. Van de Joodse achter grond van funny girl" Fanny Brice is helemaal niets overge bleven, en mede daardoor is het draadje waarlangs de plot zich moet ontwikkelen uiterst dun en breekbaar geworden. Het enige probleem dat nu nog resteert is de catastrofe waarin Fanny's huwelijksleven ten slotte belandt, maar die ramp komt vooral voort uit financië le misrekeningen en rondom geld kun je misschien wel een aardige thriller maken, maar geen drama. Er is, bot gezegd, in dramatisch opzicht geen vuiltje aan de lucht, waardoor het voor de toeschouwer vaak problematisch is de aandacht bij de (gesproken) tekst te be palen. Dat is verspilling, vind ik, terwijl er muzikaal en cho reografisch zo gigantisch wordt uitgepakt. De ster van Simone Kleinsma krijgt alle kans om te stralen en doet dat ook volop. Voor de pauze botsen haar onbetwiste sterallures soms met het volk se tiepje dat ze moet spelen, zodat de jonge Fanny Brice een tikkeltje ongeloofwaardig blijft. Ondanks haar bakvi sachtige Donald Duck-lachje! In ongeloofwaardigheid wordt Kleinsma overigens moeiteloos overtroffen door haar meest direkte tegenspeler Hans van der Gragt (Fanny's echtgenoot Nick Arnstein). Met zijn voor spelbare maniertjes, ingestu deerde loopjes en toegeknepen oogjes speelt van der Gragt weliswaar de perfekte karika tuur van het klassieke type „film noir"-acteur, maar in een musical als deze is zijn lachwekkende personage vol ledig misplaatst Gelukkig trekt Simone Kleinsma zoveel aandacht naar zich toe, dat een groot deel van haar omgeving, inclusief van der Gragt, bijna ongemerkt de revue passeert Wie zich aan dramatische zeg gingskracht misschien nooit de sterkste kant van het musi calgenre niet al te veel gele gen laat liggen, en zich met graagte laat onderdompelen in theatraal en muzikaal vertoon, die kan nog vier avonden in de Schouwburg terecht. En hoe dan ook, Simone Kleins ma redt de avond toch wel. GIRO 5657 De beste remedie tegen cholera kant gewoon uit de kraan I FOTO: DIJKSTRA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 13