„Ik word door
de natuur
van de wijs
gebracht,
het is te veel"
Nederlandse wiskunde voor 'domme' Amerikanen
ZATERDAG 5 OKTOBER 1991 PAGINA 33
De schilder Hermanus Berserik viert zijn zeventigste
verjaardag met een tentoonstelling in Museum Rijswijk.
Het is geen overzichtstentoonstelling van de vele werken
die hij in de loop van de afgelopen 45 jaar heeft gemaakt,
maar een verkoopexpositie van zijn meest recente werken.
En dat zijn er nogal wat, 58 om precies te zijn. De
produktie van Hermanus Berserik is nog steeds
onverminderd hoog. In tegenstelling tot eerder werk lijkt
hij nu vooral op zijn doeken de stilte te zoeken. Hermanus
Berserik op zoek naar de poëzie.
HERMANUS BERSERIK 70 JAAR
RIJSWIJK - „Constant lees ik in
kranten en tijdschriften dat ik in de
Schilderswijk ben geboren. Dat is
niet waar. In juni 1921 ben ik ge
boren in de Deimanstraat in Den
Haag, achter de Rijswijkseweg. Dat
was toen nog nieuwbouw. Mijn
zuster is er zelfs boos om als ze
weer eens leest dat ik in de Schil
derswijk ben geboren. Ze vindt dat
een beetje een blamage. Dan zeg
ik: ja kind, daar kan ik niks aan
doen, dat maken die gasten ervan".
„Ik heb in de Schilderswijk op school ge
zeten, in de Falckstraat, en ik had er
vriendjes. Maar zelf woonde ik vanaf
mijn vijfde jaar op het Stationsplein.
Daar heb ik mijn jeugd gesleten. Mijn
vader had er een broodjeswinkel tegen
over de uitgang van het Hollandse
Spoor. We waren een keurig net mid
denstandsgezin. Ik heb in de loop van de
tijd op heel wat adressen gewoond. Mijn
moeder was nogal verhuizerig. M'n va
der niet, maar die moest mee. Ik heb op
het Stationsplein op nummer 11, 12, 13,
14 en 36 gewoond en in de Jan Blanken
straat. Er is niets meer van over. Het is
allemaal weg. Laatst sprak ik een man
die was geboren in een dorp in het Euro-
poortgebied. Dat hadden ze gevlakt. Het
is weg, verdwenen. Die man lijdt nu aan
vervreemdingsverschijnselen. Die was
ineens zijn hele jeugd kwijt. Zo sterk heb
ik het niet, maar ik kan me die gevoe
lens wel een beetje voorstellen. Het is
een heel andere wijk geworden. Als ik er
nog wel eens kom, dan verdwaal ik vol
ledig. Er komt bijvoorbeeld een kashba
voor Turken en Marokkanen. Ik vind
het best hoor. Maar die buurt waar ik
heb gewoond, is wel effe weggepoetst".
Teduur
„Ik woon al jaren naar mijn zin in een
tuinmanswoning uit 1806 aan de Van
Vredenburchweg in Rijswijk. Ik heb wel
eens pogingen gedaan uit Nederland weg
te komen. Parijs, in de naoorlogse jaren.
Je deed eigenlijk niet mee als je niet een
jaartje in Parijs had gezeten. Australië.
Maar ik ben zelfs niet eens naar Amster
dam gegaan. Ik vond Den Haag fijn. Ik
ben zo'n super-Hagenaar. Mijn ouders
van beide zijden hebben een heel Haagse
familie. Ik heb hier op school en op de
academie gezeten. Ik zit gewoon aan .die
Haagse grond gebakken. Daar kan ik
niks aan doen".
„Ik heb twee stekken waar ik graag kom
en werk. Dat zijn Zeeland en het stuk
Links:
Herman Berserik: Ja, mijn onderwerpen
zijn de laatste jaren wat veranderd".
Boven:
Herman Berserik aan het werk in zijn
atelier, terwijl hij door de fotograaf op de
gevoelige plaat wordt vastgelegd.
FOTO'S: MILAN KONVALINKA
België tussen Luik en Aken: de Voer
streek en het Land van Herve. Schitte
rend. Ik vind het net zo mooi als Tosca
ne... nou ja, niet helemaal natuurlijk.
Het is een beetje ons Limburg, zoals ik
het in de oorlog voor het eerst ervoer. Ik
heb er twee maanden in een kampeer
boerderij gezeten en heb er met gouache
op stukjes karton buiten staan schilde
ren. Laatst werden er nog twee bij Gle-
rum geveild. Die moesten zóveel op
brengen. Toen dacht ik: nu ben ik toch
te duur voor mezelf geworden".
Vingers
„Ja, mijn onderwerpen zijn de laatste ja
ren wat veranderd. Ten eerste vind ik
dat het altijd anders moet. Ik ben als de
dood zo bang voor herhalingsoefenin
gen. Ik zoek nu toch wat anders dan dat
vervreemdende van vroeger, met die
poppen, dat speelgoed, die luchtschepen.
Verder dan een beetje evenwicht, een
soort eenvoud, een beetje poëzie hoeft
het van mij niet. En dan vooral mooi ge
schilderd. Ik ben erg bezig met ruimte.
De luchten worden ruimer en grootser,
ik ben geweldig geïnteresseerd in licht.
Als ik met mijn boot op de Ooster- of
Westerschelde vaar, zit ik op het water
naar het licht op de golven te kijken.
Dat interesseert mij nu veel en veel
meer. Die luchten van mij waren vroe
ger min of meer een achterdoek, zoals
dat op het toneel is. Er was niet echt een
wezenlijke diepte. Dat is nu aan het ver
anderen".
„Ik kan beter uit de voeten met acryl
dan met olieverf. Die is veel stugger.
Acryl droogt heel snel. En als het niet
snel genoeg droog is, zet ik er soms de
föhn op. Die mannen van Talens zeg
gen: nou, dat moet je niet doen, dan gaat
het wel heel erg vlug. Dan zeg ik: jon
gens, ik heb nog niks gemerkt dat het er
afvalt. Het is wonderlijk spul".
„Ik gebruik acryl sinds het ogenblik dat
tempera niet meer werd gemaakt. Het is
gewoon de schuld van Talens. Die begon
met dat nieuwe medium, dat er in zit.
De pigmenten zijn allemaal hetzelfde. Of
het nou waterverf, olieverf, acryl of tem
pera is, het is het bindmiddel dat 't 'm
doet. Die acrylaten verschilder je met
water. Je kunt eindeloos over elkaar
heen wassen. Andere verven die je met
water vermengt - ook tempera, dat ove
rigens pas na een paar weken keihard
wordt - lossen op als je ze over elkaar
gaat zitten wrijven. Dat doet acryl niet.
Die staat. Daar kun je meteen overheen
verven, met lappen erin knoeien en met
je vingers erin zitten. Mijn oud-leraar
Paul Citroen zei: je vingers zijn je beste
penselen. Ik kon dat vroeger niet, maar
nu gebruik ik mijn vingers steeds meer".
Bijouteriedoosje
„We hebben vroeger een vrij goede op
leiding gehad. Daardoor konden we veel
kanten op. Het was niet zo afgeperkt zo
als nu, waann kinderen in het laatste
jaar alle tijd besteden aan het timmeren
van een maquette van een burengebeu
ren. Ik heb van '39 tot '44 op de Ko
ninklijke Academie voor Beeldende
Kunsten in Den Haag gezeten. Ouwe
academievrienden, zoals Co Westerik,
zijn allemaal tevreden over die oplei
ding. Ik wilde schilder worden toen ik
erheen ging, maar wat er allemaal om
heen zat, daar had ik geen flauw benul
van. We hebben een vrij algemene ont
wikkeling gehad en zodoende konden we
op veel gebieden de kost verdienen. We
hoefden niet in de BKR. Ik heb altijd
zelf de kost kunnen opscharrelen. Dat
was wel prettig, je was onafhankelijk. Ik
heb gewerkt voor KLM, Philips, AKU,
stands gemaakt op beurzen, wandschil
deringen. Ik heb honderden boekomsla
gen gemaakt. Voor Bert Bakker de eerste
Ooievaars; ik heb er geloof ik 125 ge
maakt. Bij de Salamanders zat ik ook al
tegen de honderd aan. Voor Van Nijgh
en Van Ditmar heb ik de laatste jaren
ook wel eens wat gedaan".
„Het enige gebrek aan die opleiding was
dat ik nooit houtbewerking heb gehad.
Ik had twee uiterst bekwame timmerlie
den als grootvader. Maar ik heb ontzet
tend grote moeite om die paneeltjes om
mijn schilderijen haaks te krijgen. Een
vriend van mij zei: 'door de manier
waarop jij je werk inlijst, krijg je de in
druk dat je in een heel kostbaar bijoute
riedoosje kijkt'. Verdomd, daar heeft-ie
misschien wel een beetje gelijk in. De
meeste lijsten worden, zoals mijn vriend
Westerik zegt, van die prestigekragen.
Een lijst is eigenlijk een afgrenzing van
een schilderij; hoe minder je een lijst
ziet, hoe beter ie is".
„Lijstenmakers doen altijd heel denigre
rend over mijn lijsten. Ik vind het mooi
als zo'n lijst een beetje begint te slijten.
Deze zit vol met zwarte duimafdrukken.
Ik laat het koper rustig oud worden, dan
wordt het een eenheid met het schilderij.
Deze is nog te chocoladereepachtig, dat
moet nog een beetje afdoffen. Als het
dan zover is, geef ik het een aflikje, dat
het niet verder kan. Dan zet ik het
stop".
Verrassing
„Ik heb vroeger ook wel in zonnige stre
ken geschilderd. Maar dat bevredigde
me niet. Ik had het gevoel dat ik een
soort artistieke dia's zat te maken. Je
kent dat land eigenlijk helemaal niet, je
komt er vers aan en je vliegt meteen op
de pittoreske plekken af. Dat is niet te
voorkomen. Ik dacht: dat doe ik niet
meer. Bovendien: ik schilder überhaupt
niet zo buiten. Ik word door de natuur
van de wijs gebracht. Het is te veel. Je
moet het allemaal op een zeef leggen. Je
moet overhouden wat van essentieel be
lang is. Ik sta buiten te tekenen. Geheel
vrijblijvend. Begin dan een een beetje te
schuiven met wolken, huizen, lantaarn
palen. Wat je van belang acht, haal je
naar je toe of verzet je. Zo ga je met zo
iets aan de stoei, zoals ik dat noem. Als
ik daar sta en ik zou gaan schilderen,
dan krijg ik een opeenhoping van de
tails, waaraan ik niks heb. Ik schilder
niet meer buiten. Dat is makkelijk, hoef
ik ook niet zoveel rommel mee te ne
men".
„Veertien dagen geleden moest ik in
Scheveningen zijn. Ik dacht: verrek, ik
ga toch eens naar die haven kijken.
Toen ik op die havenhoofden liep en
over het strand keek. dacht ik: ik ben ei
genlijk gek om steeds maar naar Zierik-
zee en Vlissingen te gaan. Scheveningen
ligt bij wijze van spreken naast de deur.
ik njd er in tien minuten naar toe. Ja, ik
vond het toch weer heel mooi. Ik had
een schetsboekje bij me. Heb ik meteen
een stukje van die havenhoofden met
die vissende mensen erop staan tekenen.
Iets dat je iedere dag ziet, verrast je niet
meer. Maar als je het zoveel jaar niet ge
zien hebt... Wil je een goed schilderij
maken, dan moet er ook een stuk verras
sing in zitten".
De tentoonstelling van het werk van Ber
serik is tot en met 27 oktober te zien in
Museum Rijswijk aan de Herenstraat
67.
Van 10 november tot en met 17 januari
1992 exposeert hij in Museum Henriette
Polak in Zutphen.
MILWAUKEE - Het gaat niet
goed met het onderwijs in de Vere
nigde Staten. Ouders zijn bezorgd
om de toekomst van hun kinderen,
onderwijzers geven toe dat ze ach
ter de feiten aanlopen en de presi
dent heeft verbetering van het on
derwijs tot een van de speerpunten
van zijn beleid gemaakt.
Talen leert een Amerikaanse high-
schoolstudent niet, enig begrip van aard
rijkskunde is eveneens ver te zoeken,
maar het ergst is het wel gesteld met de
wiskunde-kennis. Het wiskunde-onder-
wijs in de Verenigde Staten is van een
zo belabberd niveau, dat het alleen nog
maar te vergelijken is met dat in ontwik
kelingslanden als Zimbabwe en Swazi
land. Een recent onderzoekje liet zien
dat 47 procent van de Amerikaanse
scholieren negen delen uit honderd niet
tot een percentage kon verwerken en dat
80 procent van de wiskunde-leraren zijn
eigen vak niet eens onder de knie had.
Dat kan gewoon niet, daar is men het
wel over eens. De toch al ruim aanwezi
ge zorg over de economische positie van
de Verenigde Staten slaat om in een
ware paniek als het wiskundig analfabe
tisme daarbij wordt betrokken. Extra
pijnlijk wordt het bovendien als je ziet
dat Aziaten, Amerika's belangrijkste eco
nomische vijanden, een groot deel van
de promotieplaatsen op de Amerikaanse
universiteiten voor hun rekening nemen.
Het is dus tijd om iets te doen aan die
beschamende situatie. Bush heeft ter on
dersteuning van zijn plan om het onder
wijs te verbeteren hier en daar kwistig
gestrooid met subsidies. Een van de
scholen die daarvan mogen profiteren is
Whitnall, een high-school met 680 leer
lingen in Milwaukee. De school heeft
vijf miljoen dollar gekregen om te expe
rimenteren met een nieuwe rekenmetho
de.
Whitnall is de wijsheid in het oosten
gaan zoeken, om precies te zijn in Ne
derland. En dat is niet zo verwonderlijk,
als je ziet dat Nederland op dezelfde lijst
die de Verenigde Staten een een-na-laat-
ste plaats toebedeelt als tweede uit de
bus komt, vlak achter Japan.
Whitnall high-school is nu ruim twee
jaar bezig met het Nederlandse experi
ment. Het heeft het nodige zweet gekost,
ouders stelden hun vraagtekens en lera
ren raakten bijna overspannen, maar
toch verwacht de school dat op den duur
het hele land zal vallen voor de Neder
landse methode. "Collega's zijn overal
enthousiast over ons project", zegt Gail
Burrill, een lerares die er vanaf het begin
bij betrokken was. Maar omdat de Vere
nigde Staten geen landelijk leerplan ken
nen, verwacht zij dat het nog wel enige
jaren zal gaan duren voordat iedereen
doordrongen is van de noodzaak tot ver
anderen.
Leuker
Wat is er voor de Amerikanen zo
'nieuw' aan het Nederlandse onderwijs?
Het belangrijkste is dat het de leerlingen
problemen uit het dagelijks leven voor
legt, in plaats van pagina's vol somme
tjes. Dat maakt de lessen interessanter,
nuttiger èn een stuk leuker.
Toch zijn ook de leerlingen in eerste in
stantie afhoudend. Wiskunde, dat kan
toch helemaal niet 'fun' zijn? Gaande
weg overwint echter het besef dat leuk
soms ook leerzaam is. Twee van Burrills
klassen zijn inmiddels zo ver, een derde
(die dit schooljaar pas heeft kennisge
maakt met 'new math') hangt er nog tus
senin. Ze kijken nog verbaasd op als juf
frouw Burrill geen exacte antwoorden op
droge sommen verlangt, maar liever een
zelfgevonden methode hoort die in de
richting van de goede oplossing komt.
„Bij benadering", benadrukt ze nog.
Want aan precieze antwoorden heeft de
juf een broertje dood. En dat lijkt vol
gens de meerderheid in de klas tegen
strijdig aan de grondbeginselen van de
wiskunde. „Je ziet toch zo dat de oplos
sing 64 is", zegt een meisje dat al de hele
tijd geïrriteerd op haar stoel heen en
weer zit te draaien. „Oh, dat kan best zo
zijn", antwoordt Burrill. „Als er een ant
woord is, moet je het ook geven", weer
legt de leerlinge.
Gail Burrill, die nu aan haar derde Ne
derlandse jaar in Milwaukee bezig is,
heeft nog steeds nauwe banden met de
Universiteit van Utrecht, waar de wis
kunde-methode ontwikkeld is. Vorige
week was ze er nog voor overleg over
vervolgonderwijs. Want inmiddels is
voor de oudste kinderen, de zestienjari
gen die volgend jaar eindexamen doen,
het lesboek uitgeput. „We zijn nu zelf in
tijdschriften en kranten op zoek naar
voorbeelden om een eigen boek te ma
ken. Maar dat is niet zo makkelijk".
Toch blijft Burrill vol goede moed. „Het
is duidelijk dat we op de goede weg zijn.
De wereld is de laatste jaren drastisch
veranderd en dat heeft met name gevol
gen voor het wiskunde-onderwijs. De
komst van rekenmachientjes en compu
ters heeft ervoor gezorgd dat het niet
langer nodig is om moeilijke sommen te
gaan leren. Dat doet de computer wel.
Wat belangrijker is, is te leren hoe de
wiskunde wat kan bijdragen aan andere
onderwijstakken. Zo breng je de studen
ten dichter bij de dagelijkse werkelijk
heid en leer je ze inzien dat er nog iets
verscholen zit achter die saaie reken
som".
Enkele voorbeelden uit het Nederlandse
wiskundeboek, dat trouwens door de
knullige vertaling zelfs in het Engels wel
erg 'Hollands' blijft: 'Hoe ziet het ideale
vluchtschema eruit voor vliegdiensten
tussen vijf steden? Hoe kun je verkeers
lichten op een kruispunt aanpassen aan
de veranderende stroom auto's geduren
de een dag? Hoe kan een archeoloog zijn
vondsten op een verantwoorde manier
ordenen?' Elke vraag is gebaseerd op een
bestaand probleem. Niets is verzonnen,
alles komt uit het dagelijks leven en is
dus herkenbaar.
Dutch math
Niet alleen de leerlingen, ook hun ou
ders en de leraren hebben de nodige pro
blemen gehad met 'Dutch Math'.
„De taak van de leraar is veeleisender
geworden, omdat we de klas moeten ac
tiveren om samen te werken en dieper
na te denken over de opgaven", zegt
Gail Burrill. „Bij grote of niet zo goede
klassen kan het moeilijk zijn om ieder
een erbij te betrekken. Maar uiteindelijk
is het beter voor iedereen. Goede stu
denten worden uitgedaagd iets met hun
kennis te doen en de slechteren komen
dank zij de steun van anderen veel ver
der dan normaal. Dat is heerlijk om te
zien. Hoewel sommige ouders natuurlijk
wantrouwig worden als ze zien dat ieder
een een voldoende haalt".
1 £eidóc ©Dtucmt1