Staatsbegrafenis voor grote muis 'finale „Veldkrekel smaakt als gepaneerde kalfsoester" £eicUc0otucmt ZATERDAG 9 MAART 1991 PAGINA 28 De muskusrat is sinds de jaren veertig van deze eeuw een alledaags nachtdier geworden in Nederland. Het is de grootste soort uit de familie van de woelmuizen. Eigenlijk heet deze planten etende asielzoeker uit Amerika Ondatra zibethicus. Het is niet om deze exotische naam dat de minister van Landbouw en Visserij hem heeft verklaard tot 'exoot' in de zin van Art. 54 van de Jachtwet. Jaarlijks richt het beest voor miljoenen schade aan aan waterwerken en veldgewassen. Dus wordt de muskusrat als een pest bestreden met middelen die een echte dierenbeschermer tot tranen zou roeren. Jaarlijks worden er duizenden verdelgd om een 'staatsbegrafenis' te krijgen in vuilcontainer of kadaverbak. De muskusrat: schadelijk en nutteloos? Maar is er in de hele natuur eigenlijk wel één organisme zonder nut? Is er geen methode te bedenken om die schadelijke dieren op zo'n manier onschadelijk te maken dat ze toch nog nuttig zijn? Al was het maar na hun dood? MUSKUSRAT RICHT JAARLIJKS VOOR MILJOENEN SCHADE AAN De muskusrat is een exoot: hij hoort niet thuis in ons natuurlijk milieu. Hij komt uit Amerika, waar ze er zuinig op zijn. Er mag daar maar twee weken per jaar, ge durende zes weken, op het dier ge jaagd worden. Want er is grote vraag naar zijn bontje dat, afhan kelijk van de kwaliteit, in vele toe passingen bruikbaar is. Over de manier waarop Ondatra naar Euro pa kwam, bestaan verschillende le zingen. In 1905 zou een jachtlustige graaf uit Bohemen er een paar als jachtwild op zijn landerijen uitgezet hebben. In de ja ren twintig zou een tweede groep losgela ten zijn in Finland en Rusland. Een paar Fransen en Belgen zagen wel handel in de pels van de muskusrat. Maar hun on derneming liep op een teleurstelling uit. Want Ondatra is nogal op z'n privacy gesteld en hoe meer soortgenoten er bij elkaar leven, hoe minder jongen ze krij gen. Rond 1930 ging te Begijnendijk (bij Aarschot in Belgisch Brabant) een fokke rij failliet. De eigenaar wist niet beter te doen dan zijn fokdieren vrij te laten. In het begin van de jaren veertig werden de eerste muskusratten in het zuiden van ons land gesignaleerd. Portret Een volwassen dier kan 65 centimeter lang en anderhalve kilo zwaar worden. De staart, die bijna de helft van het hele dier uitmaakt, is kenmerkend: zwart, zij delings afgeplat en vrijwel onbehaard. De kop is stomp, de oren zijn klein en bijna geheel verzonken in de pels. Die is aan de rugzijde donkerbruin en op de buik lichter van tint. Aan de opvallend korte voorpoten zijn maar vier tenen duidelijk zichtbaar, in tegenstelling tot de veel forsere achterpoten, die met vijf tenen zijn uitgerust. De muskusrat is een moerasdier dat te gen zonsondergang actief wordt. Hij voedt zich bij voorkeur met de wortels en onderste delen van waterplanten als lisdodden, riet en biezen. Maar hij is ook niet vies van de cultuurgewassen in zijn omgeving. Het water is zijn ele- ment. Hij woont in holen die hij in de oever graaft. De in- en uitgangen ervan liggen vrijwel altijd onder de waterspie gel. In de wallekant lopen ze omhoog naar een nestkom die buiten bereik van het water ligt. Komen er jongen, dan wordt de maisonnette uitgebreid met meer gangen en grotere nestkommen, tot wel tien meter uit de waterkant. Ondatra zwemt als de beste maar op het land kan hij niet snel uit de voeten. Wordt hij betrapt en voelt hij zich be dreigd, dan kan hij met een sprong van wel anderhalve meter hoog een volwas sen man tegen de borst springen, zich vastklauwen en hem met zijn forse knaagtanden flinke verwondingen toe brengen. Schade Het is om de schade, die de muskusrat met zijn stiekeme gegraaf in ons water rijke land aanricht, dat hij te vuur en te zwaard wordt bestreden. Vooral de klei nere waterkerende kaden en dijkjes, die als gevolg van verschillend waterniveau aan grote waterdruk bloot staan, zijn erg kwetsbaar voor het gewroet van de mus kusrat. Zijn activiteit kan het afkalven van oevers of plotselinge dijkval tot ge volg hebben. Ook raken watergangen en duikers wel verstopt met grond die uit nestkommen en loopgangen vrij komt. Op landerijen en polderwegen kunnen voertuigen, vee en landbouwmachines plotseling wegzakken. Verder veroor zaakt de muskusrat nogal wat schade aan landbouwgewassen en uitstaande visaetlen en fuiken. Vijfentwintig jaar geleden begon de on stuitbare opmars van de muskusratten- populaties in Nederland problematisch te worden. In 1966 werden in heel Ne derland ruim achtduizend muskusratten gevangen. In 1971 alleen in Drenthe al zeshonderd. Maar in 1974 waren het er in deze toch niet waterrijke provincie ongeveer meer dan tweeduizend en vo rig jaar bedroeg de vangst al 14.570 exemplaren. Deze stijging van 53,8% in drie jaar tijd is niet het gevolg van een toegenomen aantal rattenbestrijders. Ze is het resultaat van de voortplantings- drift van de muskusrat en van het feit dat die in ons land alleen de mens als natuurlijke vijand heeft. Als een muskusrattenwijfje ongeveer een jaar oud is, werpt ze haar eerste jongen. Gemiddeld zijn dat er acht, maar wor pen van twaalf komen meermalen voor. En daarbij blijft het niet want er komen zeker twee nestjes per jaar. In het voor jaar zwerft een groot deel van de dieren uit, op zoek naar nieuwe vestigingsplaat sen. Die vinden ze vaak op grote afstand van hun vorige woonplaats. De situatie is zo nijpend geworden, dat de minister van landbouw een aantal muskusrattenbestrijders heeft onderge bracht bij de Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer, bij Provinciale Waterstaat en bij de waterschappen. Daarenboven heeft de bewindsman een aantal 'pre mie vangers' aangesteld. Die krijgen drie knaken voor elk in Nederland gevangen exemplaar. Daarmee is de regeling ver vallen waarbij iedereen die een muskus rattenstaart op het gemeentehuis kon to nen, vijf gulden ontving. Wel bepaalt de wet dat ieder die een muskusrat vangt, vindt of de aanwezigheid ervan ver moedt, verplicht is hiervan kennis te ge ven. En voorts dat een muskusrattenka- daver bewaard moet blijven totdat het door een ratlenbestrijder is gezien. Maar de bestrijders hebben het door gaans te druk met het plaatsen of con troleren van hun vangpijpen, vallen en klemmen om zich om dat ene kadaver te bekommeren. Als hij eraan toekomt, schudt hij het morsige, soms half verga ne kreng uit de plastic zak in een bak achter in zijn auto, die al vol zit met pluizige, modderige dingen met stok- staarten en stijf verkrampte poten. Deze onsmakelijke blubberklonten doen in niets meer denken aan die zindelijke dieren, die om hun fraaie bontje naar Europa gehaald werden. Economie De samenhang van plant en dier in hun omgeving wordt ecologie genoemd. In zo'n samenhang werkt elk van de be trokken organismen economisch: het functioneert het best als het niet méér gebruikt dan het nodig heeft. Het teveel of de omzettingsprodukten vormen de levensvoorwaarden voor andere organis men in het systeem. Totdat de mens ingrijpt. Want die heeft andere economische wetten geformu leerd. Aanbod en vraag bepalen voor hem de waarde. Wat nuttig is, kost geld. Wat hem in de weg staat, wordt opge ruimd. En dat opruimen mag geld kos ten. Muskusratten lopen ons in de weg. Ze horen, als schadelijke exoten, niet in het ons vertrouwde milieu 'en moeten dus uitgeroeid worden. Dat uitroeien kost geld. Maar kunnen die dieren ons, na hun dood, nog van nut zijn? Leveren ze niets op waaruit ze hun eigen begrafenis kunnen bekostigen? Is, bijvoorbeeld, hun pels niets waard? En hoe zit het met het vlees? Bont Bonthandelaar H.A. Lanting: „De bont handel is ingestort. Er is niet meer vraag naar de huidjes van de muskusrat dan naar die van de nerts. De Nederlandse muskusrat-huidjes worden in te kleine hoeveelheden aangeboden. Een margi naal produkt vergeleken bij de hoeveel heden die uit Canada of Rusland ko men. In Nederland worden muskusrat ten alleen gevangen om ze te vernieti gen: het aanbod van bruikbare huidjes staat daardoor in geen verhouding tot de kosten van het prepareren. En voor een jas of mantel, dat hangt ook van het mo del af, zijn honderd tot honderd twintig huidjes nodig als je ervan uitgaat dat al leen de rug of de buik gebruikt wordt. Dat zijn stukjes van tien bij twintig cen timeter. Zou je het hele pelsje gebruiken, dan heb je ongeveer de helft nodig. Na tuurlijk is er een verschil in kwaliteit: hoe kouder de streek van herkomst, hoe dichter de pels. Dat is een kwestie van evolutie'. Voor J.P. Buurman van 'B v.d. Griendt Rode Pelterijen' in Groningen - ooit lid van het gesprekspanel van het Anti Bont Comité - hoort bisambont (de pels van de muskusrat) tot de mooiste en meest gevraagde bontsoorten. „Virgini- sche bisam, grijzig-bruin met een bijna witte buik, is de kostbaarste soort. Maar dan zijn er de Canadese en Amerikaan se, waarvan de zuidelijke met z'n korte haar mooier is dan de noordelijke. De laatste komt overeen met de muskusrat ten die in Nederland gevangen worden en die iets roder zijn". „Er is veel bisambont in omloop: het is overal voor te gebruiken. En als u eens wist, hoe lang wij al bezig geweest zijn aandacht te vragen voor het gebruik van het bont van de dieren die hier vernie tigd worden. Want het is eigenlijk te gek dat wij de Amerikaanse huidjes duur moeten inkopen, terwijl ze hier verloren gaan. Er is een tijd geweest dat ratten vangers (toen ze nog niet in dienst van de overheid waren) vijf gulden kregen voor een staart. De rest werd vernietigd. Ik heb dat altijd idioot gevonden. Want voor een rat kregen die mensen vijf gul den. Dat kon de bonthandelaar er niet voor geven. Want zo'n huidje moest dan nog bereid worden en dat maakte het nog duurder. Toch was er animo voor die pelsjes. En nu het bont in het slop zit, zijn we er te laat mee. Want de men sen zijn bang gemaakt zich met een bontjas op straat te vertonen". „Ze zien overal een zeehondje in als er maar haar op zit. Of een nerts, die 'op gruwelijke manier vermoord' is. Maar het doen inslapen van nertsen met kool- monoxyde is minder gruwelijk dan de bloedbaden die in slachterijen worden aangericht. En toch is zeventig procent van alle bont (Toscaans en Zweeds lam, Arabische en Griekse geiten, Astrakan, kalf en veulen) afkomstig uit slachterij en, waar dieren worden geslacht voor de voedselvoorziening. Twintig procent van het bont komt uit fokkerijen en maar tien procent uit de natuur. En het Ne derlandse aandeel daarvan wordt vernie tigd". „Voor een korte jas zijn vijftig zestig pelsjes van vijfendertig bij tweeëntwintig centimeter nodig; voor een lange jas ne gentig tot honderd honderdtwintig, dat hangt ervan af of je de ruggen of de bui ken gebruikt. Het prepareren en het ver voer van de daarvoor benodigde huidjes kost ongeveer zevenhonderd gulden. Daar komt het maakloon nog bij. Maar dan zit het er nog wel in dat een jas van Nederlands muskusrattenbont goedko per is dan een van Amerikaans bisam. Want een lange jas van zuidelijke Ame rikaanse bisam kostte (voordat de bont handel instortte) vijfenveertighonderd gulden; een van noordelijke ongeveer drieduizend gulden". Voor het bont geldt, dat het niets meer waard is als het dier een dag in een vangpijp onder water heeft gezeten. Dus als de huidjes vers moeten zijn, is het vlees ook nog vers. En muskusrat is ge bleken zeer smakelijk te zijn. De muskusrat is een bedreiging voor onze dijken. Daarom wordt hij gevangen en vernietigd. Maar hij zou, na zijn dood, toch nuttig kunnen zijn. FOTO: SP R.E. Wolf, uitbater van een restaurant, heeft er ervaring mee: „Vlees is duur. Bi- samratten zijn planteneters, heel schone en zindelijke dieren. Je kunt ze heel goed eten als ze vers zijn. Als je ze goed klaarmaakt, is muskusrat een delicates se. En als men eenmaal weet dat iets lek ker is, dan zijn er klanten voor. Maar je kunt ze moeilijk zeggen: U eet nu rat Waterkonijn Dus serveerden we 'Waterkonijn'. Er zat hier destijds een rattenvanger en die le verde regelmatig verse exemplaren. Dat is alweer jaren geleden want de ratten vanger ging naar elders en de aanvoer stagneerde. Later hebben we het nog eens gedaan. Er is dus vraag naar bisambont. En er is afzetmogelijkheid voor het vlees. De aanvoer kan, bij de snelle toename van de muskusrat, geen bezwaar zijn. De vangsten sneller ophalen, sneller villen en schoonmaken is het parool. Wim Tonnis, chef technische dienst van een van onze waterschappen, heeft daar wel een idee over. „Vroeger werkten we met groepjes van twee of drie man en de watergangen werden, ecologisch gezien, veel schoner. Die mannen werkten met plezier en werden oud in het veld. Nu zie je jonge kerels, die vaak last hebben van nek- en rugklachten. Er is langs, op, in of bij het water heel wat werk te doen. Wie belangstelling heeft voor dat werk, zou zó in de natuur geïnteresseerd moeten zijn, dat het waken over de mus kusratten 'één pakketje' is. Zulk werk in de vrije natuur is niet aan leeftijd of sek se gebonden, iedereen die goed wordt in gewerkt, kan het aan. Ik denk aan vrij willigers met behoud van uitkering. Want de reguliere werknemers mogen er natuurlijk niet door in de verdrukking komen". De moraal van het verhaal: een stijgende vraag naar bont en vlees zou de bestrij ding van de muskusrat een extra stimu lans kunnen geven. Er zijn muskusratten genoeg maar voor verse aanvoer zijn meer rattenvangers nodig. Hun werk zou - voor een deel - betaald kunnen wor den uit de opbrengst van de oogst. En dat zou een milieuvriendelijke oplossing van het probleem betekenen. JAN BAKKER FRANSE WETENSCHAPPER ADVISEERT ETEN VAN INSEKTEN PROVINS - Van een afstandje zien de schotels fraai gegarneerde 'fruits de terre' (aardvruchten) er niet onsmakelijk uit. Maar het is wel even slikken bij de gedachte dat de torretjes en krekels straks daadwerkelijk moeten worden op gegeten. Een licht gevoel van misselijkheid komt op. Het blijkt de normale reactie waar aan de Franse wetenschapper en insekteneter Bruno Comby zijn 'theorie van de instinctieve geremdheid' heeft opgehangen. Alvorens we de eerste sprinkhaan kunnen oppeuzelen moet de aanvechting tot het trekken van een vies gezicht overwonnen worden, zo meent hij- Nucleair ingenieur Bruno Comby (30), een puur produkt van de prestigieuze Ecole Polvtechnique, heeft de Fransen verbijsterd met zijn culinaire adviezen. De zich tegenwoordig op de studie van 'gezond leven' toeleggende atoomonder zoeker verkondigt serieus dat we insek- ten moeten eten vanwege hun hoge pro teïnegehalte (eiwit) en ook dat we een culinair hoogtepunt missen als we het niet doen. Volgens Comby zijn er smaakovereenkomsten met romige kalfs oesters, vis in botersaus of zelfs foie gras. In zijn populair-wetenschappelijke boekje 'Heerlijke Insekten, de proteïnen van d'e toekomst' probeert hij een groot publiek lekker te maken voor een 'oor spronkelijke voedingsbron' die verder teruggaat dan de Neanderthalers. Chimpansee „Sinds de mensapen, onze voorouders, zijn we cultureel en technologisch be Bruno Comby loopt het water in de mond bij het zien van een krekel. hoorlijk geëvolueerd. Maar genetisch zijn we weinig verder. Ons organisme functioneert hetzelfde als dat van een chimpansees. Uitgaande van het oermo del heb ik geconstateerd dat ons gestel zich beter aanpast aan insekten dan aan het industriële, kunstmatige voedsel dat we tegenwoordig tot ons nemen", zegt Comby die twee eigen onderzoekslabora toria beheert in de buurt van Provins, honderd kilometer oostelijk van Parijs. Hij concentreert zijn studies op 'beter, want gezonder leven' en publiceerde in dat kader boekjes ovei< stress, verbeterde concentratie en de gunstige effecten van natuurlijke voeding tegen het aidsvirus. De adviseur van een regeringscommissie tegen het roken is verder surfleraar en skifanaat. Insekten vormen een 'anekdo te' in zijn brede onderzoeksveld, zo zegt hij. Veldkrekel „Als je insekten biochemisch analyseert zie je dat ze een buitengewoon rijke voe dingsbron zijn", vertelt Comby terwijl hij een volwassen veldkrekel van een gram uit een potje peutert. „Deze hier bestaat voor tachtig procent uit proteï nen. Tot aan de middeleeuwen werden ze in Frankrijk gegeten. Daarna niet meer. Maar er zijn verschillende volken in de wereld die nog steeds insekten eten. In Mexico bijvoorbeeld zijn het gastronomische lekkernijen en worden ze zeker niet niet gegeten om te overle ven. De Pedi-stam in Zuidafrika is ver zot op grote witte larven. In het larven- seizoen zie je dat de vleesprijs op de lo kale markten sterk daalt, gewoon omdat ze liever insekten eten". De entomofaag of insekteneter heeft trekjes van Professor Zonnebloem. Rei zend over de continenten proefde hij zo'n vijftig insektensoorten. „Bijna alle maal eetbaar, de meeste echt heerlijk", bezweert hij. Als een insekt oneetbaar of gevaarlijk is dan proef je dat meteen, luidt zijn stelling. „Apen eten ook alleen wat ze lekker vinden. Ik heb bepaalde luizen geproefd die echt oneetbaar wa ren. Ze stinken bovendien, je spuugt ze vanzelf uit". Tachtig procent van alle levende wezens zijn insekten. Veel over de grootste stam van het dierenrijk weten we overigens niet. Zo'n vijfhonderd insektesoorten zouden eetbaar zijn. „Een spin is dus geen insekt ondanks dat je die kunt eten", preciseert Comby. Sprinkhanen In plaats van met insekticiden te spuiten kunnen we de zespoters beter opeten, is Comby's stellige overtuiging. „Voor de Derde Wereld kunnen hun proteïnen een uitkomst zijn, want we vinden de meeste insekten in de landen die het meest aan ondervoeding lijden". Een sprinkhanenplaag kan een een zegen worden als bevolkingen wordt geleerd hoe de 'fantastische proteïnebronnen' te exploiteren. Met weinig middelen zijn volgens hem heel efficiënte vangmetho- des te ontwikkelen. „Het is in elk geval beter dan daarheen coca cola en sigaretten te exporteren", aldus de onderzoeker, die zijn dagelijkse behoefte kweekt in een eigen krekelkwe kerij. Veel is daar niet voor nodig. Een houten kistje, wat slablaadjes, vissekop- pen en ander keukenafval. Vanwege hun voedingswaarde en recyclingskwaliteiten zou de NASA overwegen insekten mee te nemen op toekomstige, lange ruimte reizen. In de geïndustrialiseerde wereld kunnen insekten een gastronomische attractie worden, aldus Comby. „Als ze me tien jaar geleden hadden gezegd dat ik van daag insekten zou eten en ze bovendien lekker vond, had ik het waarschijnlijk niet geloofd. Maar sinds ik ze heb ge proefd is het echt verbazingwekkend. Er 'Fruits de Terre' bereid door een Parijse chefkok. FOTO'S: PERS UNIE is een intellectuele remming omdat we van jongsaf bang zijn voor insekten. Maar eens hebben we de termieten van een stokje gelikt, zoal§ de chimpansees trouwens nog steeds doen". Bijenlarven „Je hebt er moed voor nodig je eerste in sekt in de mond te steken", zegt Comby als het proeven onontkoombaar is. We beginnen met een brokje pure honing, gelardeerd met knisperende bijenlarven. „Als je proeft merk je dat het lekker is", moedigt de expert aan. De honingsmaak overheerst die van de larven. Honing met pitjes. Het wordt serieus met de pop van een exotische vlinder van Madagas car, luisterend naar de latijnse naam van Attacidae Appollina. De pop die nim mer in een vlinder zal veranderen, moet worden opengebroken. Met een lepeltje neem ik een schepje uit wat gelig pus. Volgens de expert proeven we „dezelfde vette vastheid van een omelet". Waar schijnlijk verraden door mijn 'instinctie ve geremdheid' vind ik de omelet wat klef en eelijk gezegd enigszins rot sma ken. De levende veldkrekel sla ik af en ik mis daardoor een 'gepaneerde kalfs oester'. Na het dier te hebben uitge kauwd leg je het karkas met de vleugels discreet op de rand van je bord. De crè me de la crème onder de insecten is voor de liefhebber de scarabee of de hei lige tor van de oude Egyptenaren. „De smaak is moeilijk te omschrijven", meent Bruno Comby. „Het heeft iets van de accra's die je in Griekse restau rants krijgt. Heerlijk. Hoe ze gebakken smaken weet ik niet, want ik eet ze altijd rauw". BOB VAN HUËT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 28