Seminarie overleefde jaren zestig niet Randstad schreeuwt om horecavakmensen Europa wedstrijden voor het onderwijs Vam 17 HISTORICUS BESCHRIJFT HET LEVEN IN KATHOLIEKE INTERNATEN CeidócSoivtcuit ZATERDAG 12 JANUARI 1991 PAGINA 5 UTRECHT - „Moet je toch na gaan. Tien keer heeft mijn moeder die hele uitzet in orde moeten ma ken: al dat ondergoed, die zakdoe ken, washandjes, al die kleren ge merkt. Een waszak met je naam erop, een hutkoffer waar mijn va der in sierlijke letters op schreef... En dat alles voor elk van die tien kinderen weer opnieuw...". Hans Ridder is een van die tienduizen den jongens geweest die hun middelbare schooltijd op een katholieke kostschool hebben doorgebracht. De meesten ver bleven zes jaar op deze instituten die hun grootste bloei kenden na de oorlog. Toen waren er bijna honderd kostscho len en missiehuizen waar zo'n zevendui zend jongens werden opgeleid. De toe loop was haast niet te verwerken. Zij leidden meestal op tot priester - en heetten dan seminaries - of tot onder wijzer. Een uitzondering waren de scho len van de jezuieten die op de eerste plaats streefden naar een strijdbare ka tholieke elite. Er zijn nogal wat katholie ke CDA-politici die hun opleiding op deze jezuïetenscholen hebben gehad zo als Schmelzer (Aloysius College in Den Haag) en Lubbers (Canisius in Nijme gen). Toen het grootste aantal jongelieden „op studie" ging in deze instituten, was de neergang in de kiem al zichtbaar. De re latief snelle neergang van de kostscho len, waarvan de moeizame opbouw in de vorige eeuw was begonnen, heeft ve len verbaasd. Toch waren de oorzaken van die afbraak niet zo verwonderlijk. Na de oorlog kwamen er steeds meer ka tholieke scholen die het konden opne men tegen de traditionele kostscholen. De opvattingen over opvoeding waren bovendien aan het veranderen. De ou ders konden meer tijd besteden aan de opvoeding van hun kinderen. De opvat ting won steeds meer veld dat jongens samen met meisjes moesten worden op gevoed. Daarnaast openbaarde zich in toenemende mate een gebrek aan kader op de seminaria. De scholen moesten met een lesaanbod komen waarvoor lang niet altijd uit eigen gelederen kon wor den geput. Bovendien waren de kloos ters niet ingesteld op de inrichting van moderne scholen. De Limburgse historicus Jos Perry (39) heeft zijn middelbare-schooltijd door bracht op franciscaanse scholen en heeft geprobeerd dit leven op zo'n seminarie van binnen uit te beschrijven en wel vanuit de ervaring van de jongens zelf, die zo lang van huis weg waren. Dit is op een zeer evenwichtige wijze ge beurd zonder dat hier sprake is van een afrekening. Voor zijn boek heeft Perry een groot aantal mondelinge en schrifte- 'ijke getuigenissen verzameld van stu denten uit de periode '30-'65. Perry schrijft dat de noodzaak voor deze afre- Halverwege de jaren zestig daalde de belangstelling voor katholieke internaten in ons land. Het onderwijs werd overgenomen door 'gewone' katholieke scholen. In Polen is sinds de ineenstorting van het communisme de rol van de r.-k. kerk op het onderwijs de laatste tijd juist veel groter geworden. FOTO: AP kening is komen te vervallen omdat de tijdsomstandigheden al lang voor die af rekening hebben Minder vermogend Meer dan de helft van de jongenskost scholen bestond uit klein-seminaries, be stemd voor jongens van 12 tot 18 die priester wilden worden. Waarom dat? Want het concilie van Trente (1563) schreef niet dwingend voor dat priesters op gesloten instituten moesten worden opgeleid. Maar omdat de r.-k. kerk ook in de minder vermogende milieus wilde recruteren, die de Latijnse Scholen niet konden betalen, werden er eigen oplei dingscentra gecreëerd. In de praktijk werd de leeftijdsgrens van twaalf jaar als begin van de priesteropleiding be schouwd. Velen kunnen met dankbaar heid op deze mogelijkheid terug zien, want een klassieke opleiding werd op die manier ook bereikbaar voor kinderen van boeren en arbeiders voor wie stude ren absoluut ongewoon was. De priesteropleiding was in de katholie ke regio's met een groot prestige omge ven. „Als wij in Breda gingen winkelen", citeert de auteur de priesterstudent Ton Vermunt, „dan gingen we na afloop al tijd even naar de pastorie. Die encyclo pedieën en die typemachines waar ik op mocht spelen, die geur die er hing, in de grote hal met die brede trappen, dat im poneerde mij ontzettend. Dat was eigen lijk de belangrijkste reden dat ik naar dat seminarie wilde". Er werd natuurlijk ook druk geronseld. Daarvoor hadden nogal wat kostscholen hun eigen paters of broeders. Wie op zo'n internaat aankwam, maakte kennis met een Spartaanse mentaliteit: vroeg opstaan, vaste tijden voor stude ren waarop ook werd aangegeven wat je moest leren, tijd voor de mis, ochtend en avondgebed, lof, en in het algemeen weinig vrijetijd die als recreatie werd aangeduid - net als zovele andere ter men waren zij door de veelal Frans geo- rienteerde congregaties ontleend aan het Frans dat in sommige deftige kostscho len nog lange tijd verplicht was. Om de strenge sfeer te compenseren werd van de feesten echter weer veel werk ge maakt. Wie aankwam maakte meestal eerst ken nis met de slaapzaal. Ze was onderver deeld in grote aantallen chambrettes waar de surveillant nauwlettend toezicht uitoefende. Er was overigens het nodige standsver schil tussen de diverse opleidingsinstitu ten. De internaten van de bisdommen waar de 'wereldheren' (de priesters van het bisdom) werden opgeleid, waren meestal kostscholen voor jonge heren, de welgestelden die tot lang in deze eeuw hun eigen personeel tot hun beschikking hadden. Dat waren de 'knechts'. Maar bij de Broeders van Oudenbosch werd er, zoals er bij de bijen werkbijen be staan, onderscheid gemaakt tussen broe ders en werkbroeders. Op sommige internaten kreeg je „les in uitkleden", schrijft de journalist Mat- hieu Smedts. „Je deed je jasje uit, je overhemd ging uit en je schoenen en je kousen. Dan kwam het belangrijkste ogenblik. Je trok een lang hemd aan ver strekt door het internaat. Onder de ok sels waren er zulke grote mouwen dat je handen erin konden en dat je je broek kon losmaken en uittrekken". Kleding in bed was nauwkeurig gereguleerd. v riendschappen De dreiging van onkuisheid waar in het bijzonder ieders biechtvader voor waak te. maakte dat vriendschappen niet be vorderd werden. Bijzondere vriend schappen (amitiés particulières) konden leiden, zo was de gedachtengang, tot ero tische excessen. Het gevolg was dat de sfeer nogal eens gekenmerkt werd door stoere mannelijkheid en gevoelsarmoe de. Cultivering van gevoelens waaraan in het strenge klimaat toch wel veel be hoefte bestond, werd überhaupt niet ge tolereerd. De meesten wisten echter niets wanneer het op seksualiteit aankwam. Je werd immers niet voorgelicht en je werd inge prent dat het lichaam onrein was. Wan neer de biechtvader weer eens infor meerde „of het gebeurd was", moest de biechteling maar raden naar wat hij be doelde. Tegen masturbatie werd fanatiek gestreden, ook al was het woord zelf nauwelijks bekend, en van de gevaren (ruggemergtering en slappe karakters) werd veel werk gemaakt. Opleiding De meeste klein-seminaries boden een opleiding die nog het meest weg had van een gymnasium-alpha. De bollebozen mochten op voor het staatsexamen, maar zakten heel vaak door gebrek aan een goede voorbereiding. Om hun aan trekkelijkheid te vergroten zorgden de scholen er voor dat ze een door het mi nisterie erkende opleiding kregen zodat ze zelf eindexamen mochten afnemen. Leerlingen die wel geschikt waren voor het priesterschap maar voor wie het gymnasium te moeilijk was, volgden de zogeheten gamma-opleiding waarin exacte vakken haast niet voorkwamen. Perry constateert in zijn vele contacten met oud-seminaristen en priesters dat voor de oorlog de seminaristen redelijk tevreden waren met hun opleiding, ook als ze uittraden. Na de oorlog begint dat te veranderen. Het verschil tussen de ge borgen maar ook vaak wel autoritaire sfeer op de kostschool ging steeds vaker botsen met de gewoonten in de buiten wereld. Vanaf 1962 wordt begonnen met het opheffen van internaten. Het eerste dat werd opgeheven was de Bisschoppe lijke Kweekschool in Sittard. Vanaf 1965 gaat de afbraak zeer snel. Nu zijn er nog een handvol katholieke interna ten voor specifieke groepen, zoals schip perskinderen. De sfeer daar is echter heel anders dan op de vroegere kost scholen. PAUL VAN VELTHOVEN Jongens op kostschool. Het dagelijkse leven op katholieke jongensinternaten. Uitgave Bruna, Utrecht. Prijs 24,90. VEEL BELANGSTELLING VOOR OPLEIDINGEN RECREATIE EN TOERISME DEN HAAG - Er komen steeds meer opleidingen op het gebied van horeca en toerisme. Vooral particuliere instellingen bewegen zich momenteel zeer nadrukkelijk op deze markt. Op zich is dat een gunstige ontwikkeling want beide bedrijfstakken hebben een grote be hoefte aan geschoold personeel. Ze ker in de Randstad schreeuwt men om medewerkers die van wanten weten en een zeer praktische instel ling hebben. Toch heeft staatssecretaris Y. van Rooij van economische zaken vorige maand haar bezorgdheid geuit over met name het toeristisch onderwijs. Zij vindt het een ondoorzichtig onderwijssysteem en denkt dat de wildgroei alleen maar toe neemt. In een rapport zegt het Onder wijscentrum Toerisme en Recreatie ook dat wildgroei moet worden tegen gegaan en kwaliteitseisen moeten worden vast gelegd. De directeur van het centrum ging bij de presentatie van het rapport zelfs zo ver door te vertéllen dat leerlin gen nogal eens voor de gek worden ge houden. „Het gaat de scholen dan om zieltjes winnen. De leerlingen menen dat ze een toeristische opleiding krijgen, maar het is slechts een keuzevak. Ze worden als het ware uitgebuit door de school". De heer J.G. Uijterwijk, directeur toeris me/recreatie van Haagland Economie in Den Haag is het voor een groot deel eens met die stelling. De school heeft binnen haar muren onder meer dagop leidingen voor het lager en middelbaar horeca-onderwijs en het middelbaar toe ristisch en recreatief ondernemersonder wijs (mtro). Windeieren Het invoeren van deze mtro-opleiding in 1987 heeft Haagland niet bepaald wind eieren gelegd. In totaal volgen ruim vier honderd leerlingen deze vieijarige dag cursus. Per jaar melden zich evenveel potentiële leerlingen aan en er is maar plaats voor honderd nieuwe cursisten. Hoewel Uijterwijk nog alleen kan afgaan op stageplaatsen (ze hebben dit jaar voor het eerst een examenklas) kunnen afge studeerden veelal aan het werk bij recre atieparken, veerdiensten, grote reisorga nisaties en dergelijke. „Je kunt altijd be ter een dagopleiding volgen", zegt Uij terwijk. „De vraag naar deze mensen is ook groter. Ze zijn breed opgeleid en ge i Haagland Economie in Den Haag. Deze school verzorgt onder meer opleidingen voor de horeca- en FOTO: MILAN KONVALINKA makkelijker inzetbaar. Particuliere in stellingen leiden voornamelijk op voor bepaalde functies. Bevalt zo'n baan na verloop van tijd niet, dan heb je eigen lijk weinig. De reguliere dagopleidingen zijn zo breed dat je alle kanten uit kunt. Dat is het grote voordeel". Volgens hem is een ander pluspunt de stage die de leerlingen één jaar in bin nen- of buitenland moeten lopen. Som migen vertrekken zelfs naar Indonesië of Aruba. „Er lopen momenteel zestig leer lingen stage. Veel van hen zullen bij het bedrijf blijven hangen wanneer ze zijn afgestudeeerd. De werkgevers kennen hen en weten wat ze aan onze mensen hebben". Wie bij de mtro-afdeling van Haagland wil aankloppen moet als vooropleiding een diploma als lmo/leao (c/d niveau), mavo (d-niveau), havo of vwo op zak hebben. Met de twee laatste opleidingen is onder bepaalde voorwaarden plaatsing in het tweede leerjaar mogelijk. Zwaar Het feit dat er een groot personeelstekort in de horeca en het toerisme is heeft niet alleen te maken met de krappe instro ming van nieuwe medewerkers, maar ook met de behoorlijke uitstroom. Op het eerste gezicht lijken banen in deze branches de meest ideale vorm van wer ken. Maar bijna alle jongeren kennen de bedrijfstakken alleen van de andere kant van de toog of de balie. „Daarom wijzen we tijdens voorlichtingsavonden en per soonlijke gesprekken zeer nadrukkelijk op de negatieve kanten van de branche", zegt de heer J. van der Steenhoven, afde lingsdirecteur van de middelbare horeca- afdeling van Haagland. „Ze moeten we ten waar ze aan beginnen. Tijdens de op leiding haakt nog eens eenderde van de leerlingen af omdat ze het toch te zwaar vinden". Dat er veel jongeren, na enige tijd in de horeca werkzaam te zijn ge weest, het voor gezien houden be vreemdt Van der Steenhoven niet. Zelf heeft hij dertig jaar praktijkervaring „Het zijn onregelmatige werktijden, al tijd in de weekends en altijd langer dan acht uur per dag. Het is keihard werken. Maar degenen die doorgaan krijgen meestal zeer goede functies De directeur is het ermee eens dat de horeca het ook aan zichzelf heeft te wij ten dat de jongeren de pijp aan Maarten geven. Want, de goeden niet te na ge sproken, een groot aantal ondernemin gen lapt werktijden en arbeidsomstan digheden aan de laars. Met name de kleine bedrijven nemen het niet zo nauw met de gemaakte afspraken. Soms kun nen ze ook niet anders. ...Ach, het is net als in de gezondheidszorg. Men vindt het niet erg om lang en hard te werken, maar dan moet er wel iets tegenover staan". Het aantal aanmeldingen bij de middel bare horeca-afdeling van Haagland loopt wel terug. Waren het er tien jaar geleden duizend (voor 150 plaatsen); afgelopen jaar kwamen er zeshonderd inschrijvin gen binnen. Volgens Van der Steenho ven heeft de teruggang vooral te maken met het verminderd aantal leerlingen over de hele linie en de concurrentie strijd tussen de verschillende soorten van beroepsonderwijs. Fast-food Naast de vierjarige opleiding, waarvoor zo'n beetje dezelfde diploma's nodig zijn als het mtro-onderwijs, kent Haagland sinds dit schooljaar ook een driejarige cursus. Deze richt zich speciaal op de fast-foodsector als cateringbedrijven en drankverstrekkende ondernemingen. De opleiding is iets eenvoudiger. Om te worden toegelaten hebben potentiële leerlingen het diploma lbo (consumptie ve technieken), mavo, drie jaar havo of vwo nodig. In tegenstelling tot de vierja rige opleiding is doorstuderen in het dagonderwijs niet mogelijk. De school verzorgt voorts kmbo-oplei- dingen die twee drie jaar duren. Deze richten zich op de praktische beroepsuit oefening op het niveau van aankomend vakman/vak vrouw. Pe leerlingen kun nen certificaten behalen en wie ze alle maal op zak heeft kan spreken van een afgeronde opleiding. „En verder zijn we ook nauw betrokken bij het contracton- denvijs. In samenwerking met het ar beidsbureau leiden we met name langdu rig werklozen op voor een functie in de horeca". „Je merkt trouwens al heel snel wanneer een leerling gemotiveerd is. Sommigen liggen bij wijze van spreken voor de deur om aan een van onze opleidingen te mogen beginnen. Die zijn geboren voor de horeca en zullen het ver schop pen. Maar iedereen komt gemakkelijk aan de slag. Voor de Kerst stonden er niet minder dan 26 bedrijven bij ons op de stoep om mensen te werven. En heus niet alleen uit Den Haag. Ze kwamen zelfs uit Belgié". LOEK MOOR DEN HAAG - Omdat het jaar 1991 is uitgeroepen tot het Euro pees Jaar voor het Onderwijs wor den er deze maanden maar liefst drie 'Europa-wedstrijden' georgani seerd voor scholen en hun leerlin gen. Een goede manier om de Eu ropese eenwording onder de aan dacht van scholieren te brengen. Bovendien zijn er mooie prijzen te winnen, zoals bijvoorbeeld een reisje met de klas naar Brussel of een tv-discussie met onderwijsmi nister Ritzen. Allereerst is er een teken- en opstelwed strijd waaraan kinderen uit negentien Europese landen, waaronder Nederland, zullen deelnemen. Zolang men zich maar aan het thema 'Europa van Mor gen' houdt, is eigenlijk alles mogelijk. Niet alleen tekeningen en opstellen zijn welkom, maar ook videofilms, compu terprogramma's en dia-geluidsseries. De deelnemers (individueel, duo's of groe pen) worden ingedeeld in de categorieën 10-15 jaar, 15-17 jaar en 17-21 jaar. De inzendingen moeten half maart binnen zijn. Bij de tweede prijsvraag gaat het om de uitverkiezing van de middelbare school die de afgelopen tijd op de meest creatie ve manier vorm heeft gegeven aan de Europese dimensie in haar onderwijs programma. Scholen die denken met deze eer te gaan strijken, kunnen zich aanmelden bij het Europees Platform voor hel Nederlands Onderwijs. Zij krij gen dan een vragenlijst toegestuurd, die moet worden beantwoord. De jury zal aan de hand hiervan een aantal scholen uitnodigen voor een verdere selectie. Voor de hoogste groep van de basis school staat een quiz op het programma. Scholen kunnen met groep 8 meedoen door het maken van een schoolkrant (vier pagina's) met als titel 'Onze school in Europa'. De zes beste scholen doen mee aan de quiz 'Wie kent de EG', die in mei in Amersfoort wordt gehouden. De Organisatie van de drie wedstrijden is in handen van het Uitvoerend Bureau van het Europees Platform voor het Ne derlandse Onderwijs, p/a CE VNO, Nas- sauplein 8, 1815 GM Alkmaar, telefoon 072-11 85 02. Op dit adres kan ook een folder over de wedstrijden worden aange vraagd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 29