„De Hanze communiceerde niet met andere culturen" male £eidóc6otrumt Professor dr. Marietje van Winter, emeritus hoogleraar middeleeuwse geschiedenis in Utrecht, staat komende donderdag in het front van de Broederenkerk in Deventer om er de Alexander Hegiuslezing te geven. De titel van de lezing, 'Communicatie uit middeleeuws perspectief houdt verband met de grote Hanzefestiviteiten die op 14 juni losbarsten in Deventer en Zutphen en die als thema dragen: 'Communicatie, afstand geen probleem'. MIDDELEEUWEN-SPECIALISTE PROF. DR. MARIETJE VAN WINTER: Professor Van Winter heeft niet alleen grote kennis van het maatschappelijk leven in de middeleeuwen, maar ook van de Hanzetijd. Ze publiceerde vorig jaar nog 'De keuken van de late middeleeuwen', een teksteditie van recepten uit de zestiende eeuw, samen met Ria Jansen-Sieben (uitgave Bert Bakker, Amsterdam). We praten met haar over 'communicatie' in de Hanzetijd, maar ook over de kookkunst van vierhonderd jaar geleden. UTRECHT/DEVENTER - De ko- mende Hanzedagen in Deventer en Zutphen refereren met hun thema 'communicatie, afstand geen pro bleem' aan het hedendaagse begrip van communicatie, dat vrij ver taald neerkomt op een verbinding tussen gemeenschappen. „Maar dat is iets heel anders dan wat in de echte Hanzetijd onder communica tie werd verstaan", zegt de 62-jari- ge Marietje van Winter, emeritus hoogleraar in de middeleeuwse ge schiedenis, gedecideerd. Donderdag zal ze geheel in eigen stijl, dus recht op het doel af èn onverstoor baar, tijdens de jaarlijks te houden Alexander Hegiuslezing in Deventer dui delijk maken dat communicatie in de Hanzetijd in eerste aanleg een religieus begrip was. Verder stond het niet zozeer voor verkeer tüssen gemeenschappen als wel voor verkeer binnen een gemeen schap. „De Hanzekooplieden waren zeker geen Marco Polo's, die open stonden voor an dere culturen en daar waardevolle aspec ten van overnamen", benadrukt Van Winter, terwijl ze een middeleeuwse de finitie opdiept van communicatie.'1 „Het Latijnse woord is communicatio en wat je dan vindt in het woordenboek van het middeleeuwse Latijn is het deelhebben aan een kring of een gemeenschap vor men met anderen, met name in de eu charistie, de gemeenschap der gelovigen. Het tegendeel van communicatie is ex communicatie, het buitengesloten wor den uit de kring van gelovigen". „In de middeleeuwen was de voornaam ste betekenis die religieuze, maar het had ook een wereldse betekenis, deel hebben aan. Je kunt deel hebben aan koopwaren, participeren in handelstran sacties. Dan moet je denken aan indivi duele kooplieden die met elkaar een aan deel hebben in iets, die eikaars zaken de len. In mijn lezing ga ik in op kooplie den die zich onderling verbonden en hanzen vormden om naar gemeenschap pelijke bestemmingen te gaan". Hanze? Wat verstaat ze precies onder een hanze? „Dat is een gezelschap van kooplieden met een zelfde handelsbestemming. Het kunnen handelslieden uit dezelfde stad zijn, bijvoorbeeld Utrechters die samen op Keulen handelen, maar het kunnen ook kooplieden uit verschillende steden zijn die een gemeenschappelijk doel heb ben. Zo heb je de Vlaamse Hanze op Londen gehad in de twaalfde eeuw. De Duitse Hanze had verschillende reisdoe len en die werden gemeenschappelijk na gestreefd. De twaalfde-eeuwse vorm was dan een 'Genossenschaft' die op Got land voer, een eiland in de .Oostzee". Van Winter meldt dat de individuele koopliedenhanze aan het eind van de dertiende eeuw een stedenhanze werd. „Ook loen was Gotland, dat later geheel werd overvleugeld door Lübeck, nog heel belangrijk als stapel- en uitwisse lingsplaats. Uit Rusland, Scandinavië, Duitsland en Brugge, overal kwamen de artikelen vandaan die naar dat eiland werden gebracht. Ze werden er voorna melijk door Duitse kooplieden heenge bracht, andere Duitsers transporteerden ze verder. Je haalde bijvoorbeeld pelzen uit Rusland en je bracht er mijnbouw- produkten, zoals koper, naar toe. Je haalde graan uit Pruisen en bracht dat naar Noorwegen, vanwaar je stokvis mee terug nam. Kooplieden in de twaalfde en dertiende eeuw legden vaak grote afstanden af op hun koggeschepen om hun produkten rond te brengen". Maar dat is toch ook communicatie? „Dat zou je inderdaad een opgerekte be tekenis van communicatie kunnen noe men. De Hanzekoopman beleefde die manier van handel drijven als het deel hebben aan een groter geheel, aan een kring. Maar dat is toch heel wat anders dan ons begrip van communicatie. Wat wij bedoelen is juist het doorbreken van een kring en het doordringen in de kring van een ander. Dat noem ik penetratie. Wij gebruiken dat woord oneigenlijk, zelfs omgekeerd van wat het oorspronke lijk was". Andere cultuur Communicatie was in haar ogen dus niet dat iemand uit bijvoorbeeld Brugge dank zij de Hanzekooplieden kennis kon maken met een andere cultuur? Ze schudt heftig haar hoofd. „Nee hoor, volstrekt niet. Aan de andere kant maak ten de Hanzekooplieden nauwelijks ken nis met een andere cultuur. Ze leverden geen tradities over. Die kooplieden leer den elkaar natuurlijk kennen, maar ik heb geen enkele illusie dat ze werkelijk kennis hadden van de cultuur van het land waarop ze handelden. Er zijn uit de Hanzetijd geen beschrijvingen van ande re landen overgebleven. Ja, soms is er een overgeleverd woordenboekje. Er zijn het Latijn geschreven tractaat overgeble ven over het bereiden van voedsel, ver moedelijk uit Italië of Zuid-Frankrijk. Later volgden recepten in het Italiaans, Frans, Engels en Duits en nog weer later in het Nederlands. Die van ons eigen land waren vrij laat, tweede helft vijf tiende eeuw. Ik trof en tref ze aan in ar chieven en bibliotheken. Ik moet me 'erin' lezen, omdat ze natuurlijk afvyij- ken van het huidige taalgebruik. Een nieuw kookboek gebruiken betekent voor mij altijd nieuwe termen leren ken nen. Daar zitten de nodige puzzels in". De emeritus hoogleraar zegt dat er re cepten bekend zijn van de gegoede bur gerij, de adel en kloosters van de hoge geestelijkheid. „In principe namen die eikaars recepten over, zelfs internatio naal gezien. Maar er zaten wel regionale verschillen in. Dingen hadden vaak ook dezelfde namen, maar werden per land aangepast. De hoofdingrediënten waren rundvlees, schapevlees en varkensvlees, vooral voor het spek. Verder was er wild, bijvoorbeeld everzwijnen en her ten, waren er patrijzen en fazanten en veel kip- en kapoenrecepten. Ook was er uiteraard veel vis, want de kerk schreef voor dat je in vastendagen, ongeveer vijftig in het jaar, waaronder veertig voor Pasen, geen vlees mocht eten. Dan at je dus veel vis, zoals paling, haring en kabeljauw (in die tijd vaak als stokvis, red.). De gegoede huishoudens hadden vijvers op hun eigen terrein, waarin kar pers zaten". Behalve vastendagen bestonden in de middeleeuwen 'onthoudingsdagen', op elke woensdag en vrijdag. „Die waren minder streng dan vastendagen. Dan mocht je ook geen vlees eten, maar wel zuivelprodukten, zoals boter, kaas, melk en eieren. Op een vastendag waren zui velprodukten taboe. Vis moest dan in olie worden gebakken". Ingrediënten Welke ingrediënten werden gebruikt in de middeleeuwse keuken? „Groenten hadden ze bijna niet, uien en prei wel. Als er groene kruiden waren kookten ze die mee. Onder de peulvruchten kenden ze kikkererwten, tuinbonen en linzen. Of er nou sperziebonen waren is niet duide lijk. Veldsla was er ook. Het was te dan ken aan Italiaanse invloed dat dat soort groente vanaf de zestiende eeuw ook ten noorden van de Alpen gegeten werd. Dan zie je ook de introductie van rauwe salades waar groenten inzitten. Je kon rauwe groenten met olie, zout en azijn klaarmaken. Rond 1590 werd voor het eerst bloemkool gesignaleerd". Van Winter constateert droog dat de mensen in de Hanzetijd beslist geen aardappeleters waren, in tegenstelling tot hun twintigste-eeuwse nazaten. „Aardap pelen kenden ze niet in de Hanzetijd. Die zijn uit Amerika ingevoerd na de ontdekkingsreizen, maar werden in het begin helemaal niet geaccepteerd als menseneten. Men dacht dat ze giftig wa ren. Evengoed verdween de aardappel niet uit beeld". Reuzel „Basisvoedsel in de middeleeuwen was graan, in de vorm'van brood of pap of als bindmiddel. En als je dan denkt aan de gewone mensen praat je over rogge en gerst. Tarwe, voedzamer en harder dan andere granen, was een luxe-graan, dat alleen door rijke mensen werd ge bruikt. Daarnaast aten die dan toch al tijd wel roggebrood, of een mengsel van tarwe en rogge". Zutphen in vroeger tijden. bijvoorbeeld Duits-Russische woorden lijstjes overgebleven. Heel curieus; dat zijn dan echt alleen woorden die je op de markt nodig hebt, zeg maar het Pasar Maleis dat de Nederlanders vroeger in Nederlands-Indiè gebruikten. Dan blijf je volstrekt een buitenstaander ten op zichte van die cultuur, maar de eerste dingen die npdig zijn om je geld te ver dienen weet je". Die Hanzekooplieden waren dus be paald geen ontdekkingsreizigers. „Néé, helemaal niet. Ze domineerden een han delsplaats en hadden geen belangstelling voor de eigenschappen en het karakter van het volk waar ze waren. Dat volk was zó afhankelijk van die koopwaar dat het de Hanze wel haar gang moest laten, gaan. Het paste zich eerder aan aan de Hanze dan andersom". „Dat is niet merkwaardig. Ik geloof dat mensen bij commerciële activiteiten al tijd zo zijn opgetreden in andere landen. Dat is als het ware het marktmechanis me". Veiligheid? Even terug naar het vormen van een 'kring", een hanze. Was dat nou een kwestie van handelsstrategie of primair van veiligheid? „Beide", zegt Marietje van Winter. „De reis was onveilig, er waren zeerovers en schipbreuken. Bo vendien had je in de steden waar je kwam te maken met een vreemde auto riteit. Die kon zomaar beslag leggen op je schip en je goederen, zelfs als hij zich benadeeld voelde door een andere koop man. Ook als je schipbreuk leed kon een koning of overheid je hele schip en alles wat aanspoelde in beslag nemen. Dat waren reële gevaren". „Verder sloot je je aaneen om privileges af te dwingen. Samen sterk dus. Als die handelslui iets in de weg werd gelegd boycotten ze gewoon een land of een stad, zoals is gebeurd met Brugge. Als je een monopoliepositie hebt gaat een land natuurlijk door de knieen. Ik noem dat een vorm van excommunicatie". Waarom de Hanze op een gegeven mo ment aftakelde? „Dat is niet zo moeilijk. Zodra er concurrenten zijn die je mono poliepositie niet meer erkennen of niet meer hoeven te erkennen, omdat ze zelf onafhankelijk handel kunnen drijven, werken je machtsmiddelen niet meer. De Hollandse kooplieden uit Amster dam hebben zich eigenlijk nooit wat van de Hanze aangetrokkenn. In sommige steden waren de Hanzekooplieden er in de zeventiende en achttiende eeuw nog steeds". Keuken Van de Hanze in de middeleeuwen een overstapje naar de keuken van diezelfde tijd. Marietje van Winter staat niet al leen bekend als iemand die zich bezig houdt met politieke en economische as pecten van de middeleeuwen, maar ook als iemand die een uitgekiende kennis heeft van culinaire bijzonderheden in de keuken van de late middeleeuwen. Ze schreef er zelfs enkele boeken over, waarvan 'Van Soeter Cokene' het be kendst is geworden. Vorig jaar zag het receptenboek 'De keuken in de late mid deleeuwen' het licht. Wie bij een bijzon dere gelegenheid bij haar aan tafel zit kan een paar unieke middeleeuwse hap jes voorgeschoteld krijgen. „Al die re cepten heb ik in de loop van de tijd uit geprobeerd. Ik weet dus hoe ze er uitzien en hoe ze smaken", verklaart ze nuchter, „ik heb een natuurlijke nieuwsgierigheid naar voedsel. Bijna dertig jaar geleden bleek me dat er receptenverzamelingen waren uit de middeleeuwen en de Ro meinse tijd en die heb ik aangeschaft. Ik ben ze, samen met studenten, gaan klaarmaken. Dan ontdek je van alles en ga je er automatisch meer literatuur bij zoeken. Ik hou af en toe op congressen lezingen over middeleeuwse voeding". De meeste door Van Winter teruggevon den recepten stammen uit de dertiende tot en met de zestiende eeuw, globaal tussen 1280 en 1550. Op welke bevol kingsgroep hebben ze betrekking? „Op de bovenlaag van de maatschappij. Die kon lezen en schrijven. De recepten gaan nooit over het eten van gewone mensen. Ze zijn opgeschreven door ons onbeken de mensen en later door iemand verza meld". Recepten Eind dertiende zijn al de eerste recepten op schrift gesteld. „Uit die tijd is een in Prof. dr. Marietje van Winter: „De Hanzekooplieden waren zeker geen Marco Polo's". FOTO: PERS UNIE tenshuis bezig dan we langere tijd heb ben gezien. We denken altijd dat het rol patroon van de negentiende eeuw van de vrouw die strikt in huis zit en de man die steevast buitenshuis activiteiten heeft vóór die tijd ook heeft bestaan. Dat is niet waar; de positie van de ne- gentiende-eeuwse vrouw was in het licht van onze geschiedenis juist heel onna tuurlijk". Wanneer vrouwen wèl in die keuken op doken? „Ten noorden van de Alpen ze ker niet voor de zestiende eeuw, ten zui den daarvan al wel in de vijftiende eeuw, daar zijn plaatjes van. Misschien heeft dat te maken met de aard van de brandstof, met de introductie van houts kool en steenkool. Bij het dragen daar van is lichamelijk minder inspanning nodig dan bij veel gesjouw met hout". „Daarnaast speelde een vorm van indus trialisering zeker ook een rol. Het indus triële spinnen in plaats van het spinnen met de hand thuis, het zogenoemde spinrokken, is een factor geweest die vrouwen uitsloot van een broodwinning die ze eerst wèl hadden. Toen vrouwen de keuken overnamen verloor dat werk langzaam maar zeker zijn aanzien. Maar jn die tijd was het, althans in mijn ogen, wèl een emancipatie. De vrouwen be schouwden het als een overwinning en de mannen als een nederlaag, en niet an dersom". Ongerieflijk „Medisch en sociaal gezien waren de Hanze-eeuwen een ongerieflijke tijd. Wij zijn allemaal comfort gewend dat zij ab soluut niet kenden. Ik denk dat het ons niet zou meevallen in zo'n tijd te leven. Je moest lichamelijk sterk zijn. Er was een grote kindersterfte en als je die over leefde was je al een heel stuk natuurlijke selectie door. De medische zorg was pri mitief, maar er was heus wel ervarings wijsheid. Logischerwijs waren er een he leboel dingen die men absoluut niet kon behandelen. Daardoor werden veel men sen niet oud. Maar als je welgesteld was kon je toch wel zestig worden. Er waren wel mensen die tachtig werden, maar dat waren uitzonderingen. Gemiddeld was de levensduur korter dan 35 jaar. De stad was in die tijd niet ongezonder dan het land". „Het kwam toen veel meer op je eigen weerstand aan en op je eigen organisatie vermogen. Je moest heel rekbaar en flexibel zijn, vooral wat je maag betreft. Je moest een tijd met heel weinig toe kunnen. Je leefde veel meer van dag tot dag, de gewone mensen zeker. De risi co's van het leven waren groter. Voor de vrouwen waren vooral het kraambed en voor de mannen het slagveld èn de ro vers riskant. Daarnaast waren er af en toè epidemieën en hongersnoden". Zindelijkheid Marietje van Winter vervolgt: „Er waren in de steden, zeker in de late middeleeu wen, al keuringsvoorschriften voor voe ding en er werd goed op gelet dat de mensen geen rauw water gebruikten. Wassen was toch wel normaal, al had men geen stromend water. Maar ja, zo schoon als vandaag waren de mensen niet. Bij gebrek aan geplaveide wegen was er natuurlijk veel modder". „In het algemeen kun je niet zeggen dat de mensen geen idee hadden van zinde lijkheid. En dat gold zeker voor de hoge re kringen, die al een heuse badkuip hadden. Je had ook badhuizen, dat wa ren tevens bordelen. In grote huishou dingen had men tobbes. Een rijke burger had daarnaast vaak een eigen bron met een put op zijn erf, waaruit eigen zuiver water werd getapt". Of zij zelf in de middeleeuwen had wil len of kunnen leven? Er glijdt eindelijk een glimlach over haar gezicht. „Vooral voor een vrouw was het een ontzettend riskante tijd, maar hoe riskant het was hing af van je welstand. Het was een le ven, zoals velen het nu nog in de Derde Wereld beleven: uitermate onzeker en vol gevaren. In zo'n tijd zou ik niet heb ben willen leven". ARVID VAN DER WOLF Op 14 juni in „Wat de gewone man at, is moeilijk te zeggen. Waarschijnlijk pap van gerst en rogge in water gekookt, vooral niet in melk, dat was in die dagen een heel klein artikel. Daar deed hij dan reuzel, gesmolten varkensvet, doorheen, en uien, prei en koolsoorten. Soms kon hij er weieens een kip doorheen doen. Dat hing natuurlijk ook af van de vraag waar iemand woonde. Verreweg de meeste mensen woonden op het platteland, dus de kans dat er een kip was, was redelijk groot". De gemiddelde Nederlander in de Han zetijd verorberde zo'n kip met een flinke teug bier. „In elk geval niet met rauw water", verklaart Van Winter, „want de mensen wisten heel goed dat dat niet ge zond was. Bier was wel goed te drinken, omdat voor de produktie ervan goed wa ter nodig was. Elke stad had een eigen bierbrouwerij, afhankelijk van de kwali teit van het water". Was het eten in die tijd nou lekker? „Dat vind ik wel. Er zijn smaakcombi naties die onwennig zijn voor ons, maar die wel lekker zijn, zoals vis of vlees met zoet en zuur en scherp aangemaakt, dus niet ofwel hartig ofwel zoet, maar alle bei". „Mensen verbouwden natuurlijk zelf veel of kochten spul van boeren. Voor de rest konden ze terecht op markten. Naarmate je rijker was ging je meer uit heems spul kopen, specerijen bijvoor beeld. De gewone man deed dat dus niet. Hij kende echter wel degelijk geïm porteerd voedsel als stokvis en zoute ha ring. Dat is volksvoedsel geweest. Vanaf de periode dat er graan werd ingevoerd werd ook dat volksvoedsel. Bakkers gin gen het verwerken en de gewone man kocht het op de markt". „In de late middeleeuwen zag je alle maal mannen in de keuken. Dat lag ook voor de hand, want er waren grote huis houdingen. Er moest veel worden ge stampt en gezeefd, en worden geroerd in enorme pannen en er moesten grote stukken vlees worden gehanteerd en gro te potten worden gedragen. Ook het sto ken van een groot vuur was een pittig karwei. Opmerkelijk is dat in onze he dendaagse hotels, restaurants en sche pen, wat onze grote huishoudingen zijn, mannen nog altijd koken. Het wordt nog steeds als zwaar werk gezien". y rouwen „De vrouwen in de middeleeuwen maakten schoon, verpleegden zieken, legden doden af, kochten en verkochten. Ze werkten ook op het land, dat zie je aan oogstscènes van vroeger. Tegen woordig zijn de vrouwen weer meer bui- Deventer de Hanzefestiviteiten los.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1990 | | pagina 49