Zwijgen is fout voor
Anne van Egmond
ijgen is fout', de naam
Anne van Egmond
it gegeven aan het
dnieuwe
Dprogramma dat ze
maandag onder de
)S-vlag presenteert
rersum 2, van kwart
één tot twee uur
iddags), zou ook als
ïtwoording kunnen
en voor de beslissing
i verleden niet langer
ite gunnen. Het werd
motto voor de
isivering van een
rtocht naar haar vader,
il jaren duurt. Anne
Egmond - de warme
;e' van Hilversum
jandelijke bekendheid
k door haar
Sterlij ke presentatie van
fCRO-radioprogramma
es onbekend', blijkt
eraf zelf al sinds haar
|orte haar eigen 'adres
tkend' te hebben.
tK Het radioprogram-
ma 'Adres onbe-
kend' is begonnen
met verzamelaars.
Mevrouw Jansen
puddingvormen en belde de
omdat ze er dolgraag driehonderd wilde heb-
Schilperoort presenteerde dat programma
nadat Jacques van Kollenburg het van hem
kwamen de zoekgeraakte vrien-
aan de beurt. Toen ik 'Adres on-
ging doen kwam het accent steeds meer te
op de speurtochten naar ouders en kinderen,
linke soep, want tien tegen één dat de ge
vader alweer jaren getrouwd is met een
wie hij nooit heeft verteld dat hij al een
dochter heeft.
eens een man in de uitzending gehad, Jan
uit Alphen aan den Rijn, die ook op zoek
zijn vader. Hij vertelde exact hetzelfde
als ik. Over zijn moeder, die vaak uren
uit het raam staarde. Dat herkende ik. Ik
rest moeiteloos invullen. Ik voelde hem per-
omdat ik immers in dezelfde situatie ver
als hij. Daarom stelde ik waarschijnlijk ook
die anderen achterwege zouden laten. Men-
riepen: 'Wat haal je nou allemaal over-
Anne? Waar ben je aan bezig? Stop er mee',
wie hun ouders zijn.
uitzending is het gelukt te achterhalen wie de
van Jan Voogd was. De man leefde niet
daar ging het hem ook niet om. Hij had
omdat hij klem zat. Hij wilde het eindelijk
weien. Op dat moment dacht ik: waarom hij
r j>*ii ik niet? Maar ik kon niet door de microfoon
n: Ik heb ook een adres onbekend, ik zoek
vader! Die kreet moest ik kiesheidshalve ach-
,ijn tanden houden.
ink dat toeval niet bestaat. Daar word ik elke
mee geconfronteerd. Er gebeuren dingen in je
die kennelijk door Hogerhand geregisseerd
Anders kan het niet. Ik had een bijna griezelige
iteit met dat programma. Ik zat er tot aan mijn
in. Het was voor mij een manier van leven
era^den omdat ik er zo veel in kwijt kon.
:",z$hien zit ik daarom wel in dit vak. Ik heb het
1 nt geval niet gekozen omdat ik als kind haantje
n dorste was. Ben je gek. Ik was een onooglijk,
H'jen dik meisje, dat nooit iets durfde te zeggen,
£ee!wel veel begreep. Ik had alleèn het lef niet om
tenbek open te doen. Daar was ik te braaf voor.
'IJdertrouw
hee(ac*er en moeder Van Egmond niet mijn ou-
ir jjtvaren hoorde ik pas toen ik op het stadhuis
chajm in ondertrouw te gaan. De ambtenaar zei:
lgeijnamen kloppen niet'. Hoezo?, vroeg ik, wat
^an n*et^ Mijn moeder is overleden. Me-
k vv Van Egmond-Visser. En pa Van Egmond
De man schudde zijn hoofd en zei: 'Nee,
Dat zijn uw ouders niet. Dat zijn uw pleeg-
erjs. Volgens mijn gegevens heet uw moeder
/cie Meinema. En voor uw huwelijk heeft u
.ste7iandtekening nodig'. Daar had hij gelijk in,
maik was twintig en toen gold nog de wet, dat je
na je eenentwintigste de handtekening nodig had
5tor|e natuurlijke vader of moeder om te mogen
t(en-
m(an Egmond en mijn echtgenoot in spé zijn
l^jjinijn moeder gegaan, die zonder veel vijven en
haar handtekening op het formulier zette. Ze
nog hoe het met me ging. Het bleek dat ze
ik bij de KRO werkte. Na enig aandringen
^jjierde ze zich ook dat ze mij als kind van twee
'n had afgestaan en dat ik inmiddels Anneke
jjgj. Ik ben geboren als Geertruida Meinema. En
aam is bij Koninklijk Besluit veranderd. Eerst
achternaam. En later ook mijn voornaam,
mijn eigen zoon twee weken was keek ik in
yieg en dacht ik: 'Moedertje, er zal een hele
tenjmet jou aan de hand zijn geweest. Je moet wel
nood verkeren wil je zo'n hoopje mens
Ik was ook twee weken oud toen ze mij
id. Dat heb ik haar geschreven in een brief:
iarl Renske, ik kan me voorstellen hoe moeilijk
,vopor je geweest is'. Daar reageerde ze op. Bin-
,inien week stond ze bij me op de stoep.
lS hd genoeg heb ik mij in die periode niet be-
ot jn gevoeld. Ik had en heb nog steeds de neiging
°êiensen die problemen hebben, in bescherming
Zo reageerde ik ook op het stadhuis. Ik
n k; Oh God, wat zielig voor pa Van Egmond.
we straks thuis en heeft hij vast de vlag
m%ngen. Want hij denkt nog steeds dat het
P111 uitkomt, dat alles tot aan zijn dood bij het
5P® blij ft. Wat zal die man schrikken. Ik voelde
)U-jlmaar plaatsvervangend zielig en bedonderd
ia *ns anderen,
een
'P-iendin
waarop ik mezelf zielig begon te vin-
y|wam pas na tien, misschien zelfs vijftien jaar.
in het begin: nu is alles opgelost. Maar ik
mfverstrikt in die geheimzinnige sfeer, waar niks
w(jrd uitgesproken en alles onduidelijk bleef. Ik
1 tfna enige tijd door mijn moeder bij haar thuis
ke|iodigd. Dat vond ik heel wat. Eindelijk zou ik
gn;smaken met mijn halfbroer en mijn halfzus-
t Jti met de man met wie ze in de jaren vijftig
was. Ik kom daar binnen en word door
g2voorgesteld als 'mijn vriendin uit Hilversum'.
^vriendin?', had ik op dat moment moeten roe-
t e ik ben je dochter'. Maar ik hield weer mijn
speelde het spel opnieuw mee. En terug in
^to nog zeggen: wat zielig voor zo'n vrouw dat
jnf-st0f?PerV.e moet blijven spelen.
e rik bij mijn moeder op bezoek was werd er een
"glbum tevoorschijn gehaald. Daar zat ik ook in,
ii haar andere kinderen. In een keurig matro-
zenpakje. Die foto's had pa Van Egmond haar ge
stuurd toen ik drie, vier jaar oud was. Daarna is het
contact verflauwd. Vreemd, dacht ik, nooit heeft
blijkbaar een van haar kinderen de moeite genomen
zich af te vragen: wie is dat meisje? Die leugen van
'een vriendin uit Hilversum' zou ze pas tientallen
jaren later verzinnen.
Toen mijn moeder trouwde is er een rechtszaak ge
weest. Op dat moment kon ze mij eventueel nog te
rugkrijgen. 'U kunt nu voor haar zorgen', werd haar
gevraagd, 'bent u zo harteloos dat u haar deson
danks niet terug wil hebben?'. Ze heeft snikkend ge
antwoord: Nee, ik wil haar niet meer terug hebben.
Dat riep ze omwille van mijn pleegouders, die zich
enorm aan me gehecht hadden.
Mijn pleegmoeder was een lieve vrouw, die altijd
ziek was of onderweg. Ze was al overleden toen ik
in ondertrouw ging en de aap uit de mouw kwam.
Die ellende is haar dus goddank bespaard gebleven.
Ze moet altijd geleefd hebben met de angst dat het
eens uit zou komen en dat ze mij dan kwijt zou ra
ken. Ze had zelf een kind gekregen, dat één dag
heeft geleefd. Daarna mocht ze geen kinderen meer
krijgen. Ze waren beiden al over de veertig toen ik
kwam. De adoptiewet bestond in die tijd nog niet
en daarom kreeg ik de status van pleegkind. Met
mijn pleegmoeder heb ik altijd een sterke band ge
had. Die mis ik nog steeds. Zij is voor mijn gevoel
mijn moeder. Renske Meinema was een biologisch
gegeven.
onterfd
Vorig jaar is mijn echte moeder overleden. Pa Van
Egmond is inmiddels al weer vier jaar dood. Het
wordt langzamerhand tijd de balans op te maken en
me af te vragen: voor wie heb ik al die tijd gezwe
gen? Mijn pleegvader heeft me onterfd. Uit jaloezie.
Hij wilde me nog eens extra laten voelen dat ik zijn
dochter niet ben. En toen mijn moeder overleed
mocht ik er niet bij zijn, omdat ze me kwalijk nam
dat ik wilde >weten wie mijn vader was. De zusters
in het ziekenhuis waar ze lag, kregen de instructie:
als Anne van Egmond belt, weten jullie van niks.
En het personeel is daar ingetrapt. Op een avond
belde ik en kreeg ik zuster Van Engelen aan de lijn.
Ik zal die naam nooit vergeten. Ik zei: Ik ben een
dochter van mevrouw Meinema. Als ze zegt dat ze
me vóór haar dood toch nog wil zien, kom ik. Wilt
u mij bellen als er verandering in haar situatie
komt? Maar zuster Van Engelen heeft niet terugge
beld. Dus optelsom nul, uitkomst nul. Ze hebben
me ook toen weer onder het kleed geveegd.
Nu denk ik: waar ben ik al die jaren in vredesnaam
mee bezig geweest? Ik wilde iedereen sparen, ieder
een in bescherming nemen. Maar wie spaarde mij?
Ik hoefde met niemand meer rekening te houden,
alleen met mezelf.
Vlak voordat ik het ziekenhuis in ging voor een vrij
ingewikkelde operatie ben ik op een druilerige mid
dag in december 1982 naar mijn pleegvader gegaan
om hem te zeggen dat hij niet aardig was. Dat ik
last van hem heb gehad, vele jaren. Wanneer hij
weer een nieuwe vriendin had zei hij: 'Ze weet niet
dat je mijn pleegkind bent'. En dan speelde ik het
spel weer tegen heug en meug mee. 'Dat is mijn
dochter Anne', hoorde ik hem roepen. En dan knik
te ik.
Ik heb een tijd met Jan Moraal bij de AVRO ge
werkt. Hij schreef elke week een sketch over een
dominante moeder die een telefoongesprek voerde
met haar dochter. Dat eindigde met een heel vals
uitgesproken 'dag mam'. Als ik dat riep, bedoelde
ik 'dag pap', want bij het uitspreken van die tekst
zag ik voortdurend mijn pleegvader voor me. Zo
was die man dus. Dominant. Als ik hem aan de te
lefoon had zei hij nooit: 'Leuk dat je belt', maar
riep hij: 'Wat bel je laat' of: 'Leef je nog?'. Ik was
zijn enig kind op wie hij zich helemaal had gefo
cust. Hij hield me voor zichzelf.
geheimen
Toch heb ik tot aan mijn pubertijd een leuke jeugd
gehad. Ik realiseerde mij toen ook niet, dat ik in
een omgeving vol geheimen verkeerde. Als iemand
van de kinderbescherming over mij kwam praten
moest ik de gang op. Daar ving ik dan wel het een
en ander op, want ik heb grote oren aan mijn
hoofd. Luisteren kon ik toen ook al heel best. Dat is
nog steeds essentieel voor wat ik doe bij de radio.
Luisteren.
Mijn pleegvader had in Leiden een café, een buurt
kroeg met een knots van een jukebox. Een Wurlit-
zer in alle kleuren van de regenboog. Rood, groen
en geel. Die kast bralde prachtig de tophits van
Johnny Jordaan, de Drie Jacksons, Guy Mitchell en
Bill Haley. Daar luisterde ik naar als ik in mijn bed
lag. Prachtig sfeertje vond ik dat.
Later kreeg ik een piepklein radiootje waar ik aan
verslingerd raakte. AVRO's Radioscoop, de Bonte
Dinsdagavondtrein, Mastklimmen, de Showboat,
de Jeugd Vliegt Uit, Negen Heit De Klok, al die
programma's heb ik gulzig gesavoureerd.
Overdag was het café dicht en had ik het rijk alleen.
Dan sjeesde ik op mijn kinderfietsje om het biljart.
En 's avonds kwam ik met mijn pop onder mijn
arm terug. Dan was er altijd wel een aangeschoten
heer die riep: 'Geef die kleine meid een chocomelle-
tje van me'. Ik kreeg van de klanten ook dubbeltjes
om platen te draaien.
In 1953 kwam er een televisietoestel in het café. Op
verzoek van de vaste klanten. Toen had je die weer
man nog met zijn verkreukelde, armoedige mouw
en met dat vettige eindje lipstick, waar hij de de
pressies mee tekende. Dat fascineerde me. In die
tijd riep ik tegen iedereen, die het maar wilde ho
ren: ik wil in de radio. Over karma gesproken.
cadeautjes
De problemen kwamen pas op het moment dat ik
een vriend mee naar huis wilde nemen. Toen werd
pa Van Egmond jaloers. Jongens kwamen het huis
niet binnen. Hij bouwde mij helemaal in, trok een
muur om me heen. Wat tót gevolg had dat ik mijn
afspraken stiekem moest maken. Ik week uit naar
een oom en een tante, die dus achteraf ook geen
„Ik kon niet door
de microfoon
roepen: Ik heb
ook een adres
onbekend, ik zoek
mijn vader! Die
kreet moest ik
kiesheidshalve
achter mijn
tanden houden".
FOTO: GER
DIJKSTRA
„Hallo, met
Anne".
FOTO: NOS
ZATERDAG 23 DECEMBER 1989
echte oom en tante waren, en daar mochten mijn
vrienden en vriendinnen wel over de vloer komen.
Mijn echte moeder was voor mij een vreemde
vrouw, die op een dag binnenkwam met de tekst:
'Zo, hier ben ik dan'. We hebben meteen afgespro
ken dat ik haar niet moeder zou noemen. Daar had
ze begrip voor. Tante vonden we beiden ook niks
en daarom werd het Renske. Dat is jarenlang zon
der .noemenswaardige hoogte- en dieptepunten zo
doorgegaan. Ze kwam op bezoek, ze kocht cadeau
tjes voor de kinderen en was alleraardigst. Ik kan
niet anders zeggen. We ontdekten ook gaandeweg
dat we dezelfde handicap hadden wat muziek be
treft. Dat overdreven muzikale. Ze schreef ook ver
halen en gedichten, die allemaal even somber zijn.
Er spreekt een voortdurende zelfvernietiging uit. Ze
hield ook vol dat ze piano en orgel speelde, maar in
haar huis heb ik nooit een piano of orgel kunnen
ontdekken.
Na zeven jaar belde ze in paniek op: 'Ze weten nu
allemaal dat ik vóór mijn huwelijk al drie kinderen
had. Jij bent nummer drie, Anne. Iedereen is nogal
overstuur'. Komaan, zei ik, ik bel ze wel even op.
Dat komt best goed.
Mijn twee zusjes van vóór haar huwelijk zijn met
hun echtgenoten bij mij op bezoek geweest. En het
klikte meteen heel goed. Mijn oudste zus had in
middels uitgezocht wie haar vader was. De enigen
die nog met een probleem zaten waren mijn andere
zusje en ik.
We kregen nul op rekest. Moeder ging kaarsrecht
zitten, draaide haar hoofd naar het raam en zei: 'Ik
weet het niet'. Pas veel later heeft ze op aandringen
van diverse kanten namen genoemd. De vader van
mijn jongste zus zou Lenting of Linting zijn geweest
en mijn vader heet Karei Vermeeren. Verder viel er
niet over te praten. Ik riep almaar: Is het nu zo erg
om er over te spreken? U bent drie maanden met
die man omgegaan, heb ik gehoord. Hoe zag hij er
uit? Antwoord: 'Weet ik niet'. Hoe praatte hij?
'Weet ik niet'. Had hij gevoel voor humor? 'Weet ik
niet'. Was hij donker, had hij een accent, misschien
een zachte g? 'Weet ik niet. Weet ik niet'.
Mijn vriendin heeft vervolgens twaalfhonderd Ver-
meerens in Nederland gebeld, maar ook dat leverde
niets op. Ik dacht: nu zit er niks anders meer op.
Dan moet ik haar naam maar noemen. Zeggen: ze
heet Renske Meinema, ze woonde in Amersfoort,
waar ze huishoudster was bij de familie Smirnoff.
Daar is ze ook in 1946 zwanger geraakt van een
man die Karei Vermeeren heet. Dat heeft ze ver
klaard tegenover de politie. Ze heeft allerlei verkla
ringen moeten tekenen toen ze mij aan de Van Eg-
monds afstond.
Ze was zeventien toen ze haar eerste kind kreeg. Ze
was een prachtige vrouw. Toen is ze uit het ouder
lijk huis gejaagd. Haar vader was belastinginspec
teur en ouderling van de Gereformeerde Kerk. La
ter heeft hij zich blijkbaar toch weer met haar ver
zoend. Er zijn in elk geval foto's waar hij glunde
rend met haar kinderen op staat.
slot
Ik ben niet zo moeilijk, geloof ik. Ik wil wel graag
duidelijkheid in mijn leven. Een paar weken gele
den hebben we nog een paar mensen bezocht van
wie wij het vermoeden hadden dat ze iets meer wis
ten. Ze zijn in die tijd bevriend geweest met mijn
moeder. Maar ook zij konden mij niet verder hel
pen. 'Sorry Anne, ook met ons heeft ze daar nooit
over gesproken. Wij wilden haar dolgraag helpen,
riepen maar: mens zeg toch eens wat. Maar dat slot
bleef op haar mond'. Ook langs die kant zijn we
geen stap verder gekomen. We hoorden wel hoe
moeder is geweest. Ze was geen fuifnummer. Ze
ging de deur niet uit. En paste braaf op haar kinde
ren. Je kunt je dus afvragen hoe ze in godsnaam
zwanger is geraakt. En dat drie keer achter elkaar.
Ik neem aan dat de familie Smirnoff haar niet als
huishoudster zou hebben ontslagen toen ze voor de
derde keer zwanger was. Die mensen zaten daar te
goed voor in elkaar. Wie neemt er nou in de oorlog
een ongehuwde moeder met twee kinderen in huis?
In feite is ze hem dan ook zelf gesmeerd vóór de
bevalling. In februari werd ik geboren in een stoute-
meisjeshuis aan de Breestraat in Utrecht. Daarna is
ze gaan werken op een ander adres in Amersfoort.
Het huis van de familie Smirnoff in Amersfoort
grensde aan twee kazernes. Daarom ligt het voor de
hand dat Karei Vermeeren een militair was. We
hebben tientallen Legèrkronieken uitgeplozen, maar
tot nog toe niks gevonden. Mijn vriendin is ook bij
een man geweest die in Amersfoort een klein leger
museum heeft. Hij kon zich herinneren dat rond
1946 een stel militairen op het matje zijn geroepen
door de kazernecommandant. Hij heeft ze stuk
voor stuk gevraagd: 'Ben jij met Renske Meinema
naar bed geweest?'. Niemand was met Renske Mei
nema naar bed geweest.
graf
Ik ben bang dat Karei Vermeeren of hoe mijn vader
'ook heet een witte vlek in mijn leven zal blijven.
Moeder heeft dat geheim vorig jaar meegenomen in
haar graf. Ik had zo gehoopt dat ze vóór haar dood
nog iets op een briefje zou hebben gezet. Maar alle
speuracties zijn op niets uitgelopen. Ze heeft alle
sporen uitgewist.
Achteraf realiseer
te genieten. Ze heeft
zichzelf gestraft en
daarmee automatisch
ook haar kind. Nee,
het leven is tot nog toe
niet onopgemerkt aan
mij voorbij gegaan.
LEO THURING