Porseleinen microfoons
en luisterende borden
p
1
1
li
mal
Ie
£efcLóc(2ou*a/nt
i
ZATERDAG 16 DECEMBER 1989 PAGINA 33
Mircea Dinescu (1950)
heeft in Roemenië
acht dichtbundels
gepubliceerd. Zijn
meest recente bundel,
'Moartea citeste ziarul'
(De dood leest de
krant) werd door de
- officieel niet-
bestaande - censuur
niet geaccepteerd
omdat de gedichten
zogenaamd te
'mystiek' waren. De
bundel werd daarop in
Hongarije gepubliceerd
in een tweetalige
uitgave. In maart van
dit jaar werd Dinescu
ontslagen als redacteur
van een literair
tijdschrift. Aanleiding
daartoe was onder
meer een
- afgeluisterd -
gesprek dat hij had
met de dichter Dan
Desliu.
Mede over dat gesprek
gaat zijn open brief
aan de voorzitter van
de Schrijversbond,
de hoofdredacteur van
het literaire blad,
die wij
hier publiceren.
:v<_
bij[a Dinescu in zijn open brief aan de
van de Schrijversbond: „Sedert
word ik op de voet gevolgd
enkele heren in burgerDe geheime
sei? zit overal in het land van Ceauses-
FOTO: SP
IA REST, ZOMER 1989.
ïgin met een verhaal waarvan
gegewild de auteur bent. Enkele
erl geleden stuurde u twee Roe-
dichters op reis naar een
atnunistisch land in het Verre
om contacten te leggen
e.^schrijvers uit die streken. In
weken zijn ze er niet in ge-
d om ook maar één inheemse
aztr te leren kennen, aangezien
:n chrijvers daar, die uitstekend
.Opgeleid, afstand hebben geno-
SJjjvan de ijdelheid der persoon-
onondertekening en van indivi-
stische neigingen, zodat ze nu
georganiseerd in een soort
sraties die hun handelswaar
iem of met een collectieve on-
g°rkening afleveren.
daarentegen wel hebben gezien,
za]een hoofdstad met reusachtige
;rlj>eelden; met bomen die in glas wa-
:s Igepakt en tot natuurmonumenten
g's, bestempeld omdat de Vader der
,^jn zijn kinderjaren tegen hun stam
ajet te hebben geleund; met indruk-
inde musea waar ze een asbak heb-
bewonderen met de oor-
g Tcelijke peuk van de sigaret die
:elfde Vader in zijn pubertijd heeft
aljCt; met een heilige steen waarop de
op volwassen leeftijd
eneeft gezocht; met straten waar de
dangers aan vreemdelingen de glim-
as'an hun ideologie aanbieden alsof
rïgadselachtige orgaan dat de mense-
je droefheid produceert uit hun li-
H' was weggesneden; met kleine
kinderen die in paradepas uit
komen en die zich op hun beurt
prijzen dat ze allemaal kinderen
jt ezelfde Vader zijn.
1
is de hoofdpersoon van dit
edSeheurde verhaal, dat zich afspeel-
refiet Verre Oosten, een onschuldige
jvésylvanische ganzesoep'. Na terug
dei gekeerd van een werkbezoek aan
egldelfabriek, waar ze met bewonde-
tieadden kunnen kijken naar het me-
reiche ballet van de arbeiders in
vereniging met hun werk-
die met hun vaardigheid en vol
maaktheid de werkbanken te schande
zetten, zaten de twee Transsylvaniërs
- want ik vergat U te vertellen dat de
dichters in kwestie allebei afkomstig wa
ren uit Transsylvaniè - op het terras
van het internationale hotel, aan een af
gezonderd tafeltje, met voor zich een stel
theekopjes. En terwijl ze over koetjes en
kalfjes praatten, in een dromerig voor
spel op het middagmaal waar ze bij eer
dere gelegenheden al een uurtje of twee
op hadden moeten wachten, sprak een
van de dichters: „Een ganzesoep met
vermicelli zoals ze die bij ons in Trans
sylvanië maken, zou er nu best ingaan".
Langzaam drinkend uit de porseleinen
theekopjes die bij het geringste zuchtje
moesson leken te trillen, zouden de twee
dichters, teruggetrokken in de eenzaam
heid van dat terras, de schrik van hun
leven krijgen,toen na twee uren de maï-
tre d'hotel, die de dienstdoende ober be
geleidde, triomfantelijk voor hun neus
een vergulde terrine op tafel zette waarin
de arme gans lag te dampen in het gezel
schap van de bijbehorende Transsylva
nische vermicelli.
Noch de aangename geur van de soep,
noch het plechtstatige geglimlach van de
aandragers ervan was bij machte om het
afgrijzen te doen verdwijnen van het ge
laat van de dichters, die thee hadden zit
ten drinken uit een stel beeldschone por
seleinen microfoons.
Meneer de voorzitter, ik neem even af
stand van de clou van dit verhaal om te
rug te keren in het Bukarest van 1989.
Sedert enige maanden word ik op de
voet gevolgd door enkele heren in bur-1
ger, die me op afstand vergezellen bij
mijn omzwervingen door de hoofdstad
van de Socialistische Republiek Roeme
nië. Hun uitvalsbasis is een blauw busje
dat gewoonlijk geparkeerd staat aan het
einde van de straat waar ik woon, waar
respectievelijke heren een kaartje zitten
te leggen om enigszins hun verveling te
verdrijven totdat het volgende spel, dat
van de achtervolging, een aanvang
neemt op het moment dat ik ten tonele
verschijn.
In de afgelopen periode heeft zich bij de
vier heren ook een tweetal dames aange
sloten, die de merkwaardige gewoonte
hebben om mysterieuze woorden te
staan fluisteren in plastic tasjes van bin
nenlandse herkomst - terwijl de heren,
die werkelijk apparaatjes tussen hun kle
ding vandaan halen, op hun beurt ook
iets fluisteren dat me ontgaat.
Het scenario gaat als volgt: als ik in een
bus stap, stapt een van de kerels die in
gedachten verzonken bij de halte lopen
te ijsberen ook in, terwijl de rest van het
team de bus van afstand volgt in een
automobiel van het merk 'Dada'.
Als ik te voet ga, stapt er nog een van
hen uit en hebben we 'sluip-sluip' de
mogelijkheid om gezamenlijk de nieuwe
architectuur van Bukarest te bewonde
ren. Onverschillig in wat voor gebouw ik
binnenga - particuliere woning of over
heidsgebouw -, onverschillig hoeveel
tijd ik binnen doorbreng, de heren zijn
geduldig en staan op me te wachten. Ik
ben aan hun gezichten gewend en ik ben
bijna op hen gesteld geraakt.
Zouden het wellicht verlegen bewonde
raars van mijn nog niet afgeronde dich
terlijke oeuvre zijn en zouden ze zo door
schroom bevangen zijn dat hun de moed
ontbreekt om mij om mijn handteke
ning te komen vragen?
Zouden zij wellicht deel uitmaken van
de ploeg van mijn toekomstige biogra
fen, die geen ogenblik van de omzwer
vingen en het privéleven van de dichter
willen missen?
Of zijn het wellicht buitenaardsen en
zou ik me in dat geval niet tot u moeten
richten, maar tot uw collega van het be
stuur, Ion Hobana, secretaris belast met
buitenlandse aangelegenheden binnen de
rangen, van onze partij?
Vrienden
Een andere merkwaardige aangelegen
heid is dat telkens wanneer een vriend
- Roemeen, Duitser, Hongaar, jood of
van andere etnische afkomst - mij belt
om me mee te delen dat hij mij een be
zoek komt brengen, de zes mysterieuze
personen op de hoek van de straat ver
schijnen, terwijl ze in plastic tasjes staan
te fluisteren en verder werken aan mijn
geromantiseerde biografie.
Het verschijnen van deze heren is mij
reeds in de zomer van vorig jaar opge
vallen, nadat ik was teruggekeerd uit de
Baltische Staten, waar ik op uitnodiging
van de Bond van Sovjet-Schrijvers mijn
vakantie had doorgebracht. Ik zal u niet
meer helpen herinneren aan het feit dat,
hoewel ik officieel was uitgenodigd door
middel van een papier dat u persoonlijk
ter hand werd gesteld door de secretaris
van de Schrijversbond van de Sovjet
unie, ik er slechts met de allergrootste
moeite in slaagde te vertrekken. Als pri-
vé-persoon, na zenuwslopend en uitput
tend aandringen mijnerzijds.
Het interview dat ik voor Radio Mos
kou heb gegeven, waarin ik blijk gaf van
mijn enthousiasme voor de magische ef
fecten van de woorden perestrojka en
glasnost, zoals ik die uit de Sovjet-pers
en de Sovjet-media had kunnen opma
ken, dat vermaledijde interview dus
maakte in bepaalde oren geen al te beste
indruk. Hetgeen ook gold, twee maan
den later, voor mijn lezing, genaamd
'Brood en spelen' over de omstandighe
den van de schrijver, die ik had gehou
den tijdens een colloquium over litera
tuur georganiseerd door de Westberlijnse
Kunstacademie.
Daar is later' nog de omstandigheid bij
gekomen dat, hoewel we in een land
zonder censuur leven, het manuscript
van mijn verzenbundel 'De dood leest
de krant', dat reeds was geaccepteerd
door uitgeverij 'Cartea Romaneasca'
(Het Roemeense Boek), werd gecensu
reerd bij de Raad voor Socialistische
Cultuur en Opvoeding, op grond waar
van ik, als enige eigenaar van dit manu
script, me gerechtigd voelde het naar het
buitenland te versturen.
Ik hoop dat men me mijn schrijverstrots
niet euvel duidt, maar na acht in het
Roemeens gepubliceerde dichtbundels
en enkele in vreemde talen, na vier prij
zen van de Schrijversbond en één van
de Roemeense Academie, was ik naïef
genoeg om te gaan geloven dat ik een
vrij man ben, dat ik in vrijheid ben ge
boren en in vrijheid zal sterven, dat die
vrijheid de grondstof voor mijn vak is
en dat ik zonder die vrijheid niet kan
bestaan.
Aangezien ik de Schrijversbond nog
steeds beschouw als een vakbond van
auteurs die haar leden in bescherming
dient te nemen, wil ik bij u een klacht
indienen, meneer de voorzitter, voor het
feit dat op 14 maart ook u, maar ditmaal
in uw hoedanigheid van hoofdredacteur
van het weekblad 'Romania literara' (Li
terair Roemenië), mij officieel heeft
meegedeeld dat ik ben ontheven van
mijn functie van redacteur van het tijd
schrift vanwege het feit dat ik zonder
voorafgaande toestemming aanwezig
ben geweest op recepties die werden ge
geven door buitenlandse ambassades en
dat ik bezoek heb ontvangen van jour
nalisten, schrijvers en diplomaten uit so
cialistische en kapitalistische landen.
Ik herinner u aan wat ik u ook bij ande
re gelegenheden heb gezegd, dat een
schrijver in de eerste plaats een open
baar persoon is en dat alles wat ik schrijf
en denk tot het grote publiek is gericht,
zonder enige ideologische vooringeno
menheid. Dat ik geen staatsgeheimen be
zit, dat de essentie van de tragische ge
heimen van het bestaan en van het
schrijverschap wordt belichaamd in een
eventueel oeuvre en dat uit de openba
ring van die geheimen, uit het onbelem
merd contact met mensen, ongeacht hun
huidskleur of etnische afkomst, de lots
bestemming van een schrijver zich afte
kent.
Misschien is het u even ontschoten, me
neer de voorzitter, maar ook u bent een
schrijver en wij zouden gezamenlijk ons
dagelijks brood moeten eten van dezelf
de vrijheid die u mij ontzegt door me te
straffen en me werkloos te maken. Het is
waarschijnlijk niet bij u opgekomen dat
een gezin met twee kinderen niet kan
rondkomen van ongepubliceerde gedich
ten en van een handtekening die op de
index is geplaatst, zoals het waarschijn
lijk ook niet bij u is opgekomen dat, ter
wijl u laat doorschemeren dat ik een de
creet heb overtreden dat niet officieel is
gepubliceerd (en dat de contacten tussen
schrijvers en buitenlanders aan banden
legt - vert.), de fundamentele artikelen
uit de statuten van de instelling die on
der uw bestuur staat op grover wijze
worden overtreden. De Schrijversbond
is al meer dan vier jaar verlamd, nu de
Raad van Bestuur, waar ikzelf deel van
uitmaak, geen toestemming meer krijgt
om in vergadering bijeen te komen.
Een ogenblik voordat ik mijn veroorde
ling uit uw mond te horen kreeg, geloof
de ik dat u me had laten komen opdat
we samen een nota van afkeuring kon
den tekenen tegen de arrestatie van onze
Tsjechoslowaakse collega, de toneel
schrijver Vaclav Havel, en tegen de ter
doodveroordeling van onze collega Sal
man Rushdie. Het heeft niet zo mogen
zijn, meneer de voorzitter. Helaas.
Gehoorzaam bord
Laten we terugkeren naar vrolijker za
ken, meneer de voorzitter, naar onze
Transsylvanische ganzesoep.
Een week geleden gebruikte ik in de kan
tine van de Schrijversbond de maaltijd
samen met de dichter Dan Desliu. Na
vertrek was een collega van ons onge
wild getuige van een groteske scène
waarin drie individuen - ongetwijfeld
buitenaardsen - als bezetenen de keu
ken overhoop haalden op zoek naar een
zeker eetbord, dat met enkele sneetjes
brood enige tijd op onze tafel had ver
toefd en dat de ober abusievelijk in de
vaatwasmachine had geplaatst te mid
den van de overige onschuldige borden.
Het balorige, (on)gehoorzame bord
kwam weer boven water. De gebeurtenis
werd mij ingefluisterd - zodat ik op 14
maart opnieuw ben verschenen met het
boosaardige voornemen het bord te ste
len. Terwijl we aan tafel zaten met een
aantal collega's werden zowel Dan Des
liu als ik - de enigen die op de hoogte
waren van het verhaal van dat bord -
verrast toen de serveerster in plaats van
de broodjes die op tafel stonden ons een
nieuw bord met sneetjes brood bracht,
onder het voorwendsel dat die verser
waren.
Dan Desliu drukte het voorwerp van vi
brerend porselein achterover en stopte
het in zijn eigen tas met het voornemen
om het thuis in alle rust te bestuderen.
Eerlijk gezegd had ik de nodige twijfels
dat in een schrijverskantine in de Socia
listische Republiek Roemenië er luiste
rende borden de ronde kunnen doen
langs de tafeltjes van de praatgrage
auteurs.
En toch werd, meneer de voorzitter,
mijn scepticisme verdrongen door de
Transsylvanische ganzesoep. Wat aange
toond diende te worden, werd veel snel
ler dan we verwacht hadden bewaarheid.
Immers, op klaarlichte dag, in de tuin
van het gebouw van de Schrijversbond,
werd de dichter Dan Desliu aangevallen
door een individu terwijl hij in een taxi
stapte, waarbij zijn tas onder zijn arm
vandaan werd gegrist en de specialist het
op een lopen zette over Calea Victoriei*
met de sjofele tas van vinyl, die een pen,
een croissant en een waardevol bord be
vatte.
Het wanhopige geschreeuw en de achter
volging van de bordendief door de dich
ter Desliu bleven zonder resultaat, om
dat de politieagenten die in groten getale
op Calea Victoriei aanwezig waren, het
voorval bijwoonden met een onkenmer
kende terughoudendheid. Na al deze
vrolijke gebeurtenissen, die wel halluci
naties lijken, rest mij alleen nog, meneer
de voorzitter, u smakelijk eten te wen
sen".
MICREA DINESCU
Vertaling:
Jan Willem Bos
Noot van de vertaler
Calea Victoriei betekent Weg van de
Overwinning (in de Russisch-Turkse
oorlog van 1877-78, die de Roemenen
als hun bevrijdingsoorlog beschouwen).
Het is de route die de president volgt
op weg naar zijn werk.