Leven met angst na het doodvonnis aids 1 inal Ie Achter elke kerststal schuilt een verhaal ZATERDAG 16 DECEMBER 1989 PAGINA 2 Het jaar loopt ten einde. En daarmee komt ook het eind van dit decennium in zicht. Er is veel gebeurd in de jaren tachtig. Prettige ontwikkelingen zoals de ontspanning tussen Oost en West. Maar aan de andere kant toonde een verschrikkelijke ziekte zich in zijn volle omvang: aids. Een ziekte die het afweermechanisme van een mens ondermijnt, waardoor hij of zij uitermate kwetsbaar wordt voor infecties. Als een dief in de nacht heeft het aidsvirus ook Martin overvallen. De diagnose kwam voor hem als een doodvonnis. Hij vertelt over zijn angst en over zijn strijd voor het leven. „Volgens de wet der gemiddelden heb ik nog een jaar. Daar hou ik stiekem rekening mee, maar het kan ook wat langer of korter zijn. Ach, eigenlijk heb ik voor mezelf al uitgemaakt dat het laatste jaar voor de deur staat. Zo meteen koop ik nog een kerstboompje, de laat ste Vroeger is voor Martin Kruijsen nog maar kort geleden, het heden is twee jaar oud. „Ik heb een constant gevoel van haast, m'n ziekte heeft me ongeduldig gemaakt. Van elke dag wil ik iets maken, geen dag mag er nog de mist ingaan. Het is een enorm geestelijk proces, ik heb soms het gevoel dat m'n omgeving me niet meer kan bijbenen". Toen het aidsvirus zich in het lijf van Martin nestelde, moest de afkorting nog uitgevonden worden. „Het was in 1982 dat ik er voor het eerst van hoorde, vage geruchten over een vreselijke ziekte, ho mo's die doodgingen. Ik was doodsbe nauwd, ik ging veel uit, maar omdat toen gezegd werd dat het uit Amerika kwam durfde ik niet eens naast een Amerikaan te gaan zitten". „Later werd ik bang voor iedereen om me heen. Ik versierde wel eens iemand, maar als het er op aan kwam, deinsde ik terug. Ik wilde er zeker van zijn dat die ziekte mij niet zou overvallen; van veilig vrijen had toen nog nooit iemand ge hoord. Ik heb seks toen volledig uit m'n leven gebannen. Nu weet ik dat je het virus wel zeven tot soms vijftien jaar kunt dragen voor je aids krijgt". „Ik heb geen idee wanneer ik het opgelo pen heb en van wie. Dat is ook niet meer relevant, we hebben mekaar in die tijd besmet. Misschien leeft hij niet eens meer, wat heb je eraan om dat te weten? Ik heb het natuurlijk ook doorgegeven, maar ik kan nu moeilijk schuldgevoe lens hebben over wat ik toen deed. Aids bestond immers nog niet!". Vlinder In de kleine huiskamer hangt aan de wand een opvallend aquarel, een vlinder die uit zijn cocon kruipt, een symbool van het nieuwe leven. Het werd speciaal voor Martin gemaakt, anderhalf jaar ge leden, toen hij letterlijk doodziek was. „Het begon met het soort klachten waar van je denkt: dat gaat wel over. Ik heb me toch laten onderzoeken en na allerlei pillen, kuren, onderzoeken en een foute diagnose werd er lymfkanker ontdekt. Dat zou te genezen zijn, een zware ope ratie en twee weken daarna zou ik weer thuis zijn. Maar wat we eruit gehaald hebben werd onderzocht en toen bleek dat ik aids had". „Ik heb dat ervaren als een doodvonnis, ik was volslagen radeloos, maar ook kwaad en enorm verdrietig. Je denkt al leen maar aan doodgaan, telkens gaat het door je hoofd: 't is afgelopen met me. Ik zou binnen vier maanden overlij den. werd me verzekerd. Zo hing de vlag er toen bij". „Een week heb ik op het punt gestaan om Maar hoe wanhopig je op zo'n moment ook bent, een mens knokt als het om leven en dood gaat. Ik moest nog van alles regelen, ik wilde afscheid ne men, doodgaan kon op dat moment ge woon nog niet. Dan kom je voor heel moeilijke keuzes te staan. Ik heb lang last van koorts gehad, met pieken tot bo Martin Kruijsen: Het schip verdwijnt achter de horizonmaar zinkt niet. Ik ben razend nieuwsgierig naar hoe het er straks uitziet". ven de 41. Het moment van een hartstil stand was heel dichtbij. Maar wil je dan nog reanimatie? Dat is niet verplicht, je kunt ook alle sores omzeilen. Uiteinde lijk heb ik ervoor gekozen dat ik wel rea nimatie wenste als mijn hart ermee wil de stoppen". „Toen kwam de vraag of ik nog chemo therapie wilde om de kanker te bestrij den. Chemotherapie houdt vreselijk huis in je bloed, en dat doet aids ook. Ik had het gevoel niets te kunnen verliezen, maar zelfs het middel had me kunnen doden". Spanning „Dat is een enorm spannende dag ge weest. 's Morgens beginnen aan de be handeling met steeds de vraag in je ach terhoofd: ben ik er vanavond nog? 's A- vonds om elf uur rookte ik weer een sigaretje. Na drie behandelingen ben ik toch gestopt, want je krijgt wel steeds een hardere klap en de vierde had me gemakkelijk de rolstoel in kunnen slaan. Achteraf gezien heeft het me echter goed gedaan, ik heb toch een jaar lang met be trekkelijk weinig last kunnen leven". „Die woekering in m'n lijf gaat natuur lijk wel door. Mijn grootste angst is dat het naar de hersens verhuist. Dan moet je opnieuw keuzes maken. Kijk, ik kies voor het leven, maar niet zonder meer, ik verbind er wel voorwaarden aan. Het moet nog wel leefbaar zijn, het leven moet kwaliteit hebben". „Ik heb geleerd te leven met aids, maar ik kan nu niet voorspellen dat ik de rit tot de laatste halte uitzit. In de meeste gevallen is de dood pijnloos, maar het hangt er van af welke infectie me uitein delijk zal vellen. Er zijn nogal wat men sen om me heen weggevallen en de laat ste fase duurt soms erg lang. Als de kwa liteit er niet meer is kies ik voor eutha nasie, dat heb ik al geregeld". Het verwoestende virus heeft in het li chaam van Martin al een venijnig spoor getrokken. Maar achter de vermoeide ogen, achter de ingevallen wangen is de geest gescherpt. „Ik ben nu veel meer bewust van alles wat om me heen leeft. Alles wat er ge zegd wordt raakt je. Wat ik vroeger be langrijk vond, interesseert me nu niet meer, maar ik beleef alles heel intens. Ik kan de realiteit aanvaarden, steeds denk ik bij alles wat ik doe: het kan de laatste keer zijn". <,M'n laatste verjaardag in februari, voor de laatste keer oud en nieuw. Ik kijk bij voorbeeld ook heel anders naar gebou wen, ik zie nu pas dat ze mooi zijn. Ik denk dat het goed is er zo tegenaan te kijken. Op deze manier kan ik nog ge nieten, ik vind een glas wijn nog steeds lekker, vroeger consumeerde ik vooral, nu geniet ik van elk pilsje". Angst „Maar je eigen geestkracht werkt natuur lijk niet ongelimiteerd, je knapt een keer af. Steeds word je aan je ziekte herin nerd. ik ben constant bekaf, een ver moeidheid waar geen slaap tegen helpt. Je staat op met aids, je gaat er mee naar bed, aids gaat nooit met vakantie, heeft nooit een snipperdag of een lang week end". „Ik raak de laatste tijd wel eens de kluts kwijt en dan denk ik meteen dat dat het begin van het einde is. Dementie kan heel snel toeslaan als je aids hebt. Het is steeds die angst. Ik heb een goede kennis die bijna niets meer ziet. Staat mij dat ook te wachten, leven in het donker? Ik ben ook vreselijk bang voor een vorm van huidkanker die bij aidspatiênten vaak voorkomt. Als die vlekken maar niet in m'n gezicht komen, dan ben je gebrandmerkt. Dan heb je met grote let ters AIDS op je voorhoofd staan. Ik wil niet zielig zijn, medelijden wijs ik af, daar kan ik niets mee. Maar die verne dering, daar ben ik bang voor". Veel aidspatiênten zonderen zich af van de buitenwereld, bang als ze zijn voor afwijzing, en wachten in een volkomen isolement op de dood. Martin heeft een andere weg gekozen. „Ik ben er heel bewust mee bezig. Ik wil de mensen vertellen wat er met je ge beurt, ik wil aids een gezicht geven. Open praten over beladen onderwerpen werkt vaak het beste. Ik probeer iets te gen de discriminatie te doen, er leven nog diepgewortelde vooroordelen. Nog steeds gaan velen er van uit dat het een homoprobleem is, en dat is heel gevaar lijk. Eén slippertje kan te veel zijn, de rekening komt pas tien jaar later". „Als ik sommige jongeren hoor, krijg ik het heel benauwd. Uit een recent onder zoek bleek dat maar twaalf procent van de jongeren veilig vrijt, de rest néémt het niet zo nauw. Dat verontrust me. Veel mensen worden pas ongerust i aids heel dichtbij komt, maar het is ge kwestie van kiezen, het kan iedere overkomen. Alleen weten we nu hoe i het kunnen voorkomen". „Ik vind het ook nodig een hoop onjRl motiveerde angsten weg te nemen, be buitenwereld is veel gevaarlijker v&n mij dan ik voor de buitenwereld. Ajn) komt je niet aanwaaien, je moet er no wat voor doen. Maar om daarentejr mij de fatale infectie te geven, hoevei?Se alleen maar tegenover me te zitten inDel tram. Zulke risico's calculeer je in, hejer een kwestie van heel goed naar je eijpSj lijf luisteren. Ik probeer ervoor te zorg j dat ik niet paranoia word, ik kan tC- niet in een steriele vitrine gaan leverr'J Maatjes Martin had aids al van dichtbij le. kennen alvorens hij zijn eigen naderer dood onder ogen moest zien. Hij \*n.c hoe belangrijk het is om iemand naaspit te hebben en vroeg meteen een buifei aan. een getrainde vrijwilliger die h» kan helpen bij zaken waar hij behojj^ aan heeft. Peter Leijssen kwam een jaar gelecr1' toen de eerste crisis voorbij was. „Ik 1 een vriend met aids en heb het hele p ces van aftakeling meegemaakt. Op bor moment besloot ik niet machteloos rus te willen kijken", vertelt Peter. mn Martin: „Het is goed elkaar zo vnor mogelijk te leren kennen, je moet de rgz krijgen. Zo'n buddy is je vertrouwde man, iemand aan wie je iets vertelen vraagt waar je anderen niet mee wilt ar, lasten of niet mee vertrouwt. Bij ht h kun je je emoties kwijt, tegen hem kt je aankankeren. Een buddy heb je noau] als je zelf niet meer om aan te zien t," en iedereen wegloopt. Er gaat een ei,gè me rust van uit, te weten dat er zois mand bij je is". »Ige „Je bouwt samen een relatie op en d^tbi lang niet altijd gemakkelijk. Mensen us aids worden steeds gevoeliger, je leef a een niemandsland tussen leven en dente en daarin is het moeilijk volgen. Je iidt ook niet spreken van een buddy en:n. cliënt, dat is veel te klinisch. Buddyenc tekent letterlijk maatje, een vriendje;ge> vriendjes ben je samen. Ik ben netitvi goed het maatje van Peter. Ik weet 1 goed dat het straks echt menens w<1 k en lang niet iedereen kan daar mee 's gaan. Vooral in de terminale fase is ve beslist niet gemakkelijk". 1 l€ 1 di Nieuwsgierig Het aquarel van de vlinder symbolist behalve het nieuwe leven ook reincay tie. Martin heeft zo z'n eigen spiriti teit, noemt zich niet christelijk, ir heeft voor zichzelf wel uitgemaakt zijn dood niet het-definitieve einde „Het schip verdwijnt over de horii maar zinkt niet. Ik heb wel contact God, maar ik heb zo m'n eigen gif" beeld. Mijn God is niet in staat om r grijpen, dan had hij het wel gedaan' „Ik heb haast over het randje kuif' kijken, ik heb echte doodsangst geki maar ik ben er heel rustig onder. In bruari word ik 59, dat red ik nog we, heb in m'n leven heel veel meegem^-Q maar met sterven heb ik geen ervai Ik ben razend nieuwsgierig naar hoe er straks uitzietez" DICK LANjgw ph VERZAMELING VAN 700 KERSTGROEPEN UTRECHT - „En zij legden Hem in de kribbe, omdat er voor Hem geen plaats was in de herberg". Die gebeurtenis wordt tweeduizend jaar na dato nog overal ter wereld uitge beeld in kerststallen en -groepen. Vaak eenvoudig, met alleen het Kind, Maria, Jozef en de drie ko ningen, soms ook als uitgebreid schouwspel met honderden onder delen. De Utrechtse ex-museumdi rectrice dr. M. E. Houtzager bracht ruim zevenhonderd kerststallen uit alle hoeken van de wereld bij el kaar. Vijfenveertig jaar nadat ze met haar ver zameling begon, schonk ze de collectie aan het Bijbels Openluchtmuseum de Heilig Land Stichting in Nijmegen. Daar kan iedereen nu van het moois genieten. De stal waaraan mevrouw Houtzager de mooiste herinneringen bewaart, is haar eerste. Het was er een die ze in de oorlog zélf met kunst- en vliegwerk in elkaar zette. „Ik woonde op kamers in Utrecht en wilde daar graag m'n eigen kerststal hebben. Maar ja, het was oorlog, dus er was niets te krijgen. Een hoogleraar heeft toen voor mij een aquarel van een stal gemaakt. De figuurtjes knipte ik uit en plakte ik op kartonnetjes. Met behulp van sigarendoosjes zette ik alles in el kaar. Die kerststal is me nog steeds heel dierbaar". Zonder dat ze het toen wist, legde de voormalige directrice van het Centraal Museum in Utrecht de basis voor een verzameling, die in de loop der jaren tot over de zevenhonderd kerststallen uit groeide. „Na de oorlog kreeg ik de kans naar Frankrijk te gaan en ik vond daar aarde werken kamelen die ik aan mijn stal toe voegde, hoewel ze er helemaal niet bij pasten. Een vriendin in Zweden stuurde me een stalletje van stro en uit Duits land kwam een tinnen kerstgroep. In Frankrijk vond ik er vervolgens weer een waar die kamelen inpasten. Dus toen had ik er ineens vier". Van het een kwam het ander. Mevrouw Houtzager wilde weten hoe de geboorte van Jezus in de andere werelddelen werd uitgebeeld. Na haar studie kunstgeschie denis kwam zij bij het Kunsthistorisch Instituut en later bij het Centraal Mu- uithoeken van de wereld naar kerststal len kon zoeken. Door de jaren heen bouwde ze een netwerk van contacten op. waardoor ze veel felbegeerde kerst stallen in handen kon krijgen. Mevrouw Houtzager maakte het zich niet gemakkelijk bij haar verzamelwoe de. Allereerst moest er bij de kerststallen sprake zijn van volkskunst. „Je kunt na tuurlijk ontzettend veel kerststallen ko pen in allerlei winkels. Maar die zijn meestal van kunstenaars en die interes seren me niet. Waar ik naar op zoek was waren kerststallen die aanduidden hoe men in een bepaalde streek het kerstfeest uitbeeldt. Elke streek, elk land heeft z'n eigen typetjes en huisjes verwerkt in de kerststallen. Zo heeft Zwitserland ze in de vorm van chalets en dragen de fi guurtjes klederdracht. En in Frankrijk zie je dat de klederdracht van eind acht tiende eeuw wordt gebruikt". Behalve dat het om volkskunst moest gaan, stelde mevrouw Houtzager nog een eis, nu aan zichzelf: ze wilde alles weten van de maker van de stal die ze in handen kreeg. „De een wil weten hoe een mier in elkaar zit, en ik wil weten wat voor iemand de stal heeft gemaakt die ik in handen heb gekregen. Al die kerststallen zijn uniek omdat de maker er z'n eigen vorm aan geeft. Dan is het toch belangrijk iets meer over die maker te weten te komen?". „Je raakt daardoor jn hele leuke situaties verzeild. In Mexico ben ik een keer met de bus naar een klein dorpje gegaan waar een kerststallenmaakster woonde. Toen ik daar aankwam, bleek het spul nog in de oven te liggen, een gat in de grorid. Terwijl ik wachtte werd er koffie gezet en bakten ze tortilla's voor me. En toen de figuurtjes uit de oven kwamen, kon ik ze meenemen. Maar ik kon ook nog wachten tot ze beschilderd waren. Uiteindelijk ging ik er weg met een tas vol figuren. Ja, je moet er wel wat voor over hebben, want ik moest daarna eerst lopend naar de bus, toen met de bus naar de stad, en van daaruit nog een hele dag reizen naar Mexico City, waar ik vandaan kwam". Veel kerststallen zijn opgebouwd uit al leen de meest elementaire figuren. „Je hebt altijd Maria, Jozef en het Kind no dig. En de ezel, de engel, de herders, schaapjes en de koningen. Maar er is bij voorbeeld een Italiaanse kerststal in de verzameling die meer dan driehonderd onderdelen telt". FRANCISCA MULLER Dr. Houtzager bij een van de door haar verzamelde kerststallen. Die voortaan ovefl G te bewonderen zijn bij de Heilig Land Stichting in Nijmegen. alle FOTO: PERS i d\e CcidócSouoatit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 26