„Schoonmaker is als vuil; mensen willen het niet zien" „CBS begraafplaats van doodsoorzaken" Ach vader, niet meer" IMAGO BEDRIJFSTAK MOET OPGEPOETST DEN HAAG Zwart werken, onderbetaald en zonder status; de schoon maker staat niet erg hoog aangeschreven. „Nog steeds is de schoonmaak branche de bedrijfstak waar we de meeste klach ten over horen", zegt Ties Hagen van de Industrie bond FNV. Ondertussen doen de schoonmaakbe drijven hun uiterste best het bevlekte imago op te poetsen. De klachten waarover FNV- man Hagen rept variëren van het niet nakomen door bedrij ven van cao-afspraken tot het niet uitbetalen van toeslagen. Vakantiedagen worden vaak niet gegeven. ,,Een fatsoenlijk sociaal beleid komt steeds meer in de knel bij schoon maakbedrijven", verkondigde Vendex-topman A. Drees- mann twee jaar geleden. „On derlinge verdringingsconcur- rentie" tussen schoonmaakbe drijven zouden volgens Drees- mann de totale branche be dreigen. Vorig jaar april nog doken berichten op over een smeergeldaffaire waarbij de overheid en het schoonmaak bedrijf De Zon waren betrok ken. FNV'er Hagen: „De cao voor schoonmakers staat vol met regels die voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Dat maakt hem nog steeds zeer fraudegevoelig Vooral de kleine bedrijven hebben vaak veel verstand van schoonmaken, maar een cao lezen kunnen ze niet". „Ik heb een collega eens horen roepen: een schoonmaker is net als vuil. Mensen willen het niet zien. Je komt een kantoor pas binnen als iedereen al naar huis is. Mensen die je wel te genkomt, zeggen je nauwelijks gedag. En wanneer er eens iets op een kantoor is verdwenen, heb jij het gedaan", zegt Ro bert Linsen. Sinds vijf jaar werkt hij regelmatig als schoonmaker voor enkele be drijfjes uit Rotterdam en om streken. Zwart, wel te ver staan. Reden waarom hij de naam van zijn werkgevers dan ook niet wil noemen. „Ik heb geen hekel aan het werk, maar het heeft natuur lijk wel grote nadelen. Een avondje voor de tv hangen kan ik wel vergeten. Op de meest onmogelijke tijden word ik opgebeld door een werkge ver om ergens in te vallen. Wanneer ik zeg dat ik andere afspraken heb lopen, kan ik het een volgende keer wel vergeten. Voor mij tien ande- Voor zijn werk „vaak zes avonden in de week" vangt Linsen meestal niet meer dan het minimumloon. Minder nog,, soms. „Maar ja, wat moet ik anders? Vijf jaar geleden stond ik nog aan de lopendë band bij een fabriek stroopwa fels in te pakken. Ik werd er ontslagen en kreeg een ww- uitkering. Een echte opleiding heb ik niet en op je vierender tigste vind je dan niet snel een andere baan. Aan mijn uitke ring heb ik niet voldoende. Over twee maanden beginnen de feestdagen weer. Hoe kan ik die betalen zonder een extra zakcentje?". Opfrisser Het imago van de schoonma ker kan wel een opfrissertje gebruiken. Dat beseft de bran che al langer. Interne cursus sen van schoonmaakbedrijven moeten de werknemer zijn zelfvertrouwen teruggeven. „Wie zegt dat hij schoonmaker is, wordt nog altijd uitgela chen. Op onze cursus leert de Gediplomeerd schoonmaker Steeds meer werknemers in de schoonmaakbran che volgen een vakoplei ding. Tien jaar geleden behaalden zestien men sen een diploma voor het succesvol doorlopen van een cursus, dit jaar zijn dat er 1750. In totaal zijn 7500 mensen opgeleid voor een functie in de schoonmaakbranche. Op leidingen zijn volgens de Stichting Vakopleidingen Schoonmaakbedrijven en -diensten (SVS) onont beerlijk vanwege het toe nemend aantal specialis men, de milieuproblema tiek en de hoge eisen van de opdrachtgevers. schoonmaker dat hij wel dege lijk een belangrijke functie heeft. We leren de schoonma ker niet alleen de meest ele mentaire dingen van het vak, maar maken ook duidelijk dat het belangrijk is milieuvrien delijk met schoonmaakmidde len om te gaan", zegt Heidi Groenendaal van het Haagse schoonmaakbedrijf Senft-Ger- tenbach. Eretitels als de „Blink-bink" en de „Clean- queen" moeten haar cursisten een extra duwtje in de rug ge ven. Dat het opvijzelen van het imago nog maar moeizaam lukt, blijkt wel uit de grote moeite die de ruim 2300 schoonmaakbedrijven in ons land hebben om mensen te vinden voor het ondankbare werk. Groenendaal schetst één van de oorzaken: „De schoon maakbranche is aan het ver grijzen. Nederland is te sociaal geworden voor de schoon maakbranche. Nu jonge men sen allemaal een basisbeurs kunnen krijgen, gaan ze liever doorstuderen in plaats van on geschoolde arbeid te verrich ten. Ook arbeidsbureaus gaan veel meer aan om- en bijscho ling doen. Zo verliezen wij veel jonge kandidaten. Oude ren zijn al snel te duur voor ons". De geringe animo voor de schoonmaakbranche is volgens Robert Linsen echter meer te wijten aan de combinatie van hard werken tegen vaak onre delijke vergoedingen. „Ik krijg soms de opdracht meer dan driehonderd vierkante meter per uur schoon te maken. Pro beer het maar eens, dat lukt je nooit. Als je tijdens dat werk bedenkt wat je daar eigenlijk voor terugkrijgt, is dat natuur lijk bedroevend weinig", aldus Linsen. Diploma's Dat de gemiddelde schoonma ker wel wat meer aanzien zou mogen genieten, vindt ook de Stichting Vakopleidingen Schoonmaakbedrijven (SVS). Reden waarom de stichting startte met een heuse vakop leiding. Daar leert de schoon maker in spé niet alleen de meest noodzakelijke wetens waardigheden over het vak, maar ook alle ins en outs over de samenstelling van zeep en bureaubladen. Met trots kon digde de SVS dezer dagen de uitreiking aan van diploma's aan niet minder dan 800 cur sisten. Tien jaar geleden be haalden slechts zestien mensen een diploma, dit jaar zijn het er al 1750. In het schoonmaak bedrijf werken volgens de or ganisatie 119.000 mensen. „Het feit dat de schoonmaakbran che professionele opleidingen heeft, geniet nog weinig be kendheid", zo constateert de SVS. „Toch heeft de SVS in de afgelopen jaren al 5000 man nen en vrouwen opgeleid voor een van de vele functies bin nen deze branche", aldus de SVS. „Een toenemend aantal specia lismen, de milieuproblematiek en de hoge eisen die cliënten stellen, maken een opleiding voor schoonmakers onontbeer lijk", zegt de SVS. Dat vindt ook Heidi Groenendaal. „Klanten vragen steeds meer van schoonmaakbedrijven. Het werk moet allemaal kostenbe- sparender en milieuvriendelij ker. In onze opleiding schen ken we daar dan ook veel aan dacht aan. We leren mensen om te gaan met schoonmaak middelen die niet langer dan tien minuten werkzaam zijn, om een bureau niet te bescha digen. We gebruiken middelen met minder drijfgassen. We le ren de mensen minder sterke oplossingen van water met schoonmaakmiddelen te ge bruiken. De klant is koning". Wat is schoon? Daarnaast dient de cursist bij Groenendaal zich niet alleen te verdiepen in de juiste han tering van de „mop-kar", maar net zo goed in de vraag „Wat is schoon?". „Schoon is de afwezigheid van storend materiaal", luidt vol gens Groenendaal het ultieme antwoord op die vraag. „Maar daarnaast hangt alles af van de wensen van de cliënt. Een telefoontoestel hoeft normaal gesproken niet dagelijks gerei nigd te worden. Maar als daar een telefoniste aan zit die zich nogal sterk opmaakt, kan het natuurlijk nodig zijn de rouge dagelijks van de hoorn te poet sen", aldus Groenendaal. JEAN-PIERRE GEELEN BINNENLAND Ccidóc (Sou/unit LEIDSE HOOGLERAAR: UTRECHT De indivi duele doodsoorzaken die bij het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn op geslagen worden zo angst vallig bewaakt, dat het vrijwel onmogelijk is om de doodsoorzaak aan an dere gegevens van de be trokken personen. Zo doende is het ondoenlijk iets te weten te komen over de effecten van me disch handelen en van leefstijl en milieu op de gezondheid. De Leidse klinisch epidemio loog prof. dr. J. P. Vanden- broucke stelt dit in het Neder lands Tijdschrift voor Genees kunde. Hij noemt het CBS „de begraafplaats van onze doods oorzaken". Waarschijnlijk gedwongen door bezuinigingen gebruikt het CBS zijn machtspositie als behoeder van het medisch be roepsgeheim ter bescherming van de levenssfeer van patiën ten en nabestaanden, aldus Vandenbroucke. Een onder zoeker die via de geneeskundi ge hoofdinspectie toestemming krijgt om de doodsoorzaken in te zien, moet tienduizenden guldens betalen voor het op zoeken van een duizendtal doodsoorzaken. Omdat indivi duele doodsoorzaken alleen ambtenaren van het CBS on der ogen mogen komen, moet hij zich door zijn instituut bij het CBS laten detacheren, zo dat hij .juridisch" CBS-ambte- naar is. Het CBS beschikt niet over de faciliteiten voor een weten schappelijke analyse. Het ver wacht daarom dat de onder zoeker apparatuur en pro grammatuur betaalt. Volgens Vandenbroucke vraagt het ook een vetorecht op publika- tie voor het geval de kwaliteit van de CBS-gegevens zou te genvallen. Als onderzoekers met dit alles instemmen stellen de juridi sche dienst van het CBS en die van het onderzoeksinstituut een gedetailleerd contract op. De onderhandelingen hierover kunnen drie tot vijf jaar sle pen, aldus Vandenbroucke. Hij kent een onderzoeker die drie jaar nadat zijn onderzoek was afgesloten pas voor het eerst inzage kreeg in de door hem gevraagde gegevens. Deze onderzoeker wilde nagaan of beroepsmatige blootstelling aan gevaarlijke stoffen tie kans op sterfte aan longkan ker vergroot. Hij vindt de houding van het CBS „gedeeltelijk begrijpelijk" vanwege een tekort aan mid delen, een groot aantal vragen van onderzoekers om informa tie en koudwatervrees voor al les wat met de persoonlijke le venssfeer te maken kan heb ben. Vandenbroucke pleit daarom voor een plicht tot openbaar heid van doodsoorzaken ten behoeve van onderzoek dat de gezondheid kan bevorderen. Hij ziet dat als „een ethische verplichting van alle overlede nen aan alle levenden". BH ZATERDAG 28 OKTOBER 1989 PAGINA De bekende poster tegen het alcoholmisbruik uit 1889: „Ach vaderlief, toe drink niet "meer". FOTO: ANP VOLKSBOND TEGEN DRANKMISBRUIK ROTTERDAM In de kroeg werden de lonen uitbetaald. In de kroeg verdeelden de koppelba zen ook het werk. Wie het meeste dronk, maak te de beste kans. En ge dronken werd er aan het eind van de vorige eeuw, vooral in Amsterdam en Rotterdam. Enkele gegoeden vonden dat daaraan paal en perk gesteld moest worden. Zij richtten in 1889 in Rotterdam een afde ling op van de Landelijke Volksbond, de Rotterdamse Volksbond tegen Drankmis bruik. De geschiedenis van de Volksbond is te boek gesteld door de 37-jarige historicus Peter van Druenen in een boekje 'Van koffiehuis tot ca tering' dat onlangs in Rotter dam werd uitgegeven. In februari 1889 sprak voorzit ter Goeman Borgesius van de Landelijke Volksbond de aan wezigen in zaal Irene toe en wees hen op de slechte in vloed van overmatig drankge bruik op de volksgezondheid in het algemeen en die van de arbeidende klasse in het bij zonder. Het alcoholprobleem was er dan ook groot. Per hoofd van de bevolking, vrou wen en kinderen meegere kend, dronk de Rotterdammer elk jaar 15,5 liter gedestilleerd. In de rest van ons land was dat nog geen 9 liter. Maar liefst 923 kroegbazen en slij ters voorzagen de 190.000 Rot terdammers dagelijks van sterke drank. Goeman Borge sius was geen voorstander van afschaffing, wel van matiging in alcoholgebruik. Algehele afschaffing zou hem weinig medestanders hebben opgele verd. Volgens Van Druenen was het drankgebruik niet zo hoog als gevolg van de erbarmelijke omstandigheden in de arbeid en de huisvesting. Het klinkt wel logisch: door heimwee naar het platteland van hen die voor werk naar de grote stad waren gekomen, de grote ellende in de fabrieken en de uitbetaling van lonen in of bij de kroeg raakten veel arbei ders aan de drank. Van Drue nen concludeert uit de cijfers echter dat in de tijd dat er nog geen fabrieksschoorsteen was te zien, de periode voor 1850, het drankgebruik het hoogst was. Daarha daalde het. Die daling was internationaal. En geland, het meest geïndustria liseerde land had zelfs het laagste gebruik. Jeneverfabrieken De oorzaken moeten eerder worden gezocht aan de aan bodkant: Rotterdam en omge ving, met Schiedam en Delfs- haven als uitschieters, was van oudsher het gebied waar jenever werd gemaakt. Er stonden honderden jeneverfa brieken. Om de transportkos ten laag te houden, probeer den die hun produkt zo dicht mogelijk in de buurt te slijten. Vandaar het hoge aantal ver-- kooppunten. Niet zelden was de kroegbaas tevens koppel baas. Om veel jenever te ver kopen, koppelde hij het krij gen van werk aan de mate waarin men zijn geld besteed de aan sterke drank. In de kroeg konden de arbeiders di rect laten zien hoe graag ze werk wilden hebben. De Rotterdamse Volksbond leed in de eerste jaren een kwijnend bestaan. Door zon dagmiddagkransjes voor jon gelingen, plannen voor een leeszaal en het verspreiden van affiches zoals „Ach vader, niet meer", „Het kind van den tapper" of „Hun laatste stuk goed" liet de arbeider zijn bor rel niet staan. De bond wilde een koffiehuis omdat de werkman op weg naar zijn werk wel „vergunningen" aantrof, maar daar werd geen koffie verkocht. „Vond de werkman nu maar inrichtin gen op den weg, waar hij voor 3 cent een kop koffie of thee, een glas melk of bier kon krij gen, zou hij daarmee niet meer gebaat zijn dan met ster ke drank?", zo verzuchtte het bestuur van de bond. Pas 10 jaar later, in 1899, had de Volksbond genoeg geld in gezameld om een koffiehuis te beginnen. In de Stieltjesstraat op het handelsterrein vlakbij de Binnenhaven ging op 2 ja nuari om 5 uur 's morgens de deur open van het eerste Volksbond-Koffiehuis. „In ons goed verwarmd schaftlokaal vindt de werkman tegen zeer lagen prijs koffie, gekookte melk, bier, brood, chocolade, limonade en in den winter erwtensoep; ook de gelegen heid om het door hunne vrou wen of kinderen gebrachte middagmaal te nuttigen, wordt hun daar gratis gege- Openbaar slachthuis Het koffiehuis bleek rendabel ondanks de lage prijzen die er werden gevraagd: 3 cent voor een kop koffie met suiker en melk en 5 cent voor een glas bier. Omgerekend in prijzen van nu is dat 29 cent respec tievelijk 49 cent. Verhoging van de prijzen werd wel over wogen maar zou „dwars tegen de idealen van de bond ingaan en de arbeider weer naar de kroeg jagen". Twee jaar later kwam er een tweede koffiehuis, op het ter rein van het openbaar slacht huis. In de jaren die daarop volgden nam het aantal wacht- en schaftlokalen ge staag toe. Ook de omzetten stegen en met het geld dat jaarlijks overbleef, werden in stellingen gesteund als het „Consultatiebureau voor alco holisme" en de propaganda- club van onderwijzers, die door voorlichting aan kinde ren het alcoholprobleem in de kiem wilde smoren. Maar de koffiehuizen waren het be langrijkst. Die verbeterden daadwerkelijk iets aan de situ atie van de arbeiders en brachten bovendien geld in het laatje. Toch veranderde de situatie in de eerste tientallen jaren van deze eeuw. De omstandighe den van de arbeiders verbe terden, de eerste arbeidsover eenkomsten kwamen er, de volkshuisvesting kreeg vorm en ook de sociale zekerheid. Voor de Volksbond werd het tijd de bakens te verzetten. Enkele bedrijven gingen over tot het inrichten van een ei gen schaftlokaal en het zag er naar uit dat de koffiehuizen op een centraal punt in het haven- of industriegebied ter- j rein gingen verliezen. Welis waar daalde het drankmis bruik, maar die neerwaartse lijn moest in stand worden ge houden. Dat kon niet met al leen folders of vergaderingen. Het bedrijfskantinewerk lonk te. Uiteindelijk hakten bedrij ven zelf de knoop door, zij vroegen de Volksbond met zijn schat aan ervaring de kantines op de bedrijven te beheren. In 1929 exploiteerde de Volks bond achttien lokalen, waar onder acht bedrijfskantines, negen 'straat'-kantines en een kantine annex badhuis. Alleen al op de consumpties haalde men meer dan een ton omzet door de verkoop dat jaar van ondermeer 687.370 koppen koffie en 207.635 broodjes en bolussen. Hoogtepunt De Volksbond wist zich door de crisis in de jaren dertig heen te slaan en werkte toe naar een voorlopig hoogtepunt in 1939 van 32 kantines. Na de oorlog, in de jaren vijf tig groeide het aantal kantines weer snel door de nog altijd lage prijzen er hoefde ten slotte geen winst gemaakt te worden en daarnaast kon den bedrijven bij de Volks bond terecht wegens de gerin ge exploitatiekosten en de er varing met dit werk. Het hoogtepunt was in 1967 toen er 129 kantines werden geëxploiteerd. Maar de prijzen waren niet meer „vooroor- logs" wegens de sterk geste gen kosten voor personeel. Eind jaren '50 begonnen de lo nen te stijgen en kreeg ook het stelsel van sociale zeker heid vorm met daarbij horen de kosten. Het monopolie van de Volksbond, ontstaan door lage kosten en lage prijzen, kon niet langer in stand blij ven. Er kwam concurrentie van kleine kantinebazen en later van andere organisaties of zelfs door verkoop via auto maten. Het werd tijd om het roer om te gooien. In de periode tussen 1945 en 1971 was al niets meer te merken van „het andere werk" van de Volksbond: be strijding van drankmisbruik. Voor het karttinewerk waren ook de woorden „tegen drank misbruik" een blok aan het been geworden. De scheiding tussen commercie en ideaal was onvermijdelijk geworden. Begin jaren 70 werd het be leid steeds commerciëler en in 1976 werd de scheiding com pleet: er kwam een commer ciële organisatie, BRN-Cate- ring. De Volksbond ging de ei gen weg; na enkele jaren van „zweven" vond de bond een nieuwe bestemming in gede gen aanpak van verslavings problemen door drank, drugs of medicijnen. De Volksbond subsidieert in dit verband we tenschappelijk onderzoek aan de Erasmusuniversiteit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 4