De wedergeboorte i van een tuinstadwijk Recept tegen burenoverlast Vastgoed- Restauratie Papaverhof eerbetoon aan Jan Wils DEN HAAG - De Papaverhof in de Haagse Bloemenbuurt is herbo ren. De restauratie van het bijna zeventig jaar oude tuinstadwijkje is gisteren officieel afgesloten. Het re sultaat is verbluffend. De 68 eenge zinswoningen liggen erbij alsof ze gisteren zijn gebouwd, met hun lichtgrijze muren en kleurige kozij nen. De architectonische kwalitei ten van deze schepping van de ar chitect Jan Wils komen nu duide lijker dan ooit naar voren. Ter gelegenheid van de restauratie van de Papaverhof is in de Haagse Kunst kring aan de Denneweg een tentoonstel ling over het werk van Wils ingericht. In de begeleidende publikatie 'De stijl van Jan Wils' gaat de architectuurhistoricus Victor Freijser uitgebreid in op het werk en het belang van deze lange tijd onder schatte architect. Buiten de kring van architectuurhistorici is de naam Jan Wils nog steeds niet erg bekend. Zo iemand hem kent, dan is het meestal vanwege het Olympisch Stadion in Amsterdam dat tussen 1926 en 1928 naar zijn ontwerp werd gebouwd. Eigen lijk ten onrechte want de tuinstadwijk 'Daal en Berg', zoals de Papaverhof offi cieel heet, is zijn belangrijkste schepping. Het complex komt in vrijwel alle Neder landse en buitenlandse architectuur handboeken voor en staat dan ook cen traal in het boek van Freijser. Oplossing Jan Wils (1891-1972) kreeg de opdracht voor de Papaverhof in 1919 van de Coö peratieve Woningbouwvereniging Tuin stadwijk 'Daal en Berg'. Het ging om vijftig tot honderd woningen. Eerder was een ontwerp voor een veel grotere tuin stadwijk van de Rotterdamse architecten M.J. Granpré Molière en P. Verhagen door de gemeente afgewezen omdat het niet paste binnen de eerder door de ge meente vastgestelde stedebouwkundige plannen. Wils kreeg uiteindelijk de be schikking over een stuk grond waarop slechts plaats was voor twee normale huizenblokken. Ondanks het gebrek aan ruimte slaagde de architect erin een heus tuinstadwijkje te ontwerpen. Wils bedacht de volgende oplossing. Door de 68 woningen in een dubbele rij met de achterzijden tegen el kaar te plaatsen, ontstond in het midden van het terrein ruimte voor een groot plantsoen. Deze ruime groenvoorziening bepaalt in hoge mate het unieke, open karakter van de Papaverhof. De hof wordt als het ware omarmd door twee blokken etagewoningen, die, hoewel in vormgeving aanzienlijk minder specta culair dan de laagbouw, daar toch duide lijk aan verwant zijn. De stijl „Het beste in Den Haag blijft echter Daal en Berg. Het huis waarin ik zelf woon is al bekeken en bewonderd door allerlei belangrijke architecten. Het is heerlijk wonen in een ruimte die zo fris en zuiver is", schreef Theo van Does burg in 1922 aan een vriend. Van Does burg, de voorman van De Stijl-bewe ging, woonde toen in een van de door Wils ontworpen etagewoningen aan de Klimopstraat. Hij keek vanuit zijn wo ning op de Papaverhof. Van Doesburg rekende het complex tot de meest zuive re voorbeelden van Stijl-architectuur. Wils was van 1917 tot 1919 lid van De Stijl. Deze beweging heeft zijn architec tuur duidelijk beïnvloed maar niet volle dig bepaald. Het zorgvuldig groeperen van horizontale en verticale bouwmas sa's om een bepaald esthetisch effect te bereiken was een van de principes van De Stijl die Wils toepaste. Een van de Stijl-dogma's daarentegen die hij niet ac cepteerde was de afwijzing van baksteen. Daarnaast was Wils sterk onder de in druk van het werk van de Amerikaanse „BELEIDSMAKERS MOETEN BUURTCULTUUR RESPECTEREN" DELFT - Sommige architecten menen dat zij met hun vormgeving mensen kunnen dwingen elkaar te ontmoeten. Dit uit zich soms in te genover elkaar geplaatste voordeu ren en smalle gangen in woonblok ken. Zo kan geen bewoner ont snappen, hij moet de ander wel te genkomen. De Haagse socioloog Fred Claasen, noemt dit „de naïeve architectencultuur van de jaren zestig". Claasen stelt dat die architecten al bij voorbaat een bron van conflicten in huis halen. „Je kunt mensen niet dwingen met elkaar om te gaan. Ze zijn heel graag bereid over hun schutting heen met de buren te praten. Dus vanaf hun eigen territorium. Zo'n contact kan er best toe leiden dat zij later bij elkaar op de koffie gaan. Maar dan hebben zij daar zelf voor gekozen. Voor mensen is het vaak erg bedreigend als zij door de vormgeving van het woongebouw ge dwongen zijn elkaar tegen te komen. Dat leidt niet tot warme contacten. Ga maar eens kijken in de lift van een woonge bouw waarin de bewoners dagelijks sa menkomen. Dikwijls wordt er geen boe of bah gezegd". Bert de Jong, voprmalig Haags opbouwwerker, thans directeur van de Delftse woningbouwvereniging Onze Woning is het helemaal met Claas en eens. Hij kent hem overigens uit de periode dat hij zelf sociaal-coördinator van de Aanpak was. De Jong: „Die ar chitectuur kun je nu eenmaal niet terug draaien. Maar je moet ook niet wachten totdat het conflict zich aandient. Je moet tevoren ingrijpen". Claasen: „Volkshuisvesten betekent niet alleen huizen bouwen en beheren. Het gaat ook om de vraag wat je doet met de samenleving in de wijk waar je opereert. En dan moet je je ervan bewust zijn dat niet de beleidsmaker maar de bewoners zelf het karakter van hun samenleving bepalen. En de beleidsmakers zijn er nu vooral goed in om die samenleving voortdurend te frustreren. Zo'n samenle ving kun je bijvoorbeeld zeer negatief beïnvloeden door gezinnen in een straat te huisvesten, die elke avond bij een schietpartij betrokken zijn. Daar moet je je wel zeer van bewust zijn alvorens zo'n beslissing te nemen". Met name de lokale overheid is in de vi sie van Claasen bij voortduring bezig in te grijpen in een bestaande samenleving. Alle veranderingen in een wijk hebben invloed op het gedrag van de bewoners. Claasen: „Het probleem is dat mensen uit verschillende vakgroepen daarmee bezig zijn. En die mensen bezinnen zich zelden of nooit op de effecten van hun werk buiten hun eigen discipline. Als je bijvoorbeeld een plantsoen aanlegt in een wijk waar veel jongeren rondlopen, dan is de kans groot dat die jongeren zich daar gaan verzamelen. En dan zegt men al gauw: er is sprake van jongereno- verlast. Ook als die jongeren daar alleen maar staan te staan en nog nooit een oud vrouwtje hebben lastig gevallen. Be woners vinden het nu eenmaal onveilig als er veel jongeren op straat zijn. In hun denkmodel worden rondhangende jongeren geassocieerd met onveiligheid, vandalisme en criminaliteit. De bewo ners gaan zich vijandig opstellen. En van actie komt reactie. Voordat je het weet slaat de vlam in de pan. Dat is te voor komen door een plek in de wijk aan te wijzen waar jongeren elkaar kunnen ont moeten". Woonomgeving De Jong pleit ook voor duidelijkheid in de woonomgeving. Omdat onduidelijk heden gemakkelijk tot conflicten kunnen leiden. De Jong: „In de Haagse wijk Bouwlust staat een flatgebouw met daar achter een tuin. Deze tuin dient voor de woningen die er haaks opstaan als voor tuin. De tuin wordt aan de achterkant begrensd door een openbare weg, die toegang geeft tot drive-m-woningen die tegenover het flatgebouw staan. Dit leid de al tot conflicten over het gebruik van het groengebied. De straat voor de dri- ve-in-woningen heeft voor de bewoners geen functie. Hij is dus van niemand. En wat zie je. Jongeren maken zich van de straat meester. Er worden brandjes ge sticht en noem maar op". Claasen: „Het probleem is dat mensen opgesloten zit ten in hun eigen logica. Een ruimtelijk ontwerper bijvoorbeeld houdt zich al leen maar bezig met de vraag: hoe zet ik woonblokken in een ruimte neer. Hij staat er geen moment bij stil dat zijn keuze ook gevolgen heeft voor zaken die zich buiten zijn gezichtsveld afspelen". Normen In het buurtcafé waar we met Claasen en De Jong praten, krijgen twee biljarters plotseling een woordenwisseling. De ene speler is boos omdat de ander rond het biljart springt. Dit zou hem uit zijn con centratie halen. „Hier springen wij niet", zegt de boze man. De Jong slaat het tafereel geamuseerd gade. „Zie je nou hoe normen ontstaan", zegt hij. „Het is natuurlijk niet verboden om rond het biljart te dartelen. Maar blijkbaar vinden de mensen hier dat dat niet hoort. Zo gaat dat ook in woonstra ten. Vaak gelden daar normen die hele maal niet zijn afgesproken. Ze zijn ge woon ontstaan en zolang iedereen zich daaraan houdt is er geen vuiltje aan de lucht. Een maatstaf kan bijvoorbeeld zijn dat je niet zelf aan je auto sleutelt als-ie kapot is, maar hem naar een gara ge brengt. En dan komt er opeens een gezin in de straat wonen dat zich die ga rage financieel niet kan permitteren. Dus wat doet pa of zoonlief als de auto stuk is, hij kruipt er zelf onder. Dit tot grote ergernis van de andere bewoners. Zij hebben het gevoel dat de autosleutelaar de status van hun straat omlaag haalt. Maar daar kun je moeilijk over klagen. Bert de Jong van de Delftse woningbo tatie als ongeschreven normen in een Dus zeggen zij: de man heeft bij zijn sleutelen de radio te hard aanstaan of hij vervuilt met zijn gepruts de straat. En dan is er een conflictsituatie. Ik zeg dan: waarom wijs je geen plekken in de wijk aan waar de autosleutelaar zijn gang kan gaan. Daarmee voorkom je problemen". Ingrijpen De Jong beschrijft een gezellig rommelig portiek. De voordeuren staan voortdu rend open en de bewoners komen gere geld bij elkaar over de vloer. In het por tiek ligt hier en daar kinderspeelgoed. Niemand vindt dat erg. De Jong: „Zo'n wooncultuur moet je als woningbouw corporatie niet verstoren door daar men sen te huisvesten die een stil portiek wil len. Dan komt er gegarandeerd bonje. De voorzitter van het Nederlands Chris telijk Instituut voor de Volkshuisvesting miging Onze Woning: Vaak ontstaat irri- worden overtreden". FOTO: CEES VERKERK zei tijdens het congres in Rotterdam dat je leefstijlen moest definiëren. En dat je dan mensen met dezelfde leefstijlen bij elkaar moest zetten". Claasen: „Bijvoor beeld kunstenaars bij kunstenaars. Maar de ene kunstenaar is de andere niet. De een houdt van ruimte, de ander verkiest een poppenhuisje. Dus kun je geen grof- mazige leefstijlen definiéren". „Wel een dominante cultuur in portiek of straat", meent De Jong. „Belangrijk is daarbij de overlast-norm. Dat wil zeggen wat de bewoners zelf beschouwen als overlast. Van die norm moet je uitgaan. En je moet als corporatie of als gemeen telijke huisbaas niet schromen in te grij pen in conflictsituaties als de bewoners er zelf niet uitkomen. Ik noem een voor beeld. Als er sprake is van overlast in een portiek en er is geen duidelijke schuldige aan te wijzen, roep dan het hele portiek bij elkaar. Laat de mensen met elkaar praten. Dan zal misschien Een rotte appel in de mand kan de hele mand aansteken. Zo kan ook een asociaal gezin in een straat de hele sfeer in de straat en dus het woongenot van de bewoners beder ven. Wethouder Bakx van Bergen op Zoom had hier wel een oplossing voor. Hij lanceerde begin maart een voorstel om mensen met onaange past woongedrag te isoleren van de samenleving. Dit leidde tot een golf van protesten, de beweging ATD- Vierde Wereld vond het voorstel zelfs in strijd met de mensenrechten. Toch gaf Bakx met de lancering een aanzet tot een discussie over dit pro bleem in de wereld van de volks huisvesting. Onlangs werd in de Rotterdamse Doelen nog een con gres gehouden onder het motto: 'Bu renoverlast van taboe tot beleid'. De congresgangers waren hulpverleners, vertegenwoordigers van lokale over heden en woningbouwcorporaties. Ben de Jong, directeur van de Delft se woningbouwvereniging Onze Wo ning en de socioloog Fred Claasen, sociaal-coördinator van het project Aanpak (verbetering van de na-oor- logse wijk in Zuidwest Den Haag) waren er ook bij. Hun kritiek is: er worden ideeën ontwikkeld nadat het leed in de wijken al is geschied. duidelijk worden waarom bijvoorbeeld die mevrouw van vier hoog haar kinder wagen altijd beneden in het portiek laat staan. Niet om te pesten, maar omdat het heel erg lastig is om telkens met dat ding naar boven te sjouwen. De klagers gaan zich dan anders opstellen". Claasen: „Het komt nog veel te veel voor dat een corporatie zich verschuilt achter de huurwet. En op grond daarvan zegt: ik kan niets doen. Onzin. Een cor poratie is een autoriteit. De directeur kan een lastige huurder bij zich op kan toor roepen. Dat op zich maakt al in druk. En een wijkagent hoeft ook niet met ingrijpen te wachten totdat hij juri dische stappen kan ondernemen. Als hij iets ziet dat niet door de beugel kan, moet hij niet zeggen dat er geen aan klacht is ingediend. Dat geldt overigens voor iedereen die als hulpverlener of au toriteit bij een wijk betrokken is". ZATERDAG 28 OKTOBER 1989 De bewoners van de Papaverhof laten duidelijk mer ken dat hun huizen in de Haagse Bloemenbuurt lig gen. met hun lichtgrijze muren en kleurige men richt de huizen in en leeft er voor een groot deel in zooals zij dat deden". Een passage uit de toelichting bij het ontwerp waarin Wils zich afzette tegen de tot dan toe gebruikelijke woning bouw. De bouwmeester streefde ernaar een alternatief te bieden voor woningen met een kamer-en-suite naast een lange gang met aan het einde een kleine keu ken. Efficiënt De huisjes van de Papaverhof hebben dan ook geen gang. Je komt binnen en staat meteen in een hal annex trappe- huis, die direct toegang verschaft tot een woon/eetkamer en een ruime keuken. Op de verdieping liggen drie slaapka mers en een badkamer, ook weer rond een hal. Wils heeft op deze wijze gepro beerd de plattegrond zo efficiënt moge lijk in te delen. De architect moet zich ook goed bewust zijn geweest van de wensen van de huis vrouwen. Uitgangspunt was dat het huishouden zonder dienstbode bestierd i, zien er na de restauratie uit alsof ze gis kon worden. Zo zijn de woningen bij voorbeeld voorzien van een doorgeefluik tussen de keuken en de woonkamer, een novum in die dagen. Wils ontwierp zelf een tuimelraam dat van binnenuit ge wassen kon worden. De etagewoningen aan de Klimopstraat werden uitgerust met een goederenliftje voor het transport van boodschappen. Een plan om het hele complex te voorzien van een cen traal stofzuigersysteem ging vanwege de hoge kosten niet door. Vocht Dat Wils bij de bouw van de Papaverhof ook fouten heeft gemaakt hebben de be woners in de loop der jaren aan den lijve ondervonden. Óm de bouwkosten te drukken besloot Wils de woningen op te trekken uit beton. Het materiaal bleek echter te poreus en de bouwvakkers wa ren niet deskundig. Toen van 32 wonin gen de eerste bouwlaag gereed was dwong de woningbouwvereniging Wils over te schakelen op het vertrouwde baksteen. De muren werden eensteens en zijn gebouwd. FOTO'S: CEES VERKERK uitgevoerd, dat wil zeggen, zonder spouw. Door alle wanden te pleisteren werd de indruk gewekt dat de huisjes toch volledig uit beton bestonden. Ge volg was dat de woningen altijd vochtig zijn geweest. Het vochtprobleem is pas opgelost tijdens de restauratie. Alle mu ren zijn voorzien van isolatie en een nieuwe pleisterlaag. Het fraaie kantoorgebouw voor de ver zekeringsmaatschappij OLVEH aan de Kortenaerkade - een schepping van Wils - werd in 1969 gesloopt. Den Haag had derhalve nog wat goed te maken. De res tauratie van de Papaverhof is een terecht eerbetoon aan de architect Jan Wils. HERMAN ROSENBERG Victor Freijser e.a., 'De stijl van Jan Wils' (VOM-reeks 1989 nummer 4), 156 pagina's, priis 17,50 (verkrijgbaar bij het Gemeentelijk Informatie Centrum aan de Groenmarkt in Den Haag). Gelijkna mige tentoonstelling in de Haagse Kunst kring (Denneweg 64), tot en met 2 no vember. architect Frank Lloyd Wright. Diens uit gangspunten over de organisatie van in terieurs en het zichtbaar maken van de binnenruimtes in het ontwerp van het exterieur, nam hij over. Beide invloeden, die van De Stijl en die van Wright, komen tot uitdrukking in de huisjes van de Papaverhof. Schoor stenen en trappehuizen zijn als verticale elementen aan de buitenkant herken baar. Balkons en daken vormen de hori zontale lijnen. De verschillende volumes zijn zo gegroepeerd dat een evenwichtig en harmonieus totaalbeeld ontstaat. De architectuur verkrijgt daardoor schoon heid zonder dat er ook maar één ele ment alleen maar om het mooi te maken aan is toegevoegd. Kleuren Het meest in het oog springende aspect van de herboren Papaverhof is de kleur van het houtwerk. Alle kozijnen en deu ren zijn in een combinatie van de kleu ren blauw, oker, wit en zwart geschil derd. Restauratie-architect Jaap Franso heeft een diepgaand onderzoek moeten instellen om er achter te komen wat de oorspronkelijke kleuren waren, aange zien die in de loop der jaren spoorloos verdwenen waren onder nieuwe verfla gen in neutrale kleuren als wit en groen. Op basis van honderd vijftig 'verfkrab- ben' heeft Franso uiteindelijk in samen werking met verffabrikant Sikkens de oude kleuren weten te achterhalen. Het gebruik van felle kleuren paste ook in de theorieën van De Stijl. Wils liet vaak kunstenaars als Theo van Does burg, Vilmos Huszar en Piet Zwart kleurstellingen voor zijn gebouwen ont werpen. Het is niet bekend wie het kleurschema voor de Papaverhof heeft bedacht. Freijser gaat ervan uit dat het Piet Zwart is geweest, daar bekend is dat deze ontwerper rond 1920 voor Wils werkte. De kleuren op het houtwerk van de Papaverhof zijn zo aangebracht dat de verschillende elementen waaruit de deuren en kozijnen zijn opgebouwd zichtbaar worden. „De manier van bouwen is nog, zooals onze grootouders dat deden; wat men bouwt is nog als wat zij bouwden; en CcidócGotrtotit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 36