Tussen porno-persiflages
en bijbelstudie
p
i
final
Ie
HEERE
HEERESMA
CeidócSommit
ZATERDAG 23 SEPTEMBER 19
89 PAGINA 25
AMSTERDAM - Een bijzonder
mens, dat is-ie, Heere Heeresma.
Het gesprek met hem begint wat
aarzelend over de door hem ge
schreven porno-persiflages en ein
digt bij de Schrift. De auteur heeft
dan eigenhandig mijn bandrecor
der stilgezet en belooft me de toe
zending van een tijdschrift over bij
belstudie en zegt, met halve spijt in
zijn stem: „Kijk, dat doe ik mezelf
aan. Nu ben ik verantwoordelijk
voor u".
Er zijn twee aanleidingen tot het gesprek
met Heeresma. Het feit dat er weer zo'n
porno-parodie van hem verschijnt en de
verfilming door Joost Ranzijn van zijn
'Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp',
die begin volgend jaar in de bioscopen
komt. Waarmee hij naar zijn zeggen de
meest verfilmde Nederlandse schrijver
is.
Omdat Heeresma in het verleden nogal
eens buiten z'n boeken om de kranten
haalde (zoon aan de leerplicht onttrok
ken om hem niet te laten conditioneren
door het systeem, oprichting van een ke
ten wasserettes in Frankrijk, peepshow
in Parijs) duik ik in het archief. Stapels
Heeresma. „Maar" zegt de auteur, „u
zult mij nooit op de tv aantreffen. Ik
l^eb verschillende uitnodigingen gehad,
maar ik doe 't niet. Onze tv is zwartwit,
en er werkt geloof ik maar één kanaal
van. Televisie vind ik een uitermate or
dinair, vervlakkend medium. Daar be
moei je je niet mee. Een mens is toch
een denkend wezen. Maar de verbijste
ring die je dat oplevert. Want zelfs de
president-directeur van onze Nederland-
sche Bank, meneer Duisenberg, knoopt
z'n vest dicht en komt aanhollen als de
tv er is". Het begin is er. Heeresma
praat op een wat plechtstatige toon, met
een ironische afstandelijkheid door de
soms archaïsche woordkeus, spreekt je
aan met „u" en „meneer". En houdt zijn
donkere bril op. Om die halverwege het
gesprek, dat dan net de wending naar de
bijbel neemt, plotseling af te zetten met
een: „Ach, nu heb ik mijn donkere bril
nog op. Dat staat zo afstandelijk".
Heeresma's porno-persiflages dateren
van '68 en zijn toen gepubliceerd onder
pseudoniem (Ben Bulla). „Die dingen
heb ik in de jaren zestig huilend van het
lachen en voor de familiekring geschre
ven", herinnert de schrijver zich. „Er zat
een filosofie achter. De eenvoudige
waarheid dat de seksualiteit z'n koffers
wel kan pakken wanneer er om gelachen
kan worden. Alleen bleken de boeken zo
goed geschreven, dat de parodie niet
door alle lezers werd opgepakt. Ik kan
tenslotte niet onder mijn niveau wer
ken". Heeresma bracht ze opnieuw uit,
schreef er een deel bij. „Het succes is>
niet te beschrijven", aldus Heeresma.
„Ik heb daarmee mijn lezerskringen, die
toch al groot zijn, weten uit te breiden
tot die gezellige kastelein van het café
aan de haven, waar vader Abraham zo
mooi van mag getuigen". Hij publiceert
ze nu onder eigen naam („In de jaren
zestig kon je daar nog gevangenisstraf
voor krijgen").
Perpetuum mobiel
Maar wat moet Heere Heeresma, een sti
list van jewelste, de man die de z'n boe
ken al pleegt te beginnen met openings
zinnen waarbij iedere liefhebber kan zit
ten watertanden en een meester van de
ironie, nu nog bewijzen met z'n. nieuwe
bijdrage aan de erotica. „Kijk", legt hij
geduldig uit. „Ik ben ook verantwoorde
lijk voor m'n uitgever, ik heb te zorgen
dat de mensen die daar werken brood op
de plank hebben. En het gaat niet goed
met het boek, meneer, het gaat helemaal
niet goed. Het gaat veel slechter dan au
teurs beseffen en dan uitgevers willen
toegeven. Ik heb cijfers gezien in het
Vakschrift Boek en daaruit blijkt dat de
laatste twee jaar het aantal jongeren on
der de 25 jaar dat één boek kocht per
jaar met 19 procent verminderd is. Een
man als ik is voor de uitgever een zegen.
Dat oeuvre van mij in al z'n algemeen
heid heeft inmiddels het stadium bereikt
van het perpetuum mobiel, het wordt
onafgebroken herdrukt. Nu komt er een
probleem. Gezien de beperktheid van de
markt kom ik in de eigenaardige situatie
dat ik mezelf met mijn eigen titels be-
cimcurreer. Dus word ik gedwongen
nieuw werk heel terughoudend te publi
ceren. Hoe doe ik dat? Door een soort
bibliofiele uitgaven. Mijn vriend Wim
Hazeu van uitgeverij De Prom, brengt
genummerde en gesigneerde uitgaven in
een beperkte oplage. Ze zijn als ze wor
den opgeleverd bij wijze van spreken al
uitverkocht".
Bij het gesprek is zoon Heere Heeresma
jr. aanwezig. Hij studeert godsdienstwe
tenschappen, heeft zich Op het schrij
verspad begeven met een interview met
vader voor de Nieuwe Revu en neemt
het gesprek op de band op. „Voor het
Letterkundig Museum", laat senior ter
geruststelling weten.-Hij klinkt enerzijds
hooghartig, als de man die tegen beter
weten in toch nog een keer zal vertellen
waar het werkelijk om gaat. Tegelijker
tijd sijpelt er zoveel ironie door zijn pro
za heen, dat je nooit weet wanneer je
hem serieus moet nemen.
Recensies
Recensie-exemplaren van zijn boeken
worden niet meer rondgestuurd. Heeres
ma: „Meneer, in '74 ben ik frontaal in
de aanval gegaan met de HH Boekbe-
schouwers, die ik bovenal een gebrek
aan integriteit verwijt. Dat hoeft niet al
tijd slechtheid te zijn, dat kan ook dom
heid zijn. Ik heb geen trek in die jongens
en meisjes die stukjes schrijven uit te
Schrijver Heere Heeresma achter het stuur van een snelle Citroen, die hij inmiddels verruild heeft voor het type Espace.
veel ambitie en te weinig aan talent. Aan
dat dilletantisme doe ik niet mee. In
m'n contract is vastgelegd: geen recen
sie-exemplaren. Te nimmer. Nooit en
nooit. Als er aanvragen komen, gaat er
een brief de deur uit: Hartelijk dank
voor het feit dat u aandacht aan het
werk van de heer Heeresma wilt geven,
maar u zult als de eerste de beste lezer
naar de boekhandel moeten gaan om
een exemplaar aan te schaffen".
Over naar Heeresma en de Film. In hoe
verre is hij betrokken bij de verfilming?
„Ik ben bereid naar de dialoog te kijken,
en wanneer men mij wil inschakelen,
ben ik ook bereid wel wat meer te
doen".. Bij 'Han de Wit' heeft hij een
blik in het scenario geworpen. „Daar
lees ik dus dat wanneer Han op een be
paald ogenblik vanwege 't slechte weer
en vanwege teleurstelling in gehouden
dienstbetrekking mee mag rijden met de
bakker, deze hem tracteert op een lek
kernij, negerzoenen. In het scenario
wordt dat vertaald door een blik Surina-
mers open te trekken". Hè?? Wat nu?
„Nee", zegt Heeresma als tegen een kind
dat om méér vraagt, „dit is mijn com
mentaar, maak d'r maar wat van". Over
de financiële kant van het verfilmd wor
den, geen woord. „Het spijt mij buiten
gewoon. Ik ga niet met u en met nie
mand over het financiële aspect praten.
Ik heb m'n financiële wensen, en ik ver
zeker u dat die pittig zijn. Ik ben een
buitengewoon duur auteur. En ik ben
niet te koop. Een jaar geleden kreeg ik
van ene Rob Houwer een uitnodiging
om op zijn kantoor aan de Herengracht
te komen. Om half drie. Ik zorg dat ik
daar op tijd ben met alle gevaren van
dien als wielklemmen en zo. En dan
komt die Houwer pas tien over drie bin
nen met een 'Hallo, 't is een beetje uitge
lopen'. Toen heb ik gezegd: Meneer
Houwer, ik heb alleen gewacht om u 't
volgende te zeggen en wrijft u dat maar
in uw haar: Ik wacht hooguit vijf minu
ten op iemand en geen veertig. Goeden
dag. Ik zie nog die volstrekt verbaasde
trek op zijn gezicht. Iedereen is te koop,
behalve ik, duidelijk?".
Nul komma nul
Heeresma heeft inmiddels aangekondigd
vanuit zijn Franse woning naar het ui
terste puntje van Europa te zullen ver
huizen. Naar de Hebriden. Hij laat wat
gallige teksten los over de nakende een
wording van ons werelddeel en zegt daar
zo weinig mogelijk van te willen bemer
ken. In Frankrijk was hij directeur van
een aantal wasserettes en een peepshow
te Parijs. „Kijk", vangt de auteur aan.
„Ik ben indertijd als jongeman enthou
siast het literaire park binnengelopen
met een debuutbundel gedichten. Daar
zou 't te vinden zijn. Nou meneer, ik
moet u eerlijk zeggen, die kunstenaars
wereld, ik vond het over 't algemeen
buitengewoon enge mensen. Griezelige
types die elkaar voortdurend bespatten
met hun emoties. Het zindelijk denken
is in die kringen nul komma nul. Men
danst om waarden die door mij slechts
ervaren worden als kleren van de keizer.
Waar ik wèl iets van door mij bewon
derde eigenschappen als fighting spirit,
intelligentie en creativiteit aantref, is in
de wereld van handel, nijverheid en in
dustrie. Daar mag ik gaarne in ronddar
telen. Met succes. Die enorme keten
wasserettes, een briljant idee en schitte
rend uitgewerkt, die heb ik dus verkocht.
En die peepshow, in hoeverre ik die al of
niet heb doet er niet toe. Straks klauter
ik op mijn schip en bij windkracht acht
ga ik plat op het dek liggen en denk: tus
sen jou en de eeuwigheid zit precies zes
millimeter plaatstaal. Dat is waar ik me
goed voel. Al blijf ik natuurlijk wel van
mijn lezers houden. Daar heb ik een spe
ciale relatie mee. Geen lotsverbonden
heid, maar wel geestverwantschap".
Kent Heeresma zijn lezers zo goed?
„Meneer, ik wijs u er op dat ik de enige
auteur ben die in zijn boeken zijn cor
respondentieadres vermeldt. Dat heeft in
de loop der jaren geleid tot duizenden en
duizenden brieven, allemaal gedepo
neerd bij het Letterkundig Museum".
Agrariër
Het woord letterkunde is gevallen. „Heel
interessant onderwerp, zullen we dat
eens aansnijden?", haakt Heeresma vlij
mend in. „Laat ik eerst een schifting
aangeven. Tussen literatoren en schrij
vers bijvoorbeeld. De literatuur komt tot
stand om therapeutische redenen.
Spreek je iemand die in therapie is, dan
heeft-ie het binnen de kortste tijd over
z'n therapeut, z'n psychiater. Wanneer je
met literatoren praat hebben ze 't in kor
te tijd over literatuur, die beslaat hun
ganse horizon. Literatoren leven voor de
literatuurbeoefening. Schrijvers echter
schrijven omdat zij leven. Het is geen
doel. maar een manier van leven. Hun
publikaties liggen niet voor hun ogen,
die verliezen zij vanonder hun arm zoals
een agrariër zijn zompig spoor trekt over
zijn landerijen. Ik ben schrijver, ik ben
geen literator. Ik wil er geen waardebe
paling aan hechten, al kan ik niet nala
ten op te merken, dat ik wel schrijvers
heb zien devalueren tot literatorschap,
maar nooit literatoren heb zien evolue
ren tot schrijverschap. Ik ben gewoon
het literaire park uitgelopen, ik heb daar
niets te zoeken. Ik onderhoud geen enke
le relatie met kunstenaarskringen. Ik
verveel me er dood. Bovendien hebben
zij hun ziel al lang verkocht, want zij
hangen met handen en voeten aan aller
lei subsidieregelingen. Zij spreken niet
de tale Kanaans. maar de taal van de
overheden en ik ben van mening dat die
voor een scheppend mens tot zijn na
tuurlijke tegenstanders behoren. Dat zie
je ook aan de kwaliteit van de boeken.
Lezen? Ach meneer, daar heb ik toch
geen tijd voor. Financiële pagina's, die
lees ik zorgvuldig. Die vertellen mij op
veel betere wijze wat er aan de hand is
in de wereld in het algemeen en onze sa
menleving in het bijzonder. Bovendien
is mijn studie het allerbelangrijkste".
Welke studie? „Het bijbelonderzoek,
meneer, daar houd ik me al 25 jaar mee
bezig".
Grote getuige
Heeresma: „Die bijbelstudie, waar ik erg
veel steun van mijn zoon bij heb, be
staat eruit zoveel mogelijk uit de grond
tekst halen. Die tekst onderzoeken om te
onderscheiden wat in welke tijd tegen
wie gezegd wordt. Wat daarin de bijzon
derheid is voor de historie en de bijzon
derheid voor het heden. De grondtalen
zijn Grieks, Hebreeuws en Aramees. We
mogen de mensen dankbaar zijn die zich
met vertalingen bezig hebben gehouden,
maar een vertaling is en blijft een verta
ling. Bij verdergaande kennis zullen we
toch moeten terugvallen op de grondta
len. We spitten na, ook wat er aan tek
sten uit het niet-liberale jodendom be
staat. Maar het eerste en het laatste
woord is geheel aan de bijbel. De Schrift
is de grote getuige".
De verrassende wending in het gesprek,
roept de vraag op of Heeresma daar dan
geen geloof bij nodig heeft. „Meneer, ik
kan daar niet in treden", zegt hij strak.
„Het woord geloof doet me denken aan
Brussels lof. Net zo uitgesleten als de
stoep voor het café. Bovendien, het is
geen goed woord. Leven is niet zonder
geloof mogelijk, het is moeder, vader,
broer of zus, de eerste kinderfiets, de juf
frouw van school, de tafel van twee, de
voetbalclub, uitslagen van de sport, kle
ding, ambities, allemaal geloof. Dus het
woord geloof is niet goed. Zullen we het
woord daarom veranderen? Vertrouwen?
Dus u vraagt mij: moet je vertrouwen
hebben ja of nee? Los van het feit dat 't
mij van een ander niet aangaat, lijkt 't
me een voor de hand liggende zaak dat
men de bijbel gewoon onbevangen tege
moet treedt. Los van de tradities en de
leer der vaderen. Dus gewoon tegemoet
treedt en zegt: Hé bijbel, laat maar 'ns
horen, kom maar eens te voorschijn.
Heb je wat te vertellen? En de bijbel
vraagt ons daarbij steeds jiiet onze ge
voelens te gebruiken want die zijn wat
dat betreft waardeloos, maar het ver
stand. De bijbel appelleert aan het ge
zond verstand, zijnde het belangrijkste
element dat ons onderscheidt van het
gedierte des velds".
Kaddisj
Heeresma belooft mij buiten de bandre
corder van het interview om een vervolg
op ons gesprek over de bijbel, dus terug
naar zijn geschriften. Al jarenlang doet
in interviews de titel van een inmiddels
mythisch nieuw boek van hem de ronde:
'Kaddisj voor een buurt'. Komt dat nog
af? „Sterker nog", zegt Heeresma, „het is
al een jaar of twee klaar. Het ligt in een
kluisje van een bank in Parijs". Waarbij
aangetekend moet worden dat hij in '83
meldde dat het al vier jaar zo ver was.
„Op dit moment is mijn Italiaanse ver
taalster - u wist toch dat ik in veertien
talen ben vertaald en uitgegeven? Dan
weet u dat nu - er mee bezig en is de
Spaanse vertaling halverwege. Mijn be
doeling is dat het in '92 in acht talen
verschijnt. Dan heb ik dertig jaar gepu
bliceerd. Het wordt mijn zwanezang,
dan houd ik er mee op. Het moet niet zo
FOTO: HEERE HEERESMA JR.
zijn dat ziekte en dood je de pen ont
trekken. Schrijvers moeten niet blijven
doorzeuren, dat is buitengewoon pijn
lijk. Vergeet niet dat de meesten maar
stof hebben voor één of twee boeken. Je
ziet dat heel sterk bij auteurs die zich li
teratoren noemen en die bijvoorbeeld
hun milieu, hun ouderlijk huis als on
derwerp hebben. Wolkers, 't Hart en zo.
Twee boeken? Goed. Maar dan weer dat
probleem? Hebben we de jaren des on
derscheids dan nóg niet bereikt? Ik ben
niet de maat van alle dingen, hoor, maar
u vraagt 't aan mij en u krijgt 't van mij
te horen".
,Ik vraag me zelfs af of ik 'Kaddisj voor
een buurt' in Nederland uitgeef' zegt
Heeresma. „Waarom niet? Dat kan ik u
vertellen. Omdat 't een boek is dat mij
alleen maar onbegrip en misverstand
kan opleveren gezien de ontwikkelingen
in onze samenleving. Het gaat over de
diepste, de existentieelste dingen. Het
gaat over het geheel van de Schrift en
het gaat over wat we daaruit kunnen
verstaan. Dan moet ik toch niet meer in
dit land zijn? Heeft u gelezen van die rel
bij een lezing van mij in Doetinchem?
Voor een volle bak, enthousiast publiek.
Ik had net kennis genomen van dat boek
van Rushdie. Ik kan u zeggen: niet door
heen te komen, een emmer zand. Ik zeg:
ik vind dat knorrige oude kribbige baas
je daar in Teheran wel een pittig ventje.
En ik relativeer dat door me af te vragen
hoe hij nou 's avonds z'n tulband af
doet: afwikkelend, of pof. ineens van z'n
hoofd. Wat ik wél vind, is dat christenen
wat meer zouden kunnen leren van de
islamieten. Die staan tenminste nog
voor hun geloof. Terwijl het christen
dom in dit land bijna dagelijks in de
pers op de gruwelijkste wijze wordt ge
schoffeerd. Meneer, daar ging me het da
meskransje van de PvdA blok hakken.
Dus: boe, boe. Gelukkig uitgefloten door
de rest. Dan zeg je: vroeger had je 'fes
soen'. Dat werd bepaald door kerken,
dominees, de geestelijkheid, de prelaten.
Dat 'fessoen' en de onverdraaglijkheid
die daaruit ontstaat, bestaat nog steeds.
Alleen wordt de inhoud nu politiek be
paald en zijn de dominees de pers. We
gaan weer terug naar de jaren vijftig,
beste man".
Waarna Heere Heeresma mijn bandre
corder zelf afzet.
BERT JANSMA