Het geheime wapen van het CDA
Elke dag
overleven
73,-
tri%
Politiek
Partij
Parlement
m
Lezeri
service
HOLLYWOOD-TOUR
.S*SIJTHOFF PERS
NNENLAND
CeidócSoivumt
ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1989 PAGINA 5
N HAAG Het Haag
restaurant 't Goude
loft was woensdagavond
•vuld van geween en
idengeknars. Hier zat
uitgeputte VVD-lijst-
kker Joris Voorhoeve
amen met een plukje
uwe aanhangers dof te
ren naar de verliescij-
s die in eindeloze reek-
over de tv-schermen
den. Vijfenzestig kilo-
'ter noordwaarts, in het
isterdamse Artis, was
evenmin een vrolijke
el. Ook Wim Kok en
irjanne Sint stonden
de onaangename
ik hun supporters uit te
[gen waarom het wéér
;t gelukt was.
int hoewel het CDA in ze-
gelijk bleef, wa£ premier
ud Lubbers opnieuw de
ite winnaar van de kamer-
•kiezingen geworden. Niet
;en is hij zeker van prolon-
ie van zijn premierschap,
kan hij in een droomposi-
aan de kabinetsformatie
'innen. De CDA-aanhang,
in de Haagse Pulchri Stu-
dio een feestje bouwde, werd
niet moe te wijzen op de pro
blemen van de PvdA. Want
als Kok niet voldoende gewil
lig is, dan blaast Lubbers toch
gewoon de coalitie met de
VVD nieuw leven in? Anders
gezegd: Hoe het ook zij, het
CDA is er altijd bij.
Wat is toch het geheime wa
pen, waarmee de christen-de
mocraten nu al ruim zeventig
jaar de socialisten en liberalen
onder de duim houden? Dat
wapen heet 'middenpositie'.
Als enigen zijn de confessione
le politici in staat al naar be
hoefte een 'links' of een
'rechts' gezicht te tonen. Daar
door kunnen ze dus zowel met
de socialisten als met de libe
ralen regeren. En aangezien
de laatste twee elkaar nog
nimmer hebben kunnen vin
den, zijn de christen-democra
ten dus al sinds mensenheuge
nis een vaste partner van de
één of de ander.
Dat roept de vraag op waarom
het politieke spectrum in ons
land zo ingewikkeld is. Waar
om bestaan er niet gewoon zo
als in Engeland, Frankrijk en
Duitsland twee grote groepe
ringen, een rechtse en een
linkse, die afwisselend aan de
macht zijn? Ooit heeft ook in
ons land die situatie bestaan.
Tot ver in de twintigste eeuw
noemden de confessionele par
tijen zich 'rechts' en stonden
zij tegenover de liberalen en
de socialistische groeperingen
die zich als 'links' afficheer-
Antithese
De kloof die beide groepen ge
scheiden hield werd door de
antirevolutionaire voorman
dr. Abraham Kuyper de 'anti
these' gedoopt. Met dat begrip
wilde hij aangeven dat er in de
politiek maar één echte tegen
stelling was, namelijk tussen
religieuze en niet-religieuze
partijen. De reden voor het
formuleren van die doctrine
was dat katholieken en protes
tanten, die elkaar zo lang ver
ketterd hadden, een reden
moesten hebben om gezamen
lijk op te trekken en aldus de
macht te veroveren. Op grond
van de antithese kon Kuyper
de liberalen, die hun wortels
hadden in de Franse revolutie,
en de socialisten, die in plaats
van de bijbel een ander heilig
boek ('Das Kapital' van Karl
Marx) koesterden, van zijn
lijstje afstrepen.
In de praktijk was die indeling
overigens minder strikt dan op
papier. Nadat in 1917 het alge
meen kiesrecht was ingevoerd
en het districtenstelsel was
vervangen door de evenredige
vertegenwoordiging, verkre
gen de clericalen op slag de
absolute meerderheid in de
Tweede Kamer. De oorzaak
daarvan was vooral de grote
bevolkingsaanwas in het ka
tholieke zuiden. Maar toch
nam menig confessioneel for
mateur een aantal liberale mi
nisters in zijn kabinet op. Het
was dan ook heel moeilijk om
in liberalen als de keurige
heer mr. H.P. Marchant een
echte nazaat te herkennen van
de met bloed bevlekte Robe
spierre.
Heel anders lag het in die tijd
echter met de socialisten. Deze
nog betrekkelijk jonge politie
ke beweging had nog wél echt
revolutionaire trekken. Denk
aan de oproep tot een staats
greep van Pieter Jelles Troel
stra in 1918. Al verklaarde de
SDAP-leider heel snel dat hij
zich 'vergist' had, de schrik bij
de confessionelen en liberalen
zat er diep in. Hoe diep blijkt
bijvoorbeeld uit de woorden
die W.H. Nolens, fractievoor
zitter van de Rooms-Katholie-
ke Staatspartij, in 1925 neer
schreef: „Alleen bij uiterste
noodzaak zal de Katholieke
Kamerfractie tot deze om ver
schillende redenen door haar
zeer ongewenscht geachte sa
menwerking (met de SDAP)
kunnen overgaan".
Nieuwe inhoud
De houding van de socialisten
had tot gevolg dat de begrip
pen 'links' en 'rechts' een
nieuwe inhoud kregen. Linkse
partijen stonden voor de factor
arbeid en rechtse partijen voor
de factor van het kapitaal. De
confessionele partijen kozen
voor geen van beiden. Zij pre
tendeerden op te komen voor
de belangen van zowel de ar
beiders als de bazen. Zolang de
kerkelijke discipline in ons
land sterk bleef kostte het
handhaven van deze tussenpo
sitie betrekkelijk weinig moei
te. Pas in 1967 verloren KVP
(voortzetting van de RKSP),
ARP en CHU hun meerder
heid in de Kamer waardoor
pas echt de noodzaak ontstond
om met anderen samen te
werken.
Begin zeventiger jaren werd
de toestand zelfs een tijdje pre
cair toen ook de christelijke
zuil niet bestand bleek tegen
de tand des tijds en steeds
meer mensen van confessione
le huize op andere partijen
gingen stemmen. Vooral de
KVP-pilaar begon in steeds
hoger tempo af te brokkelen.
Maar gelukkig voor de Steen
kamps, de Schmelzers en de
Van Agts gedroeg de PvdA
zich zo bruut en arrogant te
genover haar christelijke part
ners in het kabinet-Den Uyl,
dat een hergroepering moge
lijk werd. In plaats dat KVP
en ARP bezweken onder de
twisten tussen hun rechter- en
linkervleugels en de CHU
langzaam opging in de VVD,
werd het CDA geboren.
Vanaf het eerste moment dat
de nieuwe combinatie zich aan
de kiezers presenteerde, was
zij succesvol. Dries van Agt
stabiliseerde het aantal kamer
zetels en Ruud Lubbers zorgde
vervolgens voor groei. Waar
komt die aanwas vandaan?
Het aantal kerkgangers neemt
nog steeds af. Het kan dus niet
anders dan dat zich onder de
CDA-stemmers tegenwoordig
ook grote aantallen mensen
bevinden die geen lid zijn van
een kerkgenootschap. Dat
bleek ook uit het onderzoek
van het bureau Intomart dat
deze week op de verkiezings
dag werd gehouden. Sinds
1977 is het aantal niet-christe-
lijke CDA-stemmers verdrie
voudigd. Het zijn er nu een
kleine vierhonderdduizend,
samen goed voor zo'n acht ka
merzetels.
De komst van deze aanhan
gers duidt erop dat het CDA
steeds minder een religieus
karakter krijgt. De partij
wordt nu meer gezien als een
Centrum- dan als een Chris
ten-Democratisch Appèl. Het
optreden van lijsttrekker
Ruud Lubbers wijst daar ook
op. Niet één keer heeft hij in
de afgelopen verkiezingscam
pagne een struikelblok van le
vensbeschouwelijke aard opge
worpen. Zijn uitspraken over
euthanasie waren alleen be
doeld om te voorkómen dat de
kabinetsformatie op deze zaak
zou kunnen vastlopen. Het is
niet voor niets dat de kleine
christelijke partijen die wel
een hard strafwettelijk verbod
van de zachte dood eisen, een
ruime zetel bij het CDA heb
ben weggehaald.
Ook de thema's van Lubbers
zijn in wezen niet anders dan
die van Kok en Voorhoeve en
ze zijn vrijwel alle van sociaal-
economische aard. Het knappe
van de CDA-voorman is dat
hij bij zeer veel kiezers de in
druk wekt dat zijn 'gematigde'
houding beter is dan de 'extre
me' standpunten van Kok en
Voorhoeve. In werkelijkheid
is 'gematigd' in dit verband
vaak niets anders dan gemid
deld. Wil men de mening van
het CDA weten, dan behoeft
men meestal slechts de menin
gen van-PvdA en VVD bij el
kaar op te tellen en door twee
te delen.
Zolang de sociaal-economische
vragen in ons land belangrij
ker gevonden worden dan de
vragen van immateriële aard,
zoals euthanasie, abortus, anti
discriminatiewetgeving, on
derwijs en commerciële om
roep, zolang zal het CDA tus
sen PvdA en VVD in staan en
zodoende aan de macht blij
ven. Daarbij is het in wezen
van minder belang of de poli
tiek leider Ruud Lubbers heet,
zoals nu, of Elco Brinkman,
zoals straks.
RIK IN 'T HOUT
Stelen, snuiven, en slapen in een portiek.
Het is de dagelijkse praktijk van de
zwerfjongeren in Nederland. Het aantal
jongeren tussen wal en schip neemt toe.
Ondertussen sluiten opvangcentra uit
wanhoop de deuren, en concludeert de
wetenschap voorzichtig dat de
hulpverlening niet in staat is de situatie
van de zwervende jongere te verbeteren.
Een reportage. „Wie wil er nou met zo
[iemand trouwen?"
i )PVANG ZWERFJONGEREN
CHIET TEKORT
OTTERDAM „Jo
in", zoals we hem in de
ant maar moeten noe-
en, oogt vermoeid,
id^anochtend om zes uur
t een treinwagon ge
hopt", verklaart hij zijn
ojiuitgeslape'n blik. Bijna
n ihttien jaar is hij nu en
Jnaf zijn twaalfde zwerft
door het land. „Ik weet
ochtends nooit waar ik
I j avonds zal slapen". Het
^YC, het RIAGG, het Le-
"X ir des Heils; Johan heeft
r on le opvangcentra voor
ngeren al afgelopen,
9jiaar nooit hield hij het er
nger dan enkele weken
t. Na jaren in de hoofd
rad en, even, in Heerlen
|8 ïleefd te hebben, zoekt
ij sinds een jaartje zijn
eil in Rotterdam.
;bt
Na de lagere school ging het
vertelt Johan. „Mijn
noeder was al eens gescheiden
n had constant ruzie met mijn
weede vader. Hij raakte
werkloos en zij ging steeds
drinken. Mijn vader kon
niet tegen en werd steeds
iggressiever. Als hij bij ruzies
met borden en servies
legon te smijten, kreeg ik te
horen dat alles mijn schuld
was. Waaróm heb ik nooit be
grepen. Op een gegeven mo
ment was mijn vader vertrok
ken, ik heb hem nooit meer
gezien. Ik bleef achter met een
constant dronken moeder, die
zich nauwelijks meer met me
bemoeide".
Nog een paar maanden heeft
Johan op de lts gezeten, totdat
het vrije leventje hem begon
te trekken. „Maten van me
hingen de hele dag rond in
gokhallen, terwijl ik op die
duffe school zat. Ik ging met
hun mee, kwam steeds minder
thuis, maakte mijn geld op aan
hasj, gokken en sigaretten.
Toen ik op een morgen thuis
kwam, schopte mijn moeder
me weer op straat. Ze wou me
nooit meer zien, schreeuwde
ze. Mijn stereo-installatie had
ze al verkocht. In het begin
sliep ik bij vrienden, totdat dat
problemen ging geven. Ik had
geen geld meer en kwam men
sen tegen die de nacht door
brachten in leegstaande krot
ten".
Een paar keer nog is Johan bij
zijn moeder terug geweest,
maar de breuk was definitief.
Nu leeft hij van en op de
straat. „Een uitkering heb ik
niet. Al mijn spullen heb ik bij
me: m'n kleren". Overdag
hangt Johan in en om het
Centraal Station van Rotter
dam. „Warm, overdekt, en
lekker veel mensen", zegt hij.
's Nachts slaapt hij in een
park of in een openstaande
treinwagon. „Maar straks, als
het wat kouder wordt, zal het
wel weer een kraakpandje
worden, of een portiek". Eten
haalt hij soms uit vuilnisbak
ken, of hij gaat naar de „Cha
rity", waar hij nog wel eens
een warme maaltijd kan krij
gen. Geld heeft Johan vooral
nodig voor de gokhal en voor
zijn drugs („Een blowtje, en
soms een snuifje"). Hoe hij
daaraan komt? „Gewoon, een
auto kraken. Een béétje radio
doet al gauw een meier". Of,
minder rendabel, maar nog al
tijd effectief: „Je stopt een
stukje schuimrubber boven in
het vakje voor wisselgeld in
automaten. Aan het eind van
de dag altijd goed voor een
paar gulden".
Vroegtijdig
Zwerfjongere, dakloze, thuislo
ze of weggelopen minderjari
ge. Wetenschappers hanteren
nogal verwarrende termen
voor mensen als Johan. Het
verschijnsel is niet nieuw; wel
staat volgens de meeste onder
zoekers vast dat onze maat
schappij steeds meer te maken
krijgt met'jonge mensen, wier
leven al vroegtijdig uitloopt op
een uitzichtloze situatie van
zwerven, drugs, prostitutie en
criminaliteit.
Onderzoeken spreken over
jaarlijks minstens 25.000 min
derjarigen die één of meer
nachten van huis wegblijven.
Zo'n 80 tot 90 procent keert na
korte tijd weer terug, maar de
rest belandt bij vrienden, ken
nissen of opvangcentra. Niet
zelden begint daar een einde
loze tocht door de wereld van
opvangcentra en hulpverle
ning. Zo'n 2500 tot 3000 jonge
ren lopen binnen korte tijd uit
een tehuis weg om te belanden
in een ander tehuis, of op
straat. Het ministerie van
WVC houdt het aantal „pro
bleemgevallen" zoals Johan,
op ongeveer 350 in het hele
land. Zij zouden zich vooral
ophouden in de steden Am
sterdam, Rotterdam en Den
Haag.
Het meest gehanteerde onder
zoek over deze jongeren is van
Prof. J. van de Ploeg, van het
Centrum voor Onderzoek van
de Jeugdhulpverlening van de
Universiteit te Leiden, en
stamt uit 1986. Daaruit blijkt
dat het in merendeel gaat om
jongens. Meisjes maken
„slechts" 27 procent van het
totaal uit Ruim een derde deel
vormen buitenlandse jongeren,
vooral van Marokkaanse af
komst. De leeftijd ligt meestal
tussen de 13 en 20 jaar. De jon
geren blijken nog wat gemeen
schappelijke kenmerken te
vertonen: ze hebben weinig tot
geen vrienden, zijn vaak tegen
beter weten in positief over
zichzelf, hebben negatieve er
varingen met school en heb
ben weinig of geen contact
meer met hun vaak geschei
den ouders.
Minister Brinkman van WVC
stelde in een notitie van maart
1988 dat het in de media ge
schetste beeld over de omvang
van het zwerfjongeren-pro
bleem „sterk overtrokken
lijkt". De zekerheid waarmee
de minister dat stelde wekt be
vreemding bij wetenschappers
en hulpverleners. Want als die
het érgens over eens zijn, dan
is het wel dat het „haast on
mogelijk" is een betrouwbaar
beeld van deze groep „jonge
ren tussen wal en schip" te ge
ven.
Jan Terpstra, van het Instituut
voor Toegepaste Sociale We
tenschappen te Nijmegen, ver
richtte in 1987 onderzoek naar
weggelopen jongeren. Hij acht
dc discussie over aantallen
niet interessant. „Zijn duizend
zwerfjongeren minder erg dan
achtduizend?" vraagt hij zich
af. Voor Terpstra staat vast dat
het verschijnsel bestaat, en in
omvang toeneemt, „al is dat
zuiver wetenschappelijk niet
aan te tonen, evenals het te
gendeel". „Aantallen en leef
tijden zijn alleen maar van be
lang voor politici, omdat die
enkel geïnteresseerd zijn in de
vraag of de jongeren als aparte
categorie gezien moeten wor
den, wat weer gevolgen heeft
voor allerlei geldpotjes", vindt
Terpstra.
Onterecht
Bij het Centrum Onderzoek
Jeugdhulpverlening te Leiden
werkt men op dit moment on
der supervisie van prof. Van
der Ploeg aan een vervolg op
diens eerste onderzoek naar
zwerfjongeren. Daarbij wor
den 70 jongeren tien maanden
gevolgd, en wordt ook gespro
ken met ouders en hulpverle
ners. Hoewel de definitieve
versie pas over een jaar afge
rond zal zijn, rolde deze week
een tussenrapport van de per
sen. Het rapport bevestigt het
reeds bestaande beeld van de
gevonden in een
wachtruimte op een
station.
FOTO: SP
jongeren. De gedachte dat de
problemen van zwerfjongeren
vanzelf zouden oplossen, blijkt
volgens onderzoekster P.
Hoogendam onterecht. „De
eerste vijfentwintig jongeren
die we na tien maanden weer
spraken zaten nog in exact de
zelfde situatie, soms nog erger
Voorlopige conclusie van het
rapport luidt dat de bestaande
hulpverlening absoluut niet bij
machte blijkt de „psychosocia
le situatie" van de jongeren te
verbeteren.
Dat besef leeft ook bij de Pau-
luskerk in Rotterdam, waar
zwerfjongeren tot voor kort te
recht konden voor een slaap
plaats. Dominee H. Visser be
sloot daar onlangs een einde
aan te maken. „Hoe weerzin
wekkend het ook klinkt; we
konden de jongeren niets méér
bieden dan bed, bad en brood.
Structureel los je daar toch
niets mee op, je houdt het pro
bleem alleen maar in stand",
zegt Visser. De oplossing van
de problemen van zwerfjonge
ren liggen volgens Visser en
zijn medewerkers bij de over
heid en de jongeren zelf. „Een
goede nachtopvang is een taak
voor de overheid. Wij hebben
vaak genoeg acties gevoerd,
maar die hebben niets uitge
haald. De politiek heeft er ge
woon geen geld voor over",
zegt medewerkster W. Vos.
Aan de andere kant moeten de
jongeren zelf ook meer gaan
beseffen wat ze willen, vol
gens dominee Visser. „Ik heb
gister nog een groepje Marok
kaanse jongeren geadviseerd
zich op een of andere manier
te organiseren. Misschien dat
er dan naar ze geluisterd
wordt. Maar ik verwacht niet
dat zoiets hen lukt. De jonge
ren hebben het veel te druk
met elke dag overleven".
Zolang wetenschap en politiek
zich nog blind staren op on
derzoeken en cijfertjes, zal de
situatie voor mensen als Johan
voortduren. „Zwerfjongeren
hebben vooral behoefte aan
structuur in hun leven", zei
Jan Terpstra al. Dat blijkt ook
bij Johan het geval. Hij weet
precies wat hij wil: „Gewoon,
een vrouw met kindertjes. En
een grote auto. Maar ik ben
bang dat me dat nooit meer zal
lukken. Misschien kan ik niet
meer tegen lang op één plek
zijn. En geld heb ik ook al
niet. Ik ben nu bijna achttien.
Geen opleiding, geen werk.
Wie wil er nou met zoiemand
trouwen?"
JEAN—PIERRE GEELEN
>USKE EN WISKE SAGARMATHA
\jtelemadl^ stijf ih..J
Standaard Uitgeverlj/Wavery Productions
(ADVERTENTIE)
22 en 28 september a.s.
Maak kennis met ons omroep-land! Neem
een kijkje achter de schermen waar diver
se artiesten optreden en
Maak de opname mee van het TV pro
gramma van onze Tineke Schouten!
Programma:
's morgens vertrek uit de regio, ca. 10
uur aankomst in het Gooi.
ontvangst met 1 x koffie en gebak.
Bezoek aan het omroepmuseum in Hil
versum.
Bijwonen opname Tineke Schouten.
TELEFOON 070-190882
Lunch in een restaurant in het Gooi.
Hollywood-tour door het Gooi.
Diner in het NOB retaurant, 3 gangen
diner en 1 glas wijn.
Prijs van dit unieke arrangement
Vertrek uit Den Haag 08.30 uur en uit
Gouda 09.00 uur
Hebt u dat nou ook, dat rare
gevoel dat je bevangt als je op
een verkiezingsdag het
stemhokje betreedtIk kan
het niet exact definiëren, maar
het is zoiets als een plotseling
opkomend nationaal
veran twoordelijkheidsbesef.
Alsof het lot van de ganse
staat der Nederlanden in die
ene minuut even in jouw
handen ligt. Het stemmen
heeft ook iets ritueels, iets
magisch. Er dient een
precisiehandeling te worden
uitgevoerd, vergelijkbaar met
die van een hartchirurg. Eén
verkeerde beweging van
lancet of scalpel en de patiënt
loopt gevaar. Eén verkeerde
beweging van het rode potlood
en het land gaat naar de
donder.
Gek is dat. Sommige mensen
schijnen dit complexe gevoel
alleen te hebben als ze voor de
allereerste keer in hun leven
ter stemming gaan. Zeker, ik
had het toen ook. Nog
haarscherp zie ik in gedachten
voor me hoe ik in 1971
nerveus en doordrongen van
een heilig plichtsgevoel
(terwijl de stemplicht net het
jaar daarvoor was afgeschaft;
het ging nu om een récht!) het
stembiljet in ontvangst nam en
ermee naar het middelste van
de drie bruingeverfde houten
hokjes liep. „Dat gaat wel
over", dacht ik later. „Bij de
volgende verkiezingen is de
nieuwigheid eraf en loop je
fluitend, alsof je even een krop
sla bij de groenteboer haalt,
het stembureau in en uit". Nee
dus. De stemneurose, want dat
is het eigenlijk, is bij alle
daarna volgende verkiezingen
terug blijven komen, teft
afgelopen woensdag toe.
Wat mijn stemneurose extra
merkwaardig maakt is dat
deze zich binnen een
nauwkeurig begrensde
tij'dspanne voordoet. Op weg
naar het stembureau is er nog
niets aan de hand. Ook bij het
betreden van het lokaal blijft
de geest nog in het normale
dagritme werkzaam en zelfs
als ik m 'n oproepkaart bij het
toeziend en turvend
driemanschap achter de tafel
inlever, is er nog niets aan de
knikker. De aandoening slaat
pas in alle hevigheid toe als ik
het stembiljet ter hand heb
genomen en mij in de richting
van het hokje begeef. De
hartslag gaat sneller en sneller
als ik het papier openvouw en
het potlood grijp. Dan volgt de
climax. Hoewel ik meestal in
één oogopslag zie waar de lijst
en de persoon van mijn keuze
staan, blijft m 'n
stemgereedschap steevast nog
enkele seconden aarzelend
boven het vel hangen. In deze
cruciale seconden woelen alle
hierboven beschreven
gevoelens als in een centrifuge
door mijn hoofd. Maar dan,
net als het me te machtig
dreigt te worden, kleur ik
ineens trefzeker het
uitverkoren hokje rood. Nadat
ik nog één doordringende,
controlerende laatste blik op
mijn creatie heb geworpen
vouw ik het biljet resoluut
dicht, draai me glimlachend
om en marcheer zelfverzekerd
naar de stembus waar ik mijn
bijdrage aan de democratie zo
achteloos mogelijk in
deponeer. Ik zeg het
driemanschap gedag en loop
het lokaal uit. Let wel: op dit
moment is het ziektebeeld nog
altijd aanwezig, hoewel de
genezing nu zeer nabij is.
Want als ik eenmaal buiten
ben, heb ik hooguit nog
twintig passen nodig om de
neurose volledig van me af te
voelen glijden en weer als
normaal burger verder te
Hebt u dat nou ook? Vast niet
allemaal. Ik had van de week
wegens een plotselinge
kiezersgolf in mijn
stembureau, waardoor ik
enkele minuten op mijn beurt
moest wachten, een mooie
gelegenheid om andere
burgers de stemhandeling te
zien verrichten. Wat mij het
meest trof was de aanblik van
een jongen en een meisje,
beiden rond de 25 jaar, die
gezamenlijk één hokje
inkropen, hun biljetten
uitspreidden en vervolgens
giechelend alle lijsten
naliepen. „Kijk nou eens!" riep
de jongeman. Nummer 42 bij
de VVD: mevrouw Cupido-
Pootjes! Wat een naam! Die
neem ik!". Zijn vriendin
proestte het uit. Wat ze
uiteindelijk hebben gekozen
weet ik niet, want toen ik mei
de gebruikelijke waardigheid
en de daaraan verbonden
verschijnselen van mijn
stemrecht gebruik had
gemaakt, stonden ze er nóg.
Het driemanschap amuseerde
zich overigens kostelijk om het
tafereel. Waarschijnlijk was
het voor deze lieden ook het
enige verzetje die dag.
T. RU BB ELS