Het geheime wapen van het CDA Elke dag overleven 73,- tri% Politiek Partij Parlement m Lezeri service HOLLYWOOD-TOUR .S*SIJTHOFF PERS NNENLAND CeidócSoivumt ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1989 PAGINA 5 N HAAG Het Haag restaurant 't Goude loft was woensdagavond •vuld van geween en idengeknars. Hier zat uitgeputte VVD-lijst- kker Joris Voorhoeve amen met een plukje uwe aanhangers dof te ren naar de verliescij- s die in eindeloze reek- over de tv-schermen den. Vijfenzestig kilo- 'ter noordwaarts, in het isterdamse Artis, was evenmin een vrolijke el. Ook Wim Kok en irjanne Sint stonden de onaangename ik hun supporters uit te [gen waarom het wéér ;t gelukt was. int hoewel het CDA in ze- gelijk bleef, wa£ premier ud Lubbers opnieuw de ite winnaar van de kamer- •kiezingen geworden. Niet ;en is hij zeker van prolon- ie van zijn premierschap, kan hij in een droomposi- aan de kabinetsformatie 'innen. De CDA-aanhang, in de Haagse Pulchri Stu- dio een feestje bouwde, werd niet moe te wijzen op de pro blemen van de PvdA. Want als Kok niet voldoende gewil lig is, dan blaast Lubbers toch gewoon de coalitie met de VVD nieuw leven in? Anders gezegd: Hoe het ook zij, het CDA is er altijd bij. Wat is toch het geheime wa pen, waarmee de christen-de mocraten nu al ruim zeventig jaar de socialisten en liberalen onder de duim houden? Dat wapen heet 'middenpositie'. Als enigen zijn de confessione le politici in staat al naar be hoefte een 'links' of een 'rechts' gezicht te tonen. Daar door kunnen ze dus zowel met de socialisten als met de libe ralen regeren. En aangezien de laatste twee elkaar nog nimmer hebben kunnen vin den, zijn de christen-democra ten dus al sinds mensenheuge nis een vaste partner van de één of de ander. Dat roept de vraag op waarom het politieke spectrum in ons land zo ingewikkeld is. Waar om bestaan er niet gewoon zo als in Engeland, Frankrijk en Duitsland twee grote groepe ringen, een rechtse en een linkse, die afwisselend aan de macht zijn? Ooit heeft ook in ons land die situatie bestaan. Tot ver in de twintigste eeuw noemden de confessionele par tijen zich 'rechts' en stonden zij tegenover de liberalen en de socialistische groeperingen die zich als 'links' afficheer- Antithese De kloof die beide groepen ge scheiden hield werd door de antirevolutionaire voorman dr. Abraham Kuyper de 'anti these' gedoopt. Met dat begrip wilde hij aangeven dat er in de politiek maar één echte tegen stelling was, namelijk tussen religieuze en niet-religieuze partijen. De reden voor het formuleren van die doctrine was dat katholieken en protes tanten, die elkaar zo lang ver ketterd hadden, een reden moesten hebben om gezamen lijk op te trekken en aldus de macht te veroveren. Op grond van de antithese kon Kuyper de liberalen, die hun wortels hadden in de Franse revolutie, en de socialisten, die in plaats van de bijbel een ander heilig boek ('Das Kapital' van Karl Marx) koesterden, van zijn lijstje afstrepen. In de praktijk was die indeling overigens minder strikt dan op papier. Nadat in 1917 het alge meen kiesrecht was ingevoerd en het districtenstelsel was vervangen door de evenredige vertegenwoordiging, verkre gen de clericalen op slag de absolute meerderheid in de Tweede Kamer. De oorzaak daarvan was vooral de grote bevolkingsaanwas in het ka tholieke zuiden. Maar toch nam menig confessioneel for mateur een aantal liberale mi nisters in zijn kabinet op. Het was dan ook heel moeilijk om in liberalen als de keurige heer mr. H.P. Marchant een echte nazaat te herkennen van de met bloed bevlekte Robe spierre. Heel anders lag het in die tijd echter met de socialisten. Deze nog betrekkelijk jonge politie ke beweging had nog wél echt revolutionaire trekken. Denk aan de oproep tot een staats greep van Pieter Jelles Troel stra in 1918. Al verklaarde de SDAP-leider heel snel dat hij zich 'vergist' had, de schrik bij de confessionelen en liberalen zat er diep in. Hoe diep blijkt bijvoorbeeld uit de woorden die W.H. Nolens, fractievoor zitter van de Rooms-Katholie- ke Staatspartij, in 1925 neer schreef: „Alleen bij uiterste noodzaak zal de Katholieke Kamerfractie tot deze om ver schillende redenen door haar zeer ongewenscht geachte sa menwerking (met de SDAP) kunnen overgaan". Nieuwe inhoud De houding van de socialisten had tot gevolg dat de begrip pen 'links' en 'rechts' een nieuwe inhoud kregen. Linkse partijen stonden voor de factor arbeid en rechtse partijen voor de factor van het kapitaal. De confessionele partijen kozen voor geen van beiden. Zij pre tendeerden op te komen voor de belangen van zowel de ar beiders als de bazen. Zolang de kerkelijke discipline in ons land sterk bleef kostte het handhaven van deze tussenpo sitie betrekkelijk weinig moei te. Pas in 1967 verloren KVP (voortzetting van de RKSP), ARP en CHU hun meerder heid in de Kamer waardoor pas echt de noodzaak ontstond om met anderen samen te werken. Begin zeventiger jaren werd de toestand zelfs een tijdje pre cair toen ook de christelijke zuil niet bestand bleek tegen de tand des tijds en steeds meer mensen van confessione le huize op andere partijen gingen stemmen. Vooral de KVP-pilaar begon in steeds hoger tempo af te brokkelen. Maar gelukkig voor de Steen kamps, de Schmelzers en de Van Agts gedroeg de PvdA zich zo bruut en arrogant te genover haar christelijke part ners in het kabinet-Den Uyl, dat een hergroepering moge lijk werd. In plaats dat KVP en ARP bezweken onder de twisten tussen hun rechter- en linkervleugels en de CHU langzaam opging in de VVD, werd het CDA geboren. Vanaf het eerste moment dat de nieuwe combinatie zich aan de kiezers presenteerde, was zij succesvol. Dries van Agt stabiliseerde het aantal kamer zetels en Ruud Lubbers zorgde vervolgens voor groei. Waar komt die aanwas vandaan? Het aantal kerkgangers neemt nog steeds af. Het kan dus niet anders dan dat zich onder de CDA-stemmers tegenwoordig ook grote aantallen mensen bevinden die geen lid zijn van een kerkgenootschap. Dat bleek ook uit het onderzoek van het bureau Intomart dat deze week op de verkiezings dag werd gehouden. Sinds 1977 is het aantal niet-christe- lijke CDA-stemmers verdrie voudigd. Het zijn er nu een kleine vierhonderdduizend, samen goed voor zo'n acht ka merzetels. De komst van deze aanhan gers duidt erop dat het CDA steeds minder een religieus karakter krijgt. De partij wordt nu meer gezien als een Centrum- dan als een Chris ten-Democratisch Appèl. Het optreden van lijsttrekker Ruud Lubbers wijst daar ook op. Niet één keer heeft hij in de afgelopen verkiezingscam pagne een struikelblok van le vensbeschouwelijke aard opge worpen. Zijn uitspraken over euthanasie waren alleen be doeld om te voorkómen dat de kabinetsformatie op deze zaak zou kunnen vastlopen. Het is niet voor niets dat de kleine christelijke partijen die wel een hard strafwettelijk verbod van de zachte dood eisen, een ruime zetel bij het CDA heb ben weggehaald. Ook de thema's van Lubbers zijn in wezen niet anders dan die van Kok en Voorhoeve en ze zijn vrijwel alle van sociaal- economische aard. Het knappe van de CDA-voorman is dat hij bij zeer veel kiezers de in druk wekt dat zijn 'gematigde' houding beter is dan de 'extre me' standpunten van Kok en Voorhoeve. In werkelijkheid is 'gematigd' in dit verband vaak niets anders dan gemid deld. Wil men de mening van het CDA weten, dan behoeft men meestal slechts de menin gen van-PvdA en VVD bij el kaar op te tellen en door twee te delen. Zolang de sociaal-economische vragen in ons land belangrij ker gevonden worden dan de vragen van immateriële aard, zoals euthanasie, abortus, anti discriminatiewetgeving, on derwijs en commerciële om roep, zolang zal het CDA tus sen PvdA en VVD in staan en zodoende aan de macht blij ven. Daarbij is het in wezen van minder belang of de poli tiek leider Ruud Lubbers heet, zoals nu, of Elco Brinkman, zoals straks. RIK IN 'T HOUT Stelen, snuiven, en slapen in een portiek. Het is de dagelijkse praktijk van de zwerfjongeren in Nederland. Het aantal jongeren tussen wal en schip neemt toe. Ondertussen sluiten opvangcentra uit wanhoop de deuren, en concludeert de wetenschap voorzichtig dat de hulpverlening niet in staat is de situatie van de zwervende jongere te verbeteren. Een reportage. „Wie wil er nou met zo [iemand trouwen?" i )PVANG ZWERFJONGEREN CHIET TEKORT OTTERDAM „Jo in", zoals we hem in de ant maar moeten noe- en, oogt vermoeid, id^anochtend om zes uur t een treinwagon ge hopt", verklaart hij zijn ojiuitgeslape'n blik. Bijna n ihttien jaar is hij nu en Jnaf zijn twaalfde zwerft door het land. „Ik weet ochtends nooit waar ik I j avonds zal slapen". Het ^YC, het RIAGG, het Le- "X ir des Heils; Johan heeft r on le opvangcentra voor ngeren al afgelopen, 9jiaar nooit hield hij het er nger dan enkele weken t. Na jaren in de hoofd rad en, even, in Heerlen |8 ïleefd te hebben, zoekt ij sinds een jaartje zijn eil in Rotterdam. ;bt Na de lagere school ging het vertelt Johan. „Mijn noeder was al eens gescheiden n had constant ruzie met mijn weede vader. Hij raakte werkloos en zij ging steeds drinken. Mijn vader kon niet tegen en werd steeds iggressiever. Als hij bij ruzies met borden en servies legon te smijten, kreeg ik te horen dat alles mijn schuld was. Waaróm heb ik nooit be grepen. Op een gegeven mo ment was mijn vader vertrok ken, ik heb hem nooit meer gezien. Ik bleef achter met een constant dronken moeder, die zich nauwelijks meer met me bemoeide". Nog een paar maanden heeft Johan op de lts gezeten, totdat het vrije leventje hem begon te trekken. „Maten van me hingen de hele dag rond in gokhallen, terwijl ik op die duffe school zat. Ik ging met hun mee, kwam steeds minder thuis, maakte mijn geld op aan hasj, gokken en sigaretten. Toen ik op een morgen thuis kwam, schopte mijn moeder me weer op straat. Ze wou me nooit meer zien, schreeuwde ze. Mijn stereo-installatie had ze al verkocht. In het begin sliep ik bij vrienden, totdat dat problemen ging geven. Ik had geen geld meer en kwam men sen tegen die de nacht door brachten in leegstaande krot ten". Een paar keer nog is Johan bij zijn moeder terug geweest, maar de breuk was definitief. Nu leeft hij van en op de straat. „Een uitkering heb ik niet. Al mijn spullen heb ik bij me: m'n kleren". Overdag hangt Johan in en om het Centraal Station van Rotter dam. „Warm, overdekt, en lekker veel mensen", zegt hij. 's Nachts slaapt hij in een park of in een openstaande treinwagon. „Maar straks, als het wat kouder wordt, zal het wel weer een kraakpandje worden, of een portiek". Eten haalt hij soms uit vuilnisbak ken, of hij gaat naar de „Cha rity", waar hij nog wel eens een warme maaltijd kan krij gen. Geld heeft Johan vooral nodig voor de gokhal en voor zijn drugs („Een blowtje, en soms een snuifje"). Hoe hij daaraan komt? „Gewoon, een auto kraken. Een béétje radio doet al gauw een meier". Of, minder rendabel, maar nog al tijd effectief: „Je stopt een stukje schuimrubber boven in het vakje voor wisselgeld in automaten. Aan het eind van de dag altijd goed voor een paar gulden". Vroegtijdig Zwerfjongere, dakloze, thuislo ze of weggelopen minderjari ge. Wetenschappers hanteren nogal verwarrende termen voor mensen als Johan. Het verschijnsel is niet nieuw; wel staat volgens de meeste onder zoekers vast dat onze maat schappij steeds meer te maken krijgt met'jonge mensen, wier leven al vroegtijdig uitloopt op een uitzichtloze situatie van zwerven, drugs, prostitutie en criminaliteit. Onderzoeken spreken over jaarlijks minstens 25.000 min derjarigen die één of meer nachten van huis wegblijven. Zo'n 80 tot 90 procent keert na korte tijd weer terug, maar de rest belandt bij vrienden, ken nissen of opvangcentra. Niet zelden begint daar een einde loze tocht door de wereld van opvangcentra en hulpverle ning. Zo'n 2500 tot 3000 jonge ren lopen binnen korte tijd uit een tehuis weg om te belanden in een ander tehuis, of op straat. Het ministerie van WVC houdt het aantal „pro bleemgevallen" zoals Johan, op ongeveer 350 in het hele land. Zij zouden zich vooral ophouden in de steden Am sterdam, Rotterdam en Den Haag. Het meest gehanteerde onder zoek over deze jongeren is van Prof. J. van de Ploeg, van het Centrum voor Onderzoek van de Jeugdhulpverlening van de Universiteit te Leiden, en stamt uit 1986. Daaruit blijkt dat het in merendeel gaat om jongens. Meisjes maken „slechts" 27 procent van het totaal uit Ruim een derde deel vormen buitenlandse jongeren, vooral van Marokkaanse af komst. De leeftijd ligt meestal tussen de 13 en 20 jaar. De jon geren blijken nog wat gemeen schappelijke kenmerken te vertonen: ze hebben weinig tot geen vrienden, zijn vaak tegen beter weten in positief over zichzelf, hebben negatieve er varingen met school en heb ben weinig of geen contact meer met hun vaak geschei den ouders. Minister Brinkman van WVC stelde in een notitie van maart 1988 dat het in de media ge schetste beeld over de omvang van het zwerfjongeren-pro bleem „sterk overtrokken lijkt". De zekerheid waarmee de minister dat stelde wekt be vreemding bij wetenschappers en hulpverleners. Want als die het érgens over eens zijn, dan is het wel dat het „haast on mogelijk" is een betrouwbaar beeld van deze groep „jonge ren tussen wal en schip" te ge ven. Jan Terpstra, van het Instituut voor Toegepaste Sociale We tenschappen te Nijmegen, ver richtte in 1987 onderzoek naar weggelopen jongeren. Hij acht dc discussie over aantallen niet interessant. „Zijn duizend zwerfjongeren minder erg dan achtduizend?" vraagt hij zich af. Voor Terpstra staat vast dat het verschijnsel bestaat, en in omvang toeneemt, „al is dat zuiver wetenschappelijk niet aan te tonen, evenals het te gendeel". „Aantallen en leef tijden zijn alleen maar van be lang voor politici, omdat die enkel geïnteresseerd zijn in de vraag of de jongeren als aparte categorie gezien moeten wor den, wat weer gevolgen heeft voor allerlei geldpotjes", vindt Terpstra. Onterecht Bij het Centrum Onderzoek Jeugdhulpverlening te Leiden werkt men op dit moment on der supervisie van prof. Van der Ploeg aan een vervolg op diens eerste onderzoek naar zwerfjongeren. Daarbij wor den 70 jongeren tien maanden gevolgd, en wordt ook gespro ken met ouders en hulpverle ners. Hoewel de definitieve versie pas over een jaar afge rond zal zijn, rolde deze week een tussenrapport van de per sen. Het rapport bevestigt het reeds bestaande beeld van de gevonden in een wachtruimte op een station. FOTO: SP jongeren. De gedachte dat de problemen van zwerfjongeren vanzelf zouden oplossen, blijkt volgens onderzoekster P. Hoogendam onterecht. „De eerste vijfentwintig jongeren die we na tien maanden weer spraken zaten nog in exact de zelfde situatie, soms nog erger Voorlopige conclusie van het rapport luidt dat de bestaande hulpverlening absoluut niet bij machte blijkt de „psychosocia le situatie" van de jongeren te verbeteren. Dat besef leeft ook bij de Pau- luskerk in Rotterdam, waar zwerfjongeren tot voor kort te recht konden voor een slaap plaats. Dominee H. Visser be sloot daar onlangs een einde aan te maken. „Hoe weerzin wekkend het ook klinkt; we konden de jongeren niets méér bieden dan bed, bad en brood. Structureel los je daar toch niets mee op, je houdt het pro bleem alleen maar in stand", zegt Visser. De oplossing van de problemen van zwerfjonge ren liggen volgens Visser en zijn medewerkers bij de over heid en de jongeren zelf. „Een goede nachtopvang is een taak voor de overheid. Wij hebben vaak genoeg acties gevoerd, maar die hebben niets uitge haald. De politiek heeft er ge woon geen geld voor over", zegt medewerkster W. Vos. Aan de andere kant moeten de jongeren zelf ook meer gaan beseffen wat ze willen, vol gens dominee Visser. „Ik heb gister nog een groepje Marok kaanse jongeren geadviseerd zich op een of andere manier te organiseren. Misschien dat er dan naar ze geluisterd wordt. Maar ik verwacht niet dat zoiets hen lukt. De jonge ren hebben het veel te druk met elke dag overleven". Zolang wetenschap en politiek zich nog blind staren op on derzoeken en cijfertjes, zal de situatie voor mensen als Johan voortduren. „Zwerfjongeren hebben vooral behoefte aan structuur in hun leven", zei Jan Terpstra al. Dat blijkt ook bij Johan het geval. Hij weet precies wat hij wil: „Gewoon, een vrouw met kindertjes. En een grote auto. Maar ik ben bang dat me dat nooit meer zal lukken. Misschien kan ik niet meer tegen lang op één plek zijn. En geld heb ik ook al niet. Ik ben nu bijna achttien. Geen opleiding, geen werk. Wie wil er nou met zoiemand trouwen?" JEAN—PIERRE GEELEN >USKE EN WISKE SAGARMATHA \jtelemadl^ stijf ih..J Standaard Uitgeverlj/Wavery Productions (ADVERTENTIE) 22 en 28 september a.s. Maak kennis met ons omroep-land! Neem een kijkje achter de schermen waar diver se artiesten optreden en Maak de opname mee van het TV pro gramma van onze Tineke Schouten! Programma: 's morgens vertrek uit de regio, ca. 10 uur aankomst in het Gooi. ontvangst met 1 x koffie en gebak. Bezoek aan het omroepmuseum in Hil versum. Bijwonen opname Tineke Schouten. TELEFOON 070-190882 Lunch in een restaurant in het Gooi. Hollywood-tour door het Gooi. Diner in het NOB retaurant, 3 gangen diner en 1 glas wijn. Prijs van dit unieke arrangement Vertrek uit Den Haag 08.30 uur en uit Gouda 09.00 uur Hebt u dat nou ook, dat rare gevoel dat je bevangt als je op een verkiezingsdag het stemhokje betreedtIk kan het niet exact definiëren, maar het is zoiets als een plotseling opkomend nationaal veran twoordelijkheidsbesef. Alsof het lot van de ganse staat der Nederlanden in die ene minuut even in jouw handen ligt. Het stemmen heeft ook iets ritueels, iets magisch. Er dient een precisiehandeling te worden uitgevoerd, vergelijkbaar met die van een hartchirurg. Eén verkeerde beweging van lancet of scalpel en de patiënt loopt gevaar. Eén verkeerde beweging van het rode potlood en het land gaat naar de donder. Gek is dat. Sommige mensen schijnen dit complexe gevoel alleen te hebben als ze voor de allereerste keer in hun leven ter stemming gaan. Zeker, ik had het toen ook. Nog haarscherp zie ik in gedachten voor me hoe ik in 1971 nerveus en doordrongen van een heilig plichtsgevoel (terwijl de stemplicht net het jaar daarvoor was afgeschaft; het ging nu om een récht!) het stembiljet in ontvangst nam en ermee naar het middelste van de drie bruingeverfde houten hokjes liep. „Dat gaat wel over", dacht ik later. „Bij de volgende verkiezingen is de nieuwigheid eraf en loop je fluitend, alsof je even een krop sla bij de groenteboer haalt, het stembureau in en uit". Nee dus. De stemneurose, want dat is het eigenlijk, is bij alle daarna volgende verkiezingen terug blijven komen, teft afgelopen woensdag toe. Wat mijn stemneurose extra merkwaardig maakt is dat deze zich binnen een nauwkeurig begrensde tij'dspanne voordoet. Op weg naar het stembureau is er nog niets aan de hand. Ook bij het betreden van het lokaal blijft de geest nog in het normale dagritme werkzaam en zelfs als ik m 'n oproepkaart bij het toeziend en turvend driemanschap achter de tafel inlever, is er nog niets aan de knikker. De aandoening slaat pas in alle hevigheid toe als ik het stembiljet ter hand heb genomen en mij in de richting van het hokje begeef. De hartslag gaat sneller en sneller als ik het papier openvouw en het potlood grijp. Dan volgt de climax. Hoewel ik meestal in één oogopslag zie waar de lijst en de persoon van mijn keuze staan, blijft m 'n stemgereedschap steevast nog enkele seconden aarzelend boven het vel hangen. In deze cruciale seconden woelen alle hierboven beschreven gevoelens als in een centrifuge door mijn hoofd. Maar dan, net als het me te machtig dreigt te worden, kleur ik ineens trefzeker het uitverkoren hokje rood. Nadat ik nog één doordringende, controlerende laatste blik op mijn creatie heb geworpen vouw ik het biljet resoluut dicht, draai me glimlachend om en marcheer zelfverzekerd naar de stembus waar ik mijn bijdrage aan de democratie zo achteloos mogelijk in deponeer. Ik zeg het driemanschap gedag en loop het lokaal uit. Let wel: op dit moment is het ziektebeeld nog altijd aanwezig, hoewel de genezing nu zeer nabij is. Want als ik eenmaal buiten ben, heb ik hooguit nog twintig passen nodig om de neurose volledig van me af te voelen glijden en weer als normaal burger verder te Hebt u dat nou ook? Vast niet allemaal. Ik had van de week wegens een plotselinge kiezersgolf in mijn stembureau, waardoor ik enkele minuten op mijn beurt moest wachten, een mooie gelegenheid om andere burgers de stemhandeling te zien verrichten. Wat mij het meest trof was de aanblik van een jongen en een meisje, beiden rond de 25 jaar, die gezamenlijk één hokje inkropen, hun biljetten uitspreidden en vervolgens giechelend alle lijsten naliepen. „Kijk nou eens!" riep de jongeman. Nummer 42 bij de VVD: mevrouw Cupido- Pootjes! Wat een naam! Die neem ik!". Zijn vriendin proestte het uit. Wat ze uiteindelijk hebben gekozen weet ik niet, want toen ik mei de gebruikelijke waardigheid en de daaraan verbonden verschijnselen van mijn stemrecht gebruik had gemaakt, stonden ze er nóg. Het driemanschap amuseerde zich overigens kostelijk om het tafereel. Waarschijnlijk was het voor deze lieden ook het enige verzetje die dag. T. RU BB ELS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 5