Zorgeloosheid als motief u „Ik ben een constructieve pessimist" Kinderachtige sensatie van Joost Zwagerman Barbie begrijpen is Duitsland begrijpen BOEKEN/PLATEN CeidócSouomit ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1989 PAGINA 1 „CARPE DIEM" NIEUWE BUNDEL VERHALEN VAN BIESHEUVEL „Je moet de wijn drinken als je leeft", zo luidt de laatste van het titelverhaal uit de nieuwe bundel van J. M. A. Biesheu vel, „Carpe Diem". Pluk de dag, geniet onbekommerd van het leven. Wees onbezorgd en ben zorgeloos blij met de vreugden die je worden aange boden, zonder te letten op ko mende narigheid, zonder acht te slaan op rampen en kwel lingen. Deze moraal, Biesheuvel debi teert die levensopvatting met de hem eigen ironie(?) als een moraal, ligt niet in dé ver wachtingen van de trouwe le zer van zijn vele verhalen en bundels. Nooit bleef iets zon der problemen, altijd was er kwelling en simpele of inge wikkelde narigheid in de ver halen van Biesheuvel. Zou hij nu opeens werkelijk een aan hanger, een belever van het „Carpe Diem"-principe zijn? Is Biesheuvel iemand die zijn verhaalfiguren ongeremd van de verrukkingen van het le ven kan laten profiteren, zon der zorg, bijgedachten of wan hoop? Niet ongecompliceerd Uit dat titelvehaal blijkt al dat het niet zo ongecompliceerd ligt. Hoofdpersoon is een hard werkende, sober levende, Zeeuwse boer, die op zeker moment een fles wijn ergens in zijn akkergrond vindt. Het blijkt dure wijn (Chateau Du Lisles Marcourt), die hij na tuurlijk in het gezelschap van een persoon van belang moet opdrinken. Niemand, zelfs de koning die op bezoek komt, blijkt belangrijk genoeg, zodat de doodgravers die hem het huis uit dragen tenslotte de wijn uit vieze koffiekopjes in nemen. De Dood wint het al tijd. De verhalen in dit boekje zijn veelal heel kort en gewijd aan de onmacht van de mens om ongecompliceerd te zijn en de dag te genieten. Het langste verhaal heet een „kerstmis- verhaal" en vertelt over Johan Grasdijk, een persoon die in meer verhalen van Biesheuvel voorkomt en die de naam zegt het reeds niet toevallig veel overeenkomsten met de auteur heeft. Hij woont in een huisje te Leiden, waar hij graag in bed ligt achter de warme billen van^ Eva. Hij heeft een geit die door de wo ning dwaalt en het liefst op de gedekte eettafel gaat staan, tot vreugde van het gezin. Vooral als alles omlaag klettert. Er zijn zestien poezen, ,,'s Avonds is hier altijd gezelligheid: va der zit breeduit op de bank een sigaar te roken en af en toe whisky te drinken en geeft commentaar op wat er in de huiskamer gebeurt. Een van zijn vaste meningen is dat mensen die na afloop van de kerstdagen zeggen: „Zo, en zijn jullie die ellendige dagen nog een beetje doorgekomen?", niet goed snik zijn; het zijn mensen die eenvoudig niet ge lukkig willen zijn." Het gaat hier nog steeds om het 'Carpe Diem'! Bladzijden lang vertelt Biesheuvel met intense gretigheid over het kerstavondgeluk van Johan Grasdijk en gezin en veestapel. Hoewel Grasdijk nauwelijks in een God geloven kan, is de sfeer van de kerst hem zeer dierbaar en voelt hij zich bij zonder feestelijk. Kommer Maar als hij het hondje, dat zo leuk kan spelen met het beeld je van het kerstkindje in de kribbe, na afloop van het feest nog even uitlaat, slaat zon der dat Grasdijk het beseft de zorg pn kommer toe. Ie mand op straat spreekt hem aan, door een misverstand denkt Grasdijk dat hij de be roemde gehate vraag over 'die ellendige dagen' moet beant woorden en hij houdt een felle toespraak tegen zijn buurman, die hij doodongelukkig achter laat. Zelfs als je, tegen beter weten in, de dag onbezorgd kunt plukken, stort je een an der in het verderf, want met die buurman loopt het fout af. Het is puur moralisme. Bies heuvel merkt in veel van zijn verhalen zelf maar vast op hoe moralistisch hij bezig is. Dat is voor de lezer toch vrij pover. Want de dubbele bodem, de 'tongue-in-cheek', waardoor Biesheuvel mede ee» schrijver van betekenis is, wordt hier al te simpel en al te vruchteloos uitgewerkt. De dertien ver haaltjes uit „Carpe Diem" heb ben nergens die glans, waar veel van Biesheuvels verhalen door opvallen. Hij lijkt wat vermoeid en machteloos in dit boekje van nog geen honderd pagina's en hij lijkt zijn greep op zijn waanzinnige benade ring van werkelijkheid en fan tasie danig kwijt te zijn. En dan heb ik het nog niet eens over de manie, waarmee Biesheuvel de werkelijkheid betoverde, al ging het slechts om eenvoudige voorvallen of overbodige voorwerpen in zijn Max Nord: „Klaus Barbie een van ons". Uitgeverij Kwadraat Prijs 28,50 Max Nord heeft van zijn bele ving van het proces van Klaus Barbie in Lyon een memora bele neerslag gemaakt, dat de omvang van een pocket niet overschrijdt, maar een monu mentje mag worden genoemd in journalistiek schrijverschap. Nord, die in en na de oorlog was'verbonden aan het in het verzet ontstane dagblad Het Parool, schreef eerder een es say over Vietnam en was ac tief als literair criticus. Met Klaus Barbie een van ons" begeeft hij zich weer in dat meest bewogen deel van onze recente geschiedenis. De titel geeft al aan dat Noi..,. in het boek niet een lekker lru zend, makkelijk verkoper^ verhaal over het leven van „Slager van Lyon" heeft len schrijven. Hij heeft zicP^ verdiept in tal van elementc1^ van het nazisme en plaatst gruweldaden van Barbie „een man zonder humor, organisator en gruwelijk r telaar" - in een zo breed mogi lijke context. Hij bespiegé daarbij racisme en anti-sem^j tisme in het algemeen en er Duitse voedingsbodem daai voor in het bijzonder. J. M. A. Biesheuvel: kamer. Die ontbreekt zo vaak. Biesheuvels hamerende aan dacht voor de Poolse satiricus Jerzy Lec, die opnieuw om de FOTO: DIJKSTRA haverklap wordt geciteerd, be gint ook malle vormen aan te nemen. JAN VERSTAPPEN Barbie werd twee jaar geledej tot levenslang veroordeeld Frankrijk, waar juist de dooJ straf was afgeschaft. N roept de vraag op of schuld zo ondelgbaar als dj_ van Barbie zich wel léét be rechten. „Barbie begrijpen j Duitsland begrijpen", stelt hij John Demjanjuk en Klaui Barbie. Soms betreur je het dit de oorlog al zo lang voorbij i Er zijn misdaden die nooit e|^ te nimmer zouden mogen ven jaren. Vergeten worden zj echter niet. Daarom is hö boek van Max Nord, hoeweL,, het zoveelste, een nuttige gé-1^ schiedkundige aanvulling ejell ondanks het onderwerp eeyes' macabere verrijking van ooi^n logsliteratuur. j0^ FRANK WERKMA1 Grebenshihov superster uit Sovjetunie Sinds perestrojka en glasnost de toverwoorden zijn, waar mee Gorbatsjov de scherpe kantjes van het communis me afvijlt, dringt bij de Wes terse wereld langzaam maar zeker het besef door dat de Sovjets ook maar gewoon mensen van vlees en bloed zijn. Die nieuwe politiek heeft ook op popgebied grote gevolgen. Een hele stoet van Westerse popartiesten is de laatste jaren in de Sovjetunie neergestreken voor concer ten en omgekeerd hoeven Russische muzikanten hun creatieve bedenksels niet langer ondergronds te uiten. Eén van de meest interes sante Sovjet-popbands is Aquarium. Zanger Boris Grebenshikov was het afge lopen jaar meermalen in de States om zich te verdiepen in de oorsprong van de rock 'n roll. Zijn contacten met Westerse muzikanten resul teerden uiteindelijk in het eerste contrcat van een Rus sische popmuzikant met een Westers platenlabel (CBS). Die mijlpaal krijgt extra luister dankzij het uitsteken de solo-debuut van Boris Grebenshikov op „Radio Si lence". Het album werd ge produceerd door Euryht- mics-gitarist David Stewart, die de hulp inriep van onder meer zijn vrouw Siobhan (ex-Bananarama), Anie Len nox, Chrissie Hynde en le den van Aquarium. Op Ra dio Silence maakt de Wes terse wereld kennis met een integere en vooral poëtische popmuzikant, wiens stem af en toe aan David Bowie doet denken. In twaalf nummers, waar van twee in het Russisch, koppelt Boris een enorme zeggingskracht aan goed in het gehoor liggende rock, waarbij verschillende in vloeden doorklinken. Die variëren van The Beatles („Fields Of My Love") via een ingetogen Bowie („The Wind") en Latin Quarter („Winter") tot een onstuimi ge Eurythmics in „Mother". Maar Boris geeft ze wel een eigen gezicht. Het gezicht van de eerste Russische su perster. GERT MEIJER Eigentijdse Neil Young's „The Bridge - A Tribute To Neil Young" is een compila tie lp/cd met dertien/vijf tien klassiekers (kun je wel zeggen) van Neil Young, vertolkt door progressieve acts van nu. Dertien groepen en artiesten hebben zich gestort op het repertoire, dat ze al jaren heimelijk in de oefenruimte speelden. Nou ja, live werd tijdens de reeks toegiften wel 'ns een 'Neil Young' uit de kast gerukt. Vooral Green On Red was daar sterk in. Die staan trouwens niet op „The Bridge" - he laas -, maar wel hartver scheurende versies van „Barstool Blues" (Soul Asy lum), „Don't Let It Bring You Down" (Victoria Willi ams), „Cinnamon Girl" (Loop), „Helpless" (Nick Cave), „Winterlong" (Pixies) en „Lotta Love" (Dinosaur Jr.). Een deel van de ver koop van „The Bridge" wordt besteed aan The Brid ge School in San Francisco. Deze school wordt geleid door Young's vrouw Peggi. Zij kwam daarmee in kon- takt vanwege haar twee ge handicapte kinderen. De school is speciaal voor ge handicapten, maar krijgt, volgens mevrouw Young, te weinig steun van de over heid. The Bridge is een must voor liefhebbers van zowel Neil Young als de Amerikaanse undergroundscene. BERT CREBAS WARD RUYSLINCK REBEL VAN ZESTIG JAAR: Ward Ruyslinck, zojuist zijn zestigste verjaardag gevierd, ziet er ontspannen uit. Zijn frustraties, angsten en opinies heeft hij vrij en ongeremd af gereageerd in zijn werk. Frus traties van een jarenlang amb- tenarenbestaan („De Uilen van Minerva"), tedere jeugdherin neringen („Stille waters") en onlangs zijn maatschappijkri tisch brievenboek „IJlings naar nergens" onder het mot to: „We leven in een namaak- wereld. Alles is nep, zelfs de gevoelens". Hij streek met zijn beschuldi gingen aan het adres van col lega's zeer velen uit het literai re wereldje tegen de haren in. Van Harry Mulisch, bijvoor beeld, wordt beweerd dat hij, geconfronteerd met de bewe ringen van Ruyslinck, kribbig reageerde met „Ward Ruys linck, die ken ik niet, wat doet die man?". Een gesprek met de Vlaamse auteur. U stelt zich wel kwetsbaar op door zo met je gevoelens, ang sten en antipathieën te koop te lopen. Uw „Uilen van Miner va" - waarin u de vloer aan veegde met de ambtelijke bu reaucratie - hebben heel wat critici weggehoond. Hoe rea geert u daarop? „Je geeft jezelf bloot,, maar als je bovendien tegen de alge meen gangbare meningen in schrijft word je eigenlijk ver morzeld. Want wat gebeurt er? Tachtig procent van de men sen passen zich aan de maat schappij aan. Dus als je een boek schrijft waarin je deze maatschappij zeer kritisch be kijkt, dan beschuldig je in ze kere zin ook die 80 procent. Ik denk dat dit de hoofdreden is waarom ik er nogal flink van langs gekregen heb. Ik heb het tegen opportunisme, tegen ar rivisme, tegen anarchie en ook enigszins tegen feminisme. Dat zijn allemaal hete hangijzers, want een heleboel mensen zijn opportunisten en het is bon ton tegenwoordig om fenimis- tisch te denken, ook als man. Als je daartegen ingaat word je onvermijdelijk in je kraag ge grepen. Maar ik vind dat je voor je mening moet durven uitkomen! En ik denk dat ik dat doe". En hij' vervolgt: Ik moet u herinneren aan de re acties op „Het Dal van Hin- nom", verschenen in '61, mijn eerste grote roman. Men heeft toen ook op mij gespuugd in bepaalde kringen. Zevenen twintig jaar later verwijst men naar dat boek als een van mijn beste en grootste werken. Ik troost mij met de filosofie van Ernest Renaud die gezegd heeft: je moet je een tijdlang ermee verzoenen uit de mode te zijn om in de toekomst ge lijk te krijgen". Allemaal goed en wel, maar dreigt u niet door te zwaar ge schut te gebruiken uw doel voorbij te schietenBijvoor beeld als u herkenbare figuren persoonlijk zwaar tackelt. „Dat is niet bedoeld om het ef fect maar omdat het uit mezelf komt. Ik heb een zeer bewo gen temperament, ik heb een rationele mens in mij en een gevoelsmens. In veel omstan digheden voel ik dat de ge voelsmens de redelijke mens in mij overstijgt. Dat geeft misschien de indruk dat ik op hol sla. Ik kan het niet helpen, het is mijn persoonlijkheid". Het hoofdstuk uit uw nieuwste b'oek dat wel erg veel tegen wind heeft opgroepen is waar u Hugo Claus. Harry Mulisch en Jeroen Brouwers beschul digt van plagiaat. „Ik vind het onbegrijpelijk. Ik heb ze niet beschuldigd. Ik. heb even op een rijtje gezet waarvan zij door anderen be schuldigd worden. Behalve voor Jeroen Brouwers, dat komt uit mijn eigen dossier. Maar ik heb mijn bronnen ge citeerd wie Claus en Mulisch ontmaskerd heeft. Ik heb en kel willen zeggen: kijk, waar gaan we naartoe als bekende schrijvers gaan jatten bij ande ren. Dat is heel mijn betoog. Maar het gevolg is nu dat ik op de beklaagdenbank zit. Ve len keren zich nu tegen mij. Het -is duidelijk, je mag geen heilige koeien slachten, want dan word je door de gelovigen verscheurd. Maar ik vind dat de waarheid haar rechten heeft". U kent het antwoord: u zoekt spijkers op laag water, ook Shakespeare heeft bestaande literaire bronnen gebruikt, het is een heel courante techniek in de literatuurgeschiedenis. „Je moet onderscheid maken tussen plagiaat en ideeënroof. Plagiaat is wat Siebelink ge daan heeft, Willem Roggeman heeft dat aan het licht ge bracht. Claus en Mulisch kun je beschuldigen van ideeën- roof. Maar ik vind het zeer be denkelijk dat schrijvers hun ideeën bij anderen moeten gaan halen, zonder bronver melding. Het geeft volgens mij aan dat iemand niet uit eigen verbeelding kan putten. Maar verder ben ik dan ook niet ge gaan in mijn beschuldigingen. Ik ben ook niet de eerste. Mar- nix Gijsen heeft acht jaar gele den al gewezen op het ver band tussen „Vrijdag" van Hugo Claus en van Cyriel Buysse's „De Biezenstekker". Wat is er gebeurd? Men heeft ook Marnix Gijsen het leven onmogelijk gemaakt, men is op hem gaan hakken, omdat hij het gewaagd had de onaantast bare Claus aan te vallen". „Ik neem geen blad voor de mond: Claus is voor mij de eerste auteur in Vlaanderen die erin geslaagd is vulgariteit met gekunsteldheid te combi neren. Het zijn twee kenmer ken zeker van zijn poëzie. Ik weet dat het gevaarlijk is, men legt dat uit als .jalousie de mé tier". Maar goed, ik heb mijn waarheid en die wordt door vele collega's gedeeld, maar zij durven het niet openlijk te zeggen. Claus is een handige man, heeft een hele achterban, hij is goed „georganiseerd". Marnix Gijsen noemde hem een farceur. Karei Jonckheere noemde hem een arrangeur Maar we moeten geduld heb ben om te zien hoe Claus over 30-40 jaar beoordeeld zal wor den. Net zoals Boon, daar is een hele cultus rond. Nu is Boon misschien veel authen tieker dan Claus, maar ik be grijp het niet goed. Cultusver- schijnselen zijn gevaarlijk in de literatuur, want de schrij ver is daar vroeg of laat het slachtoffer van". Heel uw oeuvre is gekenmerkt door het opkomen voor de un derdog. U bent een onversne den idealist gebleven „De meeste mensen verliezen een deel van hun idealen door maatschappelijk volwassen te worden, maar ik ben inder daad diep in mijzelf een idea list gebleven, een man die zich vastklampt aan wat hij ziet als de ideale maatschappij. Dat klinkt onnozel, maar ik kan het niet helpen. Ik ben óók een perfectionist. Dat zit in mij gebakken. Je moet als schrij ver trouw blijven aan je per soonlijkheid, vind ik, los van commerciële of andere over wegingen. Anders is er voor mij trouwens geen plezier meer aan, dan verliest het schrijven voor mij zijn bevrij dende functie. Misschien is het mijn drama dat ik te weinig rekening houd met wat aan heersende moge lijkheden in de maatschappij bestaat. En dat komt omdat ik een sterk innerlijk leven heb, ik schrijf vanuit mezelf. Men selijke liefde, vriendschap, menselijke verhoudingen, iets wat van alle tijden is, dat inte resseert me. Menselijke waar den in het algemeen, daar ben ik mee bezig. En ik kom heel vaak verkeerd over, dat weet Ward Ruyslinck: „Velen keren zich tegen mij, ik zit nu in de beklaagden bank. Het is duidelijk, je mag geen heilige koeien slachten, want dan word je door de gelovigen verscheurd. Maar ik vind dat de waarheid haar rechten heeft". FOTO: PERS UNIE ik. Misschien door de kram pachtigheid waarmee ik mijn ideeën en gevoelens verdedig". U komt, er rond voor uit dat u een romanticus bent en ethisch bewogen. Ligt de oor zaak van kortsluiting er niet in dat in de „postmoderne" li teratuur een aversie bestaat van moralisme en pathos? ,,U legt de vinger op de won de, en dat is eigenlijk de kern van „IJlings naar nergens". Ik geloof nog in de moraal, maat je voelt je zo langzamerhand een zonderling. Men bekijkt je een beetje medelijdend. Het komt weer op hetzelfde neer: ik pas niet binnen de heersen de opvattingen. Morele nor men blijven voor mij van es sentieel belang voor de samen leving: het heeft te maken met respect voor de rechten van de ander. Ik ben inderdaad nog volop ethisch denkend en ik verkondig dat ook". JOS VRANCKX Richard Burton Richard Burton:^ top-acteur én rokkenjager ekti Melvyn Bragg: „Richard Burton jpdf biografie": Uitgave Het WereldveiOori ster/Unieboek, Houten. Prijs 49,9MB] Een van de opmerkelijkstmilj. filmcoryfeeën van na de oojjyeri log is zeker Richard Burtonnen een mijnwerkerszoon uit Wa)e les, die wereldwijde reputatie^ag verwierf als rokkenjager, Shajek kespearevertolker en drinkejiin: broer. Burton was in zijn besteoei jaren niet van de roddelpagijan na's wég te slaan, al was hel maar om zijn spectaculaire verhouding met de al everi spectaculaire actrice Elizabeth Taylor (met wie hij twee keer in het huwelijk trad). Maar hij imponeerde ook elke keer weer met prachtige, door leefde vertolkingen in belang rijke dramaprodukties (op de planken en op het witte doek) met zijn markante stemgeluic en zijn schitterende Engel: (dat voor hem nota bene een tweede taal was, want hi] komt uit een armoedige mijn streek in Wales, waar hij ge woon met Welsh is opge groeid). Melvyn Bragg schreef dé bio grafie van Burton, die in op 59-jarige leeftijd overleed opgebrand, na een tumultueus bestaan, zowel in artistiek als in menselijk opzicht. Daarbij had hij de unieke steun van de 350000 woorden omvattende dagboekaantekeningen Richard zelf, en van de dag-r boeken van Philip Burton, de onderwijzer die de jonge Ri chard Walter Jenkins onder zijn hoede nam, vormde en tenslotte ook zijn naam gaf. De 'omvangrijke biografie is onlangs in het Nederlands ver schenen zodat ook wij getuige kunnen zijn van de woelige belevenissen van Richard Bur-' ton, 'en daarnaast kennis ma ken met de mens achter de ster, via de dagboekfragmen ten die rechtstreeks in het boek zijn opgenomen. De ver- taalklus is gedaan door maar liefst vier vertalers, maar dat kon helaas niet voorkomen dat de Nederlandse lezer wordt opgezadeld met zinsneden als; „Bij dit alles behield hij zijn waardigheid, zijn bijzonder be scheiden zelfverzekerdheid, waarmee hij zijn zwaarmoe digheid verborg en die hem behoedde voor dikdoenerij." Misschien kan een psychiater daar chocola van maken, maar een gewone lezer wordt met dit soort kwalificaties het bos ingestuurd. RENE DE COCQ mate trots op mogen zijn. De publiciteitsmachine rond het boek draait op volle toeren, daarbij komt vooral de disko- theek als verkoopplaats in aanmerking, begrijp ik. Daar is op zich niets tegen, .maar er is ook niets voor. We moeten even kijken naar de kwaliteit van dit boek. „Gimmick!" is een roman, op gebouwd uit een proloog en drie delen, („Oktober, januari en april"), die elk weer een aantal hoofdstukken dan wel episodes hebben gekregen. De Proloog stelt direct al voor een belangrijk deel de sfeer vast. De ik bezoekt een peepshow in New York, waar het heet toe gaat, omdat er heel wat meer geboden wordt dan een een voudige „peep". Voor zover de lezer dit mee kan genieten is er al een belangrijk element gegeven: hardhandige en kille, onpersoonlijke sex zoals die na de entree van de AIDS-demon zijn vorm moest vinden. Wat kun je eigenlijk van „Gimmick" zeggen. Er wordt in gerookt en er wordt aan sex gedaan. De meest triviale jon- gerenproblemen worden niet opgelost, nooit stijgt iemand uit boven de beperkingen van zijn wereldje. Iedereen loopt maar in hetzelfde kringetje rond. En dat alles is natuurlijk 'bedoeld met veel ironie, dub bele bodems en dergelijke be doelingen. Alleen jammer dat weer geen lezer het ontdekt. „Gimmick!" is een beroerd boek. Het doet aan de onver biddelijke bestsellers van Jan Cremer denken, twintig, vijf entwintig jaar geleden. Maar die stelden nog wat voor: daar ging het om de ongelooflijke en romantische dagdromen van een eenzame jongen, die steeds met een harde smak in de werkelijkheid terugvalt. Joost Zwagerman is daarbij een nitwit, een nul, een niets zeggende verhalenverzinner, die nimmer zal vallen. JAN VERSTAPPEN Joost Zwagerman: „Gimmickl" - ro man. Uitgave De Arbeiderspers. Prijs ƒ29,90. Joost Zwagerman schijnt op vele manieren reclame te ma ken voor zijn roman „Gim mick!", en hij zou er eigenlijk slechts in heel bescheiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 10