„Ze kussen je handen als je ze een bril opzet" finale Oog voor een ander £etdóc0omant' Een patient die na de operatie je handen kust, welke dokter maakt dat nog mee? De oogarts Diederik Jansonius (49) heeft het al verscheidene keren ervaren. In Nepal. Daar helpt hij vier weken per jaar staarlijders van hun kwaal af, voor niets en niemendal. In december vertrekt hij voor de derde keer naar de bergdorpen in het straatarme koninkrijk, uitgezonden door de stichting Oogkamp Himalaya. „Met onze oogoperaties bezorgen we duizenden mensen een nieuw leven. We zouden nog meer kunnen doen als we een terreinwagen hadden". Het grote verschil tussen een operatie hier en in Nepal Boven: dr. Jansonius die een staaroperatie uitvoert in een van alle gemakken voorzien Nederlands ziekenhuis (foto Ron Nagtzaam); onder de tent waarin hif Nepalezen van hun staar afhelpt (foto: PR). NIEUW LEVEN VOOR BLINDE NEPALEZEN DEVENTER - Op het terras van zijn bungalow verhaalt Diederik Jansonius van zijn staaroperaties onder de sloebers van Nepal, aan de voet van de Himalaya: „Het is dankbaar werk. Ze kussen je han den als je ze de bril opzet. En als je na een week en een paar honderd operaties afscheid neemt krijg je me toch een feest, daar word je verlegen van. Ze gieten je vol met rijstwijn als je niet oppast. Je krijgt cadeautjes aangeboden. Alles wat ze hebben bieden ze je aan". Wat beweegt deze oogarts om zijn druk- beklante comfortabele ziekenhuisprak tijk in Deventer vier weken per jaar te verruilen voor een armoedige operatie tent op de hoogvlakte van Nepal waar geen cent te verdienen valt? „Het is een uitdaging", glimlacht Janso nius vanachter zijn goudomrande brille- glazen. „Een uitdaging om in een primi tieve omgeving waar heel veel mensen aan staar lijden te doen wat je moet doen. Je kunt maar weinig meenemen, zodat je met een minimum aan instru menten het maximaal haalbare moet be reiken. Je gaat er dus niet heen om te la ten zien hoe goed je bent, maar stomweg om aan de lopende band staar te opere ren en de mensen enkele dagen later een bril op hun neus te zetten. Wat voor de meesten een nieuw leven betekent, want ze kunnen weer zien". Jansonius vertelt hoe het allemaal be gon. Hoe zijn Haarlemse collega Gerard Smit op een klimtocht in het Nepalese reuzengebergte een tentenkamp binnen stapte waar een team Japanse oogartsen druk bezig was om voor niets en nie mendal staaroperaties te verrichten, hoe hij zich in zijn klimmersklofïie een tik keltje beschaamd voelde en tegelijk dacht: dat kunnen wij ook. Terug in Ne derland maakte Smit een stuk of wat vakbroeders en -zusters warm en richtte de stichting Oogkamp Himalaya op. Jansonius zegt geen moment te hebben geaarzeld toen hem gevraagd werd mee te doen. Hij maakt nu deel uit van de „harde kern" van ongeveer dertig artsen, oogheelkundigen, verpleegsters en ver plegers uit heel het land die er jaarlijks op uit trekken voor de operaties. „Dit is een vorm van doelgerichte, con crete hulp. Geen druppel op een gloeien de plaat. Het is een ontwikkelingsproject dat over tien jaar niet meer nodig is. Elk jaar zendt de stichting een stuk of vijf teams van elk twee oogartsen en een of twee verpleegkundigen naar Nepal. De reiskosten en de nodige spullen worden door de stichting betaald. Er werken niet alleen Nederlanders, maar ook teams van Amerikanen, Canadezen, Duitsers, Zwitsers en andere nationaliteiten. En niet te vergeten enkele teams van Nepa lezen zelf. In totaal worden er zo'n hon derd oogkampen per jaar gehouden. Het gaat erom de geweldige achterstand weg te werken in-de behandeling van staarlij ders. De Nepalese overheid geeft alle medewerking en is bezig met de uitvoe ring van een gezondheidsprogramma". - U offert uw vakantie eraan op? „Ja, dat mag je wel zeggen. Ik hou een paar weken over om er met m'n vrouw op uit te trekken, maar het leeuwendeel besteed ik aan Nepal. Ik ben er een maand tussenuit en doe daarmee een beroep op mijn collega's in het zieken huis, maar dat vinden ze niet echt' een probleem. Ik draai zo nu en dan wat ex tra spreekuren". Matglas Een half miljoen van de zeventien mil joen Nepalezen, vertelt hij, lijden aan staar. De wereld om zich heen zien ze door matglas; niet meer dan wat vage schaduwen. Een beroep op de veertig oogartsen in het land helpt hen niet veel, want die zitten merendeels in de verre hoofdstad Kathmandu waar ook de eni ge oogkliniek van het koninkrijk is ge vestigd. De reis erheen is te duur, laat staan een operatie. „Het is een doodarm land. Het overgrote deel van de mensen krijgt zeer eenzijdige voeding met een minimum aan eiwitten. Hun linzensoep is de enige eiwitbron, vlees is een grote luxe. Die slechte voeding, de hoogte en de vele zon verklaren het grote aantal staarlijders. Het is hier een ziekte bij mensen boven de zeventig jaar, daar bo ven de vijftig jaar. Je ziet ook veel blin de kinderen. Veel mensen zijn aan beide ogen zo goed als blind. Die helpen we het eerst". „Je trekt van dorp naar dorp, soms loop je twee dagen. In dat dorp blijf je een week. Je opereert aan de lopende band in een tent of een primitief gebouwtje. Je krijgt in een week zo'n twaalfhonderd mensen voor je neus. Ze komen van heinde en ver, soms dagen lopen door de bergen. Daar help je dan zo'n drie honderd mensen van, de ergste gevallen. Wie nog met één oog wat kan zien stuur je weg. Anka barche, volgend jaar terug komen. Je werkt heel geconcentreerd op anti-infectie. Je snijdt het oog open en wipt de lens eruit met behulp van een ijsstaafje waaraan het weefsel als het ware vastkleeft. Het oog heeft geen bloedvaten, maar toch moet je oppassen voor bloedingen eromheen. Als er infec tie komt ben je verloren. Je doet niets overbodig. Zo help je één patiënt per tien minuten. Anka bikari, volgende pa tiënt". Dat klinkt spannend. „Is het ook. Het is absolute concentratie. Je blijft steriel staan, met alcohol bij de hand, zonder handschoenen, met een lampje op je voorhoofd. De stroom voor de verlichting en de apparatuur komt van een generator, maar we hebben ook wel met een zonnepaneel gewerkt en zelfs wel met een zaklantaarn. Tuurlijk, je loopt daar meer risico's. Toch hebben we vorig jaar maar één infectie gehad en die hebben we weten te bedwingen. Het jaar daarvoor hebben we vier ogen ver loren. Maar ja, die dingen gebeuren, dat weet je tevoren". Prins Hij zegt zich nog kwaad te kunnen ma ken over die keer dat een Nepalese prins de tent kwam binnen stiefelen, midden onder een operatie. „Die lui hebben het in Nepal met zijn kastenstelsel nog helemaal voor 't zeg gen. Ik had hem al eerder ontmoet tij dens een officiële ontvangst en toen noemde hij de patiënten 'poor things'. Voor hem waren het geen mensen. Ter wijl ik met een patiënt bezig ben begint meneer zonder pardon te kletsen. Ik was volledig uit concentratie. Het ging ook wat mis, ik scheurde een stuk van het re genboogvlies eruit. Het oog liep vol bloed. Het is gelukkig allemaal nog goed gekomen, af en toe is de natuur genadig, maar wat was ik kwaad op die vent. En dan moet je nog beleefd blijven ook". - Tien minuten voor een staaroperatie, hoe lang duurt zoiets in een Nederlands ziekenhuis? „Toch gauw een uur, met wisselen en in- en uitleiden van de narcose. En met dit verschil dat je hier de ooglens vervangt door een kunststoflens. Daar zet je de mensen na een paar dagen een bril op. Plus tien tot plus twaalf. Met die jam potglazen weet je wel? Voor het inbren gen van kunststoflenzen heb je geen middelen en geen tijd. Het is een nood voorziening waarmee je in hoog tempo heel veel mensen helpt". - Handen die gekust worden, rijstwijn en cadeautjes - een dokter wordt daar in Nepal nog als godheid behandeld. Hoe voelt dat? Hij glimlacht met argwaan in de ogen. „Ja, dat hoeft van mij niet hoor. Het is wel even leuk, maar dat gevoel gaat snel over. Het is vooral een ongelooflijk aar dige, vriendelijke bevolking. In geen en kel opzicht agressief'. Auto Met woorden en gebaren die zijn ontroe ring moeizaam camoufleren vertelt hij van zijn avondrondes door de tenten, waar zijn patiënten en liun verzorgende familieleden in het stro liggen, onder oude dekens en lappen, en met blije dankbaarheid in de ogen in slaap vallen; van de jonge vrijwilligers van het Rode Kruis die dag en nacht in touw zijn; van de gehuurde sherpa's die voor de medi sche helpers koken („alles moet gekookt worden, want voor je het weet heb je dy senterie") en van de mensen die hij on- verrichterzake fdrug naar huis moet stu ren, soms zes loopdagen ver over de ber gen. En verzucht: „We zouden veel meer kunnen als we een auto hadden. Voor een van de kampen vorig jaar hadden we voor driehonderd oogoperaties spul meegenomen. Na zes dagen en 312 ope raties was het op. 'Tot volgend jaar' moest ik tegen de mensen zeggen. Ik had niks meer: geen hechtingen, geen alco hol. Hadden we een auto gehad om dat spul op te halen in de hoofdstad, wat van daar een dag rijden was, dan hadden we er honderd meer kunnen doen". De Nederlandse teams opereren vanuit het stadje Pokhara. Met hulp van de Ne palese overheid is men daar onlangs be gonnen met de bouw van een zieken huisje. „Vlakbij een vliegveldje. De be doeling is om dat ziekenhuisje tien jaar lang door Nederlandse oogartsen en ver plegend personeel te laten draaien. De opzet is om daar straks ook nieuwe len zen in te doen. We gaan dan in het zie kenhuisje opereren en van daaruit in de buurt oogkampen doen. En wat die auto betreft, die is voor de bouw en voor die kampen heel hard nodig. Je moet daar bij denken aan een vierwiel-aangedreven terreinwagen. Die heb je wel nodig, want de wegen stellen niets voor". Hij laat een video-opname van zo'n Ne- palees oogkamp zien. Een van de armoe digste landen ter wereld trekt aan het oog voorbij. De hoofdstad met rijkbe- werkte tempels, en paleizen, versteende monumenten van eeuwen hindoecul tuur, met heilige koeien in het straat beeld en openluchtslagers die hun met vliegen bezwermde vlees in uit de goot geraapte kranten verpakken. De camera zwenkt naar het 'platteland' met in de verte de silhouetten van Hi- malaya-reuzen en we bezoeken een oog kamp in een dorp. Stof en armoe troef. Lange rijen op straat gezeten mensen, wachtend op hun beurt bij de dokter. „Stel je van die dorpen niet te veel voor. Ik heb meegemaakt dat de burgemeester naar ons toekwam: er is geen eten meer voor iedereen. We hadden toen 150 pa tiënten geholpen. Ze zaten te wachten op het moment dat het verband eraf mocht, meestal na een dag of drie. Maar met hun aanwezigheid was het inwonertal verdubbeld, met als gevolg voedselte- kort. Toen zijn konden we niet anders dan vervroegd patiënten ontslaan". We maken kennis met een 84-jarige door staar verblinde grootvader die aan de hand van zijn Ideinzoontje voetje voor voetje over de bergen naar het oog kamp trekt van twee Haarlemse artsen. Heimelijk, want de zoons van de oude man vinden de operatie helemaal niet nodig. Je moet een blinde patriarch geen bril opzetten, is hun redenering, want dan deelt hij straks weer de lakens uit in het kamertje van drie bij vier meter waarin de hele familie huist. Jansonius: „Als je ziet hoe zo'n jongetje ZATERDAG 1 JULI 1989 PAGINA 35 Vorig jaar moest dokter Diederik Jansonius in een Nepalees bergdorp honderd door staar verblinde mensen 'nee' verkopen. Hun dagenlange voetreis naar het reddende oogkamp was tevergeefs. Hij kon ze niet helpen omdat de 'spullen op waren'. ,,Als we toen een terreinwagen hadden gehad had ik die mensen niet naar huis hoeven sturen", constateert Jansonius niet zonder pijn aan de herinnering. Wat zou het mooi zijn als dokter Jansonius en zijn collega's in Nepal wèl over een auto kunnen beschikken. Wellicht dat onze lezers hen kunnen helpen, onder het motto 'Oog voor een ander'. Hel gaat om een bedrag van vijftigduizend gulden. Voor dat geld kan in Nepal een Toyota-terreinwagen worden gekocht. Wie een geldelijke bijdrage wil storten kan dat doen op een speciale rekening bij de ABN-bank in Deventer: nummer 59.60.20.090, onder vermelding 'Oog voor een ander'. Het gironummer van de bank is 80.00.21. Giften in het algemeen zijn welkom op het bankrekeningnummer van de stichting: 44.87.80.224 in Heemstede. Als er meer dan vijftigduizend gulden binnenkomt zal de meeropbrengst besteed worden aan de inrichting van het in aanbouw zijnde oogziekenhuisje en aan herbebossing van de omgeving. met zijn grootvader omgaat. Voor elk steentje waarschuwt hij. En er liggen d'r wat. Die toewijding van zo'n jochie. Heel wat anders dan wat je hier soms meemaakt, dat ze het ziekenhuis opbel len om een begeleider bij de operatie van hun vader, omdat ze zelf op de camping staan". De operatie van grootvader slaagt. Hij heeft de hand van zijn kleinzoon niet meer nodig als de twee terug lopen naar hun dorp. Te laat We maken mee hoe een 23-jarige man na een halve dag in de rij te hebben ge staan onder het oog van de dokter komt. Twintig jaar te laat. Het onderzoekje duurt maar kort: niets meer aan te doen. Zijn ogen zijn verschrompeld. Berustend loopt hij de donkere verte in Jansonius: „Ellendig als je machteloos staat, maar in de meeste gevallen kun je helpen. En als je dat zelf ter plekke niet kunt valt er soms wat te organiseren. Zo hebben we een meisje dat bij ons ver geefs aanklopte duizend roepia meegege ven voor een glaucoom-operatie in de oogkliniek van Kathmandu. Uit eigen zak ja. Voor ons is duizend roepia pea nuts, voor deze mensen een kapitaal". Even later zegt hij: „Die mensen lijden een hard leven. Ik kwam er een vrouw tegen van tachtig, dacht ik. Ze bleek net zo oud als ik. Ik kon het niet geloven. Zij door het leven geteisterd en gebogen, terwijl ik me topfit voelde. Ik was net over een pas van drieduizend meter ko men lopen". Na enige reflectie: „Toch een voorrecht om niet in zo'n ontwikke lingsland te leven. Je realiseert je daar hoe ontzettend goed we het hier hebben. Voor alle belangrijke dingen is gezorgd". De video eindigt grandioos. We zijn ge tuige van het ogenblik waarop bij de kleine Sita het oogverband wordt verwij derd. Ze geeft de verpleegster een hand, ze kan zien. Huilend sluiten haar ouders het kind in de armen. Ik zie uit m'n oog hoeken hoe dokter Jansonius bewogen reageert en zegt: „Ja, dat zijn de mooiste momenten". HOMME KROL Voor meer informatie: Stichting Oog kamp Himalaya, postbus 174, 2110 Aer- denhout.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 35