De vloer en het plafond
van minister De Koning
finale
CeidóG Soutont'
DEN HAAG - De demissionaire
minister van sociale zaken, drs. Jan
de Koning, op 31 augustus 1926 in
Zwartsluis geboren, heeft een in
drukwekkende en gevarieerde loop
baan achter de rug. Na zijn studie
sociale geografie trad hij in dienst
van het CNV, stapte over naar de
CBTB, de christelijke boeren- en
tuindersbond („Ik wist weinig van
landbouw, maar ze zochten een
manager"), was voorts lid van de
Eerste Kamer voor de ARP, lid
van de Tweede Kamer, voorzitter
van de AR, lid van het Europees
Parlement, en tenslotte achtereen
volgens minister zonder portefeuil
le, belast met ontwikkelingszaken,
minister van landbouw en visserij
en minister van sociale zaken en
werkgelegenheid. Een groot man in
het kabinet en in het CDA die ech
ter na de verkiezingen in septem
ber niet meer terugkomt in de
Tweede Kamer of in een nieuw ka
binet: „Als je bijna 63 bent moet je
dat niet meer doen". Tijd derhalve
om de balans op te maken van zijn
sociaal beleid.
- Wat is er terechtgekomen van de be
strijding van de werkloosheid?
„Te weinig", aldus minister De Koning.
„Aan de werkgelegenheidskant is er er
veel gebeurd. Zo'n honderdduizend ba
nen erbij per jaar was niet slecht; het is
zelfs meer dan waar ook in Europa.
Maar de afname van de werkloosheid
gaat te langzaam. Daarbij speelt steeds
meer het kwaliteitsprobleem. Bij de
langdurig werklozen zit een hele groep'
die alleen de bassischool. plus een niet
afgemaakte beroepsopleiding heeft. Bo
vendien krijgt de problematiek geografi
sche aspecten. Zo heeft Friesland een
kwalitatief goed aanbod, maar niet ge
noeg werk, terwijl Oost-Groningen niet
alleen te weinig werk biedt, maar er on
der de werklozen daar een grotere groep
met onvoldoende scholing zit".
„Merkwaardig is ook de concentratie
van de werklozen in de grote steden.
Amsterdam is met de Haarlemermeer (2
procent werkloosheid) naast de deur be
zig een eiland van werkloosheid te wor
den in een zee van werkgelegenheid. On
voldoende scholing, gebrek aan werker
varing en gebrek soms ook aan motiva
tie door de lange werkloosheid zijn be
langrijke punten geworden. Toch was er
het laatste jaar weer een daling van
60.000. Mocht dat dit jaar weer gebeu
ren dan lijkt de doelstelling van een half
miljoen werklozen toch zowat haalbaar".
- Is ons systeem wel goed? Mensen krij
gen een werkloosheidsuitkering, mits ze
dan beslist geen betaald werk doen. Dat
moet toch wel demotiverend werken?
„We hebben geprobeerd daar wat aan te
doen door mensen onder bepaalde voor
waarden toe te staan te werken met be
houd van uitkeringen. Rond 1984 ging
het daarbij om zo'n 100.000 mensen.
Dat ging onder streng toezicht van de
vakbeweging, omdat die bang was dat
dit type arbeid het volledig betaalde
werk zou kunnen verdringen. Ook de
werkgevers hadden hun vragen, omdat
op deze wijze goedkope arbeid concur
rentievervalsend zou kunnen werken".
„Hetzelfde probleem hebben we met stu
deren. De werkloze mocht er niet bij
studeren, maar moest de hele dag be
schikbaar zijn voor de arbeidsmarkt.
Daar zijn we van afgestapt voor zover
het gaat om opleidingen tot en met het
middelbaar niveau".
Dwingen
- En als we nu aan morgen denken. Zal
de overheid dan de langdurige werkloze
niet moeten dwingen tot scholing of tot
verhuizen vanwege werk? Moeten we niet
meer de Zweedse kant op van niet alleen
recht op arbeid maar ook plicht tot ar
beid?
De minister formuleert vooorzichtig. „In
de werkloosheidswet staat dat een ieder
datgene moet doen, wat redelijkerwijs
geéist mag worden om weer toegang te
krijgen tot de arbeidsmarkt. Nederland
is geen Zweden, maar we zullen deze be
paling wel weer in ere moeten herstel
len".
- Waarom praat u niet veel strenger?
Daar is de jonge generatie best voor te
vinden.
„Dat laatste klopt, maar er is in de jaren
zestig en zeventig een zekere vrijblij
vendheid gegroeid ten opzichte van het
verrichten van betaalde arbeid. Er was
zoveel werkloosheid dat het niet meer
als een schande werd gezien om werk
loos te zijn. Dat is nu anders. De jonge
generatie van vandaag wil weer knokken
voor een baan".
- Toch is het vreemd dal we in een we
reld leven, waarin vreselijk veel werk niet
gedaan kan worden omdat er geen geld
voor is. Aan de andere kant is het ver
schil tussen netto en bruto erg groot.
Hebben we met elkaar de menselijke ar
beid. niet te duur gemaakt?
„Inderdaad is de welvaartsontwikkeling
van dien aard geweest dat een bepaalde
groep mensen zijn geld niet kan opbren
gen met betaalde arbeid. Dat heeft twee
gevolgen. Weinig gekwalificeerden blij
ven werkloos, en diegenen aan wie ook
maar iets mankeert, op wie ook maar
één krasje zit, worden verwijderd rich-
ZATERDAG 10 JUNI 1989 PAGIN
ting wao. De modale man kost de wërk-
gever al ongeveer 70.000 gulden per jaar
en dan is er nog niets verdiend".
- Klopt een maatschappelijk systeem wel
als er geen plaats meer is voor de kroon
der schepping, de mens?
„Die vraag kun je stellen. Je kunt als
overheid wel wat doen. bijvoorbeeld
door via loonkostenreducties de mensen
weer dichter bij de arbeidsmarkt te bren
gen. Je kunt ook proberen de stijgende
inkomens af te remmen door meer be
lasting. Dat lukt niet. In onze economie
zit een stijgende arbeidsproduktiviteit en
daarmee een inkomstenstijging ingebak
ken. En als je dat afroomt, wordt het af
gewenteld. Dat resulteert in hogere loon
kosten, in inflatie, in hogere rente, in
minder investeringen. Dat was het ver
haal van de jaren zestig en de eerste
helft van de jaren zeventig. Daar ligt de
basis van de grote werkloosheid die we
gekend hebben. Nu proberen we de lo
nen te stabiliseren, zij het op een veel
hoger niveau".
Zwak en arm
„Maar wie onderaan zat blijft onderaan
zitten. De matiging in de collectieve sec
tor, dus ook van de uitkeringen, komt
daar hard aan. Mensen die jarenlang on
deraan de ladder gestaan hebben, kun je
niet meer aanspreken met objectieve
maatstaven om van dat inkomen rede
lijk te leven. Ze verkeren in een omge
ving waar velen meer verdienen en het
troost hen niet dat hun uitkering dertig
procent hoger ligt dan die van de uitke
ringstrekker in Engeland of twintig pro
cent hoger dan de koopkracht van Jan
Modaal twintig jaar geleden. Zij wonen
niet in Engeland en leven niet twintig
jaar geleden".
- Dat verhaal klinkt redelijk, maar er
zijn nu dus weer armen in Nederland.
Men spreekt met van absolute armenzo
als. in de Derde Wereldmaar van rela
tieve. Hun armoede bestaat uil er niet
meer bij horen?geen geld hebben voor
kranten, reizen of verenigingen. Geen op
lossing weten voor grote en onverwachte
schulden. Men vindt ze voornamelijk on
der nieuwe groepen zoals de hardnekkig
werklozen, ouderen, gehandicapten en
bijstandsmoeders. Kerken proberen op te
komen voor wat zij noemen de nieuwe
onderklasse, hoewel niemand weet om
hoeveel mensen het gaat. En de vraag
luidt dan of een partii als het CDA mede
verantwoordelijkheid draagt voor een sy-
steem waarin de overheid niet een schild
is voor de zwakke en de arme. Collabo
reert men dan niet met een orde die be
rust op verschillen in inkomen en die
zelfs verschillen in inkomen creëert?
„Als je geen andere en betere orde weet
te verzinnen moet je wel collaboreren,
maar daarbij ervoor zorgen dat je een
vloer legt in het systeem en er een zolder
in bouwt. Die vloer ligt voor de laagst
betaalden in Nederland relatief hoog in
koopkracht, maar het blijft een vloer. En
het is gemakkelijker de vloer te leggen
dan een zolder te bouwen. Dat is jam
mer omdat het verschil daardoor toch
wel pijnlijk blijft".
„In de collectieve sector hebben we be
zuinigd door bevriezing van lonen,
waardoor de werkgelegenheid voor het
overgrote deel behouden kon blijven.
Het bedrijfsleven heeft bezuinigd door
de jas flink uit te schudden wat 800.000
banen heeft gekost. Bedrijven kunnen
niet anders. De overheid staat er anders
voor omdat die kan lenen. En dat heeft
die overheid te lang vrij wél onbeperkt
gedaan. Wanneer we als gevolg daarvan
nu niet met 22 miljard aan rente per jaar
zaten zou dit land er heel anders voor
staan. Maar wij kunnen als overheid
geen loonmatiging afdwingen. Warineer
we dat proberen wordt er gerommeld
met dertiende maanden en dat soort za
ken. Bovendien nemen we dan als over
heid de verantwoordelijkheid van de
mensen zelf weg. Dat willen we geen van
beide. Wel kan de overheid reguleren in
de collectieve sector. En de aow inbegre
pen is dat meer dan de helft van de in
komens".
„Om het in CDA-termen te zeggen: in.
het begin van de jaren tachtig vroeg de
gerechtigheid prioriteit te geven aan het
behoud en het herstel van het recht op
arbeid. Ook het inkomensbeleid moest
daaraan dienstbaar worden gemaakt. In
één van de rijkste tien landen van de
wereld kun je het niet maken het inko
mensbeleid voorop te stellen. In mijn
gesprek met de kerken lag daar ook een
hard punt. Die wilden gewoon meer in
komen, maar omdat dat werk gaat kos
ten voel ik daar principieel niet voor".
- Hoever dient de bemoeienis van een de
regulerende overheid in dit soort zaken te
gaan?
„De overheid moet zich concentreren op
haar eigenlijke taken en de oneigenlijke
afstoten. De discussie over wat eigenlijk
en wat oneigenlijk is, zal altijd wel door
gaan. Wel is het zo dat de overheid nog
steeds meer geld uitgeeft. Dat heeft te
maken met ingebouwde krachten in de
collectieve sector. We hebben een enor
me produktiviteitsstijging gehad maar
we kunnen toch geen man of vrouw mis
sen, omdat we alles aldoor maar nauw
keuriger en beter willen doen. In de ge
zondheidszorg is het aantal mensen toe
genomen en toch praat iedereen over de
werkdruk. We doen het onszelf aan, we
willen aldoor meer en beter. Op de
markt wordt dan meteen de vraag ge
steld of de klant bereid is voor dat alles
meer te betalen. Die rem kent de collec
tieve sector niet. En het maximum wat
wij als overheid kunnen is streven naar
stabilisatie die er nog steeds niet is".
Knop
- Wij leven in een vrije-markteconomie
of misschien nog beter, in een sociale-
markteconomie, vanwege die vloer en da
plafond. Dat systeem heeft ook zijn nade
len, zo goed als ook de geplande staatse
conomie grote nadelen heeft (zie Oost
Europa). Hebben we het minst kwade sy
steem gekozen of kunnen we niet anders?
„We kunnen en we willen niet anders.
Er zitten naast voordelen ook slechte
kanten aan. Maar voor het belangrijkste
verschijnsel in onze hele westerse wereld
weet ik geen verklaring. Waarom is de
stijging van de arbeidsproduktiviteit zo
belangriijk in onze cultuur en in andere
culturen op de wereld niet? Een partij als
de PPR wil die stijging een halt toeroe
pen, maar waar zit de knop? Het gaat
zelfs steeds sneller. Het Centraal Planbu
reau voorspelt voor de komende 45 jaar
een groei van maximaal driehonderd
procent en minimaal tachtig. Ik moet er
niet aan denken. Mijn economen zeggen
echter dat de samenleving die groei best
aankan. Maar een dergelijke produktie
en welvaartsgroei zal de mensen die het
niet bij kunnen benen, steeds kwetsbaar
der maken. Daar ligt een groot lek. Je
kunt het allemaal ook anders formule
ren. We moeten doorgaan met groeien
- Maar het bijbelse verhaal van i
ninkrijk van vrede en gerechtigheid)
toch hele andere invalshoeken. Is h I-J
bel dan voor de christen-politicitif^
van deze wereld of zelfs utopisch?
De minister schudt zijn hoofd: „Nr
is de bijbel niet. Die motiveert o£
telkens weer te proberen de bestip
orde te trimmen en te schaven
richting van de bijbelse uitgangspi
Daarbij stuit je op hobbels. Zo lutfe wn
niet de werkloosheid op te losseii®vJL-
herverdeling van de arbeid. Het;D
namelijk ineens dat er over de heli- v- 1
een tekort aan vaklieden gegroei<f.3z£rs
Bovendien zagen werkgevers er hfJ kri
lang niet zo van in en wilden wF chl
mers er geen offers voor brengen, I
loof niet dat het de christelijke op«Ploss
is de economische wetten waarmf! "r
leven te veranderen, maar wel ow1(lda
nen die wetten te proberen je doels
gen te verwezenlijken. Als je
geeft aan gerechtigheid en dus wejHD-
ven inkomen stelt, dan moet jePstblJ
mensverschillen accepteren. Maan
moet je er ook naar streven de (aam-
kracht van de zwaksten te handha\uers
ervoor zorgen dat degenen die exi
genslag hebben, geholpen worden" r
„Evangelische uitgangspunten aUlIO
rechtigheid, solidariteit en spreidii)
verantwoordelijkheid moeten heefijdei
creet vertaald worden. De gerechtnatiei
wordt het meest beschadigd in onjoort,
menleving door gebrek aan arbeidpelle
solidariteit vraagt een vloer vo|0jnt(
zwaksten. Als die vloer te laag I
zouden we met elkaar de bijdrage!
de overheid moeten verhogen, mai
is moeilijk gebleken, omdat die sol
teit meteen afgewenteld wordt i
vorm van looneisen, die dan wee
gevolgen hebben voor het hele eco:
sche bouwwerk".
„Toen in '83 de vakbeweging so O A
wilde zijn en lastenverhoging wik A
cepteren, durfden wij niet omdat i
regering geloofden dat het dan tocl
uit zou draaien op afwenteling via
nen. Ik vond dat een moeilijke v
sing, die ook nog slecht lag in de i
ke opinie. Solidariteit en gerecht Ui
in de zin van herstel van werkgo j^:
heid stonden hier haaks op elka as 1
was ik een kleingelovige en wai
werkenden bereid tot echte so[)i
teit?".
H
)e bi
)ost
Toekomst
- Zal in de toekomst een nieuwe cr js
moedelijk anders samengestelde cen rA
niet voor zwaardere opgaven staaL ma
name ten aanzien van liet milieu?rM\
„Ja. De prognose luidt dat er tot|A|u
jaren negentig zich meer mensen i
arbeidsmarkt zullen presenteren.
investeringen voor meer werk F
nodig als hoofdlijn. Daar komt, orraa,c
zeggen, meer milieu bij, dat en^aak
werk verschaft en anderzijds dooren U
re lasten arbeidsplaatsen kan k-n
Vooruitgang moet ook in de toel- scl
gedeeltelijk worden afgeroomd teé. rui
ste van werk en milieu. Laagstbetaiet
zullen er in onze economische ordrou\
ven. Er zullen telkens weer kansen
den moeten worden om wat meer
richting van het plafond te komen^M
ook onvrede zal blijven bij een def
de laagstbetaalden. Is dat niet altHJjjl
geweest? Laten we hopen dat de pjjfc
van loonmatiging volgehouden pznz
Dat kon wel eens moeilijker wordep^
dat we individueel graag meer j
hoewel de vakbeweging zich in hepv
meen tot nu toe heel positief heefi'-'dl
steld". Enige
- Zijn de socialisten beter in uitge
de liberalen beter in bezuinigenL
)OUV\
itel
jjfcchre
.J. nees
rtAna,
Wier
gesel
„We hebben in de jaren zeventig
maal te veel uitgegeven en hopelij
maal een harde les geleerd die oi
helpen de verleidingen van de jar
gentig te weerstaan. Want werkgrand
heid blijft een eerste prioriteit". Verai
„Ideologieën in de vorm van
zijn op hun retour. Maar de onder "J.
de kracht van het individualismeWi
steeds sterker. Inkomen voor zich: Tien
staatszorg per persoon. Verbandeispelk
gen zwakker te worden, mensen natie
onafhankelijk zijn. Mijn emanciptiami
leid heeft bijgedragen aan die ontforacl
ling, maar verantwoordelijkheid <weer
voor de ander is moeilijk te rijme^m
dat onafhankelijk willen zijn".
„Een heel duidelijk voorbeeld
consequenties daarvan kwam in
cussie met de kerken over de ar
naar voren toen het ging om het
van mensen in individuele nooi
wil ik niet, zegt de geholpene, wai
moet ik alles over mijzelf op tafel I
Nee, zegt de helper, want dan ni
mensen individueel gaan beooi
Bovendien, dan krijgt degene m
mooie verhaal het meeste. Het
rechtvaardig. Geef alle mensen in
maar honderd of vierhonderd
meer. Wat doe je in die redenerii
solidariteit en gerechtigheid?".
„Of het probleem van Matthefon
waar de Heer de man die maar
in de wijngaard heeft gewerkt 0gen
volle loon geeft. Die man bepaalt w
rein hoe lang hij wil werken en d,
Heer bepaalt soeverein hoeveel h3
betaalt. Dat is in onze economis f
sociale orde onrechtvaardig. Wij kieinclj
alleen zo werken in onze vrije tijd^01"'
dat ik geen betere economische or sPro'
dan de onze, blijft het antwooi aaar
christelijk te sleutelen aan dezejijk i
Waarbij mijn opvolger en de volbiedi
regering vast voor andere problendvan
mén te staan omdat de samenlev twee
door verandert". YPE Suhet