finale Leven in de kantlijn van de tijd PAUL VAN VLIET OVER OUDER WORDEN 'CcidócSouAOtit' ÉS sla z'n vierde verjaardag iegon hij, tussen de ;chuifdeuren van de (daagse ouderlijke woning, leuke dingen te doen voor de mensen'. Bijna een halve :euw theaterervaring dus, vant hij is nu 53. Jet publiek breidde zich uit ran vader, moeder en de drie zussen tot medescholieren en later tot :en theaterpubliek dat nu 175 voorstellingen per ;eizoen van hem jepresenteerd krijgt. :n gaandeweg veranderde :r iets heel wezenlijks in zijn werk. De 'leuke dingen' :wamen in een ruimer rspectief te staan, er werd n dimensie aan oegevoegd: „Ik wil sjorren n zaken die vast zitten, ik enk altijd dat daar ogelijk iets aan te eranderen is. Dat we daar et elkaar ook mee bezig oeten zijn, willen we ;eestelijk gezond blijven", "och is hij geen emelbestormer die in felle pwaartse vlucht de sterren iteen doet stuiven. Ironie met mildheid als wezenskenmerk. In de afgelopen maanden hebben |wij geregeld artikelen gehad .over ouder worden: de andere jaren. Ter afsluiting van die reeks nu een interview met Paul van Vliet over dat ouder worden. Maar met een niet weg te cijferen kanttekening: „Als je ergens niet mag generaliseren, dan is dat ver leeftijd. Ouder worden begint bij je geboorte". oven op de boulevard 'oven op de boulevard Zitten hand in hand Twee oude mensen bij elkaar Kijken naar het strand In de schaduw van het leven In de kantlijn van de tijd In gedachten t. Zitten wachten Op de eeuwigheid. En beneden ligt de kluwen In een strijd op leven en dood Zijn eigen ego op te duwen ff Vechtend voor het bruinste bloot. Aandacht trekken nek verrekken In het nieuwe jachtseizoen Je bewijzen over seizen Want je moet er veel voor doen. Om te scoren: borst naar voren Adams grote egotrip Modepose trucendozen Langzaam kijken snelle wip. Roodgeschroeide wentelleven Glimmen zwetend in de zon Met protectiefaclor zeven Son O Tal en Sal O Ton. De relnicht en de winlerschilder De warme bakker van de hoek Ff De playboy en de bodybuilder Éfr Onrust in de bandplooibroek. En boven op de boulevard ove Bij een kopje thee Twee oude mensen bij elkaar Denken alle twee: Het is niet leuk om te vergrijzen Maar dat zo hevig in de weer Zo nodig moeten, je bewijzen Hoeft goddank niet meer. Waar de blanke top der duinen Schittert in de zonnegloed En de Noordzee vriend'lijk bruischend Hollands smalle kust begroet: Kleine tanga grote borsten Moeder zoek en kind vermist Frikadellen vette worsten Hond die op een handdoek pist. Oosterbuur in Unterhosen Daar is nog een meter vrij Ligt met z'n vriendin te vozen Varkenskop met coupe soleil. Surfer slaat op pier te pletter Kleuterklas heeft hoge nood Geef m 'n schep terug vuile etter Broertje drukt z'n zusje dood. Zanger breekt met 8 ampère Zingend uit z'n onderlijf Schel door de geluidsbarrière Met z'n nieuwe troetelschijf. Lekgeslagen opblaasboten Achterhoofd met bloedend gat Weer een middag naar de kloten Je bent jong dus wil je wat En boven op de boulevard Zitten hana in hand Twee oude mensen bij elkaar Kijken naar het strand In de schaduw van het leven In de kantlijn van de tijd Veel verloren Maar gebleven Is de lederheid. ZATERDAG 20 MEI .1989 Paul van Vliet: „De oerthema's kind, volwassen worden, oud en dood zijn één geheel in de cirkelgang van het bestaan". FOTO: MILAN KONVALINKA Des halfdonkere toneelzaal van een Drents dorpshotel. Het is er lekker rustig. Uitzicht op stoelen en tafels die aan de kant zijn géschoven, een leeg toneel waarop vanavond 'Kunst na Arbeid' of de dorpsfan fare zal staan. Öe ober brengt een grote tinnen kan vol koffie. Een uurtje, nog een uurtje, een middag Paul van Vliet solo, zonder pu bliek. Maar wel precies dezelfde Paul van Vliet, die elk theatersei zoen 175.000 bezoekers trekt, plus een paar miljoen bij de tv-uitzen- dingen. En nu weerklinkt in dat hoekje van die lege toneelzaal 'mijn levenslied, zo veel kantig mogelijk gebracht'. „Oud zijn in tevredenheid Geen klach ten en geen zelfverwijt Rustig zeggen: het is mijn tijd ik hou het voor ge zien Je mag al blij zijn als het zó zal gaan". Maar een paar coupletten ver derop: „Dat het tenslotte zo zal gaan Dat ik van mijn sterfbed op zal staan en zeg: geef mij mijn jas eens aan ik heb nog veel te doen „Als we praten over ouder worden, zul len we mijn vader een paar keer tegen komen". Van Vliet senior, negenentach tig jaar, indertijd tekenleraar, schrijver van toneelstukken, aandachtig beschou wer van theaterprodukties. „Zeventig jaar theater heeft die man in de knip, hij komt bij mijn voorstellingen ook altijd kijken, soms laat ik hem' mijn teksten vooraf lezen en als hij zegt 'knap gedaan, jongen', dan doet mij dat iets". Van Vliet senior, een grijze golf apart in het verzorgingshuis waar hij nu al jaren woont. Tijdens het kofneuurtje tekent hij karikaturen van zijn medebewoners, met scherpe blik en vaste hand. Lang niet iedereen vindt dat leuk, want'kari katuren zijn nu eenmaal verscherpingen van de werkelijkheid en die is niet altijd leuk. Maar hij gaat er mee door. Paul van Vliet: „Het wezenlijke daarvan is, dat de man weigert in een hoekje te gaan zitten bij het ouder worden, zo in de geest van 'mijn jaren zijn voorbij'. Dat kan hij gewoon niet. Hij moet en zal er bij blijven, niet krampachtig maar van uit de geestkracht die hij heeft en die zo veel oudere mensen hebben - al maken ze er niet altijd gebruik van". Moeilijk En dan Louise. Zijn moeder. Tweeën tachtig is ze geworden, een deftig Haags meisje, op latere leeftijd een wijze vrouw „aan wie ik af en toe nog best eens zou willen vragen wat zij van allerlei dingen vindt". Onvergetelijk is voor de zoon ge bleven. hoe moeilijk ze het had met de overplanting naar het verzorgingshuis, het achterlaten van veel dingen in het le ven waar jaren lang de ademtocht van je ziel overheen heeft gestreken. Maar ook, hoe ze samen met haar man weer ging aarden in de nieuwe omgeving. Weer opbloeide. Vrij van de verantwoordelijk heden die vroeger misschien wel zwaar der drukten dan anderen konden ver moeden. Ging schilderen en tekenen, wat men haar vroeger maar zelden had zien doen. Souplesse en wijsheid, die in voorgaande jaren toch al moesten zijn opgebouwd. Wanneer, hoe? Paul van Vliet: „Misschien door dingen die men sen meemaken en verwerken in een lan ge reeks van jaren. In de oorlog werden we uit ons huis aan 't Bezuidenhout in Den Haag gebombardeerd. Liep mijn moeder, dat deftige Haagse meisje van vroeger, achter een handkar met de spul letjes die nog over waren. Had vroeger iemand gezegd: 'Louise van Lakerveld, die zien we nog eens met een handkar over de Rijswijkseweg lopen', niemand had het geloofd. Maar het gebeurde. Zul ke en nog heel veel andere dingen vor men misschien een mens tot wat hij la ter wordt". Abstracties Die twee mensen, oud geworden maar nooit naar de bodem van het leven ge zakt, hebben voor een deel de visie van hun zoon op het ouder worden bepaald. „En dat is niet zo onbegrijpelijk, want ik haal erg veel uit het directe leven om mij heen, voor mezelf en voor mijn werk. Ik kan niet werken met abstrac ties, zoals De Jeugd, De Ouderdom of De Dood. Ik moet het in m'n directe omgeving zien, dan krijg ik het vóór me, raak ik er zelf bij betrokken en kan ik er over schrijven". Niet altijd meteen. Het duurde zes jaar voordat hij 'Het lichaam van de vrouw' kon schrijven, zes jaar was het toen geleden dat hij de dekens wegsloeg van zijn overleden moeder en stil stond te kijken '...in de nacht Naar dat magere oude lichaam Het was net een mooi dood vogeltje Zoals ze moe gestreden maar tevreden voor me lag'. Maar in een half uur tijd had hij, jaren voordien, het onvergetelijke 'Kom Loui se' geschreven. Tussen zeven uur en half acht in de kleedkamer van Diligentia. „Daar speelde ik op de avond van de dag waarop mijn ouders naar het verzor gingshuis gingen en het emotioneerde mij heel erg - je doekt niet alleen je huis op, er komt zoveel meer los, je ruimt een heel leven op". Ook nu nog hoor je in 'Kom Louise' onverzwakt de stem van zijn vader: 'Het is nog steeds het zelfde bed Waarin ik je heb liefgehad En waarin onze kinderen zijn geboren Waarin door ons gevochten is Alleen en samen ziek en zat Kom, er is nog niets verloren'. En aan het eind: 'Kom Louise, kom nou maar naar binnen Dit is ons nieuwe land Kom we gaan opnieuw beginnen'. Paul van Vliet wil alleen over deze hui selijke intimiteiten praten omdat hij voor ménsen werkt. De geijkte termen zoals 'een ander iets meegeven' zijn hem volstrekt vreemd, maar in hecht contact met het publiek trekt hij toch duidelijk de cirkel waarin we allemaal en samen leven. Daarom wordt het verhaal van vader en moeder in 't verzorgingshuis ook verder afgemaakt, jaren na die avond van het optreden in Diligentia en de première van 'Kom Louise', in 1974. „Mijn vader was en is, wat je zou noe men, een optimist. Hij had de verhui zing, die hij nodig vond. sierlijk en met brede gebaren aan mijn moeder ver kocht. Geloofde hij het zelf? Ik weet het niet, maar dat maakt ook niet uit. Want ik weet dat hij er in zóu gaan geloven, zo is hij. Hij is heel goed in staat om de zwarte dingen in eerste instantie onder geschikt te maken aan zijn levensmoed, dan lijkt het alsof hij die zwarte dingen gewoon ontkent. Maar het indrukwek kende is, dat hij er tegenop kan als hij ze tegen komt. Dat is leven". Paul van Vliet is er trots op dat hij alle generaties in zijn publiek heeft. „Ik wil ze ook allemaal hebben. Kan kwaad worden als ik collega's er over hoor kla gen dat ze weer zo veel ouwe mensen in de zaal hadden. Ik wil de reactie en het oordeel van oudere mensen horen, ze hebben het leven gezien en heel vaak de wijsheid gekregen, bevochten. En dan niet daartegenover, maar ernaast de jon ge mensen. Ik krijg steeds meer jong pu bliek, jongeren die me niet ophangen aan het puur komische van vroeger, ze komen iets halen. Zitten heel stil te luis teren als ik over ouderen praat. Dan weet ik dat het weer gaat lukken. De oer thema's kind, volwassen worden, oud en dood zijn weer één geheel in de cirkel gang van het bestaan. Geen leeftijd die je er uit mag splitsen als fase of als on derdeel. Zo wil ik leven en zo wil ik wer ken". Onzeker Dan begrijp je elkaar, zo is zijn ervaring. De 'telefoon-act' als voorbeeld. „Ook weer iets waar ik zelf tegenaan liep. Het meisje, dochter in mijn gezin sinds mijn tweede huwelijk, ik zou haar 's avonds ergens bellen, bij vrienden van haar. En ik heb me werkelijk wezenloos gezocht voordat ik de naam en het bijpassende telefoonnummer had van de vrienden waar ze was. Dat mag je als cabaretier dan best eens doortrekken tot in het ab surde. Jonge mensen die elkaar willen opbellen, maar telkens weer andere na men tegenkomen aan de overkant van de lijn, telkens te horen krijgen dat vriendje en vriendinnetje nou net weer 'ergens anders' zijn. Gebroken gezinnen. 'Dan bellen we opa en oma maar, die hebben nog hetzelfde telefoonnummer. Ze zijn ook nog bij elkaar en altijd thuis'. Zoiets wordt wél door drie gene raties opgepikt. Ze zijn er alle drie bij betrokken. De jongeren met hun onze kerheden die vaak nog gevoed worden door de onzekerheden van hun opvoe ders. Onzekere ouders, onzekere leraren, die zelf weer zitten met onzekere bazen tot op het niveau van de minister toe. Ouderen kunnen dan iets hebben waar bij niet meer in discussie is of ze ja dan nee in 't gelijk staan. Noem het waarden, al is het ook weer zo dat die waarden maar een kleine kanteling hoeven te ma ken om starheid te veroorzaken. Juist als Toerental Elke maandagavond gaat hij uit eten met zijn vader, ze doen dat sinds zijn moeder is overleden en het is méér dan een traditie. „Zo weerbaar en alert als hij is, toch is het elke keer zo dat ik zelf energie in die avonden moet stoppen om er iets goeds van te maken. Dat ligt, denk ik, niet aan hem maar aan de om geving waarin hij leeft. Die draait op een toerental dat lager is dan het zijne - ik zeg niet dat hij te jong is voor het ver zorgingshuis, maar z'n eigen toerental is er te hoog voor. Als wij dan 's maan dagavonds op het goeie toerental gaan draaien zie ik mijn vader weer in actie komen. Eén vraag van mij over gods dienst, kunst, politiek en hij leeft op. De laatste keer nog, ik vraag iets over de Italiaanse Renaissance en ik krijg me daar een lezing van een uur. Boeiend, ik had er zelf nog nooit zoveel over gewe ten. Maar wat ik eigenlijk wil zeggen is dat het weerwerk tussen ouderen en jon geren moet blijven bestaan, voor beide partijen. Misschien komen we dan ook nog eens zo ver dat we ouderen wat meer bij de maatschappij betrekken. Er begrip voor krijgen dat mensen het beste functioneren als ze ergens nodig zijn, maar dat moet je hen dan wel laten we ten. Nu lijkt het soms alsof we helemaal vergeten zijn dat een flink stuk van onze historie is bepaald door actief gebleven ouderen: mensen die niet alleen de wijs heid maar ook de tijd hadden om goed na te denken over ingrijpende beslissin gen. Moeten we dan alles overlaten aan de generatie, waarin zovelen de tijd niet hebben of zich domweg die tijd niet gun nen?". Zo wordt ook duidelijk waarom Paul van Vliet onbekommerd kan zeggen: „Oude mensen bestaan eigenlijk niet". Eigenlijk zou je Paul van Vliet zélf wel eens willen zien als man van zeventig of tachtig. Verrukkelijke zelfspot in 'Mijn dood'. Theatershow 1981: 'Stel je voor: ik speel een avond Voor het Nut van Wormerveer En midden in een ko misch nummer Stort ik op de Bühne neer' en daar dan tweeendertig couplet ten achteraan met indrukwekkende on zin, waarin zelfs koningin Beatrix het volk moed inspreekt na deze slag die de natie heeft getroffen. 'Ik hoop dat ik het mag beleven Mijn dood? dat zal het einde zijn!' Maar in 1986 het program ma 'Over Leven' met die 'Laatste Wens', een gesprek met de levenspart ner: 'Ja God Ik zit maar wat te zeuren En het is nog niet zover Maar goed Dan weet je 't vast Voor straks Mijn laatste wens: Mijn eigen huis Mijn ei gen bed En jouw intensive care'. Opdracht „Ik heb er alleen vermoedens over hoe het zal gaan, meer kan een mens ook niet hebben. Toch denk ik wel dat ik lang creatief zal blijven, tenminste, dat stel ik me als opdracht. In 't volle leven blijven staan, maar daar ook nu al in vesteringen in doen. Bijvoorbeeld door niet te gaan leunen op mijn succes. Als ik dat zou doen, dan ben ik over vijf jaar uitgepraat - met alles. En aftakeling is, denk ik, iets waar ik slecht tegen kan Om nog eens iemand te noemen: Chiem van Houweninge. Niet Chiem van 'Zeg 'ns AAA', maar zijn vader. Eenennegen tigjaar, schildert nog portretten die ze in Pulchri en in de Haagse Kunstkring graag exposeren. Bejaardengym vindt hij best aardig, maar toen ik hem pas gele den nog tegenkwam wees hij naar z'n kop. „Hier", zegt-ie, „hier moet het le vend blijven". Hij leert elke paar dagen een gedicht uit z'n hoofd, Baudelaire Goethe. Nou, ik zal er veel voor over hebben om ook op zo'n manier oud \e worden". Hij hoeft daar niet eeuwig voor op de Bühne te blijven staan - „alsjeblieft niet. ik wil op tijd stoppen, mezelf met over leven in dit vak en als ik er niet op lijd achter kom hoop ik dat anderen het me zullen zeggen. En dat ik dan zal hebben afgeschud dat mijn ego regelmatig gekie teld moet worden, dat heb je nodig als je elke avond voor publiek staat - maar och, daarna toch niet meerWat ik dan nog wél wil, is ergens voor nodig zijn. Voor een deel moeten jongeren je dat aangeven. Maar voor een ander en veel groter deel moet je 't zelf doen. Ik denk te weten hoe het zou moeten. Me blijven bemoeien met van alles en nog wat. De dingen niet met rust en op huo beloop laten. Sjorren aan zaken en ge dachten die vast zitten en waarvan je denkt dat er toch wel iets aan te veran deren is". In de halfdonkere toneelzaal van het Drentse dorpshotel begint het lichtje on der de koffiepot te kwijnen en de pot is bijna leeg. Hij kijkt er naar. Denkt aan wat mogelijk nog niet is gezegd. „Ik twij fel vaak, niet aan wat ik voel, maar aan de woorden die ik gebruik om het duide lijk te maken. Achteraf denk je dan: zo en zo zou het misschien toch beter zijn geweest". De gevoelige perfectionist. Hij zou me zijn boekje met gebundeld werk 'Er is nog zoveel niet gezegd' meegeven, maar houdt het toch nog even vast. Zoekt bladzijde 160 op en verandert een woord. 'Hufter' wordt 'macho' in het wondermooie lied, dat hij pas zes jaar na het overlijden van zijn moeder kon schrijven: 'En daar nog wat gezeten Ik dacht: Dit is de eerste keer dat ik na denk over jou Je hebt gebaard, je hebt gevoed Je hebt gesjouwd, je hebt ge troost Wat gebeurt er in een leven veel met het lichaam van een vrouw'. Na de correctie staat nu in het laatste van de acht coupletten: 'En elke botte macho Die dit niet kan bevatten En het li chaam van de vrouw niet met respect verwent Die moet zich met zijn maten In de kroeg maar gaan bezatten Daar heb ik maar één woord voor en dat woord is Impotent AADSCHOUTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 25