„Wie maakt het duister goed
waarin zij hebben verkeerd?"
"finali
Hoop voor
tandeloos
Nederland
Ontreddering
Slavernij
DE TWEE VAN BREDA EN HUN DUIZENDEN SLACHTOFFERS
Minimaal
Zware vloek
Overbelast
ZATERDAG 29 APRIL 1989 PAGINA 28
UTRECHT/AMSTERDAM - Jos
Weerts werd maandag 23 januari
1989 om drie uur 's middags ge
beld. Of hij zich maar om vijf uur
bij minister Brinkman wilde mel
den. Nee, men kon niet zeggen
waarover het zou gaan. De direc
teur van Icodo (stichting Informa
tie- en Coördinatieorgaan Dienst
verlening Oorlogsgetroffenen) ging
bij zichzelf te rade wat er aan de
hand zou kunnen zijn en dacht
daarbij ook direct aan een mogelij
ke vrijlating van de Twee van Bre
da. Vrijlating van de Twee van
Breda! Wat zou dat niet voor een
gevolgen hebben!
Minister Brinkman kondigde die middag
inderdaad aan dat de regering van zins
was F. Fischer en (de inmiddels overle
den) F. H. aus der Fünten te verlossen
van hun verblijf in de Koepelgevangenis
in Breda. Weerts: „Ik herinner me nog
heel goed dat ik enerzijds opgelucht was
omdat we nu eindelijk met die resten
van het verleden konden afrekenen,
maar anderzijds bezorgd, omdat ik door
mijn werk wel een indruk heb van de
kwetsuren en gevoeligheden die mensen
aan de oorlog hebben overgehouden.
Brinkman voorzag in elk geval ook dat
het voornemen van de regering de nodi
ge reacties zou oproepen, daarom lichtte
hij ons in, om ons in staat te stellen
maatregelen te nemen".
Op dinsdag 24 januari 1989 stuurde mi
nister Korthals Altes een brief aan de
Tweede Kamer waarin hij schreef een
oproep te hebben ontvangen van negen
tien Nederlanders (onder wie slachtof
fers van vervolging en deelnemers aan
het verzet) om Fischer en Aus der Fün
ten vrij te laten. Omdat de minister
meende dat de gevangenschap van de
Twee „geen in onze strafrechtspleging
erkend doel" meer diende en hij aan „de
beginselen van onze rechtsstaat" voor
rang wilde verlenen, deelde hij mee ge
hoor te willen geven aan de oproep van
de Negentien. Hij besloot zijn brief al
dus: „De regering zal naar vermogen be
vorderen dat hulp wordt verleend aan
hen die door de gedachte aan mogelijke
beëindiging van de gevangenschap van
de twee Duitse oorlogsmisdadigers en de
discussie daarover in het bijzonder wor
den geraakt".
De Tweede Kamer, in rep en roer door
de brief van de minister van justitie, be
sloot zo snel mogelijk te reageren. Voor
donderdag 25 januari 1989 werd een
hoorzitting belegd, direct daarna zou
men gaan debatteren. Weerts: „De Ka
mer wilde zich tevoren oriënteren. De
zaal zat bomvol, alle fracties waren heel
goed vertegenwoordigd. De aandacht en
concentratie was groot. Icodo heeft zich
niet uitgesproken voor of tegen vrijla
ting; wij spreken niet namens anderen,
wij geven voorlichting, wij attenderen
huisartsen, wijkverpleegkundigen, be
drijfsartsen en anderen op de problema
tiek van oorlogsgetroffenen. Vanuit die
invalshoek hebben we naar voren ge
bracht dat zowel het maatschappelijk de
bat als een eventuele vrijlating zelf grote
ontreddering en verregaande schade zou
veroorzaken. Het is een feit dat het men
sen steeds opnieuw pijn doet als zich
controverses voordoen over de gevolgen
van de oorlog, zoals bijvoorbeeld over
de vraag of het mogelijk is dat getroffe
nen er nu nog last mee krijgen, na al die
jaren. Dat daaraan getwijfeld wordt doet
pijn. Het wordt gevoeld als een afwij
zing. En dat is voor deze groep, voor wie
het niet vanzelf spreekt deel uit te ma
ken van onze samenleving, bijzonder
wrang. Het gaat om mensen die in de
oorlog enorme klappen gekregen hebben,
terwijl de samenleving als geheel gewoon
doorging. Dat is voor hen een heel cruci
aal gegeven: toen zij werden getroffen
door de nazi's, ging het leven van de an
deren gewoon door. En na 1945 werd
hen te verstaan gegeven dat ze niet
moesten zeuren, de handen uit de mou
wen moesten steken en zich op de toe
komst moesten richten. Andermaal kre
gen ze het gevoel dat men zich aan hen
niets gelegen liet liggen, dat ze er niet bij
hoorden".
„Vanaf mei 1943 ben ik vijftien maan
den ondergedoken geweest voordat ik in
Auschwitz terecht kwam", vertelt me
vrouw Bloeme Evers-Emden (62). Het is
druk in haar Amsterdamse woning; ze is
zojuist gepromoveerd tot doctor in de
psychologie en pedagogische weten
schappen, ze heeft kinderen uit Israel op
bezoek en ze loopt zich het vuur uit de
sloffen voor het Pesach-feest. En nu laat
ze zich ook nog ondervragen: hoe kwam
ze terug uit het vernietigingskamp?
„Kaal en naakt, zoals dat heet. Maar
onze geest was ongebroken. Of nee, on
gebroken is niet het juiste woord. Ons
denken was onaangetast. We voelden
ons geen onmensen, geen inferieur ras.
Hoewel in slavernij, waren we geen sla-
Voor de directeur van Icodo is
23 januari 1989 een mijlpaal in
zijn geschiedenis; alles wat
daarvoor gebeurde noemt hij
„vroeger". Voor de toenmalige
voorzitter van de contactgroep
joodse vrouwenorganisaties is
het de dag waarop ze dacht:
„Laten ze ons nou nooit met
rust?". Drie maanden verstreken
sinds de vrijlating van de Twee
van Breda. Wordt het, aan de
vooravond van 4 en 5 mei, geen
tijd dat de regering haar
plechtige belofte („we zullen
naar ons vermogen bevorderen
dat hulp wordt verleend") inlost?
De directeur suggereert een
„politiek gebaar", de toenmalige
voorzitter bedankt voor de eer:
„Je slaat niet eerst iemand murw
om vervolgens hulp te bieden".
rechtspleging
'een enorme
teleurstelling
en kwetsuur' is
geworden.
FOTO: GER
DIJKSTRA
ven; ons denken was niet het denken
van de onderdrukker".
Ze schudt haar hoofd: nee, ze had geen
familie meer toen ze terugkwam. „Ik
werd heel liefderijk opgevangen in het
gezin van een vriendje". Zo hartelijk als
ze daar binnen werd gehaald, zo hatelijk
was de ontvangst geweest in het bevrijde
vaderland. „We waren in Limburg aan
gekomen en in een school onderge
bracht. 's Avonds gingen we Maastricht
in, daar werd een gratis voorstelling ge
geven. Bleek het een antisemitisch stuk
te zijn, een puur antisemitisch stuk, in
sappig Limburgs".
Echt graag praat mevrouw Evers er niet
over. Ze verwijst naar haar publikaties
over de onderduiktijd, ze geeft korte ant
woorden op vragen over de na-oorlogse
periode. We hadden toch afgesproken
dat we het zouden hebben over de Twee
van Breda? Nou dan! Dit wil ze er wel
van zeggen: „Ik heb me er bovenuit ge
werkt, kei- en keihard gewerkt heb ik. Ik
heb dat blijkbaar nodig. Vast en zeker
heb ik het ook gedaan om het verdriet
niet de overhand te laten krijgen. Na de
oorlog zijn we een nieuw leven begon
nen, we hebben onze ervaringen ver
drongen. Ik denk dat ik het nog steeds
verdring. Het is te erg voor woorden, te
erg om over te spreken, te erg om over
te denken". Het blijft even stil. Dan zegt
ze: „Ik heb een kind verloren. Voor mij
komt daarin al het onverwerkte samen.
Het is twaalf jaar geleden, maar ik kom
er nooit overheen. Het is ondraaglijk.
Daaraan merk je dat je getraumatiseerd
bent, dat je leven een erge deuk heeft ge
kregen doordat die oorlog er geweest is.
Maar kunnen we ons niet beperken tot
het onderwerp waarvoor u gekomen
bent?".
Jos Weerts: „We kregen zesduizend tele
foontjes in tien dagen en dat waren alle
maal vragen om hulp. Het probleem
voor de hulpverleners is dat ze bij heel
veel mensen helemaal opnieuw moeten
beginnen. Het minimale vertrouwen in
de omgeving - dat iedereen nodig heeft
om te kunnen functioneren - is afgebro
ken".
Weerts wil er verder niets over zeggen,
maar hij bevestigt een bang vermoeden:
er zijn hem in elk geval twee gevallen
bekend van mensen die een einde aan
hun leven hebben gemaakt, zo zeer voel
den ze zich in het nauw gedreven door
de vrijlating van Fischer en Aus der
Fünten. Dat is het ergste. Dan zijn er de
mensen die zich zover terugtrekken in
hun eigen wereld, dat ze het contact met
de werkelijkheid verliezen en in een psy
chose terechtkomen, beheerst door hal
lucinaties en waandenkbeelden. „Maar
de grootste categorie heeft gelukkig niet
dergelijke ernstige klachten, die kan ge
holpen worden met plaatsvervangende
veiligheid in de vorm van contact met
lotgenoten. Zij kunnen in gespreksgroe
pen hun houvast hervinden, door weer
ergens bij te horen".
„We wisten natuurlijk dat er commotie
zou ontstaan zodra er over vrijlating van
de Twee gesproken zou worden, maar
nu kwam daar bij de manier waarop het
allemaal op touw was gezet. In de eerste
plaats werd door de brief van de Negen
tien de onderlinge solidariteit aangetast,
terwijl die een essentiële waarde is in het
leven van verzetsstrijders en getroffenen.
Bovendien voelden de mensen zich
overvallen door de snelheid waarmee de
overheid te werk ging. Opnieuw werden
ze buiten de maatschappij gezet, getrof
fen door een macht waarop ze geen en
kele invloed konden uitoefenen, door
een beslissing waaraan ze part noch deel
hadden. Ook tijdens de hoorzitting had
den ze niet de indruk de gang van zaken
te kunnen beïnvloeden; ze voelden zich
omringd door een vijandige omgeving".
„Ik hoorde op de radio dat ze de Twee
van Breda wilden vrijlaten", vertelt me
vrouw Bloeme Evers-Emden. „Wat ik
dacht? Een zware vloek. Laten ze ons
nou nooit met rust, dat dacht ik. Die
mannen - de term oorlogsmisdadigers
vind ik te zwak - die jongens hebben
zulke verschrikkelijke dingen gedaan,
Het kamerdebat over de vrijlating van de Twee van Breda. Voor veel
op de publieke tribune een traumatische ervaring.
daar is de taal niet tegen opgewassen
daar zijn geen woorden voor. Dan zeg
gen ze dat dit de laatsten zijn die in Eu
ropa nog vastzitten: ja, omdat dergelijk*
lieden elders tijdig terecht zijn gesteld o
in de gevangenis niet zo zijn vertroetelt
als hier! Ik heb hun vrijlating tot me ge
nomen als de zoveelste mishandelinj
van de Nederlandse regering".
„Ik wou zo graag, toen ik na de oorloj
terugkwam in de beschaving - want it
kwam uit de non-beschaving -, dat ei
rechtvaardigheid bedreven zou worden
Maar de na-oorlogse rechtspleging i;
voor mij een enorme teleurstelling ei
kwetsuur geworden! Iemand die eei
moord had begaan kreeg indertijd le
venslang. Wie een jood vermoord hai
een maand of drie. Dat vind ik een hee
grievende kwestie. Onder welk voor
wendsel dat ook gebeurde, het heeft mi
ontzettend bezeerd. Ik ben me er psy
chisch door gaan afkeren van Neder
land. Je keert terug in de beschavinj
waar je alle vertrouwen in hebt en dai
tast men op zo'n grove wijze je recht
vaardigheidsgevoel aan, daar heb ik ern
stig aan geleden hoor".
Als toenmalige voorzitter van de con
tactgroep joodse vrouwenorganisatie;
was Bloeme Evers een van de spreken
op de hoorzitting die de Tweede Kamei
had belegd. Hoofdschuddend: „Dat wi
ons hebben laten lenen voor die lach
wekkende vertoning! Het was allemaa
zo vals. Je voelde onmiddellijk dat alle;
al was voorgekookt. Wat de werkelijk*
reden was van de plotse naastenliefd*
van de regering - die overigens niet d*
getroffenen gold - werd niet duidelijk
Het was spookachtig. Niemand van d*
kamerleden deed een mond open. J*
sprak tegen een muur. Er was geen spra
ke van een dialoog. Je dacht dat je me
mensen te maken zou krijgen, maar j*
kwam tegenover maskers te zitten. J*
voelde je genomen. En dat cynische sar
casme van Lubbers, om te zeggen dat z<
voor sjabbath het land uit zouden zijn
Hoe haalt hij het in zijn hersens? Eu
waarom werd er opeens zo'n gewicht ge
geven aan die negentien? Die vertegen
woordigden niemand anders dan zich
zelf. Had de regering ze wellicht ver
zocht geheel spontaan hun mening te ge
ven? Ach, dat hele debat met die verstik
te stemmetjes, dat wegvegen van tranen
dat had ons bespaard moeten worden
Slechte acteurs in een slecht toneelstuk,
zo kwam het op mij over".
Op vrijdag 27 januari 1989, om kwar
over vijf 's middags, werden F. Fischei
en F. H. aus der Fünten bij Venlo ove,
de grens gezet. Drie maanden latei
maakt Jos Weerts, namens zeven hulp
verlenende instanties, bekend dat he;
Centrum '40-'45 vol zit en met wachtlij
sten moet werken, dat het Joods Maal
schappelijk Werk extra personeel moei
aantrekken, dat het Academisch Zieken
huis in Leiden 'nee' moet verkopen om
dat de afdeling voor oorlogstrauma';
overbelast is. De verwerking van de eer
ste duizenden reacties kostte 140.00(
gulden. De zeven instellingen die ziel
bezighouden met hulp aan oorlogsgetrof
fenen hebben samen tien extra perso
neelsleden nodig. Dat kost zo'n ander
half miljoen gulden per jaar. Had Kort
hals Altes dat bedrag in zijn hoofd toer
hij zei dat de regering alles zou doen oni
hulp te verlenen „aan hen die in het bij
zonder worden geraakt"? Ach, uiteinde
lijk is dat niet het belangrijkste, zeg
Weerts. Natuurlijk, dat geld moet er ko
men. Maar daarmee kan niet betaalt
worden voor de wonden die zijn gesla
gen. Weerts („Ik betrap me erop dat il
het over vroeger heb als ik de period*
voor 23 januari bedoel") suggereert d*
regering een geheel andere geste. „Wa
nodig is, is een wezenlijk gebaar. Eei
handreiking, om iets van het geschondei
vertrouwen te herstellen. Laat ze bij
voorbeeld de wetten voor uitkeringei
aan oorlogsgetroffenen niet wijzigen, laa
ze geen verdere onrust veroorzaken. Er
een gebaar had kunnen zijn dat Brink
man en Korthals Altes samen naar dt
Auschwitz-herdenking waren gegaan
Iets in die richting, daar denk ik aan
Het zit 'm niet in het geld".
Mevrouw Bloeme Evers-Emden: „J*
slaat niet eerst iemand murw om vervol
gens hulp aan te bieden. Ik heb daa
geen goed woord voor over. Men heef
meer compassie gehad met die twee, dai
met hun slachtoffers. Die zijn nu no|
verder teruggeworpen op hun eiger
groep. Ze zijn in hun rechtsgevoe
- voor velen eerste voorwaarde om ziel
veilig te voelen - aangetast. Zelfs al zoi
iemand die psychiatrische hulp nodi|
had doeltreffend worden geholpen, dai
is daarmee nog niet goedgemaakt di
angst, de pijn, de woede en de tijd di*
hij gemist heeft, het duister waarin hi
heeft verkeerd".
De afstand tussen Bloeme Evers-Emdei
en de Nederlandse samenleving is sind;
23 januari 1989 weer een stukje grote;
geworden, ze voelt zich weer iéts verdei
in het isolement gedrongen: „Als je elk*
keer een schop krijgt, wordt het steed;
moeilijker je thuis te voelen in de Ne
derlandse maatschappij".
STEVO AKKERMAI*
ZWOLLE - Je ziet vreselijk op te
gen etentjes van de zaak en bestelt
elke keer maar weer gekookte vis,
tot je geen vis meer kunt zien.
Spreken in het openbaar tracht je
zoveel mogelijk te vermijden of je
probeert met kleefpasta de proble
men tijdelijk op te lossen: herken
bare situaties voor iedereen die te
kampen heeft met een kunstgebit
dat maar niet lekker wil zitten.
Deze mensen die vertwijfeld worstelen
met protheses en in de loop der jaren
een plastic zak vol gebitten hebben ver
zameld, zijn vaak ten einde raad. Ze
hebben het gevoel dat hun hele leven
door hun gebit, of juist het ontbreken
van dat gebit, wordt beheerst. Een per
fect passende prothese gaat na verloop
van tijd toch weer schuiven doordat de
kaak te veel slinkt. Mensen die na jaren
tobben met hun eigen tanden en kiezen
uiteindelijk de beslissing namen om dan
maar in één keer alles te laten trekken
om overal van af te zijn, voelden zich
vaak bekocht als dat niet zo bleek te
zijn.
Voor al deze mensen (3,5 miljoen Ne
derlanders zijn tandeloos!) gloort er
hoop: enkele Zwolse kaakchirurgen heb
ben in Nederland een Zwitsers systeem
geïntroduceerd om mensen met kaak-
problemen te helpen. In de kaak worden
zogenaamde cylinder-implantaten van
het metaal titanium bevestigd, waarop
kunsttanden worden vastgezet.
„Wij werken al sinds 1983 met deze me
thode", verklaart kaakchirurg A.V. van
Gooi. „We hebben er aanvankelijk niet
te veel ruchtbaarheid aan gegeven, om
dat we eerst wilden weten of het werken
met deze kunstwortels ook op de lange
termijn goede resulaten oplevert".
Tot nu toe zijn er in de Zwolse zieken
huizen tachtig mensen behandeld met in
totaal 230 implantaten. In 96 procent
van de gevallen was de behandeling suc
cesvol. Van Gooi: „Titanium is een me
taal dat goed door het lichaam wordt
verdragen en dus niet afgestoten wordt.
De patiënten zijn heel enthousiast over
de methode. Ze hebben het gevoel dat ze
weer een écht gebit hebben".
Voor patiënten met een tandeloze on
derkaak vergoedt het ziekenfonds sinds
1 januari van dit jaar alle kosten van
deze behandeling. Voorwaarde is wel dat
de tandarts meermalen getracht heeft
een goed passend kunstgebit te maken.
Als blijkt dat door het steeds verder slin
ken van het kaakbot het onmogelijk is
voldoende houvast voor het gebit te ver
krijgen, is het werken met implantaten
voor het ziekenfonds acceptabel.
Gratis is het niet voor degenen die im
plantaten willen hebben om daarop een
kroon of een brug te laten maken. Ook
de particulier verzekerden moeten
(voorlopig althans^ nog zelf in de porte
monnee tasten. De" implantaten kunnen
zowel door de kaakchirurg als door een
daarin bedreven tandarts worden ge
plaatst.
Eén implantaat kost zevenhonderd tot
duizend gulden. „Dit lijkt een fors ber
drag, maar als het goed is ben je na dé
behandeling, voor zover tot nu bekend,
voor de rest van je leven klaar", aldus
kaakchirurg G.J. van Beek. „Ook voor
de ziektekostenverzekeraars levert het
werken met implantaten een forse be
sparing op. Het is namelijk een betrek
kelijk kleine ingreep, die in een paar uur
tijd met een plaatselijke verdoving ver
richt kan worden. De patiënt ligt gewoori
in een tandartsstoel. Dat betekent onder
meer geen opname in een duur zieken
huisbed a vijfhonderd gulden per dag én
geen narcose".
Door het plaatsen van implantaten hoeft
meestal een aantal ingrijpende operaties
niet meer uitgevoerd te worden. Bij
mensen met een 'potlooddunne' onder
kaak waren vaak ingewikkelde ingrepen
nodig, onder narcose uitgevoerd, met
het risico van zenuwbeschadigingen. Als
de kaak moet worden opgehoogd, dient
daarvoor vaak een stukje bot uit de
heup te worden gehaald. De patiënt
loopt als het gevolg daarvan nog enkele
weken te hinken.
In ongeveer acht weken tijd vergroeien
de implantaten met het kaakbot. De
operatie wordt vanuit de mondholte uit
gevoerd, zodat geen uitwendige littekens
ontstaan. Na die tijd zitten de implanta
ten goed vast en kan er een gebit op be
vestigd worden.
Er zijn verschillende mogelijkheden:
men kan een aantal tanden laten vervan
gen of zich een uitgebreide brug laten
aanmeten. „In Zwitserland wordt dit sy
steem al vijftien jaar toegepast", vertelt
Van Beek. „Het lijkt erop dat door die
implantaten de kaak niet verder slinkt,
wat een groot voordeel is".
Op de plaats waar tanden en kiezen ver
loren zijn gegaan, raakt iedereen in de
loop van de tijd een stukje kaak kwijt.
Dat klinkt griezelig, maar is in de prak
tijk nauwelijks waarneembaar. In drie
jaar tijd slinkt een kaak gemiddeld een
millimeter. Het is algemeen bekend, da
als de tanden en kiezen allemaal getrok
ken zijn, "de kaak sneller slinkt: de kaal
verliest z'n functie, waardoor hij ver
schrompelt. Dat verklaart echter noj
niet waarom bij de één de kaak snelle'
slinkt dan bij de ander.
Van Gooi: „Uit onderzoek is geen duf
delijk antwoord naar voren gekomen
Het is een soort ouderdomsverschijnsel
Veel vrouwen in de menopauze krijger
ermee te maken. Dat blijkt ook uit on:
patièntenbestand. Driekwart van d*
mensen die wij behandeld hebben, be
staat uit vrouwen".
Het succes van implantaten staat of val
met een perfecte mondhygiëne. „Noi
meer dan natuurlijke tanden worden im
plantaten bedreigd door chronische ont
stekingen van het tandvlees als gevolj
van onvoldoende hygiëne", aldus Vai
Gooi. „Minimaal na elke maaltijt
moeten de implantaten met speciale bor
steltjes zorgvuldig worden gereinigd
Ook een regelmatig bezoek aan di
mondhygiëniste is noodzakelijk voor he
behoud van de implantaten. Uit na-on
derzoekingen blijkt dat na vijf jaar mee
dan negentig procent van de geplaatst*
implantaten nog aanwezig zijn".
MARIANNE WEEGENAAF i
£oidóc Qowvcvnt