„Amen", klonk het in Klein Jeruzalem Spiritualiteit biedt toekomst, niet de leer 'finale Het is al zo vaak gezegd: het officiële gesprek Rome-Reformatie stokt. Soms wordt dat pijnlijk duidelijk, bijvoorbeeld toen een poosje geleden een oecumenische commissie najaren studeren op liturgische teksten moest concluderen dat er geen basis gevonden was voor concrete oecumenische beleidsvoorstellen. Bij de presentatie bleek bovendien het aloude punt van de transsubstantiatie (de wezenlijke en blijvende verandering van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus) nog steeds - of opnieuw - een groot struikelblok te zijn. Wellicht tegen beter weten ZATERDAG 25 MAART 19E in doet zo nu en dan een kerkelijke professional nog enthousiast over een oecumenisch initiatief, maar meestal is de geestdrift voorbarig. Dat was bijvoorbeeld zo bij de poging om als katholieken en protestanten een gemeenschappelijke vastenbrief te schrijven in het kader van het Conciliair Proces. Dr. K. Blei, secretaris-generaal van de Hervormde Kerk schreef dat er bij de protestanten overwegende bezwaren leefden tegen de van katholieke zijde voorgestelde tekst. Ds. W. van der Zee, de secretaris van de Raad van Kerken, beweerde daarentegen dat tijdgebrek de reden was voor het afhaken door de hervormden; juist het Conciliair Proces biedt volgens hem kansen voor oecumenische actie. Heeft hij gelijk of getuigt zijn bewering van professioneel optimisme en liggen de oorzaken van de wijde kloof tussen Rome en Reformatie veel dieper? Bijvoorbeeld in de theologisch-filosofische geschiedenis vat beide tradities? En ligt de overbrugging van de kloof in het herformuleren van oude geloofsinhouden of is er een andere weg? AMSTERDAM - „Je kunt denk ik wel constateren dat de posities van katholieken en protestanten in het oecumenisch proces mede worden bepaald door filosofische achter gronden. Je kunt dan zeggen dat bij de katholieken accenten van Thomas van Aquino opvallen en bij de protestanten herken je meer van Augustinus". Dat zegt drs. G. Groenewoud, docent middeleeeuwse filosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij voegt er meteen aan toe: „Je moet die twee na tuurlijk niet tegen elkaar uitspelen; de katholieke traditie is mede gevoed door Augustinus en in de protestantse traditie zul je ook thomistische trekjes kunnen ontdekken". Groenewoud: „Augustinus (354-430) en Thomas van Aquino (1225-1274) heb ben een andere inzet wanneer het gaat over het weten, de kennis. Augustinus zei: ,,Ik geloof opdat ik inzie". Hij deed deze uitspraak nadat hij kennis had ge maakt met de zogeheten academici, een groep sceptici uit de school van Plato. Deze meenden dat de waarheid waar schijnlijk niet te vinden is. Ze onthiel den zich dan ook van oordelen; je kent de waarheid immers toch niet. Niets zeg gen is dan te verkiezen boven een oor deel dat mogelijkerwijs een dwaling is". „Augustinus zei daartegenover dat de waarheid (het hebben van kennis) niet ver van onszelf te vinden is. De mens heeft in elk geval zelfkennis. Ook als ik mij vergis, dan nog ben ik, dat is zeker. Dat zekere weten is voor Augustinus een bewijs van de nabijheid van de waar heid. De opvatting dat de waarheid voor de mens toegankelijk is, kenmerkt heel de middeleeuwse traditie. Je moet ver trouwen op, geloven in de aanwezigheid van de Waarheid, van God, voordat je Hem zult vinden. Het geloof is dus een fase op weg naar het echte kennen. We zien nu nog „in raadselen" en weten pas echt wanneer wij God zullen zien „van aangezicht tot aangezicht", zegt de apos tel Paulus (1 Cor. 13,12). Geloven vindt zijn bestemming in het zien". „Voor Augustinus getuigt het streven naar kennis van de natuur terwille van die kennis zelf van een ondeugd in de mens, namelijk de ondeugd van de nieuwsgierigheid. Alleen zelfkennis en kennis van God is de moeite van het zoeken waard". „Bij Thomas", zo vervolgt Groenewoud, „ligt het anders. Willen weten is een na tuurlijk verlangen, iets dat bij het mens zijn zelf hoort; ten diepste is het een ver langen om God te kennen. Maar tot die kennis kan de mens door middel van zijn rede niet komen. Wel tot het besef dat God bestaat, maar wie of wat God is, kan het menselijk verstand niet be vatten zonder genade, zonder een bo vennatuurlijke „instorting". Voor Au gustinus staat het streven naar kennis haaks op het geloof dat op God is ge richt; voor Thomas ligt het geloof in het verlengde van het natuurlijke streven naar kennis. Genade vult bij hem de na tuur aan en voltooit haar". Schepping Groenewoud: „Hiermee samenhangend is het verschil in visie op de relatie Schepper - schepping. Augustinus spreekt van de wereld die door God is geschapen, maar ook nadrukkelijk over de „gevallen mens". De relatie met God is verbroken; de mens richt zich niet op God maar op de vergankelijke dingen van de wereld. Die zijn niet in staat hem STOKKEN VAN OECUMENISCH GESPREK HEEFT DIEPE WORTELS gelukkig te maken. De mens heeft het daarom nodig gered te worden. In deze augustinische lijn heeft de Reformatie de genade van God vooral opgevat als her stel van wat in de zonde is gebroken". „De schepping krijgt bij Thomas een an der accent; bij hem ligt de nadruk op de goedheid ervan. De schepping is wel door de zonde geschonden, maar blijft intact (voor Thomas zou de uitspraak van de Heidelbergse Catechismus dat de mens „van nature geneigd is God en de naaste te haten", volstrekt onbegrijpelijk zijn geweest)". „De mens is deel van die schepping en dus van nature goed, inclusief zijn ver langen om te weten. De waarheid van de „natuurlijke kennis", bijvoorbeeld in de wetenschap, kan nooit in tegenspraak zijn met het geloof. Er is immers maar één waarheid; God weerspreekt zich niet in de natuur. Dit is het klimaat van de katholieke natuurlijke theologie, met haar wat „onbevangen" houding jegens de natuur en de zogeheten natuurwetten. In de afwijzende Vaticaanse standpun ten over bijvoorbeeld homoseksualiteit en geboorteregeling wordt vaak een beroep gedaan op het natuurlijke, iets Drs. G. Groenewoudvoor de verzamelde werken van Thomas dat bij een reformatorisch christen vreemd aandoet vanuit de al genoemde augustinische lijn". Brief Op dit punt is het interessant te kijken naar de brief die de hervormde secreta ris-generaal dr. K. Blei schreef naar aan leiding van het katholieke concept voor de voorgenomen oecumenische vasten brief. Blei schrijft daarin aan de studie secretaris van de bisschoppen: „In de zin: „Wie God is bespeuren we in wat ons omringt en in onszelf" wordt onzes inziens de Godskennis te rechtstreeks uit zelfkennis en natuurkennis afgeleid. Heeft nu juist niet het falen van de mens, samen met de daardoor opgeroe pen corruptie van de schepping, veroor zaakt dat van een zo ongebroken, van zelfsprekend kennen van God geen spra ke kan zijn?", aldus dr. Blei. Even verder in het commentaar schrijft Blei het eens te zijn met de katholieke visie dat in de huidige omstandigheden van mens en wereld ommekeer dringend geboden is. Werkelijke tegenwoordigheid" in de eucharistie iets anders dan een „teken" in het avondmaal FOTO: LEO VOGELZANG „Maar", zo kritiseert Blei, „zou niet oo en eerst moeten worden gesteld dat Go zich in Christus tot ons gekeerd heef dat dit de grondslag van ons heil ei onze toekomst is en dat wij van daarui nu ook zélf tot omkeer zijn geroepen?" Groenewoud: „Je kunt in dit standpun van Blei inderdaad de lijn van Augusti nus zien. Maar die lijn gaat nog veel vei der. Ik bespeur in die brief van Blei na melijk ook de invloed van Karl Barth die de natuurlijke theologie radicaal al wijst en daarmee eigenlijk ook geei ruimte overlaat voor zoiets als een alge mene openbaring. In de Reformati heeft men daar geen moeite mee gehad In de Nederlandse Geloofsbelijdenis (be gin zeventiende eeuw) wordt gesprokei over de wereld „als een schoon boek, ii hetwelk alle schepselen, grote en kleine gelijk als letteren zijn, die ons de onzien lijke dingen Gods geven te aanschou wen Deze uitspraak is geheel in d lijn van Augustinus, die overigens nie over de schepping als boek spreekt maar als teken of voetspoor van God" Eucharistie Kardinaal Simonis herinnerde ziji protestantse broeders en zusters er enig tijd geleden aan hoe voor de katholiekei de transsubstantiatie (een werkelijke ei blijvende verandering van brood en wiji in lichaam en bloed van Christus) tij dens de eucharistie van eminente bete kenis is. Protestanten gaan anders me brood en wijn om; deze zijn „slechts" te kenen van Jezus' aanwezigheid tijden het avondmaal. Groenewoud: „De katholieke leer van d transsubstantiatie wil inderdaad de wer kelijke aanwezigheid van lichaam e bloed benadrukken. Ik onderschrijf di nadruk in hoge mate. Ik heb er echte moeite mee wanneer die katholieke lee vervolgens wordt onderscheiden van d protestantse die brood en wijn „slechts als tekenen zou beschouwen. Alsof „te ken" of „symbool" onecht zou beteke nen. Wie de leer van de transsubstantia tie zo hanteert, verheft een bepaaldi wijsgerige terminologie van Griekse oor sprong tot dogma. Dé term „transsub stantiatie" is immers niet goed denkbaa zonder het onderscheid dat Aristotele maakt tussen „substantie" en „bijkom stigheid". Als ik naar een stoel wijs ei zeg: „dit is een stoel", dan duid ik me het woord „stoel" volgens Aristoteles 0[ iets dat in zichzelf bestaat: een „substan tie". Maar als ik van diezelfde stoel „dit is groen", dan duid ik op iets niet in zichzelf bestaat, maar dat slecht „in" iets kan bestaan. Dat is de „bij komstigheid". In de leer van de trans substantiatie wordt gezegd dat de sub stanties van brood en wijn veranderei in het lichaam en bloed van de Heer. D< bijkomstige eigenschappen van brood ei wijn, geur, smaak, kleur, blijven dezelf de". Eerder dan langs de weg van de leerstel ligheid zoekt Groenewoud een mogelijk! uitweg uit de impasse vanuit de spiritua liteit. „We zouden moeten zqeken naai nieuwe vormen van spiritualiteit. Daar in gaat het niet alleen om het verstani en om de leer, maar ook om ervaring en om handelen. Dat betekent niet dat w los van de geloofstradities allerlei nieu we experimenten in liturgie en vierinj moeten introduceren. Eerder het tegen deel: we moeten teruggaan naar de wor tels van die tradities en zoeken naar dat gene wat ons bindt. Samen bidden voorzichtig samen vieren en samen wer ken aan de gerechtigheid. Dat biedt eer vruchtbare toekomst". LÜTSEN KOOIST&4 WERELDCONGRES VAN CHRISTEN-ZIGEUNERS AMSTERDAM - Wie het Amster damse woonwagenkamp „De Rol- leman" binnenrijdt, ontmoet de gebruikelijke stoffelijke resten van automobielen, de geblakerde on derdelen langs de weg, de rondslin gerende banden. Maar ook staat er een houten gebouw met een trots kruis op het dak, gesierd met de naam 'Klein Jeruzalem'. Daar wordt komende zomer het Wereld congres van Christen-Zigeuners gehou den. Er worden ten minste 25.000 zigeu ners verwacht, afkomstig uit veertig lan den. Voor de afsluitende zondag is al vast een grote doopdienst gepland, „want er komen natuurlijk veel mensen tot geloof'. Het westelijk havengebied van Amster dam, 25 hectare groot, wordt van 3 tot 6 augustus herschapen in een groot zigeu nerdorp, zo werd in Klein Jeruzalem geopenbaard. De Nederlandse organisa toren hebben, in de wetenschap dat het Amsterdamse havengebied nog niet het Hemelse Jeruzalem is, voorzien in een speciale zigeunerpolitie, die over vijf au to's met zwaailicht kan beschikken. En in een poging de hemelse atmosfeer toch zo dicht mogelijk te benaderen, hebben ze een grote kathedraaltent geregeld. Als de douanes in de verschillende Europese landen de zigeuners nu maar laten pas seren en ook de Nederlandse autoritei ten hen niet bij Berg terugsturen, dan kan het congres één groot zigeunerfeest worden, zoals de organisatoren voor ogen staat, één groot religieus en cultu reel feest. Ter ere van God en niemand anders. Weg met de kristallen bollen en de waarzeggerij, leve de God van de bij bel. „De Heer is een machtig werk onder de zigeuners begonnen", zeggen de orga nisatoren. Zij behoren tot de tweehon derd Nederlandse zigeuners' die het christelijke geloof omarmd hebben en ze willen niets liever dan ook hun volksge noten („Weet u dat er veertig miljoen zi geuners zijn?") „uit de duisternis trek ken". Bekering Arthur Grünholz, een van de organisato ren: „Zigeuners zijn van nature heel ge lovig, maar ze maken geen onderscheid. Ze gaan naar de katholieke kerk als een kind geboren wordt en als ze trouwen, maar tegelijkertijd zitten ze midden in het spiritisme en zo. Nou, door een ge weldig groot wonder zijn in 1950 een he leboel Franse zigeuners tot bekering ge komen en sindsdien is het geloof ver spreid onder de gemeenschappen in de verschillende landen". Aha, jullie zijn dus van het katholicisme naar het pro testantisme overgegaan, opperde een van de aanwezigen op de persconferentie. Maar nee. „Je bekeert je niet van de ene kerk tot de andere, maar tot de levende God", legde mede-organisator Jan Schmidt uit. „We beleven een geweldige opleving. En het gaat maar door, het .gaat maar door. Totdat we alle veertig miljoen zigeuners bereikt hebben". „Amen", klonk het in Klein Jeruzalem. Theologie interesseert de zigeuners niet; ze filosoferen niet, ze geloven. Terwijl de Nederlandse kerken leeglopen en de sa menleving afscheid neemt van het chris telijk geloof, groeit de zigeunerkerk als kool. „Toch brengen wij niets nieuws", zegt Schmidt. „Bij ons gaat de verkondi ging gepaard met tekenen en wonderen, precies zoals dat ging bij Jezus en de apostelen. Kijk, sommigen van ons heb ben helemaal geen schoolopleiding, zelf heb ik ook maar twee klassen gevolgd, maar God werkt juist door eenvoudige mensen. Wij prediken niets anders dan Jezus Christus. Gewoon in onze eigen woorden. Eerst wilden we Billy Graham uitnodigen, maar daar hebben we van afgezien. Natuurlijk, hij is bekend in de hele wereld, maar het is beter om te luis teren naar onze eigen mensen". Kroos Het mag duidelijk zijn: Jan Schmidt heeft een boodschap voor de wereld. In de eerste plaats voor zijn eigen wereld, die van de zigeuners. Maar hij hoopt dat hun massale ontmoeting in het Amster damse havengebied („Ik zie ze voor me, allemaal in hun eigen klederdrachten zingend en spelend bij hun wagens" ook burgers aan zal trekken. Die kunnei dan de boodschap van het Evangelie ho- ren en, dat komt mooi uit, ook hun ne gatieve beeld van de zigeuners bijstellen. Om daar een voorproefje van te gevet werd de bijeenkomst in Klein Jeruzalem besloten met het optreden van een zang groep (lange rokken, zwarte haren) et een veelbelovende zigeunermaaltijd Nog één ding. Hoe zat dat nu met dat dopen op zondag 6 augustus? Schmidt „We zetten een bassin op het podium it de kathedraaltent en dat vullen we dooi er met z'n allen emmers lauw water in gieten. En mocht dat niet voldoendf zijn, dan dopen we in de Amerika-ha ven, als er tenminste niet te veel krod ligt". STEVO AKKERMAÏ CcidócSotrtatit'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 28