De ingebeelde lelijkerd 1 mal Ie Ganzekoorts in Antwerpse polders CeidóeGou/umt' ZATERDAG 18 MAART 1989 PAGINA 26 Exacte cijfers ontbreken, maar volgens psycholoog I, Baardman moet het in de samenleving wemelen van de mensen die lijden aan ingebeelde lelijkheid. Hoewel er door anderen op hun uiterlijk niets af te dingen valt, verkeren ze zelf in de waan dat ze behept zijn met onooglijke afwijkingen. Ze dolen als schimmen door de maatschap pij of verworden tot kluizenaars. „Ingebeelde lelijkheid", zo luidt ook de titel van het proefschrift waarop Baardman zojuist is gepro moveerd. Een verhaal over een eigenaardige kwaal en wat er aan te doen valt. AMSTERDAM - „Tja, waar komt het vandaan? Moeilijk. Ik heb eens een experimentje gedaan met een groep studenten. Ze moesten hun handen onder de kopieermachine leggen en vervolgens tussen al die afdrukken hun eigen handen aan wijzen. Niemand die het kon. Ik zelf ook niet. Miljoenen malen heb je naar je eigen handen gekeken en toch blijk je ze niet te kennen. Heel wonderlijk". De psycholoog Imam Baardman (52) is zojuist aan de Vrije Universiteit Amster dam gepromoveerd op een proefschrift dat met na zal laten spraak te maken. „Ingebeelde lelijkheid" luidt de titel. Min of meer bij toeval ontdekte hij, toen hij tijdelijk verbonden was aan de psy chiatrische kliniek Veluweland te Lunte- ren, hoe liefst één op de vijf daar behan delde neurosepatiènten gebukt ging on der de overtuiging lichamelijk onaan trekkelijk te zijn. Dat werd het vertrek punt voor zijn onderzoek. Sindsdien is hij tot de overtuiging geko men „dat ingebeelde lelijkheid ontzet tend veel voorkomt". Ook buiten de psychiatrische klinieken, weet hij. In de wereld van ogenschijnlijk normaal door het leven stappende individuen. „Hoe veel mensen ken ik inmiddels niet die naar aanleiding van mijn proefschrift zeggen: dat heb ik ook, ik lijd er tegen woordig minder onder, maar als je eens wist, van vroeger? Zojuist belde nog een collega van me, ook wetenschappelijk medewerker aan de Vrije Universiteit. Hij bekende dat hij onder het les geven zijn handen niet durfde laten zien, zo le lijk vond hij ze. Nu ik de kwaal van de ingebeelde lelijkheid boven tafel heb ge bracht, komen de tongen los. Exacte ge tallen heb ik niet, maar blijkbaar zijn er massa's mensen die zich in het ziekte beeld herkennen". Kluizenaars Want een ziektebeeld is het. Zo ernstig vaak dat de lijders eraan zich meer en meer afsluiten voor de buitenwereld, als schimmen door de samenleving dolen, verworden tot kluizenaars. Terwijl er objectief bezien geen enkele reden voor bestaat. „Dat is het gekke, vind ik. Als ze nou een bochel hadden, een joekel van een wijnvlek, x-benen van hier tot gunter. Maar die hebben ze niet. In de ogen van anderen zien ze er volstrekt normaal uit. Toen ik in Lunteren met die groepsbehandeling tegen ingebeelde lelijkheid begon, kwam er een patiént binnen, een jongen, en die zag tot zijn stomme verbazing het meisje in de groep zitten waarop hij smoorverliefd was. Zijn droomprinses. Hij had haar maandenlang aangegaapt. Maar dat meisje vond zichzelf dus oerlelijk". Waar komt het vandaan als het niet van een hazelip. flaporen, hangwangen of ve trolletjes komt? Wat ligt aan ingebeelde lelijkheid ten grondslag? Dr. Baardman valt terug op het voorbeeld van de han den onder de kopieermachine. „Met dat proefje heb ik willen bewijzen dat men sen er absoluut niet van op de hoogte zijn hoe ze er in werkelijkheid uitzien. Ondanks alle gekijk in spiegels, ja. Ver gelijk het maar met je stem op een band je. Miljoenen keren heb je je eigen stem gehoord. En toch denk je als je het band je afdraait: praat ik echt zo, met die rare keelklank, op dat hoge toontje? Zoiets is het. Kennelijk ervaren we ons eigen li chaam meer als een difuse, een vage blauwdruk dan als iets reèels. Het li chaam blijkt zich bij uitstek voor verte kening te lenen. Daar komt tegenwoor dig bovenop - een niet te verwaarlozen factor - dat we leven in een maatschap pij die sterk veruiterlijkt is. Je moet jong zijn, mooi, opvallend, sportief, wil je meetellen. Een enorme nadruk op het li chamelijke. Welnu: ingebeelde lelijkheid komt natuurlijk voort uit een minder waardigheidscomplex en mensen met zo'n complex zoeken een kapstok om het aan op te hangen. Die kapstok vin BERENDRECHT - Het is bijna voorjaar, maar in de polders boven Antwerpen legt een gure winter storm een dik tapijt van industrie- zand over de akkers. Vlakbij de Zandvlietsluis grijpen gigantische havenkranen naar de voorbijjagen- de wolken. Aan de andere kant van de Schelde drukt de wind de stoompluimen van het atoompark bij Doel naar beneden. De lucht druk is de laagste sinds mensen heugenis: 956 millibar. Op de Solft in Berendrecht, een van de Noordantweipse dorpen die het tegen de oprukkende industrie nog net niet heb ben afgelegd, is het een drukte van be lang: het jaarlijkse gansrijden staat er voor de deur. In deze streek, waar een kroeg nog een kroeg is en de paarden nog een kont hebben, treden elk voor jaar de ruiters aan, elkaar de koningstitel betwistend. Met 25 zijn ze hier, honderd de lelijkerds denken dat ze nu eenmaal zo zijn. Ze praten niet over hun handi cap omdat het geen nut heeft; een mens moet er mee leren leven, punt uit. En dat anderen er niet over praten, komt - denken ze - doordat die anderen te beleefd zijn. Of doordat die anderen een patiént niet nog verder in de put willen drukken. Zo blijft het verborgen". In zijn proefschrift ontwikkelt Baard man een methode om ingebeelde lelijk heid te onderkennen en te behandelen. Want er is hoop voor deze patiënten. Een schema van twaalf therapeutische bijeenkomsten heeft hij opgesteld, een maal per week twee uur. Bij elkaar vier entwintig uur, uitgesmeerd over een kwartaal. Met opdrachten voor de perio des tussen de bijeenkomsten. Huiswerk. Baardman kan zich vinden in de bena ming „stap-voor-stap- methode". Tij dens de eerste bijeenkomst krijgen de deelnemers een bloknootje uitgereikt met de opdracht: noteer drie keer per dag wat je in de voorgaande uren op grond van je uiterlijk nagelaten hebt, welk gedrag je hebt laten versukkelen - een gesprek, een wandeling, een spel letje - omdat je lelijkheid je in de weg zat, en zet aan de vooravond van de tweede bijeenkomst alle punten op een rijtje, in de volgorde van makkelijk naar moeilijk. Die punten vormen de basis voor het huiswerk dat de ingebeelde lelijkerds ge durende de rest van de therapie meekrij gen. Baardman geeft een voorbeeld. „Ik had een vrouwelijke patiént die haar on derbenen vormloos vond. Ze liep eeuwig in laarzen en een lange broek om haar vermeende gebrek maximaal te camou fleren. Ook bij een hittegolf. Ze zag als een berg tegen het voorjaar op en verke ring durfde ze al helemaal niet te krij gen, want ze zou zich eens moeten uit kleden. Echt een heel ernstig geval. Ze leefde vanuit het perspectief: ik blijf over, niemand wil me. Haar eerste huis werkopdracht luidde: je mag je laarzen aanhouden, maar je broek moetje inwis selen voor een lange rok en daarmee moet je vijf minuten met de deur op slot door je eigen kamer lopen. Nou, dat was een sensatie voor haar. Het doorbrak de spiraal waarin ze had gezeten". Volgende opdracht: de deur moet van het slot en de laatste twee minuten mag er iemand binnenkomen. De week erna: kom in laarzen en lange rok je kamer uit en doe een half uur mee met een spelle tje, waarbij je je benen onder tafel mag verbergen. Enzovoort. Benen onder de tafel uit. Laarzen uit. Een kortere rok aan. Stap voor stap. Er komt nog eén he leboel meer bij kijken, hoor, in de vorm Waar het vandaan komt weet niemand, dat het „plezant" is ieder een, althans in het Antwerpse: het gansrijden. Elk jaar tussen car naval en Pasen trekken de ruiters erop uit om in vergeten dorpen als Lillo, Zandvliet en Berendrecht een (dode) gans de kop af te rukken. Een folkloristisch gebruik, waarvan de oorsprong teruggaat naar de middeleeuwen. families, en de ganzen waren zeker in die tijd nog niet echt dood als ze aan de galg werden gehangen. Dat zou nu niet meer kunnen. Daarom wikkelen we ze nu in een visnet, zodat er toch nog wat te trekken blijft". Op het parcours, een met dranghekken afgezet circuit op het dorpsplein, lopen de 25 deelnemende paarden zich warm. Slanke, elegante rij dieren en plompe, stevig op de poten staande werkpaarden broederlijk naast elkaar. „Hef is jammer dat die er steeds minder zijn", zegt Fons Knjnen. „Na de oorlog werd er op niks anders dan dat soort beesten gereden. Nu zijn er maar zo weinig meer dat je bij elke ganzerijde- rij dezelfde ziet. Het hele voorjaar reizen ze van het ene dorp mee naar het ande re". In de weken na carnaval moet in elk van de polderdorpen - Lillo, Zandvliet, Sta broek, Hoevenen en Berendrecht - voor de koningstitel worden gereden. Al die koningen nemen het morgen (het spekta kel begint om 14.00 uur) in Stabroek te gen elkaar op voor de felbegeerde hoofd versbeslagen hoeven die tegen de kassei en kletteren, en nu al staat vast dat de winnende combinatie op een mooie kleurenfoto wordt vereeuwigd. Een foto die aan de muur wordt genageld in de drukbeklante kroeg bij Gaby, officieel café De Sportduif. Fel „Het gansrijden bestaat al sinds de mid deleeuwen, maar waarom ze er toen mee begonnen zijn moet je mij niet vragen. Ik was er toen nog niet", zegt in een feestelijk opgetuigde boerenwagen Fons Krijnen. Hij is de huisspeaker van „De Oude Gans", op deze dag zowat de be langrijkste man van het dorp. en in elk geval de luidruchtigste. „In 1923 is hier de traditie weer opgepakt. Boerenzoons en knechten die het voorjaar in de benen kregen en wel te vinden waren voor een verzetje. Paarden waren er genoeg, en verder was er toch niet veel te doen. In het begin was het fel, hè? Families tegen iMST la nu n nu Mevr akkei •en ai rijgt i Cromi at te yordt Imam Baardman tijdens zijn promotie. Zijn proefschrift handelt over een eigenaardige kwaal, die mensen tot een kluizenaarsbestaan kan brengen: ingebeelde lelijkheid. FOTO: GER DIJK STRA van groepsgesprekken, groepsactie, maar die stijgende lijn in de moeilijkheid van de opdrachten, dat huiswerk is een ui terst belangrijk onderdeel. Je kunt het een doe-therapie noemen, gericht op snelle resultaten, het tegenovergestelde van therapieën waarbij je vijf jaar lang op de sofa van een psychiater moet lig gen. Niet helemaal nieuw overigens. Veel huwelijkstherapieén werken zo. Therapieën om van vraatzucht af te ko men". Nieuw is de ontdekking van de ingebeelde lelijkheid. En nieuw is de handleiding voor de behandeling ervan die hulpverleners in de vorm van Baard mans proefschrift- aangeboden krijgen. „Een psycholoog, maar ook een maat schappelijk werker kan ermee aan de slag". Al die ogenschijnlijk normale mensen echter die buiten genoemde cir cuits hun ingebeelde lelijkheid als een loden last met zich meetorsen? Kunnen zij. Baardmans boek bij de hand, zich zelf helpen? „Nee", antwoordt de jonge doctorbeslist. „Dezulken zouden er goed aan doen naar de hulpverlening te stappen en hun ongenoegen aan te mel den. Ik ben niet tevreden over mijn ui terlijk - dat is wis en waarachtig een le gitieme klacht". PIET SNOEREN prijs, de keizerskroon. „Onze club heefl al vijftien keizers gehad", gnuift Krijnen, en uit de toon waarop hij dat zegt valt op te maken dat dat niet mis is. Premies De ruiters stellen zich op, en galopperen nu bij toerbeurt onder de galg door, waar het voor, deze dag gekozen ganze- lijk hardnekkig weerstand biedt. Kreten van omstanders en premies van de plaatselijke middenstand moedigen hen aan. Zelf rijden ze met een promillage dat voor een gewoon voertuig te hoog zou zijn. De Sportduif, het Nieuw Volkshuis en De Koerei, allemaal met uitzicht op de Solft, beleven toptijden. Fons Krijnen glimt: „Wie dit een keer gezien heeft, komt altijd terug. Zeg nu zelf, dit zou in Holland niet mogelijk zijn. En ik voorspel je: als we straks in Stabroek om de keizerskroon rijden, kun je daar over de koppen lopen - óók van Hollanders." FRANS BOOGAARD den ze in wat ze rondom hen heen als overheersend waarnemen. Ik bedoel: in een tijd met veel nadruk op intellectuele prestaties zullen ze geneigd zijn zichzelf stom te vinden. Op dezelfde manier beelden ze zich nu in dat ze lelijk zijn. En aangezien ze hun lijf amper kennen, is dat niet zo moeilijk". Waan De crux echter, want men kan het ook dieper zoeken. Dat diepzinnige citaat uit Shakespeares Midzomemachtdroom, luidende: „Aan al wat lelijk en niets waardig is, leent liefde schoonheid en betekenis". De vondst stemt Baardman tot enthousiasme. „Inderdaad. Het meis je uit de groep dat zichzelf spuuglelijk vond, maar in de ogen van die verliefde jongeman een droomprinses was. De spijker op de kop. Iemand die zichzelf inbeeldt lelijk te zijn, zou je kunnen zeg gen, hóudt niet van zichzelf. En omdat hij niet van zichzélf houdt, denkt hij dat anderen ook niet van hem kunnen hou den. Brengt hij zichzelf in de waan dat ze hem lelijk zullen vinden. Een heel akelige cirkelgang. Als je jezelf inbeeldt lelijk te zijn, ligt de wanhoop constant op de loer". Het hoeft trouwens niet altijd om lelijk heid te gaan. Baardman herinnert zich uit de vakliteratuur het voorbeeld van een advocaat die zichzelf inbeeldde dat hij een te jeugdig uiterlijk had, bijna het tegendeel van lelijkheid. „Daar zat hij verschrikkelijk mee. Hij maakte deel uit van een maatschap, maar hij durfde bij na geen cliènten aan te nemen uit vrees dat ze zo'n broekje niet serieus zouden nemen, en vervolgens schaamde hij zich weer voor zijn collega's omdat hij zo weinig geld in de maatschap binnen bracht. De psychiater in de kliniek waar hij hulp zocht, heeft toen een aantal wil lekeurige stafleden laten opdraven en ge vraagd: geef eens een politiesignalement van deze man zoals je zou doen in Op sporing Verzocht. Wat gebeurde? Ze schatten hem gemiddeld op 37,2 jaar, nota bene een stuk ouder dan hij in wer kelijkheid was. De opluchting van die advocaat. Zo eenvoudig kan een thera pie dus in wezen zijn". Afschuwelijk lot Maar een voorbeeld als dit moet men in de vakliteratuur met een lantarentje zoe ken. Zeker, lelijkheid, laat staan inge beelde lelijkheid, komt in wetenschappe lijk onderzoek slechts uiterst sporadisch aan bod, heeft Baardman ervaren. „Ja, over de dysmorfofobie staat het een en ander te boek, dat is een ziekelijke angst voor misvormingen. Maar daar ging het mij niet om, want dat hadden mijn pa- tiénten niet. Wat ze hadden was de over tuiging dat hun lichaam een afwijking vertoonde die er helemaal niet was. Een ingebeelde afwijking, ieder ander kon dal in één oogopslag zien. Maar zelf er voeren ze het als een verlammende reali teit, de kromme rug. de spillebenen, het platte achterhoofd, de spataderen die er niet waren. Verlammend, letterlijk. De ingebeelde lelijkheid bij mijn patiënten was zo overheersend en de onvrede met het eigen uiterlijk zo ernstig dat commu niceren soms onmogelijk was geworden. Contacten met anderen vielen weg. Een relatie, vrijen, liefde was er niet bij. Vaak hadden ze geen baan omdat ze de moed misten te solliciteren. Zo'n lelij kerd is totaal op zichzelf teruggeworpen. Hij heeft geen werk, geen partner, geen vrienden, geen leven. Een afschuwelijk lot". Zoals gezegd kwam Baardman het syn droom van de ingebeelde lelijkheid bij toeval op het spoor. Dat ging zo. „In die psychiatrische kliniek Veluweland had ik een afscheidsgesprek met een patiént die na een langdurige opname eindelijk naar huis kon. Laat ik hem Huib noe men. Op de drempel zei Huib: „Heb je je al die tijd niet verschrikkelijk aan mij geërgerd?". Ik: „Geérgerd, hoezo?". Huib: „Nou, geérgerd over mijn uiter lijk". Ik wist niet wat ik hoorde. Ik had hem qua uiterlijk juist altijd volstrekt normaal gevonden. Achteraf bezien een klassiek geval. We hadden hem behan deld voor agorafobie, dat is pleinvrees, en nu bleek zijn schuwe gedrag opeens voor een groot deel veroorzaakt te zijn door zijn ingebeelde lelijkheid. Een mis ser van mij, o ja. Al die tientallen uren in de therapiekamer had Huib braaf naar mij zitten luisteren,-maar ondertus sen was hij totaal geobsedeerd geweest door zijn uiterlijk. Hij had een klacht méér dan ik als psycholoog wist". Stelselmatig Behoorlijk dwars gezeten door deze me dische misser ging Baardman te rade bij collega's in de kliniek. Of zij bij patiën ten stelselmatig nagingen of die soms vonden dat er iets abnormaals aan hun uiterlijk was. Nee dus. Niemand die ooit een vraag in die richting had gesteld. Baardman bleek een totaal nieuw onder zoeksveld aangeboord te hebben, met een promotie tot doctor in de psycholo gie aan de horizon. Maar waarom brach ten de patiënten zelf hun lelijkheid nooit ter sprake? En hoe verklaarden ze het dat ze door anderen nooit over hun ui terlijk onderhouden werden? „Ingebeel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 26