„Motorrijden is leuk en ontspannend" B] Amerikaans ruimtewonder WEGWIJS KAMERLID WIM VAN DE CAMP ZIT BOVENOP Z'N HOBBY: ,Laat me in vredesnaam in - m'n Cw-waarde" Op niveau VRIJDAG 17 MAART 1989 PAGINA 11 DEN HAAG - „Nee, naar een po litieke bijeenkomst ga ik nooit met de motor. Het gemiddelde ver wachtingspatroon is toch dat een kamerlid zich niet per motor ver plaatst. Bovendien kan ik in de trein rustig zitten en een spreek beurt beter voorbereiden". Het jonge CD A-kamerlid Wim van de Camp laat ook zijn tweewieler in de garage staan als hij een open jongerencentrum bezoekt. „Ik zou' mijn motor daarvoor niet willen misbruiken". Als Van de Camp opmerkt dat hij de enige motorrijder is die kamerlid is, is het even stil. Onmiddellijk herstelt hij zich: „Ik ben voor zover ik weet, het enige kamerlid dat motorrijdt". Een ver klaring hiervoor heeft hij wel. „Motorrij den doe je tot je veertigste jaar en het gemiddelde kamerlid is die leeftijd ruim schoots gepasseerd". Van de Camp is zelf 35 jaar oud. Als de fotograaf is gearriveerd, rijdt de CDA'er heel voorzichtig zijn zwart-grijze motor uit de garage. Met enige moeite manoeuvreert hij de Suzuki GSX-R1100 in de juiste positie. De 239 kilo zware motor is een kolossaal gevaarte, zeker als daar Van de Camp met zijn nietige postuur naast staat. Voertuig en bezitter glimmen in de milde voorjaarszpn. De machine wordt door het kamerlid ver troeteld als een kind. „Na een ritje in de regen poets ik de zaak weer op. Dat kost je dan tien minuten, maar je ziet het re sultaat. Overigens sleutel ik zelf niet aan de motor. Daar heb ik de tijd en de ken nis niet voor". Motorbladen Terug in zijn huis haalt Van de Camp zijn motorbladen, die keurig naast de talloze kamerstukken zijn opgeslagen, uit de kast en maakt met veel woorden duidelijk waarom de Suzuki onlangs is aangeschaft. „Ik zag de zwart-grijze mo tor op een beurs in West-Duitsland en de combinatie sprak me onmiddellijk aan, want ik houd niet van schreeuweri ge kleuren. Maar toen ik bij het Haags Motorcentrum deze kleur bestelde kreeg ik te horen dat de motor niet in Neder land verkrijgbaar was. Ik heb gelijk dui delijk gemaakt dat het öf die kleuren combinatie was öf geen koop. Uiteinde lijk heeft de Nederlandse importeur er een aantal naar ons land gehaald". Motorrijders veranderen regelmatig van voertuig. Ook Van de Camp heeft in de afgelopen zes jaar een viertal motoren versleten. „In deze hobby is dat een nor male zaak. Ook ik rij graag perfect voor aan met moderne apparatuur. Ik kick op dat geavanceerde motorspul". Regelmatig gaat de import-Hagenaar op zondagmiddag naar het Zwarte Pad in Scheveningen. „Dat is de „motor-mee- ting-place" van Den Haag en omstreken. In de zomer is het niet vreemd als 300 rijders richting het Scheveningse strand trekken om elkaar te ontmoeten en hun nieuwe motoren te showen. Iedereen is daar anoniem; de enige binding is de motor. Je treft daar van alles: advocaten, nette huisvaders, stoere bierdrinkers. Ie dere week is het weer nieuw. Er zijn an dere motoren en ook het weer heeft ie dere week een verrassing in petto. Voor mij is het ontspannend en leuk om heel andere mensen dan in de politiek te ont moeten". Dezelfde sfeer treft hij ook aan bij zijn jaarlijkse bezoek aan de TT in Assen. ,rHet is een geweldige ambiance, met 10.000 andere motorrijders bijeen. Je ziet daar ook de nieuwste spullen. Voor al de Duitsers hebben meer geld en dus het nieuwste van het nieuwste". Vrije jongens Zijn voorliefde voor motoren begon voor Wim van de Camp op 16-jarige Het Tweede-Kamerlid Wim van de Camp vertelt vanaf zijn zwart-grijze Suzuki GSX-R1100: „Ik bewonder degenen die de motor voor het woon-werkverkeer gebruiken. Alleen het aan- en uittrekken van de kleding is al een hele opgaaf. Als ik voor de keus zou komen te staan, denk ik dat ik zou bezwijken voor de verleiding van een auto". FOTO: CEES VERKERK leeftijd. De sfeer, de snelheid en de tech niek maakten grote indruk. „Dat praten over eikaars motoren en het idee dat je erop uit kunt trekken, spraken mij enorm aan. Je kent dat wel: het vrije- jongensgevoel". Toch zou het nog enkele jaren duren voordat de droom werkelijkheid werd. Een brommer was voor deze Brabander niet weggelegd, omdat de school in de buurt van het ouderlijk huis stond. Later tijdens zijn studie ontbrak het geld om aan de dure hobby te kunnen meedoen. Pas bij het betrekken van zijn eerste baan in Den Haag werd het voor Wim van de Camp mogelijk om het motorrij bewijs te behalen en een heuse machine aan te schaffen: een Kawasaki. Op zijn dagelijkse weg naar het Haagse Binnenhof verplaatst de CDA-politicus zich door weer en wind per fiets. Als hij buiten de residentie zou wonen, is het nog maar de vraag of hij de motor zou nemen. „Ik bewonder degenen die de motor voor het woon-werkverkeer ge bruiken. Alleen het aan- en uittrekken van de kleding is al een hele opgaaf. Als ik voor de keus zou komen te staan, denk ik dat ik zou bezwijken voor de verleiding van een auto". Stilstaand bij het toenemende filepro bleem is het CDA-kamerlid resoluut: „Wat mij betreft zijn er in het westen te veel auto's op de' weg. Ik ontzeg nie mand zijn of haar auto, maar het zou een goede zaak zijn als de openbaar-ver- voersverbindingen snel worden uitge breid. Bedwang Motorrijden is een gevaarlijke bezigheid. Van de Camp: „Ik raad het af om on middellijk met een grote motor te star ten, want het vergt nogal wat moeite om het materiaal te beheersen. Ik heb zelf al de grootste moeite om die 239 kilo in bedwang te houden". Daarbij komt dat het vermogen van zijn nieuwe Suzuki zo groot is, dat de maximum-snelheid dicht bij de 300 kilometer per uur ligt. Van de Camp heeft het voertuig daarop nog niet getest. „Nee, de eerste 800 kilometer mag je de motor niet zwaarder belasten dan 5000 toeren, hetgeen ongeveer over eenkomt met 120 kilometer per uur. Volgens de Nederlandse wet zou dat im pliceren dat ik niet verder hoef in te rij den. Maar binnenkort hoop ik toch 7000 toeren te halen. Overigens heb ik die motor niet voor het snelle rijden. Maar ik vind het leuk om in Duitsland even koffie te gaan drinken. En over de grens mag je onbeperkt rijden". LUCAS BOLSIUS CHRYSLER VOYAGER SCOORT OOK IN EUROPA >241ï Er is iets fout met de Cw-waarde van mijn auto. Hel was mij nog niet opgevallen, maar een publicatie over dit onderwerp in de kranten en een reclamefolder van mijn dealer ^hebben dit nieuwe probleem aan de orde gesteld. Sterker nog. als ik niet snel het nieuwe type koop van het merk en model dat ik nu bezit, verbruikt mijn voertuig onnodig veel brandstof en belast ik („Ja. U", aldus de folder) onnodig het milieu. Nou wist ik eerst niet eens wat een Cw- waarde was, laat staan dat miin wagen zoiets bezat. En dat er dan ook niet veel van deugde, dat was dan helemaal onbegrijpelijk voor me. De Cw-waarde schijnt in ae vorm van een getalletje achter een komma of een punt de mate van luchtweerstand van je auto weer te geven. Metingen daarvoor worden verricht in een windtunnel, waar technici met behulp van computers de luchtstroom kunnen afremmen, versnellen en ombuigen. Hoe gestroomlijnder je wagen, hoe lager je Cw. Bij mij hoefde ik kennelijk niet laag te kijken, want mijn Cw'tie zat te hoog. Toch kom ik altijd overal op tijd aan. Geen luchtweerstand heeft mijn trouwe vierwieler er ooit van kunnen weerhouden daar te arriveren waar ik mijn zinnen op had gezet. Maar fraai gestroomlijnd is-ie inderdaad niet, want ik kan er moeiteloos kaarsrecht in gaan zitten. Aan de wielbasis is hel ook al fout en de spoorbreedte is een giller. Verder zijn de koplampen niet weggewerkt in de carrosserie en steken zelfs mijn portiersloten een decimeter uit. Spiegels, bredere banden, geopende ramen, bijna alles beïnvloedt ae Cw-waarde negatief. Tien procent minder luchtweerstand scheelt vijf procent brandstof, globaal gesproken. Blijft de vraag: moet ik een Cw- waardevollere wagen aanschaffen? Ik denk het niet, ten minste in mijn geval hoeft het niet. Ik rij alleen elke dag door de stad van huis naar m 'n werk en terug. Dat is bij elkaar 18 kilometer. Mijn boodschappen doe ik om de hoek, dus lopend, en met vakantie pak ik de trein of het vliegtuig. Al die tijd staat mijn ongestroomlijnde jongen in de garage elke confrontatie met de afremmende lucht uit de weg te gaan. En tijdens het woon-werkverkeer olijven wij tweeën altijd zo verscholen achter dikke rijen vrachtwagens en grote personenauto's, dat ook aan geen enkele betere Cw- waarde het brandstofverbruik zou kunnen drukken. Eén verbetering op zich hoeft dus niet voor iedereen een verbetering te zijn, al botst dat met de adviezen en aanprijzingen van elke fabrikant, importeur of dealer. En veel consumenten trappen erin: „De nieuwe X. Nu met bla, bla, bla... Hé vrouw, kijk eens. roept dan menig echtgenoot, en hup inruilen die verouderde bak (de auto). Vernieuwen mag dan horen bij de creatieve geest van de mens, af en toe wil je ook wel eens liever gewoon tevreden zijn met wat je hebt. En dan komen al die aanbiedingen zeer ongelegen. Wie niks wil kopen moeten ze in hun Cw- waarde laten, dat is mijn gestroomlijnde mening. Ben ik alleen nog benieuwd wat die C en die arme kleine w betekenen. STEPHANIE R. OOM-LIJN plezier van. Een ouderwetse „dweil" is het echter helemaal niet, technisch ge zien zit de auto prima in elkaar en is hij verrassend goed afgestemd op wat we in Europa zo gewend zijn. De uitrusting is vrij rijk en de afwerking is eveneens goed verzorgd. De voorstoelen lijken erg vlak, maar je zit er toch heel goed in; de achterbanken echter zijn uitgesproken bol en bieden dus nul-komma-nul zijde lingse steun. Zo zitten er heel wat merk waardige trekjes in de auto, het ene wat lastiger dan het andere. Veel daarvan is op te lossen door de nog luxueuzere Voyager 3.0 LE te kiezen, waarlijk een rijdend paleis. Dan moet wel fors in de buidel getast worden, helaas. Bijna zestig mille kost die LE, tegenover 47 mille voor de (technisch identieke) SE die we testten. Het prijsverschil met de 2.5 SE viercilinder is al veel minder drama tisch, die is slechts vijf mille goedkoper en heeft dan ook nog handschakeling (vijf versnellingen) in plaats van een au tomaat. Als het even kan de 3.0 SE kiezen dus) Is die ten opzichte van de concurrentie zijn geld waard? Hij is duurder dan een nieuwe Nissan Prairie (kost veertig mil le), maar veel ruimer en krachtiger ge motoriseerd. Een Renault Espace biedt nog meer mogelijkheden, doch komt in de simpelste versie al op 51 mille. En de vergelijking met een gewone auto? Wel, een Voyager is natuurlijk veel aparter en ruimer, heeft alles bijeen zeer acceptabe le rij-eigenschappen met daarnaast de af werking en uitrusting die je in deze prijs klasse mag verwachten. Wie het ruim ziet probeert het eens, met het risico dat je meteen verkocht bent. PETER FOKKER Van alle Amerikaanse merken meende Chrysler de beste papieren te hebben voor marktuitbreiding naar Europa, omdat men de meest Europees gelijnde modellen had. Nu het merk hier een goed jaar aan de weg timmert blijkt echter, aldus de importeur, dat nu juist het meest typisch Amerikaanse model het beste verkoopt. Dat is de Voya ger, dat ook in de VS een door slaand succes is. Het is een ruimte- auto, een concept waar men in Eu ropa niet zo aan wil. Wie wel durft mag rekenen op veel belangstelling en een nieuwe kijk op auto's. In de VS rijdt men anders auto dan hier, vandaar ook dat daar andere autocon cepten aanslaan. Al lang schaamt nie mand zich om in een „van" (personen- busje) of een pick-up te rijden; sterker nog, zulk soort auto's is in bij de jeugd en heeft dus een jong, begeerlijk image. Van daar is het een logische stap om een „van" te maken die helemaal gespeciali seerd is op het gebruik als privé/gezins auto, met de rij-eigenschappen van een gewone sedan. Hetzelfde idee als een Nissan Prairie of Renault Espace, kun je zeggen. Of die modellen nu als stamva- dër aangewezen moeten worden dan wel de Amerikaanse „van", dat is een punt van discussie. Zeker is dat de Chrysler Voyager een heel eigen karakter heeft; Euro-Amerikaans is de beste omschrij ving. Oceaan beenruimte Daar we aan het idee van een ruimte- auto al wat gewend zijn, is de eerste blik in het Voyagerinterieur geen absolute verrassing meer. Typisch Amerikaans is het ontbreken van een middenconsole, waardoor een oceaan van beenruimte bij de voorstoelen aanwezig is. Tussen die stoelen door kun je redelijk makkelijk naar achter doorsteken; de interieur- hoogte is zodanig dat je er gebukt in kunt lopen. Dan kom je bij een twee- tot driepersoons bank, waarlangs je nog ver der kunt lopen naar een tweede, even grote achterbank. Die kost wel 1000,- extra. De achterste bank heeft een om- klapbare leuning en lengteverstelling; neemt men geen tweede achterbank, dan kan de eerste makkelijk verder naar ach ter gemonteerd worden. De verstelbaar heid van de derde bank dient natuurlijk om de gekrompen bagageruimte te kun nen variëren. Het lijkt niet veel, die spleet tussen derde bank en achterklep, als je het van binnenuit bekijkt. Teruglo pend kun je naar buiten door de schuif deur (alleen rechts is een achteruitgang). Best handig als je op een volle parkeer plaats staat, zo'n schuifdeur, die boven dien een -riante instap biedt. Openslaan van de enorme achterklep vraagt wel wat vrije ruimte, helaas ook nogal wat spierkracht. Dan blijkt bij werkelijke be lading die ruimte achter de derde bank nog verrassend veel te kunnen bevatten. Nog een nadeel: de bagage blijft zicht baar, een afdekhoes is er niet (ook niet als extra). Verschuiven van de achterste bank kan ook nog, beenruimte is er toch voldoende in het achtercompartiment, en desnoods haal je één of beide banken er makkelijk uit. Voorin zit je helemaal als een vorst, in stoelen met opklapbare armsteunen. Het wonderlijkste is echter dat de Voyager helemaal niet groot is. Door de hoge zitpositie blijft het lijken of je met een forse bestelwagen rijdt; fei telijk gaan de buitenmaten (behalve de hoogte dan) die van een gewone Europe se middenklasser niet te boven. toonbeeld van rust De Voyager wordt in zijn goedkoopste versie geleverd met een 2.5 liter vierci linder motor, die redelijk presteert maar niet erg stil is. Veel aantrekkelijker is de drieliter zescilinderversie die wij reden. De motor drijft overigens de voorwielen aan, dat schept extra binnenruimte. De zespitter kan niet anders dan gekoppeld worden met een oer-Amerikaanse auto maat. Die beschikt over slechts drie ver snellingen, met overbrugging van de koppelomvormer in de hoogste versnel ling. De schakelhendel zit aan de stuur- kolom, een lange chroompook. Het eni ge wat je erop tegen kan hebben is dat het er anders uitziet dan we gewend zijn. De zespitter en automaat werken voor beeldig samen. De motor kent een enor me souplesse en is muisstil bij gematigd toerental. De automaat schakelt niet mooi soepel in, maar na die eerste han deling voor het wegrijden is alle leed ge leden. De aandrijfeenheid zorgt voor uit stekende acceleratie en uiterst rustge vend kruisen met flinke snelheid en toch laag toerental. Voeg daarbij een ouder wets sterke stuurbekrachtiging en je hebt achter het stuur nauwelijks meer iets te doen. Het windgeruis valt enorm mee, je verwacht immers van zo'n niet erg ge stroomlijnd ogende doos op dat punt het ergste. Het veercomfort mag er eveneens zijn. De vering is soepel, maar niet zo week als we van vele Amerikanen ge wend zijn. Kortom, het rijden in de Voyager is een soort vakantie in vergelij king met het gebruikelijke autorijden. Opmerkelijk Het dashboard van de Voyager heeft zo zijn voors en tegens. Er zit gelukkig wei nig chroom op en wel veel meters. Di verse knoppen zijn wat ver weg geplaatst maar goed verlicht. Alleen de asbak is niet verlicht, de erbij geplaatste aanste ker evenmin, dus 's avonds niet roken. Op het eerste gezicht ontbreken bergvak- ken volledig; er is geen dashboardkastje, geen aflegplank, helemaal niets. Ja, plaats voor twee bekers of colablikjes, en wel twee vakken met deksel op de ach- terwielkasten. Het „dashboardkastje" blijkt zich onder de rechterstoel te be vinden en heeft zelfs een slot. Toch wa ren kaartenbakken in de portieren zeer welkom geweest. Raar is ook dat het dashboard met al zijn meters geen klok rijk is. Overigens is de uitrusting niet ka rig: twee elektrisch bediende spiegels, elektrische afstandsbediening voor het achterklepslot en de deursloten. Centrale deurvergrendeling is het niet helemaal, want het werkt niet op het portierslot zelf; je moet eerst met een knop in de armsteun op het portier alles vergrende len, goed opletten of je de sleutel wel in je zak hebt en dan de deur dichtslaan. Nog zo'n Amerikaanse rariteit is dat de rolgordels niet van harte rollen; als je wat beweegt gaat de gordel steeds losser zitten, om de zoveel tijd is het wel zo veilig om de gordel even nog verder los te trekken en dan te laten schieten, zodat hij weer strak aanligt. Onbegrijpelijk dat zoiets in Amerika mag, zelfs doodnor maal is, want een loszittende gordel is per se niet veilig. De sterke stuurbekrachtiging is in de stad natuurlijk ideaal, daarbuiten mis je toch wel wat gevoeligheid. Op zich rea geert de besturing trouwens wel precies De Chrysler Voyager wordt in zijn goedkoopste versie geleverd met een 2.5 liter viercilinder motor, die redelijk presteert maar niet erg stil is. Veel aantrekkelijker is de drieliter zescilinderversie. De motor drijft overigens de voorwielen aan, wat extra binnenruimte schept. FOTO: PR en is de wegligging helemaal niet kwaad. De hoge zitpositie en het vrij nadrukke lijk overhellen in bochten moedigen niet aan, maar als het moet kan de Voyager wel snel een hoek om. De capaciteit van de remmen lijkt niet overbemeten voor een auto van 1500 kg. De verwarming heeft ook wat moeite met het forse inte rieurvolume. Het brandstofverbruik kan vanzelfsprekend niet echt laag zijn. Wanneer de auto met een passende (ge lijkmatige, niet noodzakelijkerwijs trage) rijstijl bereden wordt zit er 1:9 in, en dat valt dan toch niet tegen naar verhou ding. Als je even wil proberen of-ie echt nog 170 km/h haalt loopt het verbruik wel heel drastisch op, dat spreekt. Over het geheel genomen vraagt de Chrysler Voyager om erkenning van zijn Amerikaanse karakter met een bijpas sende rijstijl - dan heb je er het meeste CfiidócSouAont

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 21