1
mal
Ie
Boekenweekgeschenk eerbetoon aan de volwassen lezer
'Geestelijk
testament'
gênante
oudemannenpraat
Vrouwtjes
Sluikstoker
'DE ZWAARDVIS' KNAP VERHAAL VAN HUGO CLAUS
Kruisiging
Grens
'Voorval' - klein, spannend
boekje van Mulisch
De wereld ontdekt
via de film
'CeidócSouAcmt
Ophef over brievenboek Ward Ruyslinck
BRUSSEL - „Broeder Geus, ik
ben vandaag niet in de stemming
om bergen te beklimmen en op ijle
hoogten te bivakkeren. Ik zou
veel liever van alles willen uitvin
den om de complete ontaarding
van onze soort te voorkomen
Soms denk ik, vriend Aarnout, dat
we ijlings naar nergens gaan, dat
we in een stroomversnelling terecht
zijn gekomen die ons regelrecht
naar de laatste, fatale waterval
voert".
Met die weinig opwekkende, maar wel
typerende zinnen begint de bekende
Vlaamse schrijver Ward Ruyslinck zijn
boek 'IJlings naar nergens', dat 9 maart
bij Manteau verschijnt. Broeder Geus,
verderop vriend Aarnout, is de Vlissing-
se neerlandicus Aarnout de Bruyne, aan
wie Ruyslinck (pseudoniem voor Ray
mond De Belser) tussen 7 juli 1984 en
12 maart 1988 een groot aantal brieven
schreef. De bundeling daarvan en van
nog een paar fictieve wordt door Man
teau gepresenteerd als Ruyslincks „gees
telijk testament", waarin hij „verder dan
ooit zijn nek uitsteekt" en „heilige huis
jes niet ontziet". Inderdaad is in Vlaan
deren rond het boek al een klein stormp
je opgestoken. Logisch, omdat Ruyslinck
gevestigde en kennelijk door hem gehate
collega's als Harry Mulisch, Hugo Claus
en Jeroen Brouwers ronduit van plagiaat
en ideeënroof beschuldigt, feministen en
hem onwelgevallige critici als hersenloze
wangedrochten afschildert en er in zijn
blinde woede geen been in ziet personen
op wie hij zijn giftige pijlen richt te pak
ken op hun uiterlijk of familienaam, en
desnoods op allebei. Zo is de wellicht in
Nederland wat minder bekende Mare
Reynebeau, medewerker van het Vlaam
se weekblad Knack, niet „rein" en niet
„beau", maar blaast deze „kleffe slijm-
bal, deze sinistere hybride" zijn lezers
zijn „vuile adem, veroorzaakt door zijn
rottende draketanden", in het gezicht.
Reynebeau, volgens objectievere waar
nemers een niet onverdienstelijke jour
nalist en schrijver, waagde het ooit een
boek van de meester te kritiseren, en
wordt enkel en alleen om die reden op
deze buitengewoon lage en a-collegiale
manier onderuitgehaald. En dat vergaat
velen zo, meer dan tweehonderd pagi
na's lang.
Een interessante vraag is wat Ruyslinck
kan hebben bewogen tot het etaleren van
zoveel frustraties, vaak ontaardend in
platte scheldpartijen die met polemiek
niks te maken hebben. Hij bewijst er
zichzelf geen dienst mee, maar zou bo
vendien lezers in Nederland (ten onrech
te) ook voor andere Vlaamse auteurs
nog kopschuw maken. De problemen die
een overgroot deel van hen ondervindt
om op de Nederlandse boekenmarkt
door te dringen zijn bekend. Hun
Vlaamse dialect wordt niet serieus geno
men, Nederlandse uitgevers spannen
zich niet in om hun boeken te promoten
en zodoende komen zij (enkelingen als
Lampo en Claus daargelaten) boven de
rivieren niet aan de bak. De vraag is of
die discriminatie, die trouwens al een
stuk minder is geworden, een dergelijke
vuilspuiterij rechtvaardigt en of die bij
Ruyslinck, die zich wèl sterk onderge
waardeerd voelt, voorop heeft gestaan.
Juist hij mag zich over belangstelling in
Nederland niet beklagen. Zijn 'Wierook
en Tranen' en 'Verliefde Akela', zijn
'Ontaarde Slapers' en 'Paardevleeseters',
zijn 'Golden Ophelia' en 'Sloper in het
Slakkehuis', om maar een paar van zijn
bekendere titels te noemen, zijn op veel
middelbare scholen verplichte kost, zo
dat op dat gebied de Kempense oud-ge
meenteambtenaar minder reden tot fru
stratie heeft dan massa's schrijvers uit
Vlaanderen wier werk inderdaad de
grens bij Wuustwezel niet overkomt als
ze niet zelf een boek in hun koffers
meesmokkelen. Hoe dan ook, klagen in
het luchtledige is het enige wat Ruys
linck doet, onafgebroken, 242 pagina's
lang. Over de doorgeschoten tolerantie
in Nederland, die tot kraken en drugs-
vergiftiging heeft geleid. Over de femi
nisten, „die parttime piemelvreetsters",
die maar niet begrijpen dat hij niks te
gen de „vrouwtjes" heeft. Over de Jeho
va's Getuigen, „die zemelachtige zelo
ten, die ongevraagd God thuis bezor
gen". Over de knullige stickers op au
to's, de rijkswacht die zijn zoon oppakt
als die na een mislukt huwelijk amok
maakt bij zijn schoonouders; over de
buurvrouw die herfstbladeren in zijn
tuin gooit. En over de door een aantal
kiezers gehonoreerde politieke aspiraties
van het Italiaanse pornosterretje Ciccio-
lina, kenmerkend voor „de stuiptrekkin
gen van een amorele maatschappij die
de uitdaging niet als een protest tegen de
ontaarding en de ontluistering hanteert,
maar als een middel om de anarchie te
vestigen". Kortom, van de hele wereld
deugt niks, en zeker van de literaire we
reld niet.
Jeroen Brouwers, die „lepe lefmaker" en
„met schrijfmicroben besmette, megalo
mane amokmaker", de „stroper en sluik
stoker" Harry Mulisch en de rest van
het „kleptomane lettervolkje" waartoe
ook Claus behoort ontbreekt het aan ta
lent, en dus jatten ze er maar op los:
„Naar mijn gevoel heeft het nooit zo
hard naar rottend aas en het zweet van
anderen gestonken als de laatste jaren".
Alleen Willem Frederik Hermans is een
creatief en origineel schrijver, naast na
tuurlijk Ruyslinck zelf: een „wonderkind
en vroegrijp talent", een „aan waarheid
verslaafde junk", die een novelle schreef
„waarin zich volgens mijn vader .mijn
bijzondere begaafdheid openbaarde",
maar die toch zelf nog versteld staat van
zijn onuitputtelijkheid: „Ik ben een en al
gisting en gereed om te worden ontgon
nen". Die er zich „ziek van ergernis"
een pagina lang over opwindt dat schrij
vers vandaag de dag in interviews, talk
shows en andere publieke optredens al
leen maar bevrediging zoeken voor hun
ongeremde ijdelheid, maar die vier pagi
na's verder trots als een pronkzieke
pauw opmerkt: „Moet je mijn agenda
zien: de voorstelling van 'Stille waters'
in Antwerpen en Amsterdam, acht lezin
gen, interviews. Vers voor de Pers, de
Antwerpse boekenbeurs, de Academie,
j ury vergaderingen"
Ruyslinck, en dat staat vast, heeft zelf de
ideeën noch stijl voor zijn jongste boek
elders gegapt, want de zeurderige, zelf
voldane, genante en pedante oudeman
nenpraat die hij in 'IJlings naar nergens'
als literatuur verkoopt, verschijnt
maar zelden in gedrukte vorm. Het moet
met de bejaardenvoorzieningen in
Vlaanderen slecht gesteld zijn als derge
lijke zielepoten thuis aan hun lot worden
overgelaten.
FRANS BOOGAARD
Ward Ruyslinck„IJlings naar nergens:
ontboezemingen aan een boezemvriend".
Uitgave: Manteau, prijs f 29,90.
ZATERDAG 4 MAART 1989 PAGINA 29
Het minste wat je van het Boeken
weekgeschenk 1989 kunt zeggen is
dat Hugo Claus een klein meester
werk heeft geschreven ter gratis
verspreiding onder de Nederlandse
boekenkopers. Een knap gecon
strueerd verhaal, dat vele facetten
vertoont, die heel evenwichtig en
in grote onderlinge spanning bijeen
zijn gebracht. Maar met die consta
tering geef je eigenlijk te weinig
idee van de betekenis die dit boek
je, 'De zwaardvis', heeft. In het
werk van Claus en in de geschiede
nis van de Boekenweek - en daar
mee van het Nederlandse Boek.
In 'De Zwaardvis' gaat het over een paar
bewoners van een kleine Westvlaamse
gemeente, een dorp. Steeds staat een an
dere persoon centraal, zodat ook steeds
het vertelperspectief en de tijd wisselt.
Dat gebeurt overigens op een heel orga
nische en bijna onopvallende manier,
wat al een norm van vertelkunst mag
heten. Een aantal gebeurtenissen, die
zich voornamelijk op dezelfde dag afspe
len, leiden onafhankelijk van elkaar tot
een reeks van schokkende en onver
wachte heftigheden.
Er is een jongetje van een jaar of zeven,
Maarten, dat in de boomgaard van zijn
ouderlijk huis speelt op die middag. Hij
loopt rond met een groot houten kruis
en imiteert een tv-film, waarin de kruisi
ging van Christus werd vertoond, dit
met allerlei onbegrepen details en met
een aantal verzinsels en aangeleerde toe
voegingen. Daarover straks meer. Zijn
moeder leeft in dat grote, rijke huis al
leen met hem. Zij heet Sibylle en is door
haar man verlaten, om onbegrijpelijke
redenen. Haar moeder komt deze dag op
bezoek. Een verlopen figuur, een dron
kelap uit de buurt, doet klusjes in huis
en tuin. Deze Richard was ooit veearts,
maar is aan lager wal geraakt, omdat hij
vrouwen aan een abortus hielp, die door
de officiële heren artsen geweigerd werd.
Dan zijn er nog het hoofd van de school,
zijn vrouw en een onderwijzeres. Het
schoolhoofd heeft een „declamatorium"
gemaakt, dat hij met een koor aan het
repeteren is voor een binnenkort te hou
den uitvoering. Dit poëtisch-muzikale
werkstukje heet „Cybele" en de daarin
verscholen verwijzing naar de naam van
Hugo Clausschrijver van het Boekenweekgeschenk.
de moeder van Maarten, een van de
schoolleerlingen, is niet zonder reden. Al
schuilt cr ccn mythologische flater in die
verwijzing, die Claus met fijne ironie
aan de lezer overlaat.
Ook nog zijn er de politiemannen, die
de verlopen klusjesman verhoren, in
verband met een kennelijk heel ernstige
zaak. Claus laat niet na ook hen een heel
eigen, prachtig gemarkeerde persoonlijk
heid mee te geven. Zij treden reeds op in
de tweede van de dertien episoden die
het verhaal telt, zonder dat de lezer
wordt onthuld wat er aan de hand is en
waarom deze Richard zo hardhandig
moet worden verhoord.
Zelden is in een Boekenweek zo'n knap
verteld verhaal als geschenk meegegeven
aan de boekenkoper. Maar er is in dit
opzicht veel meer aan de hand: tot de
uitgave van dit geschenk heeft de CPNB
nooit zo'n volwassen en discussiabel
boekje cadeau gegeven. Dat geldt niet al
leen voor de onderlinge verhoudingen
is een duidelijke storing of een duidelijk
verstorend element: de obsessie van de
christelijke moraal. Een totaal ongenu
anceerd oordeel over zijn vader, zijn
moeder, de klusjesman, zijn schoolmak
kertjes vloeit daaruit voort. Hij kan het
niet over zijn lippen krijgen om de on
derwijzer met „Meester" aan te spreken,
zoals zijn klasgenoten. Hij rent - in zijn
kruisigingsspel - met het kruis door de
boomgaard. In de vijfde episode komt
dat tot een verschrikkelijke climax, die
nog maar een begin is van alle ellende
die nog komt: de hele traditionele
rooms-katholieke jodenhaat blijkt over
gebracht te zijn in die kinderlijke geest.
Maarten praat daar na wat hem, door
wie dan ook, op school is geleerd over
de joden, en dat is zo antisemitisch, ra
cistisch, ongenuanceerd als maar kan.
Nee, 'De Zwaardvis' is geen lief boekje.
De spelletjes van Maarten zijn niet ont
roerend aardig. Zo rent hij met een mes
door de tuin om een zwaardvis te spe
len, en dat loopt ook niet goed af. Zijn
mama vindt het allemaal onschuldig en
noemt zijn kruisigingsspelletje: „Carna
val spelen met een kruis". Zonder besef
van wat er gaande is.
FOTO: MARC DE WAELE
van de personages, voor hun kijk op het
leven en de manier waarop zij zich door
het leven slaan. Velen zullen echter aan
stoot kunnen nemen aan het verhaal of
aan aspecten daarvan. Met name religie
is een element waar Claus geen positief
geluid over laat horen, integendeel. In de
belevingswereld van de jongen, Maarten,
Begrip voor anderen en dat soort dingen
brengen deze personen in Claus' verhaal
niet op. Je krijgt als lezer en boekenko
per dus geen zoetsappig of lieflijk boekje
mee, zoals in het verleden wel ten ge
schenke werd gegeven, al mag je dat na
tuurlijk niet van alle uitgaven, zeker van
de laatste tien jaar, zeggen. Maar er ver
schuift toch iets meer dan dat er voor
het Boekenweekgeschenk naar betere li
teratuur gezocht wordt. Er lijkt weer een
grens overschreden: literatuur, ook die
van de Boekenweek, hoeft niet vriende
lijk te zijn voor wie leest. Liever niet,
moet je misschien wel zeggen. Om op
die basis een geschenk uit te geven, vergt
moed en volwassenheid. Dat is een feli
citatie waard, aan het adres van de uitge
ver, de CPNB, en de auteur, Hugo
Claus. En aan de lezer, die als zelfstan
dig denkend volwassene wordt beloond
voor zijn belangstelling voor boeken.
JAN VERSTAPPEN
Hugo Claus: 'De zwaardvis'. Uitgave:
CPNB. Boekenweekgeschenk 1989.
EEN VERHAAL VAN TWEE SECONDEN
„Buiten zag ik niets, pas
in de bioscoop maakte ik
kennis met begrippen als
kleur, beweging, ruimte,
tijd, verliefdheid, bedrog
en humor". Een regel uit
K. Schippers' 'Het witte
schoolbord', de speciale
uitgave in de Boekenweek
dit jaar. Een essay over de
invloed van de film op de
manier waarop de schrij
ver het leven ontdekte en
naar de werkelijkheid
leerde kijken via het bio
scoopscherm.
'Het witte schoolbord' is
in z'n beknoptheid (56 pa
gina's) opvallend rijk aan
materiaal. Het zou zelfs
de onderlegger kunnen
zijn van een complete
'Werdungs'-roman. Een
beetje overdreven, maar
het zit er allemaal in. De
ik-figuur, geboren „in het
jaar dat Mariene Dietrich
in Lubitsch 'Angel' aarzelt
tussen haar echtgenoot
Herbert Marshall en haar
minnaar Melvyn Dou
glas" (1938), zit nog „op
gesloten" in de huiskamer
die de wereld is en die
meer op de negentiende
eeuw lijkt dan op de twin
tigste. Na de oorlog barst
de door de bezetter onder
drukte filmstroom los en
bevrijdt hem: hij leert via
Technicolor-films een
kleur kennen die hij nooit
in de werkelijkheid gezien
heeft, hij raakt als 11-jari
ge geïntrigeerd door een
bepaalde blik van Lauren
Bacall en ontdekt later dat
dat nu verliefdheid is, hij
ziet de misverstanden van
Buster Keaton en die wor
den zijn toetsstenen voor
wat humor is.
Film en boeken - maar
vooral film - zijn de ven
sters waardoor Schippers
de werkelijkheid leert
zien. Ze leveren het me
chaniek tot ontsnapping
uit de donkere kamers,
vullen het onbeschreven
schoolbord van een blan
ke jeugd en de bouwste
nen voor de blik die de
schrijver K. Schippers la
ter kenmerkt: het gevoel
voor het absurde, de ach
teloze maar tekenende de
tails, voor het bestaan
van verschillende werke
lijkheden die in elkaar
kunnen schuiven (Tati,
Orson Welles, die - 'The
Third Man' - ook het
omslag siert). Bij lezing
van 'Het witte school
bord' zit je voortdurend
te reconstrueren hoe dat
bij jezelf eigenlijk zat.
Misschien het aardigste
effect van dit zeer leesba
re korte essay.
BERT JANSMA
K. Schippers: 'Het witte
schoolbord'. Uitgave:
CPNB/Querido, prijs
f4,95, oplaag 33.500, ver
krijgbaar vanaf 8 maart.
Hoeveel tijd kost het zes etages
omlaag te vallen? Volgens de wet
van de zwaartekracht nog geen
twee seconden. Die korte tijds
duur is de feitelijke inhoud van
een nieuw boekje van Harry Mu
lisch, het verhaal 'Voorval', een
uitgaafje van De Bijenkorf, dat al
les te maken heeft met de komen
de Boekenweek.
Hoofdpersoon van dit verhaal van
nog geen vijftig pagina's is een in
genieur, die werkt aan de bouw
van een futuristische wolkenkrab
ber, die tot de eenenzestigste etage
gevorderd is. Op pagina 15 van
het verhaal glijdt deze man uit, als
hij op de vijfenvijftigste etage vlak
aan de rand naar beneden staat te
kijken. Hij valt omlaag, tot hij
zo'n 35 pagina's later door de
storm weer binnenwaait op de ne-
genenveertigste verdieping. In die
tijd heeft hij in zijn vrije val aller
lei houdingen aangenomen, hij
heeft van alles geconstateerd wat
zich beneden voordeed en hij
heeft in allerlei flitsen van alles uit
zijn leven herbeleefd. In het laat
ste hoofdstuk betreedt hij de
bouwkeet, waar een vergadering
plaatsvindt van het bouwteam en
de directie. Daar durft hij niet te
bekennen wat hem is overkomen.
De doelgerichtheid en de precisie
van schrijven die het nieuwere
werk van Mulisch in zo'n sterke
mate bepalen zijn ook in 'Voor
val' nadrukkelijk aanwezig. Met
een geringe notitie wordt een sim
pel gebeuren een symbool, zoals
de hand van het hoertje, dat op de
vooravond van zijn val werd be
zocht door de ingenieur, een
vruchteloos avontuurtje overigens.
Zij woont in een bouwval nabij de
toren in aanbouw en steekt op het
ogenblik dat de held gaat vallen
haar hand uit het raampje om te
voelen of het regent. Op subtiele
manier krijgt dat gebaar een ver
volg en daarmee een betekenis.
Wat er allemaal naar boven
komt, tijdens deze val, dit voorval
- die val die voorafgaat aan de
echte val, de dood zelf - heeft de
absurditeit van de droom, de
nachtmerrie. Het stukgelopen hu-
boekenweekuitgave yank. schippers:
welijk; de onmogelijkheid om een
goede relatie te onderhouden met
de dochter, die dan ook naar de
Verenigde Staten is gevlucht; het
alcoholprobleem van de man. Ele
menten die een suggestie geven
van een middelmatig leven, vol
flaters en teleurstellingen.
Een knap verhaal, dit 'Voorval',
waarmee De Bijenkorf een bijzon
der 'Boekenweek'-uitgaafje heeft
gebracht voor een simpel prijsje.
JAN VERSTAPPEN
Harry Mulisch: 'Voorval' - va
riatie op een thema. Uitgave De
Bijenkorf, t.g.v. Boekenweek
1989. Prijs f 4,95.