Om elegant te zijn, moet men 8>o E-2 ™S e >Jr fe; -S sitSl0' "rfcs S*5 - s-S"° s - sc1 s <s a a t tigs^4i s 3-£&feAji'5j O u c m V C ""n o C S;.H,> F> C C P r a wg|goo§sN.=s"^ t=s®i®loliiiIsi; Q-.M <ot S*i z _p y>_ E p p. aSE».!u^o£!-o« z go fïSïsjfssf - O (U c o m s H S.S s «f S Ïlfiïü 3 J2.8 -o Jean-Charles de Castelbajac Is een van die Franse mode ontwerpers, die niet bij elke collectie gelauwerd wordt als bijvoorbeeld Saint Laurent, die niet de hemel ingeprezen wordt als Lacrolx, die geen enfant terrible is als Gaultier. Toch heeft ,hij, sinds zijn eerste ei gen collectie in 1970, meer dan eens de wereld verbaasd met zijn kijk op de geboden en voorschrif ten van de mode. „Het is verboden te verbieden" luidt zijn lijfspreuk. En dus bezigde hij voor zijn aller eerste collectie verbandgaas en stofdoeken en oogstte hij tijdens zijn laatste wintershow applaus voor jassen, bestaande uit snoezige teddybeertjes. Tijdens een bliksembezoek aan Brussel voor een show draagt Cas telbajac jeans, een blauw-wit ge streept hemd, een groen-rood ge ruite das en een banaangeel jasje, afgezet met zwart fluweel. Een iets je uniformachtig, dat laatste, en dat wordt hem fataal. Eén van de genodigden stevent immers recht op de mode-ontwerper af en zwaait haar autosleuteltjes voor zijn neus. Castelbajac vat deze pijnlijke per soonsverwisseling nogal nuchter op. „Maar, madame", zegt hij, „ik zou heel graag uw auto parkeren; alleen heb ik zelfs geen rijbewijs". En om dit te staven, stelt hij zijn persoonlijke chauffeur voor, een getaande jongeman, gekleed in een deftig manspak én hetzelf de streepjeshemd als de baas. SPELDEN RAPEN Castelbajac is in 1949 geboren in Casablanca in een aristocratisch gezin. Moeder, van Poolse origine, staat aan het hoofd van een tex tielfabriek in de Franse Limousin. Vader is een soort van hereboer. Hij zorgt voor het landhuis én voor de bijbehorende kudde schapen. Volgens de traditie van de familie zou Jean-Charles rechten moeten studeren of voor een militaire loop baan kiezen, maar de jongeman toont meer belangstelling voor ar chitectuur. En voor mode. Zijn eerste model knipt hij uit een deken van de kostschool. Zijn eer ste schetsen verkoopt hij, twintig Franse franc per stuk, aan Guy La- roche. Castelbajac: „Tegenwoordig komen jongeren kersvers van de academie en denken dat ze grote stilisten zijn. Ik krijg wel eens solli citanten tegenover mij die mij met hun 'vakkennis' rond de oren slaan. Reken maar, dat het er in mijn tijd anders aan toe ging. Wat waren wij blij, als we in de salons van Givenchy een pasbeurt moch ten meemaken. De meester paste een mouw aan en wij waren in op perste extase. Al moesten we in ruil voor de eer vijfhonderd spel den oprapen". PONCHO VOOR TWEE Castelbajacs mode is niet zo maar onder een hoedje te vangen. Func tioneel, fantasierijk, humoristisch, schilderachtig of poëtisch. Het zijn allemaal adjectieven die op zijn creaties van toepassing zijn. Toen Castelbajac in 1974 gevraagd werd de kleding te ontwerpen voor Fa- rah Fawcett in het televisiefeuille ton Charlies Angels, koos hij voor jersey. „De nieuwe, actieve en sportieve vrouw moet in staat zijn aan karate te doen en over de vloer te rollen, zonder daarbij aan vrouwelijkheid in te boeten", meent de meester. Zulke prakti sche overwegingen inspireerden hem overigens wel vaker tot gedenkwaardige creaties. „Toen ik in '76 over de Newyorkse Fifth Avenue liep, zag ik een verliefd stel arm in arm door de gutsende re gen lopen. Voor zulke mensen ont wierp ik de dubbele poncho, die met een ritssluiting aan elkaar kon worden verbonden tot een water dicht tentje-voor-twee". SPORTIEF HART In het begin van de jaren zeventig begon Castelbajac stelselmatig een beroep te doen op beeldende artiesten voor het ontwerpen van zijn uitnodigingen en dit resulteer de in een soort van kruisbestui- Saint-Tropez, een typische schilderij-trui van Jean-Charles de Castelbajac uit de voorjaar- en zomercollec tie 1989. Lang niet zo ondeugend als de „hieronder-draag-ik-niets" jurk uit 1984. ving. Voor de schilder Robert Ma- laval ontwierp Jean-Charles de Castelbajac een plastic skiblouson, gevuld met veelkleurige veertjes. Malaval zelf was dan weer gefasci neerd door Castelbajacs knalrode Harley Davidson en borstelde met kwistige hand vurige lovertjes op het doek. Rondscheuren op zijn zware motor is trouwens een van de schaarse sportieve uitspattingen, waarop Castelbajac kan worden betrapt, hoewel hij de couturier bij uitstek mag worden genoemd die noties als comfortabel, praktisch en spor tief aan de Franse couture toe voegde. U bent zelf niet sportief, monsieur de Castelbajac? „Hmmm, nee maar ik ben wel sportief van hart!" 4000 HOOFDJES Sinds 1985 is Castelbajac gastle- raar van de modeklas van de Aca demie voor Toegepaste Kunsten in Wenen. Tevoren viel die eer de beurt aan Karl Lagerfeld en Jill Sander. Na hem komt de Britse Vi- vienne Westwood aan de beurt en dat mocht hij zelf uitmaken. In wel ke taal maakt de Franse couturier zich daar verstaanbaar? Castelba jac: „Een beetje Duits, een beetje Engels, een beetje Italiaans. Maar ze begrijpen mij. Toen mijn leerlin gen een show moesten organise ren in het Weense tentoonstellings park, bleken de meesten zich te schamen voor Oostenrijkse folklo re. Ik legde hun uit dat folkloristi sche inspiratie op dat ogenblik al leen maar uit Oostenrijk of uit Schotland kon komen. Andere fol kloristische bronnen waren immers uitgeput. En de leerlingen versche nen ten tonele met een knappe collage van Oostenrijkse elemen ten, waarbij Dirndls, Lederhosen en Edelweiss als excentrieke, ironi sche versieringen werd gebruikt". Op zo veel begrip en sympathie kon de couturier echter niet reke nen toen hij in Japan ais gastleraar fungeerde. Toch werd er in Japan op heel wat van zijn ideeën gretig voortgeborduurd. Zijn merkwaardi ge tricot-jurkjes met twee of drie paar mouwen die om het lichaam geknoopt kunnen worden als om helzende armen (1984), doken en kele jaren later opnieuw op bij Ont werpers als Yamamoto of Rei Ka- wakubo. In elk geval vat Casteba- jac zijn Japanse periode als volgt samen: „Je staat daar dan in een aula met een publiek van vierdui zend bruine hoofdjes, die braaf knikken en vooral geen vragen stellen. Eigenlijk bestond die cur sus uit.één lange monoloog. Die van mij". ELEGANT ZIJN Castelbajac: „Mode is tegenwoor dig meer dan alleen kleding. Ik werk 18 uur per dag en 90% van die tijd besteed ik aan mode. Ik vind het echter belangrijk om mij ook in andere terreinen te bewe gen. Gaultier doet dat ook. Ik loop de drempel niet plat bij de fabri kanten; het zijn de fabrikanten die naar mij toe komen. Zo ontwerp ik ook meubelen voor Roset, maar die zijn volkomen in harmonie met mijn andere werk. Zitmeubelen met kussens die aan beide kanten kun nen worden gebruikt, net als mijn kleding". Niet toevallig vroeg autofabrikant Saab aan mode-ontwerper Castel bajac om een auto met open dak aan te kleden. „Zij suggereerden het oersterke materiaal van mijn bagage-lijn toe te passen. Toen ik in de Verenigde Staten was ben getrouwd met een Amerikaan se viel het mij op, dat rijke men sen wel logeerden in luxe hotels en rondreden in luxe wagens, maar de kofferbak kwamen dan totaal afgeleefde valiezen te voorschijn. Dat bracht mij op het idee om reis tassen te maken van een onver slijtbaar soort polyurethaan. In Amerika werd dit materiaal al ge bruikt voor voetballen. Het is be stand tegen 50.000 schoppen. Uit getest en wel". Voor het overige geeft Jean-Char les de Castelbajac de voorkeur aan linnen, rustieke zijde, plaids, pluizi ge teddybeertjes... Comfortabel om te dragen, dat wel, maar niet bepaald praktisch in het onder houd. Hoe reageert de couturier hierop? Eerst met een zucht. En vervolgens met de gevleugelde woorden: „On n'est pas élégant sans souffrir" of „Om elegant te zijn, moet men lijden". LILY ARMON Dieptepunten zijn er in Castelba jacs carrière weinig of niet. Maar enkele uitschieters zijn het vermel den waard, niet in volgorde van belangrijkheid, maar chronologisch gerangschikt. 1976: Castelbajac kleedt Isabelle Adjani in „Violette et Franco is" en Woody Allen in Annie Hall". Ver volgens ontwerpt hij ook geregeld voor Elton John. Recenter is zijn filmgarderobe voor Eddie Murphy in Coming to America". 1978: Castelbajac werkt mee aan de binneninrichting van de vloot van Air France en van de Concor de. 1982: het begin van een serie schilderij-jurken in samenwerking met diverse jonge kunstenaars. Van Ben Vautier stamde de T-shirt jurk met de ludieke tekst „Je suis toute nue en-des-sous" Hieron der draag ik niets"). 1983: Het begin van de „Hom mages". collecties die rond een thema zijn opgebouwd. Jurken vor men daarbij een rechttoe rechtaan doek. dat beschilderd en bedrukt wordt met de voorplaat van Time Magazine of een volle pagina Her ald Tribune, met de beeltenissen van Georges Washington of J.F. Kennedy, van Marlène Dietrich of James Dean. van Ludwig van Beet hoven of Fats Domino. Voor de Hommage aan de XXe eeuw, werd het simpel textiel dan weer ver momd in een blikje Campbell soep of een pakje Lucky Strike sigaret ten. Allemaal beestjes... Een thema dat voor Jean- Charles de Castelbajac onuitputtelijk lijkt. Aan de teddybeer-jas (winter 88- 89) is drie dagen werk, hij is niet machinewasbaar, maar: „Om elegant te zijn, moet men lijden", zegt de couturier. 1986: er wordt een tentoonstel ling gewijd aan Castelbajac in het Fashion Institute of Technology in New York. Het comité voor gewijde kunst van het aartsbisdom Parijs benadert Castelbajac (en ook Issey Miyake en And ré Courrèges) om eigentijdse liturgische gewaden te ontwerpen. 1988: Castelbajacs wintercollec tie staat in het teken van de Ark van Noah en omvat onder meer de beroemde teddybeertjes-jassen. Naar aanleiding daarvan vraagt het Centre Beaubourg hem om een collectie speelgoed te ontwer pen. 1989: de familie de Castelbajac is nog steeds in een bezit van het stukje weefsel, afkomstig van het vaandel van Jeanne d'Arc. Metz'n tienen in één broek In Wedden dat?", het tv-pro- gramma van Jos Brink waai dezelfde mensen niet naar kij ken die ook de Pin tjp Clül zeggen over te slaan, moes, het er toch een keer van ko men. De gekste toeren warer al uitgehaald, düs niemanc keek er raar van op toen were aangekondigd dat in een wed strijd-badmuts 1000 liter watei en vier kinderen pasten. He, ding werd in een bassin steeds verder uitgerekt door eer team mensen, en waarachtig, even later konden vier bibbe rende ondermaatjes in de volle muts worden getild. Daarmee was bewezen dat he, kon; maar als iets kan, is hei dan eigenlijk wel zo bijzonder 't Was hier sprake van iets unieks, iets dat nog nooit ver toond is? Nee, natuurlijk niet. In mijn jeugd pasten wij mei tien man in één broek, terwij, we net zo makkelijk met hei hele familie-elftal (min éénir, één paar schoenen stapten oi dezelfde trui over onze kop. trokken. Alleen, niet allemaa tegelijk. Daarbij was het eer, voordeel dat we ook niet tege lijk dezelfde leeftijd en dezelf de maat hadden. Mijn ouders hadden voor elke leeftijd een bescheiden garde robe opgebouwd en zo scho ven we elk jaar door. De oud ste is de enige geweest die steeds in nieuwe kleren liep. Omdat de spullen zolang mee moesten gaan, kochten m'n ouders voor hem altijd extra goede kwaliteit. Daar hadden ze nog net geld genoeg voor, daarna hield het op. Broers twee, drie, vier, vijf en zes konden dan ook nog aardig voor de dag komen met de twee saaigekleurde jasjes, de twee hemden, de twee broe ken, de twee truien en het eni ge paar schoenen van de oud ste. Maar aan het modebeelo voldeden ze tegen die tijd ai lang niet meer. Als ik, als nummer zeven, ein delijk aan de beurt was, liep ik volgens moderne begrippen volkomen voor aap. Vlekken en vale plekken vochten om de meeste ruimte op de textie le resten. M'n drie jongste broers (goddank hadden we geen zusjes, anders hadden velen van ons in kapotte rok jes moeten lopen) gaven el kaar uiteindelijk kleding door die die naam niet meer kon waarmaken. Ook uit hygië nisch oogpunt hadden deze spullen op een gegeven mo ment afgekeurd moeten wor den. Sommige broeken over leefden de taaiste luizen. Toch pikte je dat vroeger; nie mand maakte er een halszaak van. Ook wij kwamen tegen het kledingbeleid thuis niet In opstand, mede omdat we in de buurt ook geen betere voorbeelden zagen; en dan is mode ook niet meer van direct sociaal belang. Bovendien kreeg broer vijf in een oud jas je net zo gemakkelijk verke ring met een (vijfde) meisje als mijn oudste broer. Alleen kon de laatste ook om de gunsten dingen van eerste zusjes; in j die gevallen waren wij weer te veel afhankelijk van een geluk kig gesternte, een toevalstref fer of gewoon een eerste zusje dat geen smaak of geen schoonheid bezat. Anno 1989 ben je als gemid deld kind nog niet eens gebo ren of je compleet ingerichte slaapkamertje bevat al een welgevulde klerenkast. Bij de aankoop ervan hebben de tweeverdienende ouders niet geschuwd de warmste wol soorten, het fijnste zijde en het zachtste katoen uit te kiezen. Maar je mag het met niemand meer delen. Dan was het vroeger toch leu ker, met z'n tienen in één broek. Wedden. Jos Brink? HERMAN JANSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 22