Toeristen- drama bij Borobudur Magie van Ierland werkt lang door ZATERDAG 18 FEBRUARI 1989 PAGINA 24 Java heeft honderd miljoen bewoners op een gebied dat ongeveer zo groot is als Engeland. Zo wonen er gemiddeld achthonderd mensen per vierkante kilometer; allemaal moeten ze wat te eten hebben. Met die gedachte werd het toerisme, net als in zoveel ontwikkelingslanden, als de grote redder van de economie binnengehaald. In werkelijkheid is de betekenis van de komst van de toeristenbussen voor de mensen die rond het bestaansminimum leven gering. Sommigen noemen het 't nieuwe kolonialisme: een Japanse groepsreis die geboekt is bij een Japanse reisorganisatie. De auto waarin de vakantiegangers naar het hotel gaan is Japans, net als de lift van het hotel, de elektronische apparatuur en het geluidssysteem. De reisbureaus ter plekke worden gerund door Japanners, de vakantiegangers worden per Japanse bus naar een Japans restaurant gebracht waar uit Japan geïmporteerd voedsel wordt geserveerd. Voor andere belangrijke functies worden buitenlanders binnengehaald. De kwaliteit van de werkgelegenheid die overblijft is niet bijzonder en wordt slecht betaald: arbeider, tuinman, kamermeisje, portier, chauffeuren serveerster. En wie niet op deze manier aan een broodwinning komt, gaat de straat op, probeert een handeltje op te zetten. Met spulletjes die een toerist zou kunnen gebruiken, sigaretten of Coca Cola. Met souvenirs, die voor een groot deel al lang niet meer op Java, maar in Hong Kong en Taiwan worden gemaakt. Als er in de zomer genoeg toeristen zijn, gaat het wel. Dan is er op een dag nog wel twee- of drieduizend roepia te verdienen. Wordt het bij de toeristencentra in Bogor, Jakarta, Bandung, Yogyakarta, Solo wat rustiger, dan ontstaat een klein drama. Zoals blijkt uit onderstaand relaas over een bezoek aan de Borobudur. Het dilemma van de toerist, die achteraf een gevoel van schaamte overhoudt; de gedachte dat hij beter had kunnen wegblijven, met overigens nog ernstiger gevolgen voor de handelaren zonder kopers. Een toeristenattractie in een al te rustige tijd, vissen in een bijna lege vijver. eens durven haasten. Intussen lopen een paar bedelaars al een kwartier achter ons aan. We lopen een stapje harder. Het jongetje met de ansichtkaarten ook. Z'n tandeloze oma grijnst, doet nog dapper mee. Iedereen schakelt in een hogere versnelling. En het hek komt niet echt snel dichterbij. Fooi Zo lang als de rondreis over Java nu al duurt, zo lang vragen we ons af hoe het mogelijk is. Zelden zo veel armoede op één eiland gezien. Arme tapioca-boeren die voor de oogst van één dag (driehon derd kilo) van een fabriek drie gulden ontvangen, waarvan het hele gezin moet leven. Dat familiebedrijf in Lembang bij Bandung op West-Java; met vijftien mensen in een hok van zes bij zes kroe poek maken, zonder verlichting, dag in dag uit, zonder hoop op iets anders. Ook daar weer hetzelfde verhaal: „Eh, ze ver wachten wel een fooi", zo licht de gids na zijn verhaal toe. En weer het dilem ma, help je die mensen met zo'n fooi? We voelen ons er niet lekker bij. Alle onbeantwoorde vragen blijven zoals ze zijn. Wat doen die ménsen bij de Bo robudur wanneer de bussen geen toeris ten meer aanbrengen? Bijna bij het ver lossende hekwerk. Als we er door zijn, wacht de stoet. Even rust. De Borobudur is imposant, ondanks alle kritische ver halen. Van de vakantiekiekjes die ik van de Borobudur had willen maken komt door de invallende duisternis en de regen wei nig terecht. Paraplu weer op. Genade, alstublieft. Een Aziatische familie wil met alle geweld met mijn bleke gezicht op de foto; wat gepluk en getrek, ik moet er bij gaan staan, 't Is gebeurd voor ik er erg in heb. De tour is bijna voorbij. Ik zie het hek weer. Er wordt gewezen in onze richting. Daar komen ze weer, daar komt geld, daar komt eten. Rijke kapitalisten. Tris filosofeert nog wat over het Javaanse volk. Altijd blij, altijd vriendelijk. „Als je niks wilt kopen, zeg dan: tida", raadt hij nog aan. 'k Heb zo'n idee dat dat niet zal helpen. „You said later, you said later. Buy now!", brult het brutale ventje met de kaarten al van verre. „Tida, tida", maar ik begin alvast maar te rennen om te ontsnappen aan een oproer. „Twee Ne derlanders omgekomen bij Borobudur", lees ik in gedachten al in een Hollands sensatie-ochtendblad. Drama bij de Bo robudur. Maar wie zijn er nou eigenlijk begonnen, de toeristen of de Javanen? VISSEN IN EEN BIJNA LEGE VIJVER Toeristen bij de Borobudur. Van wege hen verdringen talloze Java nen zich rond de tempel, hopend iets van hun koopwaar aan de ka pitalisten kwijt te raken. FOTO: SP YOGYAKARTA - Zodra de jeep in de motregen tot stilstand komt, begint het getik tegen het glas. Voorzichtig openen we de deur en direct steken wel twintig, dertig pa raplu's naar binnen. Een levende grabbelton - altijd prijs. „You take, you take! Good price, gute Preise", krijsen de verhuurders als bezetenen. Grijpen is huren. Of je een paraplu wilt of niet, je zult er een nemen. Al was het alleen maar om een lynchpartij te voorkomen. Het is een van de bedenkelijke bij verschijnselen van het toerisme. Dit is de Borobudur, de grootste Boedd ha-tempel ter wereld, op veertig kilome ter van Yogyakarta op Java. Altijd van gedroomd, maar zullen we die paar hon derd meter vol geurige neringen, para plu-verhuurders, bananenventers, hout snijwerk, „real batik", „pure silver, no nep!" overleven die ons scheiden? De grijnzende, rochelende en spuwende handelaren, verkopers, verhuurders, zak kenrollers, bedelaars, officiële en onoffi ciële gidsen, de maïsbranders en kip- penslachters hebben zich tactisch opge steld: tussen ons en de tempel. We zijn net een paar minuutjes te vroeg. We hadden die bus met Japanners als schild moeten gebruiken. Japanners ko pen altijd, waar ook ter wereld. Ze had den mooi de eerste aanvalsgolf van houtsnijwerkjes en ansichtkaarten van de Borobudur kunnen opvangen, zich het „you buy, best price, good offer" kunnen laten welgevallen. En als de wol ven even bezig zouden zijn met de scha pen hadden wij in gestrekte draf de me ters naar het hek vlak voor het tempel complex kunnen afleggen. Sorry Zelfs de chauffeur die ons voor weinig geld vanuit Jakarta in een paar dagen hier heeft gebracht staat versteld van de agressie. Zijn verklaring komt plausibel over; we zijn wat buiten het toeristensei zoen. Er zijn minder bezoekers om wat aan te verkopen, maar even veel mon den te vullen als anders. Conclusie: de spoeling is dun en wij zullen daarvan het slachtoffer worden. Een ventje van een jaar of tien schopt tegen m'n schenen. „You buy post cards!", klinkt het dwingend, terwijl felle ogen me aankijken. Kaarten hebben we juist een dag eerder al gekocht en voor leuke plaatjes heb ik m'n camera bij me. En fotorolletjes heb ik ook. Ik roep nog iets van „Sorry, no buy", enkele woorden en verduidelijkingen in mijn antwoord bewust vergetend. Onbekende woorden zouden alleen maar een soort „ruis" kunnen veroorzaken. En een an der woord dan „buy" of „pay" kennen ze niet. „You buy cards now!". „No!". „Maybe later", laat ik me per on geluk ontvallen, om er van af te zijn. Ik heb er meteen spijt van. Terecht, zo zal later blijken. M'n vriendin werpt me een dodelijke blik toe. Er wordt met van alles op m'n schou ders getikt. Boek kopen over Borobu dur? Links en rechts wordt al gemord. Als we niks kopen gaan ze bankroet, zeg gen ze. Da's een echte gemene. Stuk ananas kopen? We schieten niet op. „Money!", vraagt een klein meisje. Voor het eerst dat ik er op in ga. Behalve briefjes van tienduizend heb ik er nog twee van honderd. Ze krijgt er één, rea geert eerst verrast, daarna beledigd. „Dua!". Verdorie, ze wil er twee. Bekijk het even! Het werkt averechts, ik had tijd en meters willen winnen bij dit spitsroeden lopen. In plaats daarvan lijkt het hele handelsdorp dat rond de Boro budur is verrezen moed te putten uit mijn aanwezigheid. Hij heeft geld, hij kan „buy", zie je ze denken. Nog vijftig meter. Ik kan de steile trap pen van de tempel zien, maar ik zie daar geen mens. Waar zijn al die toeristen? Nachtmerries Hoeden, petten, wandelstokken, rieten manden, boeken, bandjes. Coca Cola, papaya's, stickers en pennen vliegen ons om de oren. Intussen klinkt links ci» rechts het lijzige „helloooooh, where you from?". Onze chauffeur blijft achter, bezorgd. We worden toevertrouwd aan de zorgen van een gids, naar later blijkt niets min der dan een handlanger van dit legertje mensen dat onbetwist recht heeft op een boterham. De druk om de mini-econo mie op onze schouders te nemen van die duizenden die van de tempel afhankelijk zijn wordt groter. Maar kunnen wij het helpen dat al die mensen tegelijk gokken op een paard dat maar een paar maan den per jaar, in de toeristentijd, loopt? En de tijd dringt, want de duisternis valt hier troeg. Onderweg naar het verlossende hek schiet de gids Tris niet op, hij wil ons per se de Nederlandse namen wil noe men van de planten langs het pad; hoe bestaat het, we huren een gids die z'n werk zó serieus neemt dat we 'm niet DUBLIN - Ierland is voor veel be zoekers als het laatste paradijs op aarde. Prachtig groen, idyllische landschappen, een historie die dui zenden jaren teruggaat, niet te veel mensen en een rustige, gemoedelij ke sfeer. Wat overdreven, zeggen degenen die er nooit eerder geweest zijn. Maar als zij er een keer rond trekken, zal de schoonheid die zo- velen bekoort ook hen niet onbe roerd laten. Vakantie in Ierland is genieten van prachtige natuur, rust en ruimte en veel sfeer. Het vreemde en onverklaarbare van het land is dat naarmate de vakantie verder achter je ligt, de „magie" van dat eiland groter wordt. Een land om naar terug te keren. Groot-Brittannië en Ierland hebben veel overeenkomsten - maar laat dat een Ier niet horen. Toch is Ierland in veel op zichten ook weer heel anders. De bevol king is bijvoorbeeld lang niet zo afstan delijk als de Engelse. Iedereen is zeer gastvrij en vriendelijk en staat klaar om je van advies te dienen. Hengelaar Maar dat is voor velen niet de reden om ,over te steken naar het groene eiland. Overbekend is het als dorado voor de echte hengelaar. Anderen verkiezen een duik in het rijke verleden. De met name in het westen en noordwesten overweldi gende natuur geeft degenen die juist dat in hun vakantie zoeken een gevoel van grote tevredenheid. Voor een vakantie naar Ierland moet je wel wat over hebben. Het makkelijkst is natuurlijk gewoon het vliegtuig naar Dublin of Cork nemen, daar een auto huren en datgene gaan doen wat ie in ge dachten hebt. Goedkoper is het (als je je eigen auto wilt meenemen) om naar de Franse havenplaatsen Le Havre of Cher bourg te reizen en daar met Irish Ferries over te steken: een tocht van ongeveer zeventien uur. Een overtocht, te vergelij ken met de trips van het vasteland naar Engeland, zij het dat de Ieren niet fa meus zijn voor wat betreft service-aan boord. De eerste stop op de tour was de tweede stad van Ierland, Cork, vanwege zijn fraaie binnenstad en gezelligheid een be zoek meer dan waard. Westelijk van deze stad ligt een ook voor de Ieren zelf belangrijk vakantiegebied, de streek rond Killarney. Grote publiekstrekkers hier zijn de drie indrukwekkende meren, met voor Nederlanders niet onbekende zeer wisselende, steeds indrukwekkende wolkenluchten. Vanuit Killarney, een van de weinige echt toeristische plaats jes, zijn bijzonder leuke trips te maken, zoals de rondrit over de Ring of Kerry of een voettocht door de Gap of Dunloe. Imponerend De Ierse westkust mag eigenlijk door geen enkele vakantieganger op het eiland worden overgeslagen. De kust is op veel plaatsen adembenemend mooi en dat geldt vooral voor de fameuze Cliffs of Moher, waarvan de meest imposante zich tot ruim tweehonderd meter uit de Atlantische Oceaan verheffen. Enig ge luk is hier noodzakelijk om niet in de si tuatie te geraken van een Nederlander, die drie dagen vergeefs langs de altijd winderige kust bivakkeerde, wachtend tot de mist optrok om de rotsen voor de eeuwigheid vast te leggen. Een verblijf in het gehucht Doolin, iets ten noorden van de Cliffs of Moher, stelt je in staat de kust aan een nauwgezet on derzoek te onderwerpen. Het is ook in dringend kennismaken met de legendari sche Ierse volksmuziek. Opvallend was de belangstelling in de avonduren voor Ierland: turf, rust en ruimte. Gus O'Connor's pub, een wat morsig, zij het zeer sfeerrijk café, waar veel muzi kanten na enkele glazen Guinness de in strumenten bij elkaar steken en uitste kende Ierse folk ten gehore brengen. Ab soluut geen sessies ten behoeve van de toeristen. Bedevaart De reis voerde ons hierna dwars door uitgestrekte turfvelden (waar de tijd echt leek te hebben stilgestaan), naar Louis- burgh, gelegen ten westen van Westport. We waren er precies op tijd, want half Ierland is daar op 31 juli present om deel te nemen aan de grootste bedevaart in het land, de tocht vanaf zeeniveau naar de 765 meter hoge top van de Croagh Patrick. Een fascinerende aangelegenheid: vele duizenden katholieke Ieren beklimmen hier een berg, die zelfs zeer geoefende bergwandelaars de nodige moeite geeft. Daaronder veel ouderen, die als toppunt van jaarlijkse boetedoening de zeer steile klim over honderden keien blootvoets ondernemen, om op de top deel te kun nen nemen aan daar speciaal opgedragen missen. Het bereiken van de top geertje niet alleen de voldoening van het vol brengen van een zware tocht, je ziet er ook taferelen die je zelden kunt aan schouwen en je hebt een fantastisch uit zicht over het kustgebied van Connema- ra. Een bezoek aan Ierland is niet compleet zonder de Britse provincie Noord-Ier- land te hebben gezien. Na het passeren van de grens is direct het verschil met de republiek duidelijk: alles is veel beter onderhouden en geordend, welke waarde je dan ook aan dat laatste toekent. Dui delijk is dat vanuit Londen in de loop der jaren vele miljoenen in dit restant van de oude Ierse provincie Ulster zijn gepompt en de economische bedrijvig heid er heel wat groter is dan aan de an dere kant van de grens. Hoewel, de al ja ren durende „burgeroorlog" heeft op alle fronten zijn tol geëist. Toch kent Noord-Ierland in (London)- Derry en Belfast bijzonder aantrekkelij ke steden, waar niet alleen de geschiede- FOTO: PERS UNIE nis in ere wordt gehouden, maar waar ook te zien is hoe Ierse steden zich aan de huidige tijd hebben aangepast. Met name in de binnenstad van Belfast is een „bouwboom" aan de gang, waardoor de stad zich qua winkelbestand nu al kan meten met zeer veel steden in de rest van Europa. Buiten de steden is van de Noordierse problemen weinig te merken. Met name de noordelijke kuststrook van Noord- Ierland is een bezoek meer dan waard, met prachtige vergezichten (vanuit het Carnfunnock Country Park tot bijvoor beeld het Schotse eiland Kintyre), bij zondere basaltformaties (Giant's Cause way) en aardige stranden. FRED BEENS £eidóe @outa/nt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 24