l£'i Het puzzelhoekje van professor Rutten Ontwikkelingshulp lis geen stofzuiger" Politiek Partij Parlement BINNENLAND Ceidóc Qowiant ZATERDAG 4 FEBRUARI 1989 PAGINA S DEN HAAG De redacteu ren van het gloednieuwe EZ- Journaal, de tweewekelijkse krant van het ministerie van economische zaken, betraden met enige nervositeit het hei- ligdom van prof.dr. Frans Rut ten. Zij hadden in een paar da- gen tijd al met menige 'topper' zaken gedaan, maar mochten nu de hoogste ambtelijke baas ontmoeten. Toen het moment i daar was, schudden zij hem aarzelend de hand. Zij hadden - zich nog maar nauwelijks voorgesteld en hun blad geïn troduceerd of secretaris-gene raal Rutten vroeg al: „Gaat u ook veel aandacht besteden I Uiteraard begonnen de redac- leuren driftig 'ja' te knikken. Dit tot tevredenheid van Rut ten. Maar waarom had hij deze vraag eigenlijk meteen, zonder enige aanleiding of discussie, gesteld? Waarom begon hij j over zo'n „zwaar" onderwerp i als macro-economie? De ge- i middelde directeur van een j onderneming zal bij de intro- jductie van een nieuw bedrijfs- i Mad echt niet meteen vragen of er zo'n rubriek in komt. Veel meer voor de hand lig- gende onderwerpen zijn bij- voorbeeld 'Mededelingen van de personeelsvereniging', 'De j hobby van...' of 'Het idee van de maand'. Hiervan uitgaande zou het niet verbazingwekkend zijn ge weest als Rutten had ge vraagd: „Heeft u ook een hoekje gereserveerd voor de puzzelrubriek?" Desnoods was het ook te begrijpen geweest dat Rutten, die zijn schaarse vrije uurtjes benut om een baantje te zwemmen, met eni ge dwang in zijn stem had ge zegd: „U bent toch zeker wel van plan reportages te maken over sportende ambtenaren?" Spin De insiders weten wel beter. Door velen in het Haagse poli tieke en ambtelijke circuit wordt Rutten immers gezien als een spin in het web. Amb tenaren die jaloers zijn op Rut ten of gewoon flauw willen doen, zeggen dat hij het hele jaar bezig is met het schrijven van zijn spraakmakende tradi tionele nieuwjaarsartikel in het economenblad Econo- misch-Statistische Berichten (ESB). Hij bemoeit zich vol gens deze bronnen derhalve niet of nauwelijks met de lo pende zaken op het departe ment. Daar heeft hij immers zijn plaatsvervanger en een uitgebreide staf voor. Het is natuurlijk niet waar dat Rutten 365 dagen lang aan zijn artikel werkt. Het is wel waar dat Rutten zeer grote interesse heeft in macro-economie. Daarom houdt hij zich niet op met de ditjes en datjes van zijn ministerie, maar met het na tionale economische beleid, anders gezegd: met de toe komst van Nederland. Econo mische groei, werkgelegen heid, overheidsuitgaven, fi nancieringstekort, belasting druk en investeringen vormen zijn dagelijkse portie werk. Rutten legt graag al deze stuk jes van de puzzel aan elkaar, heeft daardoor een perfect overzicht en kan veel meer zijn dan de gemiddelde ambte lijke adviseur voor minister of kabinet die immers altijd met deel-onderwerpen bezig is. „Hij maakt beleid. In.de poli tiek kan niemand meer om zijn visie heen", meent iemand die Rutten goed kent. Deze persoon heeft hiervoor veel waardering, maar waar schuwt tevens voor een ver schijnsel dat de laatste tijd veel vaker de kop opsteekt. Rutten is niet meer de enige ambte naar die al dan niet in de pu bliciteit belangrijke beleidsad viezen formuleert. Elk depar tement lijkt tegenwoordig wel een secretaris-generaal of een daaronder vallende directeur- generaal te hebben die zich maar al te graag en al te dui delijk manifesteert met uit spraken die een politieke la ding hebben. Soms wordt de betrokken topambtenaar teruggefloten door zijn minis ter. Soms verkondigt een be windsman een visie die niet strookt met de beweringen die enkele dagen eerder nog door een ambtenaar zijn gedaan. Een andere keer spreken top ambtenaren elkaar in het openbaar tegen. En vaak blijft de stellige mening onweer sproken. Vierde macht Formeel blijft de minister poli tiek verantwoordelijk voor de daden van zijn ambtenaren. Sinds 1971, toen de inmiddels overleden mr. R. Crince le Roy zijn boek 'De vierde macht, de ambtelijke bureau cratie als machtsfactor' publi ceerde, weten we dat departe mentsmedewerkers veel in vloed kunnen uitoefenen op hun politieke chef. Meestal ge beurde dit echter binnenska mers. Maar het past in deze tijdgeest dat ambtenaren zich onafhankelijker, zakelijker, meer politiek en dus naar bui ten gericht opstellen. Dat doen zij via interviews, zelf geschre ven artikelen, nota's of tijdens spreekbeurten op de vele sym- f)osia die her en der in Neder- and worden gehouden. Er zijn uit de afgelopen maan den voorbeelden te over. In de paspoortaffaire laakten enkele politieke partijen het solisti sche optreden van ambtenaren op Buitenlandse Zaken. Drie van hen - onder wie secreta ris-generaal Jacobs - werden al dan niet op eigen verzoek weggepromoveerd naar bui tenlandse vertegenwoordigin gen. In januari kwam de Cen trale Economische Commissie (CEC), die uit topambtenaren bestaat en waarvan Rutten voorzitter is, met een vernieti gende kritiek op het te ver wachten milieubeleid van mi nister Nijpels. Begin januari had Rutten zich in zijn nieuw jaarsartikel al over het milieu uitgelaten op een manier die niet goed viel bij zijn eigen mi nister De Korte. Directeur-ge neraal H. Pont, de voormalige FNV-voorzitter die op Binnen landse Zaken verantwoorde lijk is voor het personeelsbe leid, hield een pleidooi voor een aparte cao voor hogere ambtenaren. Of dit ook de me ning is van 'zijn' minister Van Dijk, weten we niet. Sterke voorkeur Nog meer typerende situaties. Mr. J. van Gennip, plaatsver vangend directeur-generaal ontwikkelingssamenwerking, pleitte openlijk voor een nieu we visie op de relatie tussen Nederland en Derde-Wereld landen. Daarvoor schetste hij een helder toekomstbeeld. Zijn minister Bukman stond niet bepaald te juichen over het moment van de presentatie, want de officiële beleidsnota daarover wordt pas halverwe ge dit jaar verwacht. „Van Gennip en Bukman hebben echter beiden hetzelfde doel voor ogen", heet het dan in een officieel commentaar van het ministerie. Minister Ruding van finan ciën, die na de verkiezingen van volgend jaar niet terug keert op deze post, regeerde over zijn politiek graf heen na, de presentatie van het advies van de Studiegroep Begro tingsruimte. Deze ambtelijke commissie had in een zwaarlij vig rapport onder meer gecon cludeerd dat het financierings tekort in de eerste helft van de jaren negentig met twee a drie procent omlaag moest. „Niks daarvan", reageerde Ruding prompt. „Drie procent is nog veel te weinig". Of dit me ningsverschil nog niet erg ge noeg was, ventileerden enkele leden van de studiegroep een heel andere mening over de waarde van het rapport dan hun voorzitter en collega-top ambtenaar drs. ing. C. Maas, bij Financiën de rechterhand van Ruding. Op Financiën weten ze trou wens toch wel van wanten. Rudings ambtenaren, die dus eigenlijk alleen maar zo objec tief mogelijk zouden moeten zijn, hebben het alternatieve PvdA-plan voor een nieuw be lastingstelsel in keiharde be woordingen afgekraakt. Dat deden zij in een nota aan Ru ding en diens staatssecretaris Koning. Dit is slechts een greep uit de 'mix' die is ontstaan tussen po litieke verantwoordelijkheid, beleid maken en uitvoeren en ambtelijke adviezen opstellen en promoten. Velen zullen hier blij mee zijn, omdat dit de politieke discussie over de toe komst van Nederland verle vendigt. Maar tegelijkertijd wordt deze discussie warriger en daardoor moeilijker contro leerbaar. De controlefunctie is wezenlijk voor het goed func tioneren van een democratie. Nooit mag worden vergeten dat de uiteindelijke politieke macht moet liggen bij het de mocratisch gekozen parlement. Het zou daarom helemaal niet zo gek zijn als prof. Rutten bij de volgende keer dat hij een nieuwe krant krijgt uitgereikt meteen zou vragen: „Heeft u ook een hoekje gereserveerd voor de puzzelrubriek?" ROB SEBES MINISTER BUKMAN GEEFT GEEN GARANTIES OVER BESTEDING GELDEN DEN HAAG „Ontwik kelingshulp is geen stof zuiger. Als je zo'n appa- 1 raat koopt krijg je er een garantie bij. Maar als het over het succes van ont- wikkelingsprojecten gaat, kan ik eigenlijk niets ga randeren. Ik kan alleen 1 benadrukken dat we met geld van de belastingbeta ler mensen in de Derde Wereld vooruit proberen te helpen. Het gaat er daarbij om dat die hulp j een blijvende bijdrage le vert aan de ontwikkeling. De hulp moet beklijven. Dat is een woord uit de oude doos, maar het komt wel het meest in de buurt van wat ik bedoel". Piet Bukman, voormalig CDA- voorzitter en nu bijna drie jaar minister voor ontwikkelings amenwerking, wekt niet de honderden miljoenen jdie hij „in zijn portefeuille heeft". Figuurlijk gesproken natuurlijk, want de minister -voor ontwikkelingssamenwer- king is in Nederland een be- windsman zonder portefeuille, t Hij „woont in" bij Buitenland- J se Zaken en proeft daar hoe langer hoe meer de nadelen van. Maar daarover later. I Ontwikkelingssamenwerking - is gewoon een zaak van hard i (werken, citeert Bukman met - instemming een kop boven een eerder interview met hem. - „Nou ja, dat is eigenlijk wel - mijn grondhouding". Aan zijn top-ambtenaar mr. J. van 1 Gennip is de rol toebedeeld van de bevlogen ideoloog van het Nederlandse ontwikke lingsbeleid. Maar als het op be slissen aankomt, tellen slechts rationele motieven en zakelij ke argumenten. Emoties Bukman: „Prima hoor, zo'n ac tie als „Een voor Afrika". Dat was een warme, menselijke re actie op een actuele noodsitua tie. Maar voor de toekomst is structurele hulp, gericht op een blijvende verbetering, be langrijker dan noodhulp. Ik weet ook niet of de Derde We reld wel zo gebaat is bij een grote emotionaliteit van onze kant. Wij vinden dat voor on zelf geloof ik erg belangrijk. Maar emotionaliteit mag geen basis zijn voor je beleid. Ik denk ook dat het Nederlandse publiek er zeer aan hecht dat de beperkte middelen die ons ter beschikking staan, zo goed en rationeel mogelijk worden besteed". De huidige discussie rond ont wikkelingssamenwerking gaat er juist "Over, of al die miljar den die de afgelopen jaren richting Derde Wereld zijn ge gaan, wel goed zijn terechtge komen. Bukmans voormalige topamb tenaar professor Ferdinand van Dam verketterde onlangs de projecthulp als gerommel in de marge. Weggegooid geld, eigenlijk. De oplossing ligt vol gens hem in grootschalige eco nomische hulp. Bukmans ei gen inspectiedienst kraakte harde noten over de uitbeste ding van ontwikkelingsprojec ten aan commerciële bedrijven en de sterk verminderde kwa liteit van Bukmans ambtena ren. De eerder genoemde Van Gennip deed die kritiek nog eens dunnetjes over en zette forse vraagtekens bij de filoso fie achter het ontwikkelings beleid van de Nederlandse overheid. Particuliere organi saties beschuldigen minister Bukman dat hij de „echte ar men" uit het oog verliest en zijn oor te veel laat hangen naar het bedrijfsleven. Dat bedrijfsleven klaagt op zijn beurt weer dat het te weinig wordt betrokken bij de ont wikkelingshulp. -En tot slot deed een Nijmeegse politico loog in een proefschrift uit de doeken, hoe niet zo lang gele den in landen als Tanzania en Sri Lanka voor honderden miljoenen guldens aan Neder landse hulpgelden over de balk is gegooid. Overvallen Op de vraag of minister Buk- De Nederlandse ontwik kelingshulp staat volop ter discussie. Vooral de manier waarop de jaar lijkse vijf miljard gul den ontwikkelingsgeld wordt besteed, is onder werp van een levendig debat waaraan gewezen ambtenaren, tegenwoor dige ambtenaren, weten schappers en andere des kundigen hun bijdrage leveren. Niet met als oogmerk, zo benadruk ken alle betrokkenen, om minder geld naar de Derde Wereld te laten stromen. Maar hulp moet wel terechtkomen bij de mensen voor wie de hulp bestemd is. En daar heeft het in het ver leden nog weieens aan ontbroken. man overvallen is door de toon en intensiteit van de kri tiek, reageert hij wat veronge lijkt. „Nou nee, die discussie heeft mij niet verrast. En ik ben er bepaald niet ongelukkig mee. Maar ik heb er zelf ook de toon voor gezet. Vanaf het be gin van mijn ministerschap: „aankomst 14 juli 1986", heb ik grote aandacht gegeven aan het probleem van de kwaliteit. Dat het nu pas naar buiten doordringt, komt misschien omdat er in de publieke opinie een incubatietijd nodig is ge weest". „Wat mij betreft had die dis cussie al eerder gevoerd mo gen worden. Het is zeker niet zo, dat ik nu opeens wakker ben geworden door proef schriften en redes en opmer kingen van weet ik wie alle maal". Toch lijkt de kritiek de minis ter niet geheel onberoerd te la ten. Hij reageert eerst wat kor- SUSKE EN WISKE DE KOMIEKE COCO 6enoetIsmbth heelt een hele hoon ontberingen moeten morsten je moet hem niet 10 op z'n nek zit ten Ue helpen er onszelj niet mee /is we op hleinif- heden faon ritten meewegen. Ik weet het; dat lijken enorme open deuren. Maar kijk eens wat er in het verleden aan ontwikke lingswerk is geparachuteerd, zonder kennis van de plaats waar het neerkwam. Daar zijn vele voorbeelden van te noe- (c) Standaard U<tg<rv®rlj, Antwerpen-Weesp Minister Bukman: Ontwikkelingshulp is geen stofzuiger zelig als hij wordt herinnerd aan de zes met een dikke min die hij als rapportcijfer kreeg van deskundigen, die door het Derde-Wereldblad Onze We reld waren gevraagd de minis ter te beoordelen. „Als ik lees dat ik die zes min alleen te danken heb aan het feit dat Nederlanders niet graag onvoldoendes geven, dan vind ik dat wat tenden tieus. Ik slaap overigens geen nacht minder van dat cijfer. Aan de andere kant; wanneer je als bewindsman een vol doende krijgt voor je beleid, is dat natuurlijk mooi meegeno men. Het is immers allemaal niet zo simpel. Daarmee is niet gezegd dat ik met vreugde kijk naar zo'n zesje. De vraag is of het beter kan. De inzet is de verbetering van de kwaliteit van de Nederlandse hulp". Notitie Hoe het allemaal .beter kan, zal de minister uit de doeken doen in een notitie die eind juni in de Tweede Kamer zal worden behandeld. Voor zover er natuurlijk objectieve crite ria zijn om vast te stellen of hulp inderdaad helpt. Minister Bukman is niet be reid nu al zijn troeven via in terviews op tafel te leggen. Desgevraagd noemt hij wel enkele belangrijke ling een rol zullen spelen. „Het gaat mij er om dat de Ne derlandse hulpinspanning maximaal bijdraagt aan een structurele vermindering van de armoede. Daarbij speelt een aantal factoren een rol. De hulp moet passen in een groter macro-economisch raamwerk. Het heeft geen enkele zin zo maar wat losse activiteiten te ondersteunen. Je moet ook de plaatselijke sociaal-culturele Andere criteria van Bukman zijn de milieubescherming en de continuïteit, een door de ja ren heen herkenbare beleids lijn. De minister: „In het ver leden zijn nogal eens resulta ten op korte termijn nage streefd, waarbij de effecten op lange termijn werden ver waarloosd. Dat is niet de juiste manier. Verder moeten we voorkomen dat we steeds van de hak op de tak springen; met nieuwe' onderwerpen aan ko men dragen zonder te weten of de landen in de Derde We reld dat wel belangrijk vinden. En we moeten .ervoor zorgen dat bij alles wat we doen- zo snel mogelijk wordt samenge werkt met de mensen uit het land zelf. Het moet hun zaak worden". Versnippering Minister Bukman heeft nog meer pijlen op zijn boog. Zo zou het aantal landen waar mee Nederland samenwerkt, momenteel een stuk of vijftig, kunnen worden beperkt. Par ticuliere organisaties die met overheidsgeld projecten steu nen met name de medefi nancieringsorganisaties zul len hun activiteiten en geogra fische spreiding beter op el kaar moeten afstemmen. Zo kan een versnippering van de hulp worden tegen gegaan. Minister Bukman: „Het is een afschuwelijk probleem dat er voor sommige landen en som mige projecten enorme tekor ten zijn, terwijl voor andere. meer in de aandacht staande projecten en landen een over vloed aan geld voorhanden is. Internationaal ligt die afstem ming moeilijk. Maar in Neder land zullen de overheid en de particuliere organisaties de zaak gewoon beter moeten coördineren. Ik wil niet uit sluiten dat men mij kan over tuigen dat de huidige manier van werken toch goed is. Maar laten we eerst maar eens om de tafel gaan zitten". Een politiek ronduit gevoelig onderwerp in de discussie over de kwaliteit van de ontwikke lingshulp is de „integratie" op het ministerie van buitenland se zaken. Mede onder druk van Bukmans eigen partij is het nu eindelijk zo ver, dat ambtenaren na een periode van een jaar of drie van stoel moeten verwisselen. Genera listen (van-alles-wat-weters) zijn belangrijker dan specialis ten. Ook ontwikkelingssamen werking draait mee in deze ca- roussel. Maar juist daar wreekt zich nu het verloren gaan van moeizaam opgebouwde specia listische kennis. Minister Bukman zegt desge vraagd zich niet aan het prin cipe van die permanente stoe lendans te willen onttrekken. Maar uit zijn woorden valt ook af te leiden, dat hij vindt dat voor zijn ambtenaren een aan tal aparte regelingen en uit zonderingen gemaakt moet worden. Anderhalf procent Overigens wil de huidige be windsman beslist niet de in druk wekken dat hij zo op de kwaliteit van de hulp hamert, omdat het onder zijn voor gangster Schoo een rommeltje zou zijn geweest. „Kijk, de kritiek slaat voor een belangrijk deel terug op de FOTO: CEES VERKERK periode vóór minister Schoo. Je kunt niet zeggen dat er toen niet op de kwaliteit werd gelet, maar de omstandighe den waren anders". „Er hebben zich de afgelopen jaren ingrijpende veranderin gen in de wereld voorgedaan, en die hebben effect op de richting van het beleid. Een van de dingen die we hebben geleerd is dat maakbaarheid dent is, als wij weieens ge dacht hebben. Daar komt bij dat ontwikkelingssamenwer king een betrekkelijk jonge discipline is. Daarmee wil ik niet zeggen dat je tot in lengte van jaren kunt blijven uitpro beren. Maar er gaat wel een tijd overheen voor er een con census ontstaat over het te voeren beleid. De zorg voor de kwaliteit dient daarin een hoge prioriteit te hebben". Een verhoging van het per centage van ons nationaal in komen dat aan ontwikkelings hulp wordt besteed, zoals in kringen van de PvdA is gesug gereerd. zou volgens Bukman die kwaliteit juist niet ten goe de komen. „Wij besteden nu anderhalf procent van ons na tionaal inkomen aan ontwik kelingssamenwerking. Door de economische groei is dat dus elk jaar in geld uitgedrukt een hoger bedrag. Ik vraag mij daarom echt af of het momen teel wijs is meer aandacht te besteden aan de extra kwanti teit dan aan de kwaliteit van onze hulp. Nee, ik voel er wei nig voor om die anderhalf pro cent te verhogen en gelukkig denkt mijn partij daar net zo over. Bovendien, als wij er in slagen de kwaliteit te verho gen, dan vormt dat op zich al een aardige groei van de effec tiviteit van de Nederlandse hulp". JOS TIMMERS Het arbeidsleven van een politiek verslaggever, een mensensoort waartoe ook ondergetekende behoort, kent soms momenten van diepe vreugde. Dat is bijvoorbeeld het geval als er een leuk of spannend debat wordt gehouden, als een bewindsman of een kamerlid je een aardig nieuwtje toevertrouwt of als je de mazzel hebt dat premier Lubbers zijn wekelijkse persconferentie op vrijdag niet om zeven uur maar al om drie uur houdt. Ook het aanbreken van een recesperiode, waarin de politieke mallemolen wat rustiger draait, kan een intens gevoel van genoegdoening verschaffen. Toevallig was het afgelopen donderdagavond weer zo ver, toen de Tweede Kamer voor een weekje krokusvakantie uiteen ging, dus u begrijpt in welke stemming ik momenteel verkeer. Het summum van beroepsgenot heb ik echter nog niet genoemd. Ik word pas echt overspoeld door een sensatie van innige blijdschap als kamerleden zuinig met hun woorden omspringen. „Is dat nu alles?", denkt u wellicht. Ja, dat is alles, maar het vergt wel enige uitleg. Toen ik op school het Duitse spreekwoord „In der Beschrënkung zeigt sich der Meister" (In de beperking toont zich de meester) leerde, kon ik niet bevroeden dat deze gevleugelde zin mij jaren later nog honderden malen door het hoofd zou spoken. Want elke keer als ik me groen en geel erger aan de omhaal van woorden die politici doorgaans menen nodig hebben om iets te betogen of te verdedigen, begint dat spreekwoord weer door m 'n geheugen te dansen. Kamerleden tonen zich maar hoogst zelden meesters. Voor iets wat in twintig minuten gezegd kan worden neemt een kamerlid vaak schaamteloos drie kwartier of zelfs nog langer de tijd. Niemand schijnt in te zien dat korte, krachtige betogen een debat aanzienlijk kunnen verlevendigen en zelfs vaak verduidelijken. IJdel als ze zijn baden volksvertegenwoordigers zich dolgraag in hun eigen uitweidingen en herhalingen. Vooral die herhalingen zijn storend, omdat over de meeste onderwerpen reeds lang tevoren alles al is gezegd en geschreven. Als de regering een wetsontwerp heeft ingediend, volgt er namelijk altijd eerst een schriftelijk debat. Alle fracties schrijven hun op- en aanmerkingen aan de betreffende minister, de bewindsman reageert daar schriftelijk op en vervolgens komt er nog een tweede ronde met aanvullende vragen en antwoorden. Onderwijl geven de Kamerleden ook nog vaak in de media hun visie op het wetsvoorstel ten beste. Pas als de hele zaak tot-en-met uitgekauwd is, wordt er een echt debat over gehouden, waarin alles weer van voren af aan wordt behandeld. Gelukkig legt voorzitter Dolman bij bepaalde debatten wel eens een spreektijdbeperking op (bijvoorbeeld 40 minuten voor de grote fracties en 20 voor de kleintjes), maar als je kamerleden de vrije hand laat, berg je dan maar. In zijn ergste vorm doet het verschijnsel van de woord- en tijdverspilling zich voor tijdens de zogeheten Uitgebreide Commissievergaderingen, in de wandeling aangeduid als UCV's. Dit zijn debatten waarin kamercommissies bewindslieden kunnen uitmelken over een rapport, een nota of een zeer ingewikkeld wetsontwerp. In veel gevallen is voor zo'n UCV een hele dag uitgetrokken: van 11 uur 's morgens tot 11 uur 's avonds. Deze tijdspanne is geen wet van Meden en Perzen, maar (u voelt het al) die logische gedachte komt bij het merendeel der kamerleden gewoonweg niet op. Als er staat 'van 11 tot 11', dan moet en zal die tijd worden volgekletst. Toch blijft er hoop. Afgelopen maandag presteerden enkele kamercommissies het zowaar om een gezamenlijke UCV al om tien voor zes te beëindigen.' Hulde.' Maar mocht nu blijken dat dit zalige feit tot de extreme uitzonderingen blijft behoren, dan klamp ik me maar vast aan een prachtige theorie die een vrouwelijke collega van me pleegt uit te dragen. Volgens haar mag elk mens in zijn leven slechts een vastgestelde hoeveelheid woorden spreken. Wie te veel praat, loopt derhalve de kans op een gegeven ogenblik geen woorden meer over te hebben en stom te worden. Hoe dan ook: kamerleden, past op uw woorden.' TRUBBELS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 5