l£'i
Het puzzelhoekje van professor Rutten
Ontwikkelingshulp
lis geen stofzuiger"
Politiek
Partij
Parlement
BINNENLAND
Ceidóc Qowiant
ZATERDAG 4 FEBRUARI 1989 PAGINA S
DEN HAAG De redacteu
ren van het gloednieuwe EZ-
Journaal, de tweewekelijkse
krant van het ministerie van
economische zaken, betraden
met enige nervositeit het hei-
ligdom van prof.dr. Frans Rut
ten. Zij hadden in een paar da-
gen tijd al met menige 'topper'
zaken gedaan, maar mochten
nu de hoogste ambtelijke baas
ontmoeten. Toen het moment
i daar was, schudden zij hem
aarzelend de hand. Zij hadden
- zich nog maar nauwelijks
voorgesteld en hun blad geïn
troduceerd of secretaris-gene
raal Rutten vroeg al: „Gaat u
ook veel aandacht besteden
I Uiteraard begonnen de redac-
leuren driftig 'ja' te knikken.
Dit tot tevredenheid van Rut
ten. Maar waarom had hij deze
vraag eigenlijk meteen, zonder
enige aanleiding of discussie,
gesteld? Waarom begon hij
j over zo'n „zwaar" onderwerp
i als macro-economie? De ge-
i middelde directeur van een
j onderneming zal bij de intro-
jductie van een nieuw bedrijfs-
i Mad echt niet meteen vragen
of er zo'n rubriek in komt.
Veel meer voor de hand lig-
gende onderwerpen zijn bij-
voorbeeld 'Mededelingen van
de personeelsvereniging', 'De
j hobby van...' of 'Het idee van
de maand'.
Hiervan uitgaande zou het niet
verbazingwekkend zijn ge
weest als Rutten had ge
vraagd: „Heeft u ook een
hoekje gereserveerd voor de
puzzelrubriek?" Desnoods was
het ook te begrijpen geweest
dat Rutten, die zijn schaarse
vrije uurtjes benut om een
baantje te zwemmen, met eni
ge dwang in zijn stem had ge
zegd: „U bent toch zeker wel
van plan reportages te maken
over sportende ambtenaren?"
Spin
De insiders weten wel beter.
Door velen in het Haagse poli
tieke en ambtelijke circuit
wordt Rutten immers gezien
als een spin in het web. Amb
tenaren die jaloers zijn op Rut
ten of gewoon flauw willen
doen, zeggen dat hij het hele
jaar bezig is met het schrijven
van zijn spraakmakende tradi
tionele nieuwjaarsartikel in
het economenblad Econo-
misch-Statistische Berichten
(ESB). Hij bemoeit zich vol
gens deze bronnen derhalve
niet of nauwelijks met de lo
pende zaken op het departe
ment. Daar heeft hij immers
zijn plaatsvervanger en een
uitgebreide staf voor.
Het is natuurlijk niet waar dat
Rutten 365 dagen lang aan zijn
artikel werkt. Het is wel waar
dat Rutten zeer grote interesse
heeft in macro-economie.
Daarom houdt hij zich niet op
met de ditjes en datjes van zijn
ministerie, maar met het na
tionale economische beleid,
anders gezegd: met de toe
komst van Nederland. Econo
mische groei, werkgelegen
heid, overheidsuitgaven, fi
nancieringstekort, belasting
druk en investeringen vormen
zijn dagelijkse portie werk.
Rutten legt graag al deze stuk
jes van de puzzel aan elkaar,
heeft daardoor een perfect
overzicht en kan veel meer
zijn dan de gemiddelde ambte
lijke adviseur voor minister of
kabinet die immers altijd met
deel-onderwerpen bezig is.
„Hij maakt beleid. In.de poli
tiek kan niemand meer om
zijn visie heen", meent iemand
die Rutten goed kent.
Deze persoon heeft hiervoor
veel waardering, maar waar
schuwt tevens voor een ver
schijnsel dat de laatste tijd veel
vaker de kop opsteekt. Rutten
is niet meer de enige ambte
naar die al dan niet in de pu
bliciteit belangrijke beleidsad
viezen formuleert. Elk depar
tement lijkt tegenwoordig wel
een secretaris-generaal of een
daaronder vallende directeur-
generaal te hebben die zich
maar al te graag en al te dui
delijk manifesteert met uit
spraken die een politieke la
ding hebben. Soms wordt de
betrokken topambtenaar
teruggefloten door zijn minis
ter. Soms verkondigt een be
windsman een visie die niet
strookt met de beweringen die
enkele dagen eerder nog door
een ambtenaar zijn gedaan.
Een andere keer spreken top
ambtenaren elkaar in het
openbaar tegen. En vaak blijft
de stellige mening onweer
sproken.
Vierde macht
Formeel blijft de minister poli
tiek verantwoordelijk voor de
daden van zijn ambtenaren.
Sinds 1971, toen de inmiddels
overleden mr. R. Crince le
Roy zijn boek 'De vierde
macht, de ambtelijke bureau
cratie als machtsfactor' publi
ceerde, weten we dat departe
mentsmedewerkers veel in
vloed kunnen uitoefenen op
hun politieke chef. Meestal ge
beurde dit echter binnenska
mers. Maar het past in deze
tijdgeest dat ambtenaren zich
onafhankelijker, zakelijker,
meer politiek en dus naar bui
ten gericht opstellen. Dat doen
zij via interviews, zelf geschre
ven artikelen, nota's of tijdens
spreekbeurten op de vele sym-
f)osia die her en der in Neder-
and worden gehouden.
Er zijn uit de afgelopen maan
den voorbeelden te over. In de
paspoortaffaire laakten enkele
politieke partijen het solisti
sche optreden van ambtenaren
op Buitenlandse Zaken. Drie
van hen - onder wie secreta
ris-generaal Jacobs - werden
al dan niet op eigen verzoek
weggepromoveerd naar bui
tenlandse vertegenwoordigin
gen. In januari kwam de Cen
trale Economische Commissie
(CEC), die uit topambtenaren
bestaat en waarvan Rutten
voorzitter is, met een vernieti
gende kritiek op het te ver
wachten milieubeleid van mi
nister Nijpels. Begin januari
had Rutten zich in zijn nieuw
jaarsartikel al over het milieu
uitgelaten op een manier die
niet goed viel bij zijn eigen mi
nister De Korte. Directeur-ge
neraal H. Pont, de voormalige
FNV-voorzitter die op Binnen
landse Zaken verantwoorde
lijk is voor het personeelsbe
leid, hield een pleidooi voor
een aparte cao voor hogere
ambtenaren. Of dit ook de me
ning is van 'zijn' minister Van
Dijk, weten we niet.
Sterke voorkeur
Nog meer typerende situaties.
Mr. J. van Gennip, plaatsver
vangend directeur-generaal
ontwikkelingssamenwerking,
pleitte openlijk voor een nieu
we visie op de relatie tussen
Nederland en Derde-Wereld
landen. Daarvoor schetste hij
een helder toekomstbeeld. Zijn
minister Bukman stond niet
bepaald te juichen over het
moment van de presentatie,
want de officiële beleidsnota
daarover wordt pas halverwe
ge dit jaar verwacht. „Van
Gennip en Bukman hebben
echter beiden hetzelfde doel
voor ogen", heet het dan in
een officieel commentaar van
het ministerie.
Minister Ruding van finan
ciën, die na de verkiezingen
van volgend jaar niet terug
keert op deze post, regeerde
over zijn politiek graf heen na,
de presentatie van het advies
van de Studiegroep Begro
tingsruimte. Deze ambtelijke
commissie had in een zwaarlij
vig rapport onder meer gecon
cludeerd dat het financierings
tekort in de eerste helft van de
jaren negentig met twee a drie
procent omlaag moest. „Niks
daarvan", reageerde Ruding
prompt. „Drie procent is nog
veel te weinig". Of dit me
ningsverschil nog niet erg ge
noeg was, ventileerden enkele
leden van de studiegroep een
heel andere mening over de
waarde van het rapport dan
hun voorzitter en collega-top
ambtenaar drs. ing. C. Maas,
bij Financiën de rechterhand
van Ruding.
Op Financiën weten ze trou
wens toch wel van wanten.
Rudings ambtenaren, die dus
eigenlijk alleen maar zo objec
tief mogelijk zouden moeten
zijn, hebben het alternatieve
PvdA-plan voor een nieuw be
lastingstelsel in keiharde be
woordingen afgekraakt. Dat
deden zij in een nota aan Ru
ding en diens staatssecretaris
Koning.
Dit is slechts een greep uit de
'mix' die is ontstaan tussen po
litieke verantwoordelijkheid,
beleid maken en uitvoeren en
ambtelijke adviezen opstellen
en promoten. Velen zullen
hier blij mee zijn, omdat dit de
politieke discussie over de toe
komst van Nederland verle
vendigt. Maar tegelijkertijd
wordt deze discussie warriger
en daardoor moeilijker contro
leerbaar. De controlefunctie is
wezenlijk voor het goed func
tioneren van een democratie.
Nooit mag worden vergeten
dat de uiteindelijke politieke
macht moet liggen bij het de
mocratisch gekozen parlement.
Het zou daarom helemaal niet
zo gek zijn als prof. Rutten bij
de volgende keer dat hij een
nieuwe krant krijgt uitgereikt
meteen zou vragen: „Heeft u
ook een hoekje gereserveerd
voor de puzzelrubriek?"
ROB SEBES
MINISTER BUKMAN GEEFT GEEN GARANTIES
OVER BESTEDING GELDEN
DEN HAAG „Ontwik
kelingshulp is geen stof
zuiger. Als je zo'n appa-
1 raat koopt krijg je er een
garantie bij. Maar als het
over het succes van ont-
wikkelingsprojecten gaat,
kan ik eigenlijk niets ga
randeren. Ik kan alleen
1 benadrukken dat we met
geld van de belastingbeta
ler mensen in de Derde
Wereld vooruit proberen
te helpen. Het gaat er
daarbij om dat die hulp
j een blijvende bijdrage le
vert aan de ontwikkeling.
De hulp moet beklijven.
Dat is een woord uit de
oude doos, maar het komt
wel het meest in de buurt
van wat ik bedoel".
Piet Bukman, voormalig CDA-
voorzitter en nu bijna drie jaar
minister voor ontwikkelings
amenwerking, wekt niet de
honderden miljoenen
jdie hij „in zijn portefeuille
heeft". Figuurlijk gesproken
natuurlijk, want de minister
-voor ontwikkelingssamenwer-
king is in Nederland een be-
windsman zonder portefeuille,
t Hij „woont in" bij Buitenland-
J se Zaken en proeft daar hoe
langer hoe meer de nadelen
van. Maar daarover later.
I Ontwikkelingssamenwerking
- is gewoon een zaak van hard
i (werken, citeert Bukman met
- instemming een kop boven
een eerder interview met hem.
- „Nou ja, dat is eigenlijk wel
- mijn grondhouding". Aan zijn
top-ambtenaar mr. J. van
1 Gennip is de rol toebedeeld
van de bevlogen ideoloog van
het Nederlandse ontwikke
lingsbeleid. Maar als het op be
slissen aankomt, tellen slechts
rationele motieven en zakelij
ke argumenten.
Emoties
Bukman: „Prima hoor, zo'n ac
tie als „Een voor Afrika". Dat
was een warme, menselijke re
actie op een actuele noodsitua
tie. Maar voor de toekomst is
structurele hulp, gericht op
een blijvende verbetering, be
langrijker dan noodhulp. Ik
weet ook niet of de Derde We
reld wel zo gebaat is bij een
grote emotionaliteit van onze
kant. Wij vinden dat voor on
zelf geloof ik erg belangrijk.
Maar emotionaliteit mag geen
basis zijn voor je beleid. Ik
denk ook dat het Nederlandse
publiek er zeer aan hecht dat
de beperkte middelen die ons
ter beschikking staan, zo goed
en rationeel mogelijk worden
besteed".
De huidige discussie rond ont
wikkelingssamenwerking gaat
er juist "Over, of al die miljar
den die de afgelopen jaren
richting Derde Wereld zijn ge
gaan, wel goed zijn terechtge
komen.
Bukmans voormalige topamb
tenaar professor Ferdinand
van Dam verketterde onlangs
de projecthulp als gerommel in
de marge. Weggegooid geld,
eigenlijk. De oplossing ligt vol
gens hem in grootschalige eco
nomische hulp. Bukmans ei
gen inspectiedienst kraakte
harde noten over de uitbeste
ding van ontwikkelingsprojec
ten aan commerciële bedrijven
en de sterk verminderde kwa
liteit van Bukmans ambtena
ren. De eerder genoemde Van
Gennip deed die kritiek nog
eens dunnetjes over en zette
forse vraagtekens bij de filoso
fie achter het ontwikkelings
beleid van de Nederlandse
overheid. Particuliere organi
saties beschuldigen minister
Bukman dat hij de „echte ar
men" uit het oog verliest en
zijn oor te veel laat hangen
naar het bedrijfsleven. Dat
bedrijfsleven klaagt op zijn
beurt weer dat het te weinig
wordt betrokken bij de ont
wikkelingshulp. -En tot slot
deed een Nijmeegse politico
loog in een proefschrift uit de
doeken, hoe niet zo lang gele
den in landen als Tanzania en
Sri Lanka voor honderden
miljoenen guldens aan Neder
landse hulpgelden over de
balk is gegooid.
Overvallen
Op de vraag of minister Buk-
De Nederlandse ontwik
kelingshulp staat volop
ter discussie. Vooral de
manier waarop de jaar
lijkse vijf miljard gul
den ontwikkelingsgeld
wordt besteed, is onder
werp van een levendig
debat waaraan gewezen
ambtenaren, tegenwoor
dige ambtenaren, weten
schappers en andere des
kundigen hun bijdrage
leveren. Niet met als
oogmerk, zo benadruk
ken alle betrokkenen,
om minder geld naar de
Derde Wereld te laten
stromen. Maar hulp
moet wel terechtkomen
bij de mensen voor wie
de hulp bestemd is. En
daar heeft het in het ver
leden nog weieens aan
ontbroken.
man overvallen is door de
toon en intensiteit van de kri
tiek, reageert hij wat veronge
lijkt.
„Nou nee, die discussie heeft
mij niet verrast. En ik ben er
bepaald niet ongelukkig mee.
Maar ik heb er zelf ook de
toon voor gezet. Vanaf het be
gin van mijn ministerschap:
„aankomst 14 juli 1986", heb ik
grote aandacht gegeven aan
het probleem van de kwaliteit.
Dat het nu pas naar buiten
doordringt, komt misschien
omdat er in de publieke opinie
een incubatietijd nodig is ge
weest".
„Wat mij betreft had die dis
cussie al eerder gevoerd mo
gen worden. Het is zeker niet
zo, dat ik nu opeens wakker
ben geworden door proef
schriften en redes en opmer
kingen van weet ik wie alle
maal".
Toch lijkt de kritiek de minis
ter niet geheel onberoerd te la
ten. Hij reageert eerst wat kor-
SUSKE EN WISKE DE KOMIEKE COCO
6enoetIsmbth heelt een
hele hoon ontberingen
moeten morsten je moet
hem niet 10 op z'n nek zit
ten Ue helpen er onszelj
niet mee /is we op hleinif-
heden faon ritten
meewegen. Ik weet
het; dat lijken enorme open
deuren. Maar kijk eens wat er
in het verleden aan ontwikke
lingswerk is geparachuteerd,
zonder kennis van de plaats
waar het neerkwam. Daar zijn
vele voorbeelden van te noe-
(c) Standaard U<tg<rv®rlj, Antwerpen-Weesp
Minister Bukman: Ontwikkelingshulp is geen stofzuiger
zelig als hij wordt herinnerd
aan de zes met een dikke min
die hij als rapportcijfer kreeg
van deskundigen, die door het
Derde-Wereldblad Onze We
reld waren gevraagd de minis
ter te beoordelen.
„Als ik lees dat ik die zes min
alleen te danken heb aan het
feit dat Nederlanders niet
graag onvoldoendes geven,
dan vind ik dat wat tenden
tieus. Ik slaap overigens geen
nacht minder van dat cijfer.
Aan de andere kant; wanneer
je als bewindsman een vol
doende krijgt voor je beleid, is
dat natuurlijk mooi meegeno
men. Het is immers allemaal
niet zo simpel. Daarmee is niet
gezegd dat ik met vreugde kijk
naar zo'n zesje. De vraag is of
het beter kan. De inzet is de
verbetering van de kwaliteit
van de Nederlandse hulp".
Notitie
Hoe het allemaal .beter kan,
zal de minister uit de doeken
doen in een notitie die eind
juni in de Tweede Kamer zal
worden behandeld. Voor zover
er natuurlijk objectieve crite
ria zijn om vast te stellen of
hulp inderdaad helpt.
Minister Bukman is niet be
reid nu al zijn troeven via in
terviews op tafel te leggen.
Desgevraagd noemt hij wel
enkele belangrijke
ling een rol zullen spelen.
„Het gaat mij er om dat de Ne
derlandse hulpinspanning
maximaal bijdraagt aan een
structurele vermindering van
de armoede. Daarbij speelt een
aantal factoren een rol. De
hulp moet passen in een groter
macro-economisch raamwerk.
Het heeft geen enkele zin zo
maar wat losse activiteiten te
ondersteunen. Je moet ook de
plaatselijke sociaal-culturele
Andere criteria van Bukman
zijn de milieubescherming en
de continuïteit, een door de ja
ren heen herkenbare beleids
lijn. De minister: „In het ver
leden zijn nogal eens resulta
ten op korte termijn nage
streefd, waarbij de effecten op
lange termijn werden ver
waarloosd. Dat is niet de juiste
manier. Verder moeten we
voorkomen dat we steeds van
de hak op de tak springen; met
nieuwe' onderwerpen aan ko
men dragen zonder te weten
of de landen in de Derde We
reld dat wel belangrijk vinden.
En we moeten .ervoor zorgen
dat bij alles wat we doen- zo
snel mogelijk wordt samenge
werkt met de mensen uit het
land zelf. Het moet hun zaak
worden".
Versnippering
Minister Bukman heeft nog
meer pijlen op zijn boog. Zo
zou het aantal landen waar
mee Nederland samenwerkt,
momenteel een stuk of vijftig,
kunnen worden beperkt. Par
ticuliere organisaties die met
overheidsgeld projecten steu
nen met name de medefi
nancieringsorganisaties zul
len hun activiteiten en geogra
fische spreiding beter op el
kaar moeten afstemmen. Zo
kan een versnippering van de
hulp worden tegen gegaan.
Minister Bukman: „Het is een
afschuwelijk probleem dat er
voor sommige landen en som
mige projecten enorme tekor
ten zijn, terwijl voor andere.
meer in de aandacht staande
projecten en landen een over
vloed aan geld voorhanden is.
Internationaal ligt die afstem
ming moeilijk. Maar in Neder
land zullen de overheid en de
particuliere organisaties de
zaak gewoon beter moeten
coördineren. Ik wil niet uit
sluiten dat men mij kan over
tuigen dat de huidige manier
van werken toch goed is. Maar
laten we eerst maar eens om
de tafel gaan zitten".
Een politiek ronduit gevoelig
onderwerp in de discussie over
de kwaliteit van de ontwikke
lingshulp is de „integratie" op
het ministerie van buitenland
se zaken. Mede onder druk
van Bukmans eigen partij is
het nu eindelijk zo ver, dat
ambtenaren na een periode
van een jaar of drie van stoel
moeten verwisselen. Genera
listen (van-alles-wat-weters)
zijn belangrijker dan specialis
ten. Ook ontwikkelingssamen
werking draait mee in deze ca-
roussel. Maar juist daar wreekt
zich nu het verloren gaan van
moeizaam opgebouwde specia
listische kennis.
Minister Bukman zegt desge
vraagd zich niet aan het prin
cipe van die permanente stoe
lendans te willen onttrekken.
Maar uit zijn woorden valt ook
af te leiden, dat hij vindt dat
voor zijn ambtenaren een aan
tal aparte regelingen en uit
zonderingen gemaakt moet
worden.
Anderhalf procent
Overigens wil de huidige be
windsman beslist niet de in
druk wekken dat hij zo op de
kwaliteit van de hulp hamert,
omdat het onder zijn voor
gangster Schoo een rommeltje
zou zijn geweest.
„Kijk, de kritiek slaat voor
een belangrijk deel terug op de
FOTO: CEES VERKERK
periode vóór minister Schoo.
Je kunt niet zeggen dat er
toen niet op de kwaliteit werd
gelet, maar de omstandighe
den waren anders".
„Er hebben zich de afgelopen
jaren ingrijpende veranderin
gen in de wereld voorgedaan,
en die hebben effect op de
richting van het beleid. Een
van de dingen die we hebben
geleerd is dat maakbaarheid
dent is, als wij weieens ge
dacht hebben. Daar komt bij
dat ontwikkelingssamenwer
king een betrekkelijk jonge
discipline is. Daarmee wil ik
niet zeggen dat je tot in lengte
van jaren kunt blijven uitpro
beren. Maar er gaat wel een
tijd overheen voor er een con
census ontstaat over het te
voeren beleid. De zorg voor de
kwaliteit dient daarin een
hoge prioriteit te hebben".
Een verhoging van het per
centage van ons nationaal in
komen dat aan ontwikkelings
hulp wordt besteed, zoals in
kringen van de PvdA is gesug
gereerd. zou volgens Bukman
die kwaliteit juist niet ten goe
de komen. „Wij besteden nu
anderhalf procent van ons na
tionaal inkomen aan ontwik
kelingssamenwerking. Door
de economische groei is dat
dus elk jaar in geld uitgedrukt
een hoger bedrag. Ik vraag mij
daarom echt af of het momen
teel wijs is meer aandacht te
besteden aan de extra kwanti
teit dan aan de kwaliteit van
onze hulp. Nee, ik voel er wei
nig voor om die anderhalf pro
cent te verhogen en gelukkig
denkt mijn partij daar net zo
over. Bovendien, als wij er in
slagen de kwaliteit te verho
gen, dan vormt dat op zich al
een aardige groei van de effec
tiviteit van de Nederlandse
hulp".
JOS TIMMERS
Het arbeidsleven van een
politiek verslaggever, een
mensensoort waartoe ook
ondergetekende behoort, kent
soms momenten van diepe
vreugde. Dat is bijvoorbeeld
het geval als er een leuk of
spannend debat wordt
gehouden, als een bewindsman
of een kamerlid je een aardig
nieuwtje toevertrouwt of als je
de mazzel hebt dat premier
Lubbers zijn wekelijkse
persconferentie op vrijdag niet
om zeven uur maar al om drie
uur houdt. Ook het aanbreken
van een recesperiode, waarin
de politieke mallemolen wat
rustiger draait, kan een intens
gevoel van genoegdoening
verschaffen. Toevallig was het
afgelopen donderdagavond
weer zo ver, toen de Tweede
Kamer voor een weekje
krokusvakantie uiteen ging,
dus u begrijpt in welke
stemming ik momenteel
verkeer.
Het summum van
beroepsgenot heb ik echter
nog niet genoemd. Ik word pas
echt overspoeld door een
sensatie van innige blijdschap
als kamerleden zuinig met
hun woorden omspringen. „Is
dat nu alles?", denkt u
wellicht. Ja, dat is alles, maar
het vergt wel enige uitleg.
Toen ik op school het Duitse
spreekwoord „In der
Beschrënkung zeigt sich der
Meister" (In de beperking
toont zich de meester) leerde,
kon ik niet bevroeden dat deze
gevleugelde zin mij jaren later
nog honderden malen door het
hoofd zou spoken. Want elke
keer als ik me groen en geel
erger aan de omhaal van
woorden die politici doorgaans
menen nodig hebben om iets
te betogen of te verdedigen,
begint dat spreekwoord weer
door m 'n geheugen te dansen.
Kamerleden tonen zich maar
hoogst zelden meesters. Voor
iets wat in twintig minuten
gezegd kan worden neemt een
kamerlid vaak schaamteloos
drie kwartier of zelfs nog
langer de tijd. Niemand schijnt
in te zien dat korte, krachtige
betogen een debat aanzienlijk
kunnen verlevendigen en zelfs
vaak verduidelijken. IJdel als
ze zijn baden
volksvertegenwoordigers zich
dolgraag in hun eigen
uitweidingen en herhalingen.
Vooral die herhalingen zijn
storend, omdat over de meeste
onderwerpen reeds lang
tevoren alles al is gezegd en
geschreven. Als de regering
een wetsontwerp heeft
ingediend, volgt er namelijk
altijd eerst een schriftelijk
debat. Alle fracties schrijven
hun op- en aanmerkingen aan
de betreffende minister, de
bewindsman reageert daar
schriftelijk op en vervolgens
komt er nog een tweede ronde
met aanvullende vragen en
antwoorden. Onderwijl geven
de Kamerleden ook nog vaak
in de media hun visie op het
wetsvoorstel ten beste. Pas als
de hele zaak tot-en-met
uitgekauwd is, wordt er een
echt debat over gehouden,
waarin alles weer van voren
af aan wordt behandeld.
Gelukkig legt voorzitter
Dolman bij bepaalde debatten
wel eens een
spreektijdbeperking op
(bijvoorbeeld 40 minuten voor
de grote fracties en 20 voor de
kleintjes), maar als je
kamerleden de vrije hand laat,
berg je dan maar. In zijn
ergste vorm doet het
verschijnsel van de woord- en
tijdverspilling zich voor tijdens
de zogeheten Uitgebreide
Commissievergaderingen, in
de wandeling aangeduid als
UCV's. Dit zijn debatten
waarin kamercommissies
bewindslieden kunnen
uitmelken over een rapport,
een nota of een zeer
ingewikkeld wetsontwerp. In
veel gevallen is voor zo'n UCV
een hele dag uitgetrokken:
van 11 uur 's morgens tot 11
uur 's avonds. Deze tijdspanne
is geen wet van Meden en
Perzen, maar (u voelt het al)
die logische gedachte komt bij
het merendeel der kamerleden
gewoonweg niet op. Als er
staat 'van 11 tot 11', dan moet
en zal die tijd worden
volgekletst.
Toch blijft er hoop. Afgelopen
maandag presteerden enkele
kamercommissies het zowaar
om een gezamenlijke UCV al
om tien voor zes te beëindigen.'
Hulde.' Maar mocht nu blijken
dat dit zalige feit tot de
extreme uitzonderingen blijft
behoren, dan klamp ik me
maar vast aan een prachtige
theorie die een vrouwelijke
collega van me pleegt uit te
dragen. Volgens haar mag elk
mens in zijn leven slechts een
vastgestelde hoeveelheid
woorden spreken. Wie te veel
praat, loopt derhalve de kans
op een gegeven ogenblik geen
woorden meer over te hebben
en stom te worden. Hoe dan
ook: kamerleden, past op uw
woorden.'
TRUBBELS