Die vrouwen doen toch wat ze willen Wie nooit gehuild heeft, zal zelfs een rivier van tranen niet horen HANDEL IN TOGO: 'Ëeidóe&xt/ta/nt1 Geloven in Mexico. Onder een oppervlakkig laagje katholicisme wordt in dit land ook een heel andere godsdienst bedreven: die van de Indianen. Deze vroomste bevolkingsgroep van het meest katholieke lahd ter wereld, tevens de armste en meest onderdrukte, gebruikt de kerk als een schuilplaats. Zo kunnen de Indianen hun cultuur en identiteit behouden. „Hun spiritualiteit heeft de kerk maar te respecteren", meent bisschop Arturo Lona Reyes, een van de weinige kerkleiders die het opnemen voor de twintig miljoen Indianen in dit land, hun cultuur verdedigen en hun belangen behartigen. Mgr. Arturo Lona Reyes, die in zijn strijd voor de rechten van de Indianen weinig openlijke steun krijgt. MEXICO STAD - Wanneer hij In diaanse boeren in de bergen be zoekt, slaapt hij, net als zij, op de harde koude grond. Als er voor de arme campesmos geen voedsel is, eet hij ook niet. Bisschop Arturo Lona Reyes ziet het als zijn herder lijke taak te delen in het lijden van zijn parochianen. „Dat is de enige manier om precies te weten wat nodig is om levensomstandig heden te verbeteren", zegt hij. „Want wie zelf nooit gehuild heeft, zal een ri vier van tranen nog niet horen". De 63- jarige padre obispo herkent het wenen en begrijpt maar al te goed waar het in zijn kerkprovincie Tehuantepec (Zuid- Mexico, staat Oaxaca) aan schort. Dus zijn onder zijn leiding irrigatiekanalen aangelegd en voedselcoöperaties opgezet. „Want het bedienen van de sacramenten is maar de helft van de zaak", meent de bisschop. Aan het bestrijden van onge lijkheid en uitbuiting en aan het verde digen van de Indiaanse cultuur besteedt hij ten minste evenveel tijd. Lona is geliefd bij zijn Indianen in Te huantepec, overwegend Zapoteken, die er een matriarchale samenlevingsvorm op na houden: de vrouwen verdienen hier de kost. Wanneer padre obispo in de plaatselijke kerk de mis opdraagt, staan de mensen tot op het plein voor de kerk. Hij is innemend. Zet kinderen voor het altaar. Laat leken uit de bijbel lezen en steekt een felle, bewogen preek af over het lot van de Zapoteekse vrou wen. Mgr. Lona's onophoudelijke strijd voor de Indianen in Mexico, de armste en meest gediscrimineerde bevolkingsgroep, heeft ook internationaal de aandacht ge trokken. Zoals eerder gemeld is het bis dom Breda vorig jaar een „intercambio" met Tehuantepec aangegaan. Een „bis domskoppeling" op voet van gelijkheid en met het doel van elkaar te leren. De Mexicaanse bisschop is bijzonder blij met de Nederlandse steun. Want zijn fel le maatschappijkritiek is ongebruikelijk voor een functionaris van de Mexicaan se kerk. Slechts een zestal van zijn circa honderd collega's durven Lona openlijk te steunen, de anderen houden zich op de vlakte of wijzen het politieke engage ment van de bisschop van Tehuantepec af. Een toevallige ontmoeting in de bus in Puebla met een daar wonende pries ter, waarbij de naam Lona Reyes viel, leidde tot een verschrikte reactie van diens kant. Bijna fluisterend merkte de priester vervolgens op: „Dat is een revo lutionair". Echt gevaar heeft mgr. Lona vooral te duchten van de mensen die de Indianen uitbuiten: grootgrondbezitters, politieke machthebbers en de plaatselijke drugs maffia. Eenmaal is hij ternauwernood aan een moordaanslag ontsnapt. Lona Reyes is een uitzondering. De rooms-katholieke kerk in Mexico heeft zich het lot van de Indianen nooit erg aangetrokken. Niet toen zij alle macht bezat en dat op uitbundige wijze toonde door schitterende barok-kerken te bou wen met gouden altaren en muurdecora ties. Niet nadat zij in het begin van deze eeuw werd lam geslagen door Mexicaan se revolutionairen, van al haar bezittin gen werd beroofd en rechteloos werd. Deze revolutie is geïnstitutionaliseerd. Zodat nu, net als de Indianen, in de stra ten van steden als Puebla nonnetjes zelf gemaakte zoetigheden moeten verkopen om aan geld te komen. Toch zijn de arme Indianen altijd de trouwste kerkgangers gebleven. Alleen is hun geloof niet hetzelfde katholicisme dat Rome voorhoudt. „Elk vluchtig con tact met Mexico en Mexicanen toont dat er onder westerse vormen nog altijd oude geloven en gebruiken zijn", schrijft Octavio Paz in het inmiddels tot stan daardwerk verheven „Labyrint der Een zaamheid". „Indianen zien achter het kerkaltaar hele andere dingen gebeuren. In het rooms-katholicisme beleven zij hun oorspronkelijke religiositeit", meent deze Mexicaanse filosoof. Dat is dan ook de achtergrond van waar uit spectaculaire en kleurrijke Indianen- dansen zijn te verklaren die op pleinen bij kerken worden opgevoerd. „Deze dansen bezitten enorme spiritualiteit en hebben wij als kerk te respecteren", stelt bisschop Lona Reyes. „Zij behoren tot de cultuur van het volk. Het lijkt alle maal weinig van doen te hebben met ka tholicisme, verentooien en speren, trom geroffel en strijdtonelen. Toch eren deze Indianen, bijvoorbeeld op het Mariafeest in december in Guadalupe, dezelfde Ma ria als de honderdduizenden die de mis sen bijwonen". Bruine Maria Op die ene dag in december (de 12e) staat in Mexico de tijd stil en wordt in het hele land gebeden, gefeest en gedron ken ter meerdere glorie van de Maagd van Guadelupe, de bruine Maria. De kerkbezoekers, Indianen en (andere) De Indianen in Mexico vieren het feest van de Maagd van Guadelupe op een heel eigen wijze. FOTO'S: CHARLOTTE BOS arme pelgrims, hebben op zijn minst een kaars en een prentje van de Maagd in de hand. Sommigen zijn voor de basiliek op hun knieën gevallen en kruipen de reusachtig grote hal van het moderne ge bouw binnen. (De oorspronkelijk kerk is in bouwvallige staat en niet langer toe gankelijk). In de talloze marktkraampjes en winkeltjes rondom het kerkplein zijn tevens grote beelden van de Maagd te koop. Haar stralenkrans wordt gevormd door de koperkleurige binnenzijde van Cola-blikjes. Al deze religiositeit is ontstaan door haar verschijning op 12 december 1531 aan de Indiaanse boer Juan Diego. De afbeelding die zij van zichzelf zou heb ben achtergelaten op diens mantel, hangt nu in de moderne basiliek. De Maagd van Guadelupe is het sym bool en brandpunt van het Mexicaanse katholicisme. Prenten en beelden van haar zijn er in het hele land, op treinsta tions, in bussen, huiskamers en straten. Haar verschijning heeft deze natie tot de meest katholieke ter wereld gemaakt. Maar toont tevens het tweeslachtige van de Mexicaanse godsdienst. Want de bis schop die in de zestiende eeuw erkende dat de Spaanse Maagd van Guadelupe voor Juan Diego was verschenen, wist maar al te goed dat deze toen niet Maria maar zijn „godin van de aarde" in de lichtbundel had gezien en dat de plek waar volgens de godin een basiliek moest worden gebouwd, een gewijde plaats van de Indianen was. Helpster Aarde is nog altijd het meest fundamen tele in het bestaan van de Indianen. Hun leven is ermee vervlochten. Het lijkt wel of zij daarom altijd op de grond zitten en meestal blootvoets lopen. Het oude Mexicaanse gezegde „Christus heeft de mensheid verlost maar vergat de India nen", heeft niets aan betekenis ingeboet. Dat bewijzen de dozen op straat waarin hun kinderen liggen te slapen, de bedel- parades van oude Indianen vrouwen op het Zocaló van Oaxaca, een verzamel punt van toeristen, het geleur van tien, twaalf jaar oude Indianenmensjes met hun geweven armbandjes. „Drie voor duizend pesos, alstublieft?". Duizend pe sos is nog geen gulden. Het is duidelijk dat hun maaltijd van de dag afhangt van het succes van deze transactie. Al deze arme Indianen vinden troost bij de Maagd van Guadelupe. Zij, de Maria met de huidskleur van een Indiaanse, is (behalve waakster over goede oogsten) vooral beschermheilige van de zwakken en helpster van de onderdrukten. „Het katholicisme, geconcentreerd rond de Maagd van Guadelupe, is door de India nen met ongekende gretigheid geabsor beerd. Hoewel opgelegd door de Spaanse heersers, gaf het de Indianen een plaats terug in de kosmos, die zij waren kwijt geraakt door de vlucht van hun goden, de dood van hun leiders, de onderdruk king van hun cultuur en de vernietiging van hun tempels en geschriften", schrijft Paz in „Labyrint der Eenzaamheid". Toen de Spaanse veroveraar Herman Cortes kwam, vertrokken de goden en bestreed de laatste Azteken-leider, Cau- themoc, de Spanjaarden in de vaste overtuiging dat hij zou verliezen. Wat dus ook gebeurde. Maar deze jonge Az teken-leider is een martelaar geworden. In de voorstellingen van het lijden van Christus, die in de Mexicaanse kerken overmatig bloederig zijn, is volgens Oc tavio Paz de onttroning, marteling en dood van Cauthemoc verbeeld. Zo biedt de rooms-katholieke kerk aan de Indianen al eeuwenlang een schuil plaats. Een schuilplaats waaruit nu vol gens bisschop Arturo Lona Reyes hun „totale bevrijding" mogelijk kan zijn. Wanneer in Tehuantepec de Zapoteekse vrouwen, de dag na de preek van de bis schop, de markt verlaten, staan zij fier in de bakken van de als taxi's dienst doende motorwagentjes. Zelfbewust en strijdbaar. De kerk van hun padre obis po heeft daar alles mee te maken. FRANS BOTHOF Op de markt hebben de vrouwen het voor het zeggen. Joos Persoon, onze verslaggeefster die een trektocht maakt door West- Afrika, begint in de buurt te komen van haar einddoel: de monding van de Niger. Ze is inmiddels tot Togo gevorderd en stortte zich in de kakafonie van het marktgebeuren in de hoofdstad Lome, waar de vrouwen het voor het zeggen hebben. LOME - Aan een blikkerende Golf van Guinee ligt, gescheiden door de brede autoroute Benin-Ghana, de hoofdstad van het kleine West- afrikaanse Togo. De ruim opgezet te buitenwijken zijn goed ontsloten door asfaltwegen. Toch cirkelt de belangrijkste verkeersstroom als een nijdige zwerm bijen rondom één plek, Asigame, de grote markt. Niet alleen vormt de markt een la waaiige plaats van koop en ver koop; het hele marktwezen vormt een onbekende economische groot heid in heel West-Afrika. Al in een straal van honderd meter rondom het eigenlijke marktgebouw, ko men de dure terreinwagens, de krakende taxi's en de al evenzeer rammelende per- sonenbusjes, nog maar moeizaam voor uit. Brommers en fietsers banen zich zig zaggend een weg door de straten die vol ledig in beslag zijn genomen door voet gangers en straatverkopers. De stoepen zijn geblokkeerd door stalletjes of wat dies meer zij. De vrouwen die produk- ten aanvoeren of al de nodige inkopen hebben gedaan, bewegen zich met zware bepakkingen op het hoofd fier door de mensenmassa. Het gewicht dat zij, veelal met losse handen, op het hoofd dragen kan makkelijk vijftien, twintig kilo of meer zijn en als het zo uitkomt geven zij ook nog lopend hun kind de borst. Rondom het marktgebouw dienen zich dagelijks zo'n vijftien- tot achttienhon derd gegadigden aan voor een plekje om hpn waren uit te venten, brood te verko pen of ander soort baksel van yam en bananen te slijten. Om extra aandacht te trekken klingelen velen met een bel, het geen de kakafonie compleet maakt. In die krioelende massa bewegen zich ook nog vijftienhonderd ambulante straat verkopers. Zij kunnen blijkbaar de 25 cent die een buitenstalletje kost niet op brengen en sjouwen alle dagen rond met hun kisten en tassen vol zonnebrillen, horloges (een echte Cartier, mevrouw), nivaquine en oliebollen zonder krenten. Wie niet oppast struikelt over de lage ta feltjes waarop flessen met allerhande snoepgoed, pinda's en cashewnoten of ziet opeens een hand met geld voor het gezicht wapperen, want ook de zwart- geldmarkt doet het hier uitstekend. In het eigenlijke marktgebouw, een in 1967 opgetrokken klomp beton van drie verdiepingen hebben bijna zeventien honderd kooplieden een vaste stand voor een maandelijkse huur van acht tot achtentwintig gulden, al naar gelang de grootte. Hier liggen de stellingen volge propt met parfums, leerwaren, plastic huishoudspullen, bergen tomaten, sla en uien, ladingen zeep en andere welrieken de drogisterijprodukten. Hier liggen ook de plastic zakken vol gekleurde medicij nen van onbekende afkomst en onduide lijke werking; waarvan het overigens verboden is ze binnen het marktgebouw te verkopen, maar, zo zou de directeur later somber toegeven: „Die vrouwen hier doen toch wat zij zelf willen". In speciale afdelingen van de markt gaan de kilo's vis, de capitaine, dorado's en lune's, al of niet gedroogd of gezouten, van hand tot hand. Daar schuiven ook de koeiepoten, bieflappen en geitekop pen over de stenen toonbank. Tissus De tweede verdieping van het gebouw wordt vrijwel geheel in beslag genomen door het produkt dat deze markt in Lome haar internationale faam en rijk dom heeft gegeven, de meters hoog op gestapelde bedrukte stoffen, de tissus. Uit heel West-Afrika, maar ook uit Ga bon, Cameroun, Zimbabwe en Etiopiè komen handelaren naar de Togolese hoofdstad om honderden meters van het gekleurde katoen in te slaan. Eind negentiende eeuw zochten de Brit ten een goede afzetmarkt in Afrika voor hun textielprodukten, zij hadden im mers niet voor niets de stoommachine uitgevonden. De katoen sloeg zeer aan bij de vrouwen van de voormalige Sla venkust en terwijl hun mannen te werk werden gesteld door de Duitsers, die toentertijd het protectoraat hadden, wa ren het de vrouwen die zich op de tex tielhandel gingen richten. En die handel heeft zich de laatste jaren sterk kunnen uitbreiden, omdat Togo uiteindelijk een rustige bakermat bleek te zijn temidden van politiek roeriger landen als Burkina Faso, Ghana en Nigeria. In Lome wor den heden ten dage ook stoffen verhan deld, niet enkel meer gefabriceerd in En geland, maar ook in tal van Afrikaanse landen zoals Ivoorkust, Nigeria en Mali. Een van de betere produkten, dat zelfs een statussymbool is geworden, is de Wax Hollandaise of de Real Dutch Wax; volgens de Afrikaanse vrouwen een ab soluut kwaliteitsprodukt van Vlisco (uit Helmond of Venlo) dat in geen enkele bruidsschat mag ontbreken. Althans, voor wie zich het kan permitteren, want de stoffen, standaard verkocht per zes meter, kunnen in prijs variëren van zo'n veertig gulden („Dat zal wel snel bleken mevrouw") tot meer dan tweehonderd gulden. Voor ongeveer twintig tot vijftig gulden kan een goede kleermaker er in enkele dagen een rok met omslagdoek, een hesje of een hoofddoek van maken. Miuonaires De textielhandel is daarom zo belangrijk omdat de tissus nog steeds de basis vormt van de meest gedragen kleding in Afrika. En de vrouwen die zich tiental len jaren geleden op die handel hebben gestort, mogen zich nu wel tot miljonai- res van het continent rekenen. Geschat wordt dat juist die vrouwen die het in de internationale groothandel hebben ge zocht, maandelijks zo'n 12.000 gulden incasseren. Het zijn deze vrouwen die hun luxe wagens door de rommelige straten van Lome sturen en vandaar de naam Nana-Benz hebben gekregen, de moeders in de Mercedes Benz. Het is onduidelijk welke verdiensten de vrouwen werkelijk hebben; het lijkt on waarschijnlijk, maar de meesten van hen houden er geen boekhouding op na. „De handel zit hen in het bloed; het zaken doen in de vingers. Daar hebben zij geen zakcalculator bij nodig", zo vertelt een jonge handelsvrouw, haar afgunst voor de Nana-Benz niet verbergend. „De meesten van hen zijn niet naar school geweest; kunnen ternauwernood lezen. Tenzij ze een zoon of neefje inschakelen, wordt geen administratie bijgehouden. Het zijn de bankiers die hen op gezette tijden laten weten: het gaat goed, het gaat niet goed". De succesverhalen over enkele Nana- Benz die in de stad de ronde doen, we gen natuurlijk niet op tegen het dagelijks feploeter van vele honderden kleine za- envrouwen die zich met behulp van slechts heel kleine marges staande moeten zien te houden in een keiharde concurrentiestrijd met hun stadgenoten en met hun „collega's" in Abidjan (Ivoorkust) en Lagos (Nigeria). Voor hen is elke klant bittere noodzaak en waar schijnlijk zijn juist zij het die de Togole se handelsvrouwen het karakter van „vrolijk, vriendelijk en geduldig" heb ben verleend. Overigens zijn ook deze vrouwen niet happig op het geven van informatie over hun inkomsten. Voor de Togolese regering moet het irri tant zijn te weten dat zich in het land een grote hoeveelheid geld opzamelt, waarvan zij de omvang niet kent en waarvan slechts een klein deel, in de vorm van een laag belastingpercentage, aan de natie ten goede komt. In Togo gaat men ervan uit dat het land drijft op de inkomsten van fosfaten, koffie en ca: cao en op het toerisme, maar er is dan ook geen ambtenaar die durft te schatten hoeveel geld door de handelsvrouwen wordt opgepot of overgemaakt op Fran se en Zwitserse banken. De directeur van de markt in Lome, een man, ver klaart wat zieligjes: „Het zijn de vrou wen hier die de handel en de prijzen be palen. Als marktdirectie weten wij niet eens wat de dagelijkse omzet in dit ge bouw is, miljoenen cfa's of meer? (hon derd cfa is zeventig cent). Die vrouwen vertellen ons niets, waarschijnlijk omdat ze het zelf ook niet goed weten. Overi gens wórden wij ook niet geacht er naar te vragen, dat is hun privéterrein". Buitenland In Togo bestaat dus een economische grootheid met ongekende omvang. Hoe veel maandelijks naar het buitenland verdwijnt, is niet bekend. De Togolese regering heeft het makkelijk gemaakt geld naar buiten te sluizen, om daarmee buitenlandse investeerders te lokken. Door monetaire faciliteiten weten bui tenlandse bedrijven zich ervan verze kerd dat zij hun verdiende geld kunnen uitvoeren. Dat betekent dat ook Togole- zen eenvoudig geld kunnen overmaken, maar volgens de regering weegt die kapi- taalvlucht niet op tegen de inkomsten door buitenlandse investeringen. Die ka- pitaalvlucht zou overigens kunnen wor den ingedamd door de handelsvrouwen wegwijs te maken in het investeren in ei gen land. Om bijvoorbeeld het toerisme te verbeteren zouden nog meer hotels kunnen worden gebouwd. Maar de vrou wen durven dat blijkbaar niet goed aan; denken waarschijnlijk dat zolang het geld in een kluis zit er niets mee kan ge beuren. Het loven en bieden blijft dagelijks z'n gang gaan op en rond de markt en nog dit jaar wordt een gigantisch groot twee de marktgebouw geopend, aan de rand van de stad. De drie aaneengesloten elipsvormige hallen, waarvan de muren zijn ingelegd met kleurrijk mozaïek, zijn nu nog bijna luguber leeg. Over enkele maanden wanneer de koude woestijn wind harmattan geen vat meer heeft op de krakende houten stallingen, kunnen zich opnieuw zo'n achttienhonderd vrouwen op de markt en met name tis sus storten, de strijd om het bedrukte katoen en de „Benz". JOOS PERSOON

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 32