Ouderen zijn nieuwe generatie studenten De andere jaren 8 DE MENS EN DE MACHT OPEN UNIVERSITEIT TEKENT TOEKOMSTBEELD: CcidócSouAont 24 ZATERDAG 28 JANUARI 1989 PAGINA 25 De Open Universiteit, een nieuwe kans! - zo staat het in de folders. Een kans om meer perspectief te geven aan het maatschappelijke en persoonlijke bestaan. Onwillekeurig denk je dan aan studenten die nog een carrière moeten, opbouwen. Maar van de bijna 35.000 ingeschrevenen blijken er zo'n 1200 ouder dan 55 jaar te zijn. Zeventigjarigen horen daarbij niet tot de uitzonderingen en vorig jaar is een 91-jarige tandarts in ruste bij het studiecentrum in Zwolle begonnen aan een rechtenstudie. „Want rechten, dat is het vak van de toekomst", is zijn credo. Het gaat bij de Ou, zoals de Open Universiteit zich afficheert, hoofdzakelijk om schriftelijk universitair en hoger beroepsonderwijs, waarvoor geen toelatingsdiploma is vereist, maar waarvan wel verondersteld wordt dat men het kan volgen. De studie (die kan worden bekroond met een wettelijk erkende titel) vergt dus een minimum aan reizen^ maar een maximum aan doorzettingsvermogen: de kortste leergang, bestaande uit één „losse cursus", brengt al een studielast van honderd of tweehonderd uur met zich mee. Begeleiding wordt gegeven vanuit achttien studiecentra, verspreid over het hele land, waar consulenten van de Ou aanwezig zijn en ook spreekuur houden. Inmiddels neemt het aantal oudere studenten toe en Johan Kortenray (38), hoofd voorlichting van de Ópen Universiteit in Heerlen, verwacht dat die stijging in de komende tijd fors zal doorzetten. Oud en jong bijeen in een Studiecentrum van de Open Universiteit. HEERLEN - „Studeren heeft niet in de eerste plaats met intelligentie te maken. Ik denk dat je eerder door andere eigen schappen slaagt in het voltooien van een studie". Leenderd Moleveld (79) uit Voorburg wist waarover hij sprak in het huisorgaan „Modulair" van de Open Universiteit, dat hem onlangs etaleerde als oudste ingeschrevene van het studie centrum in Den Haag. Op veertienjarige leeftijd begon Mole veld als jongste bediende op een advoca tenkantoor, op z'n eenentwintigste was hij daar bureauchef. Na een carrière die hem onder meer het verzekeringswezen binnenvoerde, werd hij uiteindelijk ook weer gepensioneerd als bureauchef op een advocatenkantoor. Vele jaren daar na ging hij rechten studeren, als hobby, en voor zijn eerste tentamen scoorde hij een acht. Overigens ziet hij af van door werken naar de doctoraalbul: „Voor de praktijk en voor mijn inkomen heb ik dat niet meer nodig". Studie om iets in het leven af te ronden, zonder dat het bepaald moét. Leenderd Moleveld gaf een gedachte aan, die bij veel ouderen speelt als zij de schriftelijke colleges van de Open Universiteit gaan volgen. Maar Johan Kortenray, hoofd voorlichting van de Ou, ziet nog een an der perspectief, waarvan hij verwacht dat het zich in snel tempo zal verbreden: „Het heeft te maken met het gezicht dat de nieuwe generatie ouderen de maat schappij zal tonen. Een groter aantal goed tot zeer goed opgeleide mannen en vrouwen, van wie velen verantwoorde lijke of in elk geval veelzijdige functies hebben bekleed. Meer nog dan nu al het geval is, zullen ouderen zich dan aan melden (of zich laten vragen) voor ver antwoordelijke vrijwilligersfuncties in de maatschappij. Waarbij een aantal van hen de behoefte zal voelen diepere ken nis en inzicht te krijgen in richtingen zo als economie of staatsrecht. Eventueel via de verkorte programma's die we on langs hebben toegevoegd aan het geheel. Anderen, die zich toch wat meer losma ken van de werkende maatschappij, zul len zich aangetrokken voelen tot bij voorbeeld cultuurgeschiedenis. Een overkoepelende factor bij dit alles is de te verwachten numerieke groei van het aantal ouderen met een relatief hoge op leiding". Nonsens Voor het moment bestaat de kern van de oudere Ou-studenten uit mannen (ver in de meerderheid) en vrouwen die in de jaren van zorg voor werk en gezin niet zijn toegekomen aan verbreding van kennis, waaraan ze nochtans wèl behoef te hebben. Puur interesse dus. Cultuur wetenschappen en rechten zijn favoriet. Anderen gaan studeren om geestelijk be zig te blijven en vervolgens is er de voorhoede van het korps waarvan Johan Kortenray de al eerder genoemde uit breiding verwacht: managers, bestuur ders, ambtenaren, academici bijvoor beeld, die na hun afscheid van het werk hun persoon en bekwaamheden in dienst stellen van het openbare leven. Voor alle categorieën geldt echter, dat deze ouderen definitief gebroken hebben met de vertaling van „welverdiende rust" in doelloos nietsdoen. Kortenray: „Die ontwikkeling is volop in gang. Het is nog niet zo lang geleden dat het alleen voor beoefenaren van intellectuele be roepen vanzelfsprekend was dat ze, om maar iets te noemen, een boek schreven na hun pensionering. Nu is het voor veel méér mensen vanzelfsprekend dat ze constructief bezig blijven. Die mensen laten zich niet zomaar aan de kant schuiven onder het motto je hebt al ge noeg gedaan" of soortgelijke goedbedoel de nonsens. Ze willen iets en ze doen iets. En gelukkig wordt dat in toenemen de mate begrepen, ook in de politiek. Die zich overigens ook wel realiseert dat een flink deel van het electoraat straks uit oudere kiezers zal bestaan". Maar Kortenray verheelt niet dat het volgen van een studie aan de Open Uni versiteit hoge eisen stelt aan degene die ermee begint. Het gegeven dat geen spe cifieke vooropleiding wordt gevraagd kan sommigen in de verleiding brengen, hun basiskennis te onderschatten. Waar uit die dan moet bestaan? De term dat de studenten geacht worden in staat te zijn universitair onderwijs te volgen zegt uiteraard niet alles. Kortenray: „Maar het is ook niet nodig daarbij te denken aan een indertijd afgeronde vwo-oplei- ding. Wij hebben studenten met minder scholing, die door zelfontwikkeling op een hoger plan izijn gekomen dan vwo'ers die later niets meer aan hun kennis hebben toegevoegd. Voor het overige moet men bedenken, dat wij geen opfris- of schakelcursussen geven, iedereen moet dus goed weten waar hij aan begint. Zij het dat onze consulenten natuurlijk wel adviezen geven. De stu dent bijvoorbeeld aanraden om bepaalde tekorten, zoals op het gebied van wis kunde, eerst weg te werken door een stu die te volgen aan de instituten voor schriftelijke opleidingen, denk aan PBNA of LOI. Dag- of avondonderwijs in de eigen woonplaats kan ook een op lossing zijn. Maar al met al hebben we toch een uitval van veertig procent, en dan spreek ik over ouderen en jongeren tezamen". Geheugenverlies Bij oudere studenten leeft vaker de vrees voor geheugenzwakte dan beduchtheid voor te weinig vooropleiding. Het is im mers een bekend gegeven: al na het vijf tigste levensjaar kunnen er problemen optreden met bijvoorbeeld het onthou den van telefoonnummers. Johan Kor tenray wil daar een paar kanttekeningen bij plaatsen. „Het is wel degelijk een on derwerp van gesprek met onze studen ten. Er blijken dan nogal eens misvattin gen te bestaan over het verband tussen enig geheugenverlies en de mogelijkhe den tot het verwerken van leerstof. Dat heeft lang niet altijd iets met elkaar te maken. Bovendien kan een student zelf veel opvangen door zorgvuldig zijn tem po te bepalen, waarbij ik overigens wil opmerken dat veel ouderen juist een verrassend hoog tempo ontwikkelen. Wellicht mede doordat ze minder afge leid worden door beslommeringen zoals die elke dag afkomen op jongeren". Hoeveel waarde de Open Universiteit hecht aan het studiecontact met ouderen blijkt onder meer uit het initiatief dat nu gestalte krijgt in de regio Den Haag. Via het studiecentrum in die stad is een campagne op gang gekomen waarbij on der meer de organisaties van ouderen in tensief worden betrokken. Kortenray: „In eerste instantie willen we weten, welke organisaties er aan mee willen doen en waaruit de samenwerking kan bestaan. Maar ook moet het inzicht met betrekking tot bestaande behoeften en verlangens verbeterd worden. Voorbeeld van een vraag: willen ouderen studiebe geleiding samen met jongeren of juist niet? Voorlopig bestaat bij ons de indruk dat het samengaan met jongeren wel op prijs wordt gesteld, een gegeven waar mee je veel kunt doen. Het past uitste kend in onze opvatting dat ouderen geen geïsoleerde groep in de samenleving vor men. De eerste ervaringen in Den Haag zijn positief, we kunnen al zeggen dat de campagne volgend jaar wordt uitgebreid op landelijk niveau". AADSCHOUTEN Open Universiteit, afdeling Studentenbe trekkingen: Postbus 4444, 6401 CA' Heerlen. Tel. 045-762888 Wat is en kan en wil en mag en moet de mens? Wat is de zin van mijn bestaan? Wie ben ik en waartoe leef ik? Wat is de zin van deze wereld? In een serie van negen artikelen, waarvan vandaag de achtste aflevering, probeert Ype Schaaf de mens van vandaag een spiegel voor te houden. De bedoeling van zijn spiegel is te vragen of zijn zienswijze klopt en vooral om mensen te nelpen zelf antwoorden te gaan zoeken. Uw reacties en uw meedenken dienen daarom ook aan bod te komen. Probeer ze op papier te zetten en stuur ze aan: Ype Schaaf, Postbus 341, 9100 AH Dokkum. Zet uw leeftijd en beroep erbij. Zend uw reacties op zijn laatst aanstaande donderdag, opdat uw bijdrage op tijd verwerkt kan worden in een volgend artikel in de zaterdagbij lage. Uw naam wordt daarbij niet vermeld. Het is de bedoeling om aan het einde van dit gesprek het geheel te bundelen in een boek. Tenzij de schrijver anders aangeeft wordt ervan uitgegaan, dat zijn of haar meedenken in dat boek verwerkt mag worden. In de grote Griekse tragedies, in de ko ningsdrama's van Shakespeare en in de heilige boeken van alle religies is het (moeten) gebruiken en het (willen) mis bruiken van macht een belangrijk the ma. De modernste exponenten van machtsuitoefening zijn het seksueel mis bruik en de macho; zijn Rambo en de politiek geïnspireerde terreur. Mensen kunnen niet alleen leven. Ze hebben een partner nodig voor hun voortplanting, maar ook voor de nest- warmte en de gezelligheid. Ze hebben daarnaast een grotere groep nodig om zich te handhaven. Dat de mens een „kuddedier" is kunnen we zien wanneer onze voetbal- of popsterren optreden in hun stadions. Dat de mens tweezaam is, bewijzen de onverwoestbare lovesongs. Om samen te kunnen leven en om te vermijden dat we elkaar te lijf gaan, zijn spelregels nodig en om die spelregels te laten werken, is het uitoefenen van macht onvermijdelijk. Dat heeft te ma ken met bestuur, rechterlijke macht, jus titie, politie en met een leger. De een voudigste, maar niet de beste manier van machtsuitoefening, is gebaseerd op het recht van de sterkste. Zo goed als in de kudde het sterkste dier de leider is, totdat een volgende generatie hem in een gevecht onttroont, zo kan dat ook bij mensen. Maar dan moet de dictator wel leger en politie, dus de macht achter zich hebben. In het gezin heeft de macht van de sterk ste meestal te maken met de lichamelij ke kracht van de man en met zijn eco nomische macht als binnenbrenger van het geld. Immers in het huishouden speelt net als in het grote geheel van de staat het geld ook een heel belangrijke rol. Dat geld is nodig om datgene te ko pen wat men nodig heeft om te leven, maar ook om kantoren en wapens te fi nancieren, die de staatsmacht overeind moeten houden. Mensen of landen die geen geld hebben, zijn meestal ook machteloos in de wereld. Vaak zijn de spelregels en de macht in de samenleving gebaseerd op godsdien stige overtuigingen. Een religie kan im mers een boven het eigenbelang van eenlingen of groepen staande moraal en refchtsregels leveren, terwijl bovendien degenen, die de spelregels met macht mogen en moeten handhaven, dan ver antwoording moeten afleggen aan wat genoemd wordt „een hogere macht". De keerzijde van deze medaille is echter dat enerzijds op macht beluste figuren de van God gegeven spelregels en de goddelijke overheid kunnen misbruiken voor eigen doeleinden. Dat is in de ge schiedenis vaak gebeurd. Zelfs Adolf Hitler had de brutaliteit om de „voorzie nigheid" voor zijn nazi-kar te spannen. Anderzijds heeft in de geschiedenis een religieuze motivering van de moraal en de overheid te vaak geleid tot absolutis me, tot het alleen de waarheid in pacht hebben en het met dwang opleggen aan anderen van het eigen systeem. In onze tijd kan men dat meemaken bij het sji'itisch-islamitische bewind in Iran. Het lijkt erop dat het marxisme, wat een pseudo-religie wordt genoemd, zijn ab solutistische pretenties in deze dagen van „glasnost" en „perestrojka" bezig is te verliezen. En dat terwijl de marxisti sche ideologie, waarin de mens onderge schikt wordt gezien aan produktiever- houdingen en zich via een klassenstrijd van de proletariërs tegen de kapitalisten moet bevrijden om een klassenloze heilsstaat te kunnen opbouwen, haar vi sie jarenlang via de dictatuur van een elitepartij met de knoet heeft opgelegd. De spelregels in de samenleving moesten daarbij die klassenstrijd en die dictatuur van de partij dienen. Het is geloof ik Winston Churchill die gezegd heeft dat van alle politieke syste men de democratie de minst slechte is. Democratie wil zeggen dat mensen hun vertegenwoordigers en daarmee hun be stuurders zelf kiezen, waarbij (en dat kan op verschillende manieren) de mees te stemmen gelden. Maar democratie schiet te kort, als al leen de wil van de meerderheid wordt doorgezet; er behoort duidelijk ruimte te zijn voor minderheden. Of een democra tie alleen volwaardig kan functioneren, wanneer er verschillende partijen zijn, is de vraag. In sommige Afrikaanse landen, waar de persoon voor de mensen belang rijker is dan de principes van een partij, werkt het systeem waarbij men een keus mag maken uit een veelheid van kandi daten van één partij democratisch gezien Helemaal niet slecht. Er zijn ook mensen in de Derde Wereld, die zeggen dat het westerse type democratie met regerings partijen en een oppositie een luxe is die arme landen zich niet kunnen permitte ren. Nog weer anders is de benadering van de democratie in Indonesië. Daar hoort de „musjawara", de grote vergadering, zolang door te gaan tot iedereen het met iedereen eens is geworden. Het lijkt mij toe dat dat of uitdraait op besluiten als produkt van oververmoeidheid (zie bij ons de EG-marathons) of besluiten in de vorm van gladde compromissen. Indo nesiërs vinden dit vast te westers gerede neerd. Maar een kenmerk van elke vorm van democratisch besturen is het delege ren van verantwoordelijkheden en daar mee van macht; is het schenken van ver trouwen aan de gekozenen. Daar lag eri ligt de denkfout bij heel veel democrati sering van onze dagen. In het gedemo cratiseerde onderwijs en welzijnswerk, in de bedrijven, maar ook in de politiek, wil „het grondvlak" te vaak niet alleen meer geconsulteerd worden en controle ren en vertegenwoordigers kiezen, maar meebeslissen bij alles. Dat betekent, dat ze hun eigen gekozen vertegenwoordi gers weigeren serieus te nemen; dat be slissen veel te tijdrovend wordt; dat mensen zich in te veel gevallen oordelen aanmatigen over problemen die ze niet kunnen overzien en dat de democratie dus niet meer werkt. Bovendien kan de volmaakte democra tie, de compleet rechtvaardige vorm van besturen nooit waar gemaakt worden, omdat mensen nooit perfect zijn of zul len worden. Hoe vaak is die idealistisch gelanceerde basisdemocratisering van onze dagen al niet misbruikt voor ordi naire machtsspelletjes en het uitleven van persoonlijke rancunes? Hoeveel mensen zijn al niet op een schandelijke manier „weggedemocratiseerd"? Het is niet voor niets dat, afgezien van christelijke predikers, tegenwoordig al lerlei filosofen zich weer intensief bezig houden met de vraag naar het kwaad in de wereld. En wie zegt dat dat er niet is of dat het afneemt, is blind. Niet alleen zorgt het kwade in de mens ervoor dat ons bestuur nooit ideaal wordt, er zullen ook altijd wetten met de daarbij behorende straften en straffende instanties nodig zijn om de mensen in het gareel te houden. Eeuwen lang is de ruimte of de krapte van dat gareel in Nederland bepaald door christelijke principes. We zijn altijd een verdeeld land geweest, maar als het ging om goed en kwaad, om verkeerd en juist, hebben we ons lange tijd laten leiden door de hier dominerende calvinistische christe lijke principes. Dat kan niet meer omdat de verdeeldheid van Nederland nu ook een verdeeldheid ten aanzien van de normen is geworden. Ten aanzien van vele vragen ligt nu ook hier de laatste keuze bij het individu, dat voor zichzelf moet uitmaken wat wel kan en wat niet mag. Maar daar kan een samenleving de normen en de wetten voor allen niet uithalen. Immers, wat voor de één vanzelfsprekend is, is voor de ander een gruwel. Zeggen dat wetge ving gebaseerd moet zijn op het rechts gevoel van de mensen werkt bij ons niet, omdat Nederlanders geen gezamenlijk rechtsgevoel meer bezitten. Dit in tegen stelling tot sommige landen om ons heen, waar men bepaald niet méér kerks is, maar wel een soort algemene christe lijke normen wenst te handhaven. Kunnen we dan niet uitgaan van de Rechten van de Mens van de VN? Nee, want die zijn niet universeel, ze zijn ty pisch westers in hun denkstijl. Ze wor den in de communistische Tweede We reld op een heel eigen wijze verstaan en zijn in de meeste landen van de Derde Wereld alleen maar echt begrijpelijk voor intellectuelen, die in Europa of in de VS hebben gestudeerd. Juist in een tijd, waarin we voor enorme ethische en juridische beslissingen komen te staan (denk aan de bepaling van de grenzen van de medische zorg, aan de problemen rondom aids en de opkomende moge lijkheden voor genetische manipulatie) is een gezamenlijke visie dringend no dig. Maar de ideologieën zijn ongeloof waardig geworden, het christendom een minderheidsbeweging en algemene men selijke normen bestaan niet. Toch zal een maatschappij zonder gezamenlijke normen voor goed en kwaad, voor recht en bestuur, als los zand uit elkaar vallen. YPE SCHAAF

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 25