Het
ding
van
Gorter
final
Waar opus
Geen
Hoogtepunt
Proletariërs
binnen ie perken
Snijbloemen
goedhouden
£eidóc0otnatit
ZATERDAG 21 JANUARI
t wel
boek
de
elde
n een
een
°olak
?veel
land,
'terige j
I in het
•n. Wat
VNO
ikant
Üfers
hebben
Das, bij
kend.
het
room
als eer,
de
ng
cht dat
auto's
gaan
al zoul
igen
r zijn.
twens
7 een
atisch J
f koel. I
op het J
iet gat J
ebreid
van
idee I
Is
j weet j
llem
uiven,
i een
ikken
Liefelijk was de naam,
maar als een bom sloeg
hij in, het gedicht „Mei"
van Herman Gorter,
precies een eeuw geleden
verschenen. En nog steeds
brandt de aanhef ervan -
„een nieuwe lente en een
nieuw geluid" - op
menige lip. Maar bedoelde
de dichter er wel mee wat
hem later werd toegedicht?
En dichtte hij het echt op
dat zolderkamertje in het
Friese Balk? Een
reconstructie die leidt tot
niets dan schittering en
zonneschijn en wel in
Amersfoort.
BALK/AMERSFOORT - De
meest aangehaalde versregel uit de
Nederlandse literatuur is volgens
kenners van de schone letteren:
„Aan een boom, zoo vol geladen,
mist men vijf, zes pruimpjes niét"
van Hieronymus van Alphen. Op
de tweede plaats staat: „Als 't kind
je binnenkomt, juicht heel het
huisgezin" van Nicolaas Beets. De
derde luidt: „Waer werd opreghter
trou dan tusschen man en vrou ter
wereld oyt gevonden?" van Joost
van den Vondel. Maar daar komt
hij dan, nummer vier: „Een nieu
we lente en een nieuw geluid" van
Herman Gorter. En op alle andere
versregels heeft hij voor, dat hij de
enige is die jaar in jaar uit gehan
teerd wordt als reclameslogan in de
advertenties van modezaken of au-
diocentra. Schatrijk van de royal
ty's zou Herman Gorter geworden
zijn, had hij dit mogen beleven.
Echter: de beroemde regel zag op de kop
af een eeuw geleden het licht toen de
commercie minder vuns was. In het fe
bruarinummer 1889 van het letterkun
dig tijdschrift De Gids, om precies te
zijn. En hoeveel Nederlanders zouden de
versregels kennen die erop volgen? Hier
komen ze voor de volledigheid. „Een
nieuwe lente en een nieuw geluid: ik
wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
in een oud stadje, langs de water-
i gracht". De aanhef van „Mei", sober
„een gedicht" ondergetiteld.
Te weinig eer, dit laatste. „Mei" immers
telt liefst 4400 versregels, verdeeld over
drie boeken en, in de oorspronkelijke
Het riviertje de Luts, waarin Balk zich spiegelt, is de watergracht die
uitgave, 194 pagina's. Een waar opus is
het. En als een bom sloeg het een eeuw
geleden in. „Voor kort is in ons land het
geluid gehoord, een nieuw geluid, van ie-
mand die sprak in plaats van anderen na
te praten", noteerde de grote Tachtiger
Frederik van Eeden. „Het is zulk een
merkwaardig feit dat er wel voor gevlagd
mocht worden. Vlagde men wel niet als
er nieuwe haring kwam? En die kwam
elk jaar". Of deze loftrompet, gestoken
door de nog grotere Tachtiger Willem
Kloos: „O die magnifieke Mei. Het werd
mij langzamerhand of ik de Natuur zel
ve, dus het echte levende, van alle kan
ten zag opsprieten en ontbloeien voor de
verwonderde ogen van mijn oplettende
geest: 't was al verrukkelijke schoonheid
en van echt-innerlijke, want door mee
voelende zielsemotie gedrenkte liefheid
die toch nooit flauwe zoetheid werd, wat
voor mij omhoog rees".
Dit beroemde gedicht dus („net fijn ta
pijt of borduurwerk in gedempte kleu
ren" - de ook grote Tachtiger Albert
Verwey) is precies honderd jaar oud.
Zouden ze dat weten in Balk, het liefelij
ke Friese plaatsje aan de zoom van
Gaasterland? Balk, moet men zich reali
seren, is het oude stadje uit de aanhef
van „Mei" en de watergracht waar de
dichter hoorde: „Dan blies een jongen
als een orgelpijp, de klanken schudden
in de lucht zo rijp als jonge kersen,
wen een lentewind in 't bosje opgaat en
zijn reis begint", die watergracht is het
riviertje de Luts waarin Balk zich spie
gelt. Als- kind logeerde Herman Gorter,
zelf geboren te Wormerveer, graag en
vaak bij zijn grootvader, die predikant
was in Balk. „De huizen", schreef hij in
zijn autobiografie, „zijn er grotendeels
uit de 17-de en 18-de eeuw met luifels
en trapgevels en aan beide zijden is de
gracht met glad geschoren linden beplant
en met grote zogenaamde balstenen be
straat waarover op marktdagen de zware
boerenkarren hotsen. Aan de stille zijde
stond de pastorie met eromheen een we
reld van appel-, pere- en kersebomen.
Hoe dikwijls lag ik daar in het gras kij
kende naar de blauwe lucht, naar de wit
te wolken die er in dreven,,en de menig
te spreeuwen die op de kersen kwamen
aanvliegen en op de groene takken zaten
te pikken dat het een lust was om te
zien".
idee
Honderd jaar „Mei" en in die pastorale
bongerd tussen het hoge gras geboren.
Zouden ze het weten m Balk? „Nee",
schrikt gemeentesecretaris De Groot
zich een hoedje. „Ik had er geen idee
van dat de Mei van Gorter precies een
eeuw oud is. Goed dat u het zegt, want
1989 is jong, we kunnen er hier in Balk
gemakkelijk alsnog het Gorter-jaar van
maken; terwijl ik met u praat, beginnen
er al allerlei ideetjes in mij op te borre
len". Maar herinneren ze zich in Balk
hun beroemde logé van vroeger dan he
lemaal niet? O ja, dat wel. Ze hebben
een nieuwbouwstraat naar Gorter ge
noemd. En voor het raadhuisje staat zijn
standbeeld uit te kijken over de door
hem bezongen Luts. „Soms liggen toeris
ten er op hun knieën bij om te lezen wat
er op het plaatje staat", zegt de gemeen
tesecretaris tevreden.
Wat zou er staan? Een prachtcitaat uit
het oeuvre van de dichter? Dit mis
schien: „Ver weg van menschen-buurt
en groote wegen, bij stille bron waar
eeuw'ge reinheid welt", zo van toepas
sing op Balk? Ontgoocheling. Er staat:
„Herman Gorter 1864-1927. Aangebo
den bij gelegenheid van 100 jaar Balk-
ster Courant. D. Hoekstra BV 11 juni
1982". Nou ja, het beeldje lijkt, dat is
tenminste iets. Bloknoot in de ene, vul
pen schnjfbereid in de andere hand lijkt
de bronzen Gorter precies op de oude
foto's die van hem bestaan en waarop
hij merkwaardig genoeg precies lijkt op
Karei van de Graaf, hetzelfde gemillime
terde haar, hetzelfde brilletje. Hoewel?
Brilletje? Het brilletje ontbreekt. „Dat
hebben kwajongens een paar keer wegge
haald en toen hebben ze het maar zo ge
laten", verklaart Danielle de Jong van
de plaatselijke boekhandel deze omissie.
Althans door haar zullen de Gorter
adepten die dit jubeljaar Balkwaarts tij
gen, niet worden teleurgesteld. Of ze
„Mei" in voorraad heeft? Welzeker heeft
ze het in voorraad. „Altijd. Als ik er
doorheen ben, bestel ik gelijk nieuwe.
Hier, de zestiende druk". Een bestseller
evenwel blijkt „Mei" niet te zijn. „De
meeste jaren verkoop ik er één of twee,
maar vorig jaar is er helemaal geen
vraag naar geweest". Misschien veran
dert dat wanneer het prille 1989 een
stoet pelgrims naar Balk in beweging zet.
Een vooruitzicht waarmee althans ge
meentesecretaris De Groot zeer wel kan
leven. „De linden langs de Luts staan er
voor negentig procent nog precies zo bij
als Gorter ze beschreven heeft", werft
hij. „En het pand Raadhuisstraat 37
staat er ook nog, zij het dat eraan ver
bouwd wordt. Daar heeft volgens de
overlevering op een zolderkamertje Gor
ter aan zijn Mei geschreven. De sfeer is
nog net als toen".
Jammer voor Balk, maar op dit stuk
jokt de overlevering. Hoezeer Gorter het
Gaasterlandse ook minde, aan zijn Mei
schreef hij er voor geen letter. Dat deed
hij, zoals een dichter uit die dagen van
onstuimige vernieuwing betaamde, in
Amsterdamse kroegen. Dat deed hij op
het buiten Beeckzangh te Beverwijk, be
zit van de aristocratische echtelieden
Cnoop Koopmans wier zoon Jaap een
gymnasium-vriend van hem was en wier
dochter Wies later zijn vrouw zou wor
den. Maar vooral schreef hij aan Mei in
Amersfoort waar hij later nog een blau
we maandag leraar klassieke talen zou
zijn, totdat de domheid van de leerlin
gen hem te zeer de keel uit ging hangen.
De zomer van 1888. Aan de rand van
het buitengoed Zandbergen te Amers
foort had hij een daglonershuisje ge
huurd. „Wat was het heerlijk", schreef
hij zijn verloofde Wies. „Nu ik terugzie,
uit te kijken.
lijkt het één heerlijke berg geluk. Ik zag
hier ook iedere dag nieuwe, mooie din
gen. Eergisteren was ik heel vroeg op,
toen de dauw er nog was. Toen was alles
nieuw en lichtte in water en zonnestra
len. Hé, toen heb ik achterover in het
gras gelegen en in de zonneschijn en
toen heb ik ook nog verzen gemaakt".
Over de lof, aan Gorters „Mei" vanaf de
verschijningsdatum allerwegen toege
zwaaid, is al gerept. Het hoogtepunt van
de poëzie der Tachtigers, daar komt het
op neer. Zelf verwachtte hij er trouwens
ook het een en ander van. „Dit lied zal
als een rivier dwars door Nederland lig
gen en een dorstig volk zal drinken aan
zijn kant", hoopte hij. Maar anderzijds
placht hij zich er met grote eenvoud
over uit te laten. „Het ding" noemde hij
zijn opus steeds. In een brief van 15 no
vember 1888 aan zijn vriend, de compo
nist Alphons Diepenbrock: „Het ding is
af'. En op 22 november aan dezelfde:
„Wat zou er toch van het heele ding zijn
terechtgekomen als jij me niet aange
moedigd had". In een brief aan Willem
Kloos op 4 december: „Wat het ding be
treft, ik heb iets willen maken van niets
dan schittering en zonneschijn". Met
deze kenschets van zijn „ding" raakte
Gorter tevens de kern van het dichter
schap vanwaaruit hij „Mei" wrochtte.
Talloos zijn de interpretaties waarmee li
teratuurhistorici de tekst hebben probe
ren te verklaren van het verhaal over de
liefde tussen het meisje Mei, dochter
van de maan, en Balder, de blinde god
van de zang. In de hoogdravendste
bochten heeft men zich daarbij gewron
gen.
Van Gorter zelf hoefde dat allemaal niet.
In een brief van 23 maart 1889 aan zijn
oom K. Gorter, dominee te Hoorn:
„Wat nu het ding zelf betreft, ik heb iets
willen maken van heel veel licht en met
een mooie klank, verder niets. Er loopt
een geschiedenis door en er zit een beet
FOTO: PERS UNIE
je philosophic in, maar dat is om zoo te
zeggen bij ongeluk. Ik weet wel dat dit
het zwakke ervan is, dat die geschiedenis
en die philosophic vaag en onvast zijn,
maar ik kon het in den tijd waarin ik het
maakte, niet beter. Het hele boek zal een
indruk achterlaten als van een mooien,
helderen dag, ook niet meer dan dat".
En elders: „De hoofdzaak was: het licht
en het vlammen er van. Het vlamde in
mijn gedachten. Enfin, het moet voor
zichzelf spreken".
Vanouds ook is Gorters Mei geasso
cieerd met stoeten fiere proletariërs
waarboven rode vlaggen woeien, met het
werkvolk dat 1 mei vierde, de kloek be
vochten dag van de arbeid. Alweer een
misvatting. Toen zijn „Mei" verscheen,
was Gorter 24 jaar, lid van een deftig
Amsterdams studentencorps, thuis in de
betere kringen, speler in het Nederlands
cricket-team. Tot het socialisme zou hij
zich pas veel later bekeren, na 1897. En
dan nog. „De maatschappij van zijn tijd
is voor hem een onbekende", schrijft de
Gorter-expert J. C. Brandt Corstius, „en,
voor zover hij die maatschappij is tegen
gekomen in de naturalistische literatuur,
een machtig en gruwelijk beest. Hij be
minde niet de mensheid, maar zijn fan
tasie ervan, zijn geïdealiseerde fotografie
van de mensheid". Gorters Mei dient
dan ook louter te worden opgevat als
pure natuurpoëzie, „de verklanking van
het nieuwe natuur- en levensgevoel uit
de jaren tachtig van de vorige eeuw, een
jubeldicht op de Nederlandse natuur".
Zelfs later, toen hij strijdbaar voorop
liep in de socialistische gelederen, bleef
hij voor alles die dichter. Zo kon het ge
beuren dat hij eens, na het afsteken van
een politieke redevoering, staande werd
gehouden door zijn partijgenoot Schaper
die hem de gedenkwaardige woorden
toevoegde: „Herman, ga naar huis en
dicht juni, juli, augustus, september".
PIET SNOEREN
mens
foL
hier: I
de
?ld
?eft
b van I
?richt I
Is
ing
oen i
Er komen weer meer snijbloemen
op de markt. In deze tijd van het
jaar zijn er al weer volop narcissen,
tulpen, blauwe druifjes en anemo
nen terwijl het aanbod chiysanten
ook nog heel uitgebreid is. Elke
soort vraagt een eigen behandeling
en goede zorg om zo lang mogelijk
de vaas te staan. Tulpen hebben
de neiging fors door te groeien en
daar moet rekening mee gehouden
worden als ze met andere soorten
in een boeket worden gezet.
De houdbaarheid van snijbloemen
wordt bepaald door verschillende facto
ren. Afgesneden bloemen verouderen en
verwelken. Een onontkoombaar proces.
Toch zijn er middelen die het veroude
ringsproces tegengaan waardoor de
bloem een langer „vaasleven" beschoren
is.
Het eerste onderzoek naar het ouder
worden en verwelken van bloemen is
uitgevoerd door de Belgische landbouw
kundig ingenieur C. Buys uit Aalst. Hij
is ook de uitvinder van de snijbloemen-
voedsels die onder de naam Chrysal in
de handel zijn. In ons land wordt op dit
gebied veel onderzoek gedaan bij onder
meer het Proefstation voor de Bloemis
terij in Aalsmeer.
In de snijbloementeelt kent men de ter
men „rijp" en „snijrijpheid". Een rijpe
bloem heeft zich in haar volle glorie ont
plooid. Dat mag pas gebeuren als de
bloem al bij de consument in de vaas
staat. Daarom worden de bloemen ge
sneden als ze snijrijp zijn, ze zijn dan
nog in de knop. Worden de bloemen
echter te vroeg gesneden dan gaan ze
eerder slap hangen.
Schoon water is voor snijbloemen van
levensbelang. Vuil water wordt door de
bloemen wel opgenomen maar verstopt
op den duur de vaten in de stengel waar
door het vocht wordt aangetrokken.
Daardoor krijgt de bloemknop niet vol
doende voedsel waardoor ze niet kan
ontluiken. Het is ook erg belangrijk elke
bloemstengel schuin af te snijden met
een scherp mes om het verdroogde deel
van de stengel weg te nemen. Verder
zijn schone vazen onontbeerlijk voor
een boeket. Gebruik bij voorkeur geen
metalen vazen en koop geen bloemen
die bij de bloemenman in verzinkte em
mers staan. Snijbloemenvoedsel tast me
taal aan waardoor de werking van dat
voedsel verloren gaat.
Reinig een vaas altijd nadat die gebruikt
is door er schoon water in te zetten met
een scheutje chloor. Na een uurtje de
vaas schoon borstelen en goed omspoe
len met schoon water. Bacteriën die van
het oude boeket in de vaas zijn achterge
bleven worden op deze manier afdoende
bestreden zodat ze geen kans krijgen het
nieuwe boeket aan te tasten.
Ethyleen is een verouderingshormoon
dat door alle delen van een plant wordt
gemaakt. Een gedeelte van dat ethyleen
wordt opgeslagen in de plant, een ander
deel komt in gasvorm in de omgeving.
Hoe meer ethyleen er in de omgeving
van een snijbloem is, hoe sneller die
bloem veroudert. Ook rijpend fruit en
sommige groentesoorten produceren et
hyleen. Daarom moet voorkomen wor
den dat snijbloemen in de buurt van
fruitschalen of in de onmiddellijke om
geving van tomaten en aubergines een
plaatsje krijgen.
Met behulp van bladgroen of chlorofyl
halen planten energie uit licht. Ze slaan
die energie op in de vorm van suikers.
Bij het plantaardig ademhalingsproces
worden de suikers weer afgebroken en
gebruikt voor de groei en de bloei van
de plant. Na het afsnijden hebben de
bloemen te weinig energie voor een goe
de ademhaling waardoor het open gaan
van de knoppen vertraagd of zelfs ver
hinderd wordt. Daarom is het van groot
belang snijbloemen extra energie te ge
ven in de vorm van suikers die in snij
bloemenvoedsel is opgenomen. De
meeste voedselsoorten bestaan voor
meer dan negentig procent uit glucose en
saccharose met daarbij een ontsmet
tingsmiddel. Het toevoegen van een
schepje gewone kristalsuiker of een
scheut zoete frisdrank aan het bloemen
water wil ook de levensduur van een
boeket wel verlengen. Verstandiger is het
om echt bloemenvoedsel te gebruiken
omdat de samenstelling daarvan aange
past is aan de soort bloemen. Voor de
diverse soorten zijn er speciale voedings
middelen: voor heesters en mimosa,
voor bolbloemen, voor rozen en anjers
en er is ook een voedingsmiddel voor
bouvardias die daardoor zeer lang houd
baar worden.
De belangrijkste regels om zo lang moge
lijk van een boeket snijbloemen te kun
nen genieten zijn:
1. Koop bloemen die op het goede mo
ment gesneden zijn; niet te rijp, niet te
onrijp.
2. Vermijd tijdens het transport te grote
temperatuurwisselingen en zet dé bloe
men op een zo koel mogelijke plaats.
Niet onder een warme lamp bijvoor
beeld.
3. Geef een boeket na aankoop niet de
kans uit te drogen; zet het zo snel moge
lijk in het water ook al is dat maar tijde
lijk in een emmer.
4. Snij elke stengel schuin af met èen
scherp mes of gebruik daarvoor een spe
ciaal apparaatje dat verkocht wordt on
der de naam Stengelbengel.
5. Zet de bloemen op lauw, schoon wa
ter in een goed schoongemaakte vaas.
6. Zet snijbloemen niet in de buurt van
een fruitschaal met rijpend fruit of bij
rijpende groentesoorten.
7. Haal van rozen nooit de doornen van
de stengel: hierdoor ontstaan wondjes
die de houdbaarheid van de roos ver
kleinen.
8. Voorzichtigheid met de combinatie
van verschillende soorten is geboden.
De bloemen kunnen eikaars levensduur
ongunstig beinvloeden. Narcissen bij
voorbeeld moeten altijd enkele uren
apart in een vaas worden gezet voordat
ze met andere soorten gecombineerd
kunnen worden.
9. Gebruik altijd een goede soort snij
bloemenvoedsel.
10. Gedraagt een boeket zich niet naar
de verwachting en veroudert het te snel,
onderzoek dan mogelijke oorzaken. Ver
vers het water, snij de stengels opnieuw
aan.
JAN VAN KOOTEN