beehum Van „proefkonijn" tot financieel manager „Hoogbegaafde kinderen vervelen zich op school" Flip (11): Niemand wist wat ik had waardoor je al bij peuters kunt vaststel len of er inderdaad sprake is van hoog begaafdheid. En zo ja, in welke mate. Want ook in deze bepaalde groep is er weer een onder- en een bovenlaag. Bo vendien uit de hoogbegaafdheid zich op heel verschillende manieren: een kind kan heel technisch zijn, heel creatief, heel muzikaal, of heel taal- of rekenge- voelig. Bij alle hoogbegaafden zie je wel een speciale aandacht voor een thema waarin ze nog meer uitblinken dan ze al doen. Ook een heel jong kind moet daar in aangemoedigd worden". „Mijn ideaal is een informatie- en docu mentatiecentrum, waar mensen makke lijk binnen kunnen lopen en waar ze bo vendien deskundig advies kunnen krij gen". Mönks heeft een duidelijk argu ment waarom er vooral door het bedrijfsleven en overheid geld gestoken zou moeten worden in onderzoek naar hoogbegaafdheid. „Als een kind zich in zijn jonge jaren, en vooral in zijn onder wijs, harmonisch kan ontwikkelen, wordt het een gelukkig mens. Hoogbe gaafden kunnen dus in de toekomst een goede toplaag voor de maatschappij gaan vormen. Ik weet zeker dat er nu veel talenten onbenut blijven, omdat de kinderen geen kansen hebben gehad. Want dat is tot nu toe de mentaliteit op de meeste basisscholen in Nederland: je richten op de middelmaat, waardoor de gene die er bovenuit steekt, onmiddellijk gekortwiekt wordt". Prof F.J. Mönks: „Veel talenten blijven onbenut" FOTO: ERIK VAN'T HULLENA AR DEN HAAG Ze weten op school alle antwoorden, vervelen zich er behoorlijk, maar halen heel hoge cij fers. Hoogbegaafdheid heet dat. Nu lijkt dat mis schien superhandig, maar voor veel jongeren levert het nogal wat problemen op. Bovendien weet bijna niemand precies wat hoogbegaafdheid is. „Gelukkig is hoogbegaafdheid de laatste tijd wat meer in het nieuws", zeggen de scholieren Flip (11) Tom (16). „Misschien dat de mensen ons dan niet meer zo raar vinden Nederland telt volgens schattingen ruim 150.000 hoogbegaafde kinderen. Een groot deel van deze jon geren weet niet eens dat ze deze „gave" hebben. Flip: „Ook ik wist jarenlang niet wat ik mankeerde. Ik kon heel goed leren en sporten, maar ik had ook al lerlei klachten, waarvan niemand wist wat het was. Ik verveelde me op school, was heel zenuwachtig, liep de hele dag te kuchen, sliep slecht en had een heel slecht geheugen. Van de dokter kreeg ik kalme ringstabletten en ik moest elk kuchje turven. Ik mocht zelfs een half jaar niet sporten, vreselijk vond ik dat en het hielp ook nog niks. Toen mijn moeder me liet testen bleek dat ik hoogbegaafd ben. Dat is ongeveer drie jaar geleden. Ik was heel erg blij dat ze eindelijk hadden ontdekt wat ik had. En dat uitkwam dat het waar was dat ik me verveelde op school". Flip was natuurlijk niet meteen „genezen". „Ik blijf hoogbegaafd, want zo ben ik geboren, maar ik weet nu hoe ik ermee om moet gaan. Mijn moeder moet veel met me praten en ik moet veel geheugenspelle tjes doen. Ik had namelijk „roest" op m'n hersenen omdat ze te weinig hoefden te doen. Ik hoefde nooit te leren en kon het daardoor niet meer. Mijn herse nen moeten dus bezig gehouden worden". Daarom heeft Flip ook een klas op de basisschool overgesla gen en zit deze 11-jarige al in de brugklas. Flip verhuisde ook. „In mijn vorige woonplaats von den ze het stom dat ik intelligent ben. Als je slecht kunt leren, helpt de meester je, maar als je goed bent, weet hij niet wat hij moet doen. Mijn klasgenoten plaagden me omdat ik zulke hoge cijfers haalde en altijd met meisjes speelde. Ik vond jongensspelletjes gewoon te ruw. Ze wachtten me vaak op na schooltijd en dan werd ik geslagen en getrapt. Om dat te voor komen maakte ik weieens expres fouten zodat ik geen 10 zou halen. Dat is nu allemaal voorbij. Ik heb geen problemen meer met mijn hoogbegaafdheid. Ik heb het geaccepteerd, maar ik vertel het nooit aan anderen. Ik ben veel te bang dat ze me er weer uit stoten MOEITE De 16-jarige Tom weet pas een jaartje dat zijn pro bleemhoogbegaafdheid heet. Hij heeft vooral moeite met contacten met andere mensen. Tom: „Als ik iets zeg, begrijpen ze me gewoon niet. Ze zeggen dat ik te moeilijke woorden gebruik en ik schijn altijd het ver keerde te zeggen. Ze vinden me daardoor een beetje raar. Ik heb aan.ook niet veel leuke contacten en weinig zelfvertrouwen. Het gaat inmiddels wat beter, maar wal leren betreft heb ik nog steeds niet genoeg te doen. Ik zit inmiddels wel op een andere school, maar ik ga er denk ik maar een zelfstudie bij doen. Wat ik er wel van ge leerd heb, is dat mensen helemaal niet tolerant zijn. Dat wil ik verbeteren, maar dat kan niet als ik mensen blijf ontlopen". Pharos is de landelijke vereniging voor ouders van hoogbegaafde kinderen. De vereniging organiseert re gionale bijeenkomsten voor ouders en kinaeren. Het te lefoonnummer is 03240 - 31284. 'CcicUc 0OUACUtt ZATERDAG 14 JANUARI 1989 PAGINA 35 Aan de rand van de Diemen- Zuid, diep weggestopt in een kantoorgebouw, is de Amster damse Academie voor Bank en Financiën gehuisvest. De vierde, vijfde en zesde verdie ping van de toren zijn zo goed en zo kwaad als het ging inge richt als 'school'. Een paar grote kamers dienen als werk groepzaaltjes. Door het plaat sen van tafeltjes en verrijdba re schoolborden hebben ze het uiterlijk van een leslokaal ge kregen. Maar de kantoorsfeer blijft overheersen door het ontbre ken van lange gangen met drommende studenten en door het vaste tapijt op de vloer. De docenten hebben al lemaal een werkkamer die ze met één of twee collega's de len. Een luxe die op de meeste andere opleidingen voor on derwijzend personeel ont breekt. Op de eerste verdie ping is een grote ruimte als collegezaal in gebruik geno men. In de trieste kantoren- wijk mag de academie dan niet erg opvallen, in de onder wijswereld hebben we te ma ken met een fenomeen. BANKIERS-OPLEIDING NOG IN DE KINDERSCHOENEN NIJMEGEN - „Meer dan 150.000 hoogbegaafde kinderen tussen vier en twaalf jaar vervelen zich rot op de basisschool omdat ze niets te doen hebben", zegt prof.dr. F.J. Mönks (56). Er is volgens hem nog veel te weinig bekend over hoogbe gaafdheid. Hij is dan ook heel blij met de instelling van een buitenge wone leerstoel „ontwikkeling en groei van het hoogbegaafde kind", die met ingang van het nieuwe jaar aan de Katholieke Universiteit (KU) iri Nijmegen is ingesteld. Mönks bezet de nieuwe leerstoel. Hij werkt al sinds 1962 aan de KU als ont- wikkelingspsycholoog. Hij heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot dé au toriteit in Nederland op het gebied van hoogbegaafdheid bij jonge kinderen. „Ik ga er vanuit dat de Nijmeegse leer stoel de eerste in de wereld is, want er is eigenlijk pas sinds het begin van dit de cennium belangstelling voor het onder werp- Vandaar dat nog heel veel noodza kelijke kennis ontbreekt. Ik schat dat we toch zeker tien jaar nodig hebben voor een inhaalmanoeuvre". Het is volgens prof. Mönks dringend noodzakelijk dat in de komende paar jaar programma's worden ontwikkeld voor hoogbegaafde kinderen op de basis school. „We zijn op drie scholen in de regio bezig met voorbereidingen. Kinde ren moeten zich in overeenstemming met hun talent kunnen ontwikkelen. Het kind dat meer wil, moet dat ook mogen. Dat is volgens mij rechtvaardig: elk kind moet op de juiste wijze gestimuleerd worden. Dat geldt voor minder begaafde kinderen, maar ook voor de bollebo- GEPLAAGD Hoofddoelstelling van de bijzondere leerprogramma's voor hoogbegaafde kin deren is,% aldus de hoogleraar, dat het kind niet uit zijn sociale groep wordt ge haald. „Hoogbegaafde kinderen kenmer ken zich vaak door schuw gedrag. Ze willen vooral niet opvallen. Iedereen wil toch graag lid van een groep zijn. Je ziet dat hoogbegaafde kinderen veel alleen thuis spelen, omdat ze alleen daar zich bezig kunnen houden met wat ze leuk vinden". Mönks noemt een voorbeeld uit de praktijk: „Een zevenjarig jongetje werd veel geplaagd op school. Op een gegeven moment kreeg zelfs de leerkracht genoeg van hem. Directe aanleiding was de wei gering van het jongetje om een fluitje met één gat'te maken. Pas na gesprekken bij ons bleek dat het kind thuis al lang instrumenten maakte waarop hele toon ladders gespeeld konden worden. Hij wilde dat fluitje niet maken, omdat hij dat veel te simpel vond". Volgens Mönks een schoolvoorbeeld van hoe be gaafde kinderen „vermorzeld kunnen worden in de mangel van de middel maat, die geen raad met ze weet". De hoogleraar benadrukt dat hoogbe gaafde kinderen als groep geen nieuwe probleemgroep vormen, „al zou men dat wel denken door alle publiciteit van de laatste tijd". Hoogbegaafde kinderen zijn volgens hem kinderen net zoals alle kin deren, zeker op jonge leeftijd. Er kunnen alleen wel eerder problemen ontstaan als de kinderen niet op de goede manier be geleid worden. Een andere doelstelling van de bijzonde re leerstoel is het begeleiden van ouders van hoogbegaafde kinderen. „Want hoe wel de kinderen op zich geen probleem kinderen zijn, kunnen ze dat wel worden voor de ouders. Ze zijn al op jonge leef tijd zeer veeleisend qua aandacht, vra gen en praten de hele dag. Ze kunnen meestal ook al lang praten voordat leef tijdgenootjes dat kunnen. Ze zijn zeer perfectionistisch en herinneren zich al les. Deze kinderen hebben een onuitput telijke energie en hebben bovendien heel weinig slaap nodig. Voor ouders die niet weten hoe ze ermee om moeten gaan geen gemakkelijke opgave", zegt Mönks. CENTRUM In Nijmegen kunnen ouders sinds sep tember met hun peuter of kleuter naar het Centrum voor Hoogbegaafdheid, de enige vraagbaak in Nederland op dit ge bied, geleid door prof. Mönks. Hier wor den kinderen waarbij hoogbegaafdheid vermoed wordt, getest. „Hoogbegaafde kinderen hebben, naast de al genoemde zaken, nog wel een aantal kenmerken, DIEMEN - „Het vak economie vind ik net zo belangrijk als het vak management, anders was ik wel economie gaan studeren", klinkt het fel uit de mond van Ca- rolien Heerkens, tweedejaars stu dente aan de Amsterdamse Acade mie voor Bank en Financiën. Een duidelijke keuze lijkt het, maar zij heeft nog geen idee waar ze precies terecht wil komen als zij de vier jaar durende studie heeft afgerond. Eén ding staat voor haar wel vast, bij een bank wil ze niet werken. „De carrièreplanning verloopt daar veel trager dan bij andere financië le instellingen", meent Carolien. Volgens Albert Ypma, studierichtingslei der van de nieuwe bankacademie, zijn er vele mogelijkheden voor de studenten die de opleiding voltooien, al moet dat nog blijken omdat de eerste lichting af gestudeerden nog moet worden afgele verd. „De studenten zijn intelligent en praktisch ingesteld, die komen overal aan de slag. Bijvoorbeeld in leidingge vende functies in het bank- en verzeke ringswezen, als directeur kredietverle ning van een grote bank, maar ook als hoofd van de financiële afdeling in een schoensmeerfabriek", zegt Ypma. De Amsterdamse Academie is een initia tief van de Hogeschool Holland en de Vrije Universiteit in Amsterdam en ont staan omdat de banken dringend behoef te hebben aan hoger personeel met ge richte basiskennis. Met de goedkeuring en een subsidie van 3 miljoen gulden van minister Deetman van onderwijs ging de academie anderhalf jaar geleden van start als vijfjarig experiment. De bankacademie leidt mensen speciaal op voor managementfuncties in de financië le wereld. De contacten van de onder wijsinstelling met de financiële 'branche' zijn nauw. Verscheidene banken lever den een bijdrage aan het tot stand ko men van de opleiding. Volgens Ypma is er op dit punt sprake van eén „omme keer in de beroepsopleidingen. Het geza menlijk doordenken van onderwijspro gramma's met 'het veld' komt nergens anders voor". De bankacademie is bovendien de eerste en voorlopig enige opleiding waarbij stu denten pas na twee jaar een definitieve keuze hoeven te maken tussen hoger be roepsonderwijs (hbo) en wetenschappe lijk onderwijs (wo). Ook studenten met een Havo-diploma op zak kunnen exa men doen op het universitaire niveau. Op deze manier kan de havo'er zich, in deze tijden waarin dé studietijd schaars is, de nodige omwegen naar de universi teit besparen. Ypma is er niet bang voor dat de hbo- variant minder uit de verf zal komen door gebrek aan populariteit onder de studenten. „Het is niet erg als de univer sitaire variant vaker wordt gekozen dan de hbo-variant. Als de jongens en meis jes maar beseffen dat het niet alleen gaat om het behalen van een drs.-titel voor je naam", waarschuwt hij. PEULESCHIL Dat de nieuwbakken studie voor ha- vo'ers geen peuleschil is, blijkt uit de af valrace die tot nu toe is 'gehouden'. Van de 650 leerlingen die zich hadden aange meld moesten er 450 worden teleurge steld. De ongeveer 200 'uitverkorenen' werden geselecteerd op basis van hun cijfers op de middelbare school. Onge veer een derde van de starters was af komstig uit het havo. Het grootste deel daarvan is na één jaar al afgevallen. Slechts vier havo'ers hebben zich weten te handhaven en zitten nu in het tweede jaar, tegen een kleine tachtig vwo'ers. Eén van die havo-klanten is Jeroen Oostman. Hij geeft aan dat de mogelijk heid om meteen een studie op universi tair niveau te gaan doen een belangrijke rol heeft gespeeld bij zijn keuze voor deze opleiding. „Op deze manier kan ik de route iets afsnijden". Andere studen ten zijn op hun beurt blij dat zij de defi nitieve keuze kunnen uitstellen en eerst de mogelijkheid hebben om te onderzoe ken welk type onderwijs hun beter ligt. De eerste twee jaar van de studie zijn voor iedereen dezelfde. Daarna moet de keuze worden gemaakt tussen hbo en wo. Wat de huidige tweedejaars volgend jaar te wachten staat is echter nog niet helemaal duidelijk. Docenten zijn druk bezig met het ontwikkelen van nieuwe zogenoemde blokcursussen. „De oplei ding staat nog in de kinderschoenen", legt Ypma uit. UITWISSELING KENNIS Eén ding is wel duidelijk en dat is dat bij de hbo-variant het accent vooral komt te liggen op het dagelijks management. Stu denten in het wetenschappelijk onder wijs moeten zich meer op het theoreti sche vlak bekwamen. „Beide typen on derwijs lenen elkaar over en weer kennis en vaardigheden uit", licht Ypma toe. „De wo-variant is daardoor iets meer praktijkgericht dan de meeste universi taire opleidingen. De hbo-variant ver toont iets meer wetenschappelijke ken merken dan gebruikelijk". Voor de toekomstige financieel manager is een brede kennis van de economie on ontbeerlijk om binnen een bank goed te kunnen functioneren. Het vak economie vormt daarom één van de hoofdvakken en neemt de helft van het studiepro gramma in beslag. Leon Vingerhoeds, De glanzende gevels van moderne bankgebouwen als van de Rabobank in Utrecht herbergen tal van managements functies waartoe de nieuwe bankacademie de opleiding levert. FOTO: ARCHIEF tweedejaars student, vindt zelfs dat er nog te weinig aan economie wordt ge daan. De overige vakken zijn management en organisatiekunde, informatica en com municatie. Informatica dient de finan cieel manager voornamelijk als onder steuning van zijn leidinggevende taak Ypma: „Natuurlijk heb je altijd 'freaks' die alles van informatica en computers willen afweten. Nodig is dat niet. Onze studenten hoeven geen informatici te worden. Wel moeten ze praktisch kun nen omgaan met computers en inzicht krijgen in automatiseringsprocessen". ROLLENSPELEN De studenten leren 'management en or ganisatiekunde' vooral door middel van rollenspelen, case-studies en stages. Óp die manier bekwamen ze zich bijvoor beeld in strategieën voor het efficiënt or ganiseren van het werk. Ook leren ze hoe ze werknemers kunnen motiveren. Met nadruk stelt Ypma dat het doorlo pen van de opleiding niet automatisch betekent dat je in een leidinggevende functie terecht komt. „Na de opleiding moet je eerst bewijzen of je eigenlijk wel een leidinggevende figuur bent. Dat hangt ook af van de rijpheid en de per soonlijkheid van de afgestudeerde. Mis schien begint hij bij wijze van spreken met postzegels plakken". Aan het einde van de studie wordt daar om meer aandacht besteed aan manage ment. Aan het begin komt het vak com municatie meer aan bod. Vergadertech nieken, rapportschrijven en kennis van vreemde moderne talen behoren tot de verplichte bagage van de financieel ma nager. KROMME ZINNEN Tijdens een les rapporten schrijven wijst Anneke Zaalberg, docente communica tie, de studenten met enige strengheid op de gemaakte fouten in de eerste ver sie van hun rapport. De studenten ma ken de indruk de blokcursus rapporteren wel nuttig, maar niet per sé noodzakelijk te vinden. Studente Conny Darwinkel: „Het is vooral belangrijk voor je algeme ne ontwikkeling. Hoewel we dit allemaal op het vwo al hebben gehad, ben ik toch blij dat alles nog een keer op een rijtje wordt gezet". Volgens Zaalberg overschatten de stu denten hun kennis en vooral hun vaar digheden schromelijk. Ze wijst op de kromme zinnen in de werkstukken, waaruit blijkt dat de studenten het rap porteren nog niet helemaal onder de knie hebben. Voor het volgende halfjaar heeft zij een blokcursus vergadertechnie ken in petto, die grotendeels nog moet worden ontwikkeld. PROEFKONIJN De tweedejaars studenten voelen zich gebruikt als proefkonijn, maar volgens hen heeft dat niet alleen maar nadelen. „Er zijn nog veel communicatiestoornis sen tussen studenten, docenten en direc tie. Eerst was er bijvoorbeeld geen pro pedeuseregeling", klagen Carolien en Conny aanvankelijk. „Uiteindelijk was de regeling vlak voor het einde van het eerste jaar rond en daarna zijn er nog enkele bijstellingen geweest". Waaraan zij een positieve noot toevoegen: „Maar omdat het om zo'n nieuwe opleiding gaat, is de drempel vrij laag om bij do centen of directie aan de bel te trekken als er iets mis is. Daardoor is er al heel wat veranderd". Ook de docenten zijn in zekere zin proefkonijn. Anneke Zaalberg wijst erop dat de taken van de leerkrachten zo zijn georganiseerd, dat er ruimte is voor het schrijven van lesprogramma's. In plaats van een werkweek van 29 lesuren heb ben alle docenten een aanstelling op ba sis van een 38-urige werkweek. Naast lesuren zijn voor de docenten uren voor lesontwikkeling en andere taken inge bouwd. „Doordat de opleiding nog in de kinder schoenen staat, is het af en toe wel een zooitje", geeft Anneke Zaalberg toe. „Een heleboel lesmateriaal moet nog worden ontwikkeld. Dat geeft aan de ene kant wel een druk, maar aan de andere kant kun je daar veel van je creativiteit in kwijt". Deze creativiteit zal nog nodig zijn om uiteindelijk een studie te verkrijgen zon der „proefkonijnen", zodat minister Deetman over drie jaar zal besluiten het experiment om te zetten in een volwaar dige en alom gerespecteerde opleiding. ELSBETH KEGGE (Inlichtingen over inschrijving tot eind fe bruari '89: De Amsterdamse Academie voor Bank en Financiën; Eekholt 32 1112 XH Diemen; telefoon: 020-903875)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 35