Het levende bos in de woestijn finale Pythische Spelen "bij Rijksuniversiteit Groningen £oidóc6ottta/nt ZATERDAG 14 JANUARI 1989 PAGINA 27 Schaapherders, keuterboeren en kleine handwerkslieden draven op, beurtelings of in vereniging, zodra het toeristenseizoen uitbreekt. Op braderieën en andere attracties zetten ze hun beste beentje voor, de vakantiegangers knikken goedkeurend: het beeld van de Veluwe, zoals ze dat vroeger op school hebben meegekregen, wordt in geuren en kleuren bevestigd. Maar, zoals het vaker gaat in de geschiedenis, een deel van het verhaal is lange tijd verborgen gebleven en pas laat aan het licht gekomen. Midden op de Veluwe heeft in de jaren tussen 600 en 1000 na Christus een welvarend volkje geleefd, dat er een soort Ruhrgebied van de Vroege Middeleeuwen had gesticht. Het Kootwijkerzand, later verworden tot een woestijn, is nu weer in opbouw als natuurgebied. KOOTWIJK - Zondagskinderen waren ze, de oude bewoners van het Kootwijkerzand. De hele we reld van die dagen was vergeven van de Romeinen, maar hier kwa men ze nu nèt niet. Wel trok af en toe een legioen door de bossen en langs de boerderijen, maar een be zettingsleger bleef nooit achter. De Kootwijkers konden het afdoen met een bedachtzaam „Veul vrèmd volk vandage" en daar bleef het bij. Ze zullen ook nauwelijks gemerkt hebben dat het Romeinse Rijk na derhand van het wereldtoneel ver dween: ze kregen het alweer druk met andere zaken. Er werd ijzererts in de grond gevonden en daarmee raakten de Kootwijker boeren op nieuw bevoorrecht boven de bewo ners van de hen omringende gebie den. IJzer Na het Stenen Tijdperk de eerste grote stap vooruit. Hand werkslieden uit de hele toen be woonde wereld stortten zich op het nieuwe materiaal om hun kunsten te vertonen. Wie hen aan ijzer kon helpen werd al gauw een grote jon gen in die dagen. Zo kreeg in de ja ren tussen 600 en 1000 na Christus het Ruhrgebied van de Veluwe vas te vorm. De Kootwijker boeren leefden in wel stand. exporteerden hun ijzer naar de omringende landen en brachten uit die landen luxe artikelen mee terug. Fraai bewerkte gebruiksvoorwerpen - archeo-' logen zouden die spullen later terugvin den en nog later er achter komen, hoe die hele geschiedenis in elkaar zat. Maar wat de boeren niet konden weten was, dat ze bij het cultiveren van hun wel vaart de grondslag legden voor een le vensgroot milieuprobleem. Ze hadden veel hout nodig voor hun ijzersmelterij en. Kapten dus naar hartelust de bossen omver. Het oude verhaal, dat zich over al ter wereld tot op de huidige dag zou herhalen: ontbossing, droogte, de heer schappij van het stuivende zand. Dodelijke melange 't Waren de kinderen en de kindskinde ren die ermee te maken kregen. Het ij zererts raakte op, de kost moest weer verdiend worden met de vruchten van het land en de opbrengst van het Vee. Maar juist toen kwam er een langdurige periode van grote droogte in het nu bo- sarme gebied. Het grondwaterpeil zakte, de putten moesten steeds verder worden uitgediept en met de moed der wanhoop groef de nieuwe generatie Kootwijker boeren er nieuwe putten bij. Wel vijftig zijn er later teruggevonden, allemaal rondom het meer dat eens het middel punt was van de regionale watervoorzie ning. Noodingrepen konden niet uitblij ven en zo ging ook deze generatie - ge zien uit een oogpunt van milieubeheer - in de fout. De uitdrogende grond werd afgedekt met een geurige melange van heiplaggen en gedroogde schapemest, die het grondwater nog een beetje vast moest houden. Het tegenovergestelde ge beurde: nu groeide er niets meer. Door het uitgedunde bos en over de stervende bodem kwam het zand aanstuiven om uiteindelijk grote gebieden helemaal te bedekken. Het Kootwijkerzand. Vondsten Pas in de jaren zeventig van deze eeuw kwam de historie van het oude Kootwijk onder 't zand vandaan, door toedoen van oplettende amateur-archeologen. Ze vonden in de woestenij resten van voor werpen waaraan anderen misschien ge dachteloos voorbijgegaan zouden zijn, maar waarmee zij de archeoloog dr. H. A. Heidinga van de Amsterdamse Universiteit waardevol materiaal in han den gaven. Heidinga begon, met enkele medewerkers, een diepgaand onderzoek en zou uiteindelijk de geschiedenis mi nutieus beschrijven (onder meer in zijn dissertatie „De Veluwe in de Vroege Middeleeuwen" èn publicaties voor de internationale archeologische weten schap). Hij was ook degene die de ge schiedenis van de ijzerindustrie op de Veluwe vastlegde en de daarop volgende Kootwijkerzand: de hele wereld komt er kijken Vegetatie krijgt weer alle kans door zorgvuldig natuurbeheer. diverse fasen van uitdroging in het ge bied. Onderzoekingen die ook leidden tot meer kennis over de ontstaansge schiedenis van ons hele land. Want zo steekt dat in elkaar in de archeologische wetenschap. Dichter bij huis heerst trouwens óók vreugde over dc nieuwe kennis van dit oude stukje Veluwe. Het Veluws Mu seum Nairac in Barneveld, dat sinds jaar en dag het Kootwijkerzand in z'n collec tie heeft, kon daar nu een nieuwe di mensie aan toevoegen. Repeterend verhaal Conservator pre-historie drs. W. J. Manssen werpt de mantel van de zede preker verre van zich, benadert de kwes tie liever wat genuanceerder. Want al te vaak is de archeologie gemanipuleerd, met soms beschamende gevolgen, zegt Manssen. Waandenkbeelden heeft men er op gegrondvest, om die denkbeelden vervolgens tot absolute waarheid te pro moveren. Dan waren er geen weten schappers meer aan 't werk, maar volks menners en dat heeft de wereld geweten. Liever dus de archeologie niet zonder meer overal bijhalen, maar er op nuchte re basis wel lering uit trekken. Dan zeg je, sprekend over de historie van het Kootwijkerzand, niet meer: „Kijk eens om je heen in de wereld, we zijn nog net zo onwetend als vroeger". Wel: „Wat kunnen we er van opsteken voor de toe- Het Kootwijkerzand is de grootste actieve zandverstuiving in West-Europa, maar die activiteit wordt grondig gereguleerd door Staatsbosbeheer. Natuurlijke windtunnels spelen daarin een rol en onderzoekers vanuit de hele wereld komen kijken hoe dat in z'n werk gaat. Het Kootwijkerzand is interessant voor het internationaal milieubeheer, maar is ook geliefd speelterrein voor recreanten. FOTO'S: PERS UNIE komst?" Manssen zou willen, dat ieder voor zich op grond van de aangegeven feiten z'n conclusies trekt. Iedereen op zijn eigen menselijk, maatschappelijk, eventueel bestuurlijk niveau. Wellicht kom je dan toch tot de conclusie dat we nog steeds net zo bezig zijn als de ijzer- boeren, de bomenkappers en de plaggen- leggers van het oude Kootwijkerzand. Alleen, 't is nu meer doordacht en daar door mogelijk effectiever. Manssen: „We zien dat ook wel gebeu ren in ons museum, 't Hoeft niet altijd meteen vorm te krijgen, al zal het maar een vorm van nieuwsgierigheid zijn, want dat is een uiting van belangstelling. Nieuwsgierigheid heeft ook veel goeds bewerkstelligd. Denk maar aan de ama- teur-archeologie". teken aan de wand Voor Staatsbosbeheer was het licht al eerder gaan schijnen. Na de oprichting van dit instituut, in 1899, werd het Kootwijkerzand als een van de eerste projecten ter hand genomen, in eerste instantie om de woeste grond te bebos sen. Voor houtproduktie en om verdere verstuiving tegen te gaan. Maar na een jaar of twintig werd gezien - en vooral ingezien - hoe waardevol het zou kun nen zijn om een stuk van die zandver stuiving te conserveren. Als waardevol natuurterrein en als teken aan de wand, een waarschuwing tegen gevolgen van willekeurige ontbossing. Twee grote vlie gen in één klap. Nederland hield er zes honderd hectare kostbaar natuurreser vaat aan over en een monument van mi lieuverwoesting. In beide hoedanigheden trekt het Kootwijkerzand veel belang stelling. Talloze recreanten komen er in alle seizoenen van het jaar. Maar ook is het Kootwijkerzand het toneel van ex cursies vanuit de hele wereld. Studieter rein voor kenners der natuur, eveneens - en dat is dan weer die andere kant - voor waarnemers die in hun eigen land te maken hebben met gevolgen van ont bossing. Vaak wordt zo'n excursie ge combineerd met een bezoek aan de Landbouw Universiteit in Wageningen. Windtunnels „De grootste actieve zandverstuiving in Europa", zo mogen districtshoofd Zuid west Veluwe A. Minnen en boswachter W. H. Huijsman van Staatsbosbeheer het gebied noemen waarin zij werken. Wie of wat is er dan actief, Staatsbosbe heer of de natuur? Minnen en Huys- man: „Beide, maar we vullen elkaar op een bijzondere manier aan. De wind heeft in beginsel vrij spel om het zand te laten verstuiven, maar wij bepalen door ons bosbeheer in welke welke richting dat gaat. Ter illustratie: toen dat vroeger niet gebeurde, stoven alle akkers in de omgeving onder, waardoor we in het midden van de vorige eeuw zo'n 14.000 hectare zandvlakte hadden tegen de 600 van nu". Eigenlijk een soort windtunnel dus, zij het in een heel andere betekenis van het woord dan die, waarmee onze technolo gische samenleving zo vertrouwd is ge raakt. De natuur zelf helpt overigens nog een handje bij het voorkomen van al te hoge zandophopingen. De meest voor komende windrichting is zuidwest en je zou dus kunnen verwachten, dat vanuit die richting erg veel zand op één hoop terecht komt. Maar juist die zuidweste lijke wind brengt veel vocht mee, waar door het wat kalmer aan gaat. Wat dan toch nog te veel aan zand wordt ver plaatst, gaat retour via de noordoostelij ke winden, die droger zijn. Zo simpel is dat. Dun boompje Zestig jaar geleden eraan begonnen en nu dit resultaat: woestijn, natuurgebied en monument ter nagedachtenis van on bezonnen milieubeheer. Het trekt, zoals gezegd, veel belangstelling van deskundi gen uit de hele wereld. Vanuit Europa komen ze vooral om het vrijwel unieke natuurgebied te bestuderen, om 'te kij ken wat er gebeurt'. Het verhaal van de erosie is voor hen niet zo relevant, hoog stens interessant: het kijken naar een probleem dat je zelf niet hebt kent z'n charmes. Maar vanuit Derde-Wereldlan den komen de waarnemers met andere intenties. Zij zitten met onafzienbare vlakten geërodeerde grond en willen erg graag zien, hoe we zoiets in Nederland weer goed gekregen hebben. Het beeld is dan niet hoopgevend voor mensen die haast (moeten) hebben. Minnen en Huijsman kunnen hen in de uitgestoven laagten de grove dennen tonen, die in tachtig jaar tijd een diameter van niet meer dan tien centimeter hebben be reikt. Op betere grond zou die diameter minstens dertig zijn geweest... Maar ook kan worden getoond dat de situatie niet hopeloos hoeft te zijn. Zij het dat er geld voor nodig is. Het hebben van goedkope arbeidskrachten kan dan op het eerste gezicht een pre zijn voor die Derde-We reldlanden, als je 'geen geld hebt doe je zelfs daar niet veel mee. AADSCHOUTEN GRONINGEN - Studenten uit alle Nederlandse universiteitssteden ne men van 29 maart tot 2 april deel- aan de „Pythische Spelen". Deze worden in Groningen gehouden ter gelegenheid van de viering van de 375e Dies Natalis van de Rijksuni versiteit (RUG). De Pythische Spelen hebben hun wortels in de Griekse oudheid. Een mythe ver haalt hoe Apollo - god van de schone kunsten, van muziek en poèzie en leider van de negen muzen - de draak Python versloeg die de omgeving van Delphi onveilig maakte. En hoe Apollo zelf, om de overwinning te doen gedenken, de Spelen instelde. In feite werden de Py thische Spelen sinds de Delphische over winning op de stad Kirra, in 582 v. Christus, om de acht jaar door burgers van Delphi georganiseerd. Het werd een van de vier grote Pan-Helleense Spelen, waaraan bewoners van de verschillende Griekse steden deelnamen. In tegenstel ling tot de Olympische Spelen, waar de Gneken hun behendigheid en kracht konden meten, hadden de Pythische Spelen aanvankelijk het karakter van een muziekfestival. Later werden dicht kunst en drama maar ook wedrennen en gymnastische oefeningen in het pro gramma opgenomen. Onder invloed van het christendom werden de Pythische Spelen in 390 na Christus afgeschaft. Maar in 1986 werd ze nieuw leven inge blazen door een groep Maastrichtse stu denten. Er schreven 400 studenten in uit vrijwel alle Nederlandse universiteitsste den. Op grond van dat succes werd be sloten, de Spelen in de toekomst perio diek te herhalen. Het 375-jarig bestaan van de RUG werd gezien als een passen de gelegenheid voor een hernieuwde cul turele krachtmeting van studenten. Aanmelding De inschrijving is inmiddels openge steld. Tot 15 januari kunnen maximaal 1000 studenten uit het universitaire en hoger beroepsonderwijs zich aanmelden voor de hoofdcategorieën taal/dramati sche expressie, muziek of beeldende kunsten. Deze categorieën zijn onderver deeld. Onder de eerste horen: toneel, cabaret, dans, eloquentia (welsprekendheid), pro za, poèzie en variété. De laatste afdeling vervangt wat in Maastricht als „vrije ca tegorie" onvoldoende deelnemers trok. „Variété" is, naar de Groninger opvat ting, de afdeling waarin „alles mag". De deelnemers aan het onderdeel Eloquen tia krijgen een half uur voor hun optre den een stelling en een paar trefwoor den, waarop ze een betoog moeten op bouwen. In de finale moeten de sprekers ook met elkaar discussiëren. De organi satoren hopen erop, dat de sprekers el kaar dan in de haren zullen vliegen. Tot de categorie muziek horen: muziek, uitgevoerd door solo, groep of koor, die zittend beluisterd moet worden en mu ziek voor een staand (café)publiek, die naar soort en instrumentatie geheel vrij is. Onder de beeldende kunsten worden ge rekend: fotografie, video en tekenen: /schilderen. Niemand van de schilders hoeft tevoren iets in te sturen: ze worden tijdens de Spelen in één grote zaal aan het werk gezet met waterverf, potlood of krijtsoorten. Olieverf is taboe omdat die te langzaam droogt. In tegenstelling tot de Pythische Spelen van 1986 in Maastricht, die zich op één locatie afspeelden, worden de Spelen in Groningen verdeeld over zeven of acht plaatsen, zoveel mogelijk in de binnen stad. De voorrondes zijn op 30 en 31 maart. De finales op 1 april zijn in het Cultuurcentrum De Oosterpoort. Voor alle onderdelen wordt een jury sa mengesteld waarin enkele bekende des kundigen zitting hebben. Maar die zul len alleen tijdens de finale aanwezig zijn. Zo hebben zich het D66-kamerlid Van Mierlo en de cabaretier Heinz Polzer („Drs. P.") bereid verklaard de finale Welsprekendheid te beoordelen, heeft de dirigent Charles de Wolff toegezegd, een oordeel te geven over de muziek, de schrijfster Renate Dorrestein over de poèzie en A. Navarro, artistiek directeur van het Scapinoballet, over het dansen. JAN BAKKER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 27