'ZeidózQowuvnt' lil c ohn ver! ISTER inny J 64-jar casziet irleder rg van loemd, gezor ngpubli zijn nkel: i wat a edankt ljOCIIC!' teina 6 197 ZATERDAG 7 JANUARI 1989 DEN HAAG - „Only yesterday", Fredric Lewis Aliens klassieke ver slag van wat er gebeurde in Ameri ka na de Great War, eindigt in 1930. De beurskrach heeft toegesla gen, er zijn zes miljoen werklozen, maar op Broadway staat een lange rij te wachten voor Charlie Cha- plins „Citylights". Een verwonder de voorbijganger - schrijft Allen - vraagt: „Wordt er hier brood uitge deeld of is dit een bank?" Het is tekenend voor die dagen van nood. Diepe depressie en de hevige hang naar amusement. De vlucht in de lach cn de traan van de vermaaksindustrie. In die zelfde tijd krijgt een nieuw mu ziekgenre vorm. de .jive", al komt die benaming er pas later van. Het is swing muziek die z'n wortels heeft in ..stride" piano van James P. Johnson, Willie ..The Lion" Smith en andere grootheden van de jaren twintig. In de ragtimes en dc New Orleans-stijl jazz van Scott Jo- plin tot en met Jelly Roll Morton. In de koortjes, die er gevormd worden in de zwarte kerken van Harlem. Opvallend is dat de nadruk ligt op het vocale. Nog opvallender is de opgeruimde, „happy" toon van de muziek. De Mills Brothers zingen. Fats Waller speelt en zingt. Ti tels als „Flat tire Papa, Mama 's gonna give him air", „I don't want to set the world on fire" en „1 believe in miracles" zetten de vrolijke, lichtelijk dubbelzinni ge, of positief-blije toon. Er ontstaan overal kleine groepjes die allemaal op hun eigen manier de swing dienen. Twee ervan zijn belangrijk in dit verhaal: „The Spirits of Rhythm", stammend uit St. Louis maar populair geworden in het uitgaanscentrum dat in New York aan het ontstaan is, 52nd Street, en „The Cats and the Fiddle", een groep die uit Chicago's South Side komt en die rond 1939-1940 zijn grootste populariteit be reikt. Beide zijn de inspiratiebron voor een Nederlandse groep die opvallend stijlzuiver en met evenveel muzikale vrolijkheid anno 1989 de toorts van de jive brandend houdt: „Gangbusters". Gevormd door een aantal in jazz-, folk- cn bluesmuziek gepokte en gemazelde muzikanten: Frenk van Meeteren, Ton van Bergeijk, Gert-Jan Blom, Boris van der Lek en Peter Kuit. Stomp stomp Tl'Tl 1 „Gangbusters" wordt gevormd door een aantal in jazz-, folk- en bluesmuziek gepokte en gemazelde muzikanten: Ton van Bergeijk, Gert-Jan Blom, Boris van der Lek, Frenk van Meeteren en Peter Kuit. re zalen van Paul Ackets festival treedt „Gangbusters" op. De eerste sessie wordt door een handjevol bezoekers ge volgd, die enthousiast reageren. Ze pra ten erover met vrienden en bekenden el ders in het gebouw en die - zo gaat dat bij een festival als het North Sea - zijn er de volgende sessie bij. Het zaaltje wordt steeds voller. De „Gangbusters" worden een van die ontdekkingen in de marge van het grote festivalgebeuren. Hagenaar Frenk van Meeteren, die zingt en gitaar speelt in de groep: „Je merkt na het North Sea datje naam wat beken der is geworden. De kenners weten in elk geval wat „Gangbusters" voor sport muziek inhoudt". Om er licht-cynisch aan toe te voegen: „Hoewel ik ook wel 'ns denk dat ze ons met „Ghostbusters" verwarren". De naam „Gangbusters" ontleende de groep aan een titel van een van de num mers van „The Cats and the Fiddle". Het betekent „misdaadbestrijders", maar volgens het woordenboek staat het tevens voor „something extremely po werful", iets zeer krachtigs. „Gangbus ters" maakte tot nu toe twee platen: „Nuts to you" (niet meer te krijgen) en „Stomp Stomp" (Dureco). Koffertje Op de achterkant van de hoes van de laatste elpee staat het complete instru mentarium van de groep. Met bijbeho rende teksten, die de moeite waard zijn: De „Rosita"-bas van Gert-Jan Blom, in Spanje in de jaren vijftig gemaakt; de Selmer-sax van Boris van der Lek, de Kleine Prins van de Nedêrlandse jazz, door een Amerikaanse topmuzikant als Buddy Tate „ontdekt" en uitgenodigd om naar Amerika te komen; de „Epi- phone"-gitaar van Frenk, in de jaren dertig in Amerika gemaakt; de „tiple" van Ton van Bergeijk, in Rome gevon den en een produkt van de Amerikaanse jaren veertig; een „sopraangitaar" eigen lijk, afkomstig uit de Latijns-Amerikaan- se volksmuziek met de vier dubbele sna ren eindigend op de vastgeplakte kam - „één van de zwaktes van het instru ment", zegt Frenk. „Ton moet er altijd twee meenemen, want de kam springt er wel eens af'; de „Tele-Tone" tapdans schoenen van Peter Kuit, gekocht in Ca- pezio's Dance Theatre Shop op Seventh Avenue in Manhattan, en de „brushes" van dezelfde Kuit, gewoon twee kleine vegers, gekocht op de Amsterdamse Al- bert Cuypmarkt en gespeeld op een klein koffertje dat beplakt is met ordinair pak papier. Groove juice special De instrumenten en de hoes hebben iets van het luchthartige, het „free and easy" van de muziek die de „Gangbusters" spelen. „Die twee groepen - „The Cats and the Fiddle" en „Spirits of Rhythm" -waren eigenlijk een randge- beuren. Ze hadden een zeer eigen clan, een „in-crowd". Weinig mensen kennen ze. Alleen „The Spirits" kom je nog in handboeken tegen. Wij zijn nu een paar jaar bezig en onze groep is eigenlijk ook zo'n randgebeuren", zegt Frenk van Meeteren. Hoewel hun muziek aansluit bij dat van de veel populairdere groep „Deep River Quartet" (vooral geïnspi reerd op de Mills Brothers), treedt „Gangbusters" minder in het licht van de grote schijnwerpers. Ze hebben een aantal tv-optredens achter de rug, ze hebben toernees gemaakt met de Boule vard of Broken Dreams (en zaten o.a. in de Canada-film van dat „fringe"-spekta- kel) en treden nogal eens op tijdens pri- véfeesten. Jammer, denk je wanneer je ze hoort, ze verdienen veel méér. Mis schien dat het komt, want op Tweede Paasdag staan ze - samen met dat „Deep River Quartet" -in de Rotter damse Doelen („dat wordt een spannen de krachtmeting", vindt Frenk, „het pu bliek zal voornamelijk voor het „Deep River Quartet" komen en wij moeten proberen van hen te winnen'*). Tevens hebben hij en Gert-Jan Blom op zondag avond op de VPRO-radio (nadio 1, van 29.00 tot 20.00 uur) een programma ge titeld „The Groove Juice Special" met een uur lang muzikale curiosa, waarin ze het publiek bekend maken met namen als die van Leo Watson (één van de uit vinders van de „scat-vocal") en grasdui nen in hun eigen verzameling van „ol dies" - die Frenk voor een groot deel opdook bij de helaas niet meer bestaan de platenzaak van de heer Schoonder- gang aan de Haagse Jan Hendrikstraat, „Only Yesterday". Tapdans Een plaat bracht de „Gangbusters" ook samen. Frenk van Meeteren: „Ik kende Ton van Bergeijk al heel lang. Hij speel de-vaak in Inge Tielmans Theater in de Steeg (ook al niet meer bestaand. BJ) en ik ontmoette hem af en toe in de platen zaak van Schoondergang. Daar vond ik een dubbel-elpee Van „The Cats and the Fiddle" en ik dacht: dat is iets voor Ton. Hij belde me een week later op dat het fantastisch leuke muziek was. Tegelijker tijd bleek Gert-Jan Blom op een verza- melelpee ook een nummer van die groep gehoord te hebben. Ton en Gert-Jan zijn toen met z'n tweeen begonnen met die nummers, maar vonden dat er eigenlijk driestemmig gezongen moest worden. Toen ben ik erbij gekomen. Daarna werd er een saxofonist bijgehaald. Eerst Roland Brunt, later Boris van der Lek. We wilden geen drummer, behalve als die ook kon „tappen". Dat soort geluid wilden we. Een jaar later kwam Peter Kuit op de Boulevard of Broken Dreams optreden en dat was 'm". Peter Kuit heeft zeer eigen ideeén over dat „tappen". Op z'n elfde zag hij Fred Astaire en was verkocht: „Later zag ik iemand in Nederland ergens op het to neel tappen en opeens besefte ik dat wat ik van Astaire gezien had ook voor nor male stervelingen bereikbaar was". Hij denkt nu anders over Astaire: „Een groot danser méér dan een echte tapper. Alles wat hij deed was uitentreuren ge choreografeerd". Over Gene Kelly hoef je het helemaal niet met Kuit te hebben. „Die man was geen tapdanser. Watje op de geluidsband van zijn films hoort, werd door twee dames later in de ge luidsstudio ingetapt". James Cagney was wat anders vindt hij. „Die tapte zoals zijn filmpersoonlijkheid was: agressief en strak". johnny and jones Peter Kuits ideaal is tappen als jazz: im provisaties, solo's die ter plekke op de muziek bedacht worden. „Ik heb eigen lijk ook altijd drummer willen worden", bekent hij. In een halletje van het Am sterdamse Odeon-theater - waar de FOTO: CEES VERKERK groep optreedt voor een personeels bijeenkomst van C A - laat hij tussen de palmen even wat roffels horen: zijn voeten tikken de fraseringen van een bop-solo. Hij nam les bij een oude grootheid van de tapdans. Buster Brown. Brown kwam naar zijn leerling kijken bij het laatste North Sea Jazz-festival. Daar liep ook Slim Gaillard - ooit beroemd via het swing-duo Slim and Slam, nu als interviewer voor de BBC. Ook diens muziek ligt in het straatje van „Gang busters". Frenk van Meeteren: „Ik had gehoopt dat ik hem nog zou zien, maar in die drukte is dat niet gelukt. Ik zou Slim Gaillard zó graag een bandje van Johnny and Jones hebben gegeven. Dat waren twee Nederlands-joodse jongens die die swingmuziek (Fats Waller, Cab Calloway en Gaillard) voor de oorlog met Nederlandse teksten brachten: „En nu maken ze liedjes waar rhythm in zit". Ze zijn in de oorlog met.hetzelfde trans port als Anne Frank naar Duitsland ge voerd en daar omgekomen". Plaatjes van karton Waarom die liefde voor juist die oude muziek bij de „Gangbusters"? Het ant woord van Frenk van Meeteren: „Thuis hadden we een pick-up met een heleboel plaatjes. Ik was er als klein jongetje al door gefascineerd. Ik maakte zelf van karton grammofoonplaatjes na, om tot de ontdekking te komen dat daar geen geluid uit kwam. Zodra ik die echte oude platen, vaak met swingmuziek, kon draaien deed ik dat. En dat ben ik al maar blijven doen. Waarschijnlijk is het dus iets dat ik al van jongs af aan heb meegekregen". Hij kwam op het conser vatorium in Den Haag terecht, later in Rotterdam, studeerde eerst tuba, daarna Franse hoorn en ging er weg toen hij - op gitaar en af en toe in Ierse nummers de bekende lepels rammelend - met de folkgroep „King's Galliard" geld ging verdienen. Nu speelt hij nog in de groep „Crooks" voornamelijk schoolconcerten. Blues, calypso, swing. „Wat ik graag wil is die muziek spelen die ik leuk vind en daarvan leven. Een leuk optreden is vaak bevredigender dan geld verdienen met drie optredens voor hét verkeerde publiek of in de verkeerde omstandighe den", zegt hij. Een liefhebbersstandpunt. Of dat te handhaven is, lijkt een pro bleem voor de groep. „Beroemd worden hoeft echt niet. Daar moet je geschikt voor zijn", zegt Frenk van Meeteren. De „Gangbusters" zien er uit als een stel ongeregelde jongeheren die gewoon gein hebben in wat ze doen. Geen glamour, geen „apepakkies" en - tot nog toe - geen elektrische versterking. De vraag is of ze daar, in de strijd om een promi nentere plaats op de podia, niet van af moeten stappen. „Gangbusters": vijf heren met jive" in het lijf. Met de stijl van de jaren dertig en veertig in handen en voeten. „Swing is the thing" is hun motto. Maar dat muzikale nummer konden ze niet meer in hun repertoire opnemen toen het „Deep River Quartet" er een hitje mee scoorde. Maar let op mijn woorden: zo iets komt er voor „Gangbusters" ook nog wel van. BERT JANSMA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 30