naie
Nederland kan amper gelukkiger
fi
ZATERDAG 29 OKTOBER 1988
Toen Zadkine
zijn „Verwoeste
Stad" maakte,
leed Nederland
nog onder de na-
weeen van de
Tweede Wereld
oorlog. Maar
nu, meent prof.
De Valk van de
Erasmus Uni
versiteit, nu kan
Nederland nau
welijks gelukki
ger.
Omdat de Erasmus
Universiteit Rotterdam 75
jaar bestaat, wordt aan het
volk een congres cadeau
gedaan over de vraag: kan
Nederland gelukkiger? Een
van de hooggeleerde
sprekers, prof. J. de Valk,
daarover vast aan de tand
gevoeld. Nee en ja, luidt zijn
antwoord, zoals een goed
filosoof betaamt. Maar dat
de Nederlanders een goede
gezondheid het belangrijkste
in het leven vinden, zit hem
niet lekker. „Geluk, dat is
toch ook een kwestie van
zingeving aan het bestaan".
ROTTERDAM - Kan Nederland
gelukkiger? Prof. J. de Valk nestelt
zich behaaglijk binnen handbereik
van het eerste pilsje van de dag en
geeft het woord aan de filosoof in
hem. Ja, maar ook nee, luidt het
antwoord dan gauw. Meer nee dan
ja echter. Hoewel? En wat mag ge
luk wel zijn?
De grote kerkvader Sint Augusti-
nus somt er in zijn boekje „De
Beata Vita" (Over Gelukkig Leven)
liefst driehonderd definities van op.
Zo moeilijk was de vraag in die re
delijk ongecompliceerde dagen al
en des te moeilijker blijkt hij he
den, nu de Erasmus Universiteit
Rotterdam van 1 tot 5 november
de viering van zijn 75-jarig bestaan
luister bijzet met een congres over
het thema. Een zaal met plaats
voor een duizendkoppig gehoor
heeft men er voor vrijgemaakt.
Iedereen uit alle windstreken zal welkom
zijn op de publieksdag, vrijdag 4 novem
ber, daar in het complex Woudestein
aan de Burgemeester Oudlaan, om mee
te beleven hoe zes hooggeleerde deskun
digen vanuit evenveel invalshoeken hun
licht laten schijnen over de staat van ge
luk waarin het vaderland verkeert. Plus
de vraag of het beter kan.
Ruilen
Prof. De Valk doceert sociologie en soci
ale filosofie aan de jarige Erasmus Uni
versiteit. Ook hij zal spreken op het con-
fres en wel over het onderwerp: vader
taat, hoeder van ons geluk? Daarmee
neemt hij, gezien de roep om een terug
tredende overheid, een actuele koe bij de
horens. Maar eerst de vraag: wat is ge
luk? „Niet echt te definiëren", filosofeert
de hoogleraar. „Je hebt natuurlijk het
voorbijgaande geluk, op te splitsen in
het alledaagse - die vent heeft geluk ge
had, zeg je dan - en de topervaring, een
verliefdheid bijvoorbeeld. Maar de
vraagstelling of Nederland gelukkiger
kan, slaat natuurlijk op het duurzame
geluk dat rustiger van aard is. Voor
spoed. Welzijn. Heil. En dan zou je kun
nen zeggen: de Nederlander is gelukkig
wanneer hij niet zou willen ruilen met
de inwoners van een ander land of met
een heleboel andere Nederlanders. Niet
de behoefte hebben om te ruilen, dat
vind ik wel een aardige, ja".
En nog een voetangel zit er in de vraag
stelling. Geluk is volgens prof. De Valk
geen na te streven doel, maar een bijpro-
dukt. „Je streeft iets anders na en dan
krijg je het. Alles op haren en snaren zet
ten om gelukkig te worden, dat lukt je
niet. Zomin als je alles op haren en sna
ren kunt zetten om heilig te worden. Je
probeert een zo goed mogelijk mens te
zijn en dan vindt de paus van Rome
achteraf dat je heilig bent geweest. Pri
ma, maar je kunt niet zeggen: ik ga hei
lig worden. Of: ik ga gelukkig worden.
Laat staan dat een volk zoiets zou kun
nen zeggen". Duidelijk. De definitie van
het niet willen ruilen dus. Wanneer de
hoogleraar die hanteert, komt hij tot de
slotsom: „Uiteraard valt er in Nederland
hier en daar nog wel iets te verbeteren.
Maar in grote lijnen kun je aan het be
vorderen van ons collectieve geluk wei
nig meer doen. En je kunt je in gemoede
zelfs de vraag stellen: zitten we niet al op
de grens?".
Grens
Anders gezegd: de vraag of Nederland
gelukkiger kan, wordt door prof. De
Valk beantwoord met: nee, Nederland
kan nauwelijks gelukkiger. En wie het te
gendeel meent, dreigt over een grens te
schieten. Maar welke? „Kijk, aan elke
verbetering kleven ook nadelen. En op
veel punten zitten we in een situatie
waarvan ik denk: wanneer we doorgaan
met verbeteren, beginnen de nadelen
steeds zwaarder te tellen. Laat ik het la
ger onderwijs nemen. Meer en meer toe
gespitst op het individuele kind, hetgeen
een enorme verbetering is geweest. Maar
het heeft er wel toe geleid dat het klasse-
verband verbroken werd, de band met
de juf of met de meester. En wat begint
nu te blijken? Kinderen hebben juist be
hoefte aan een vaste relatie met zo'n juf
frouw of meneer. De gezondheidszorg.
Reusachtig verbeterd. Maar de kosten?
En al die mensen die dank zij de verbe
terde gezondheidszorg zo oud kunnen
worden dat ze hun leven moeten eindi
gen als dementen in een bejaardente
huis? Dat bedoel ik met de grens waarop
we zitten".
Verlichting
Hier aangekomen geeft de hoogleraar de
wens te kennen dat hij het terrein van
zijn bespiegelingen wil verbreden. „Ge
luk als doel in het leven", bespiegelt hij,
„geldt voor onze maatschappij als een
vanzelfsprekendheid. Maar eigenlijk is
het iets heel bijzonders. Iets betrekkelijk
nieuws ook in de westerse cultuur. Wan
neer we naar de Grieken kijken - Plato,
Aristoteles - die we beschouwen als de
grondleggers van onze beschaving, de
geestelijke vaders, dan zien we dat ze
wel ideeën hadden over het goede leven,
over de ideale samenleving, maar dat
deze ideeën geen betrekking hadden op
het geluk van mensen. Wat voor de klas
sieke wijsgeren telde, was het ware, het
juiste, het schone, het maat houden in
alles. Waar het op aankwam, dat was de
gerechtigheid binnen de samenleving, en
over het geluk van de afzonderlijke
mensen hoefde niet gesproken te
worden, immers: als de samenleving
goed is, zit het daarmee wel snor".
Tot aan de Verlichting, diep in de acht
tiende eeuw toe, is het eigenlijk zo geble
ven, bespiegelt prof. De Valk. „De mid
deleeuwers, die vonden het ronduit een
dwaas idee dat een mens op aarde geluk
kig zou dienen te zijn. Ze hoefden maar
om zich heen te kijken om te zien dat
zulks onmogelijk was. Het leven, zagen
ze, was kort en werd vergald door de
diepste armoede, de ijselijkste ziekten,
de wreedste oorlogen. Gelukkig leven,
dat betekende krachtens Augustinus: le
ven in overeenstemming met de wil van
God, punt uit. Pas in de achttiende eeuw
toen de Verlichting het monopolie van
de kerken op de heilsboodschap begon te
ondergraven, kwam er ruimte voor de
gedachte: wanneer alle geluk niet in het
hiernamaals te vinden is, dan moeten
we hier op aarde eens de handen uit de
mouwen steken. Hier het geluk zoeken,
dat kwam eerst, en vervolgens: hier het
geluk scheppen. Met als eindstation: het
geluk scheppen, daar moet de overheid
voor zorgen. Want die gedachte blijft in
allerlei vormen tot op de dag van van
daag bestaan. De Staat zorgt voor jouw
geluk, in de Oostbloklanden leeft het
zeer sterk, maar onze eigen regering
heeft het ook wel een beetje".
Gezondheid
Wat vindt de huidige Nederlander, deel
hebbend aan een materialistische maat
schappij, het belangrijkste in zijn leven?
Een goede gezondheid, antwoordde het
overgrote deel der ondervraagden tijdens
een enquête in 1966 en onlangs, bij een
nieuw onderzoek, bleek dit verlangen
nog aanmerkelijk toegenomen. „Tja, als
ik diep in mijn hart kijk, vind ik dat ei
genlijk ook", zucht de hoogleraar.
„Zeker. Maar het is wel zeer egocen
trisch. Je kunt best de vraag stellen:
moet dat nou, die nadruk op gezond
heid? Dat gebeurt trouwens al, hoor. In
kringen van psychiaters, van artsen. Ik
hoor de geluiden op mijn eigen universi
teit. Want wie zo egocentrisch bekom
merd is om zijn eigen gezondheid, die
kan niet op het goede pad zijn bij het in
richten van zijn leven. Er bestaan zaken
waar een mens zijn leven beter op zou
kunnen richten. Geluk, dat is toch ook
een kwestie van zingeving aan het leven.
Het gebod: heb uw naaste lief gelijk
uzelf. O ja, wanneer de Nederlanders dit
soort normen het belangrijkste zouden
vinden in plaats van hun gezondheid,
dan zouden ze tot de ontdekking komen
dat ze nog gelukkiger kunnen zijn dan ze
zich nu voelen. Daar ben ik van over
tuigd. Zo redenerend zou je de vraag of
Nederland gelukkiger kan, dus moeten
beantwoorden met: ja".
Tirannie
Mits de boodschap maar niet van over
heidswege gepredikt wordt, wil prof. De
Valk hierbij aangetekend hebben. „Wan
neer men van hogerhand probeert", zal
hij zijn gehoor op het Rotterdamse con
gres voorhouden, „invloed uit te oefe
nen in de sfeer der ideeën, denkende
daarmee de mensen gelukkiger te ma
ken, dan begeeft men zich op een ge
vaarlijke weg. Dan komt de overheid in
de verleiding het geluk van zijn burgers
te willen bevorderen door hun aandacht
en energie te richten op een gemeen
schappelijk doel. Hun medewerking af te
dwingen desnoods". Welk spook de
hoogleraar hier uit de kast trekt, is zon
neklaar. Ideologische terreur. Tirannie.
Zoals de Russische en eerder de Franse
revolutie in terreur en tirannie van de
ergste soort zijn uitgemond. „Ziet u, dat
is het beroerde. Wanneer de overheid
meent te weten hoe ze mensen gelukkig
kan maken, wordt ze bijna vanzelf tiran
niek en kan ze zulks nog rechtvaardigen
ook; het is immers voor 's mensen best
wil. Daarin schuilt een verschrikkelijk
gevaar, zoals de geschiedenis leert. Ik zal
in Rotterdam dan ook de stelling verde
digen dat er altijd een verschil dient te
blijven tussen de publieke en de per
soonlijke sfeer. Bovendien zal ik pone
ren dat alleen in de persoonlijke sfeer
het geluk gevonden kan worden".
Verstandig
Om duidelijk te maken wat hij bedoelt,
haalt prof. De Valk het volgende voor
beeld aan. „Ik hoorde laatst op de radio
aan iemand vragen: wat is de gelukkigste
tijd van uw leven geweest? En ik hoorde
de man antwoorden: de winter van
1944-45 toen ik mijn vrouw leerde ken
nen. Een beetje beschroomd zei hij het -
zo van: ja, eigenlijk kan dat helemaal
niet, want ik ben Amsterdammer, het
was dus de hongerwinter, de zwartste pe
riode uit de Nederlandse geschiedenis,
maar toch. Die herinnerde hij zich als de
gelukkigste tijd van zijn leven. Welnu,
dergelijke ervaringen wettigen het ver
moeden dat er geen rechtstreeks en
noodzakelijk verband bestaat tussen pu
blieke of sociale omstandigheden en in
dividueel geluk. Waaruit volgt dat de rol
van de overheid bij het bevorderen van
het geluk onder zijn burgers slechts zeer
bescheiden kan zijn. Hooguit ligt het in
het vermogen van de overheid om voor
waarden te scheppen waarvan je zegt:
zonder die voorwaarden zou het moeilij
ker zijn voor een mens om
Want de mensen rechtstreeks gelukkig
maken, dat lukt vadertje Staat nooit van
zijn leven. Of de Nederlandse politiek
zich ooit aan die waan schuldig heeft ge
maakt? Nee hoor, gelukkig niet, hoog
stens ergens een dolgedraaide ambtenaar
of wethouder. Den Uyl? Nee, welnee,
die ook niet. Die was daar veel te ver
standig voor. In het algemeen zijn Ne
derlanders te verstandig om het op die
manier te proberen. Dat is nu juist de
reden waarom we met z'n allen zo'n ge
lukkig volk vormen".
PIET SNOEREN
'CcidócGouaant1