„Ophouden met de flauwekul van subsidies" finale Een jaar verschil btnnen ''e Bert,e" Er zijn maar weinig functies aan de top van de maatschappelijke ladder die de nieuwe voorzitter van de christelijke werkgeversorganisatie NCW, Jacobus Eije Andriessen (59) niet heeft bekleed. Hoewel nog maar weinigen zich zijn ministerschap op economische zaken in het kabinet-Marijnen (1963-1965) zullen herinneren, was Andriessen met zijn 35 jaar een van de jongste ministers uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis. Een lang leven was het kabinet waarin hij zat overigens niet beschoren. Na twee jaar gleed het uit over wat Andriessen pleegt te noemen, „de bananeschil van de omroep en de reclame". Andriessen promoveerde op jonge leeftijd (27) al tot doctor in de economische wetenschappen. Op zijn 23e was het wonderkind reeds hoofd van het economisch en sociologisch instituut aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Tussen 1955 en 1965 was zijn naam nauw verbonden aan het departement van economische zaken. Eerst als topambtenaar, later als hoogleraar en adviseur van het ministerie en tenslotte als minister. Na de val van het kabinet „verdween" hij voor twintig jaar naar het bedrijfsleven. Eind vorig jaar nam hij de voorzittershamer van NCW-topman Van Eijkelenburg over. ZATERDAG 5 MAART 1988 NIEUWE NCW-VOORMAN ANDRIESSEN: DEN HAAG - In zijn volledig ge renoveerde werkkamer - de don kere eikehouten kasten en stoelen van zijn voorganger zijn vervangen door moderne lichte meubels - zit de nieuwe NCW-voorzitter er ont spannen bij. Niets in zijn houding verraadt zijn indrukwekkende staat van dienst. Integendeel, de ex-mi- nister, ex-topambtenaar, ex-hoogle raar en ex-captain of industry maakt een bescheiden indruk en schiet om de haverklap in een schaterende lach. Met de nieuwe voorman van de christe lijke werkgevers blikken we terug op on der meer de korte periode dat hij deel uitmaakte van het kabinet-Marijnen (1963-1965). Als jongeman van 35 werd hij door zijn partij, de toenmalige CHU, aangezocht om minister van economi sche zaken te worden. „In mijn tijd waren ministers van eco nomische zaken in principe verstandige wijze hoogleraren die bovendien niet on- konden praten. Men zocht me tijd de kans om te regeren. Het jammer dat men deze unieke methode - het benoemen dus van economen - heeft verlaten. Ergens diep in mijn hart wijt ik daaraan de geleidelijke teruggang van het gezag van EZ". Andriessen beaamt dat economen in die tijd de pretentie hadden de economie door te hebben. „Alles ging precies vol gens de economische modellen. Ik had het nadeel dat ik kwam in een periode dat het niet allemaal meer volgens plan liep. Halverwege de jaren zestig werd ie dereen een beetje wild. De lonen stegen met vijftien procent, de prijzen rezen de pan uit. Het mooie economische Neder land viel in stukjes uiteen. Als je juist tijdens zo'n trendbreuk betrekkelijk kort minister bent, dan laat je niet zoveel na. Je zou kunnen zeggen dat ik de vent van die vele prijsbeschikkingen (wettelijke minimumprijzen) was". Na de val van het kabinet-Marijnen was er in het nieuwe kabinet, onder leiding van Cals en Vondeling, geen plaats meer voor Andriessen. De CHU viel buiten de boot en in de werkkamer van An dnessen op het ministerie van economi sche zaken kwam een socialist te zitten: Joop den Uyl. Andriessen: „Ik kon toen wel kamerlid worden, maar daar had ik geen zin in. Ik ben en was geen echte po liticus. Bovendien was ik de politiek op dat moment goed zat. De kabinetsperio de was teleurstellend verlopen, de vier jaar waren niet afgemaakt. Toen zei ik tot mezelf: ik wil naar het bedrijfsleven. Al het andere heb ik nu wel gezien". Van Agt heeft eens gezegd: „Als je in een kabinet hebt gezeten ben je voor de we tenschap verloren Gold dat ook voor u? „Je wordt inderdaad onrustig van zo'n kabinet. Als minister neem je belangrij ke beslissingen en heb je het gevoel dat je van alles kunt. Ik kon het dan ook niet meer opbrengen om daarna rustig achter een tafel wetenschappelijke ver handelingen en boeken te gaan schrij ven. In die vijf maanden dat ik werkloos was na de val van het kabinet ben ik tot niets gekomen. Ik had nergens zin in". Jaarverslag „Ik wist eigenlijk heel weinig van het bedrijfsleven. Als minister van economi sche zaken kwam je in die tijd spora disch met ondernemers in aanraking. Ik kan me niet herinneren ooit een jaarver slag van een onderneming te hebben moeten lezen, behalve dan dat van de Staatsmijnen. Hoe een bedrijf gerund werd was mij volstrekt onbekend". „Ik kwam bij een internationaal bedrijf terecht dat door zijn vele vestigingen in het bu.itenland vrij ingewikkeld in elkaar zat. Óm het bedrijf te leren kennen moest je van al die landen wat weten, veel reizen, de concurrentie en produk- ten leren kennen. En je moest leren ma nagen. Dat is een vak apart dat je niet op een ministerie leert. Er zijn overigens ook nu nog steeds geen goede managers in dienst van de overheid. Het is een vak dat niet erg hoog bij de overheid in aanzien staat. Zelfs een man als FNV- voorzitter Pont die nu naar binnenland se zaken overstapt zal daar niet veel aan kunnen veranderen. Ik schat de man zeer hoog en vind hem erg aardig. Maar waar ze het vandaan halen dat het een goede manager zou zijn, ik weet het niet (lachend), dat heb ik nog niet gezien. Managen is weten waar je met een grote organisatie naar toe wilt, wat en hoe te produceren enzovoort. Dat moest ik al lemaal leren en mijn handen stonden er knap links voor". „Door veelvuldig verblijf in het buiten land raakte Nederland voor lange tijd 'uit mijn gezichtsveld. Als ik hier weieens naar de televisie keek, dacht ik: wie is dat nu weer, waar hééft ie het over? Ik wist bij wijze van spreken beter hoe de politiek in Brazilië dan in Nederland in elkaar zat". Schrok u toen u zich weer wat ging ver diepen in de Nederlandse aangelegenhe den? Er was tenslotte al een hoop ten kwade gekeerd. „Ach, we zitten hier in een klein landje en we maken ons vaak druk om heel kleine dingen. Het is tot op zekere hoog te maar gelukkig dat we geen grote pro blemen hebben. Nee, ik schrok niet. We maken als klein land deel uit van een groter geheel en alle problemen die men elders heeft, krijgen we toch ook wel weer hier. Soms wat later, soms wat eerder. Het waren niet alleen Den Uyl en de PvdA die schuld hadden aan het bedrijven van „het-kan-niet-op-poli- tiek". Het waren ze allemaal, inclusief mijzelf. Men is op een gegeven moment van het ene op het andere uiterste over gestapt. Eerst werd jarenlang de tent met een heel streng en wat benepen gezicht beheerd en in de jaren zeventig ging men ineens geld uitgeven en nog eens geld uitgeven. Alles werd dolgedraaid. Het kwam eigenlijk ongelukkig uit dat in die tijd het aardgas ging spuiten. Daar door kon het geld nóg makkelijker rol len". „Aanvankelijk konden we de overheids begroting nog binnen de perken houden, maar eind jaren zeventig ging alles tege lijk mis: het financiële tekort van de overheid liep op en de werkloosheid steeg tot ongekende hoogten. Ik ben er van overtuigd dat we dat hadden kun nen zien aankomen. Iedereen moet zich toch weieens gerealiseerd hebben dat dit volkomen fout zou gaan? Er is bijna geen ontwikkeld land ter wereld dat het zo beroerd heeft gedaan als Nederland, geen land dat zoveel fouten tegelijk heeft gemaakt als wij. En dat ligt echt niet aan één enkel kabinet". „De fouten van toen zijn overigens nog lang niet hersteld. De overheidsbegro ting is nog nauwelijks beter, ondanks alle bezuinigingen. Een bedrijf gaat in een vergelijkbare situatie hevig saneren en na twee, drie jaar is de narigheid over. Als de overheid dat ook had ge daan, dan waren de problemen nu gro tendeels overwonnen. Nu zijn we al meer dan zes jaar aan het bezuinigen en iedereen is bezuinigingsmoe. Het werkt vreselijk demotiverend om steeds maar te moeten zeggen: nu komen we wéér miljarden te kort. Er zijn Eyropese lan den die misschien wel grotere problemen hebben gehad. Neem Denemarken en Belgié. Maar daar is sneller orde op za ken gesteld en beter bezuinigd. Op de een of andere manier hebben de Belgen toch wat meer stabiliteit, ook al is hun politieke situatie veel moeilijker. Mar tens heeft in economisch opzicht meer succes gehad dan Lubbers". „Neem de werkloosheid. Vroeger waren er ook af en toe uitschieters. Dan inves teerden we als overheid gewoon wat meer en dat leverde weer aardig wat ba nen op. Dat recept werkt nu niet omdat er geen geld voor is met zo'n groot te kort. Bovendien heeft de werkloosheid nu een andere oorzaak, dus met alleen macro-economische maatregelen kun je haar niet te lijf gaan. Je moet mensen bijscholen of omscholen. Als er te veel aanbod is op de arbeidsmarkt en te wei nig vraag, dan kunnen er twee oorzaken zijn: het ligt aan de prijs, aan de kwali teit of aan beide. Bij ons ligt het aan bei de factoren. Aan de ene kant is door ons minimumloon de prijs van een arbeids kracht voor veel werkgevers te hoog. In sommige bedrijfstakken, zoals de indus trie, is het geen beletsel mensen te laten werken. In de dienstverlening daarente gen wél. Eenvoudige diensten worden bij ons gewoon niet meer geleverd omdat het minimumloon te hoog is. Kijk naar andere landen. In de VS, waar geen mi nimumloon bestaat, hebben ze vijftien miljoen banen gecreëerd in zeven jaar. Europa verloor er in diezelfde periode een paar miljoen. En dan de kwaliteit van de arbeid: die is hier vaak te laag. Daarom zal er beter geschoold moeten worden". „Verlaging van het minimum heeft ge volgen voor de uitkeringen. Ik erken dat als een probleem en zeg dus niet dat de minimumuitkeringen dan maar omlaag moeten. Maar ik realiseer me wel dat daardoor een oplossing van de werkloos heid bijna onmogelijk wordt. Van de ni veaus van de uitkeringen moet je afblij ven, want daar heeft men nu al vijf jaar aan zitten duvelen. Het is ook niet zo zeer het probleem van de hóógte van de uitkeringen maar van de toelatingseisen. We hebben allerlei mensen te makkelijk een uitkering gegeven. Vandaar dat er nu zulke enorme aantallen uitkeringsge rechtigden zijn". Het zijn moeilijke tijden voor het kabi net. Er moet nog eens 6,5 tot 8 miljard worden bezuinigd en zelfs wordt er al ge speculeerd op een kabinetscrisis. Zal aat de ramp niet nog groter maken? „Welnee, een crisis zal geen ramp zijn voor het land, hooguit vervelend, want we hebben een niet onredelijke rege ringsploeg. Het zou net zo vervelend zijn als het vertrek van Hans Pont. Je bent net een beetje in gesprek en dan Maar kijk eens naar de Belgen: die heb ben het economisch gezien helemaal niet zo slecht gedaan terwijl ze de ene kabi netscrisis na de andere hadden. Het kan blijkbaar tóch. De Italianen hebben het de afgelopen vijf jaar ook briljant gedaan en er zat elk jaar een ander kabinet". „Ik ben misschien wat optimistischer dan de gemiddelde Nederlander. Het vervelende is dat we almaar moeten be zuinigen. Daardoor is er nauwelijks ruimte om ons gereed te maken voor de dingen die komen. Met de verbetering van de infrastructuur bijvoorbeeld zijn we nog lang niet klaar. Je moet eens naar het zuiden rijden, dat is een regel rechte ramp! Tussen Den Bosch en Eindhoven heb je tien stoplichten en zo is het in een heleboel gebieden. Maar ga eens naar België. Potverdikkie, daar zoef je zó doorheen! Wij hebben geen geld voor nieuwe wegen omdat we jaren gele den al alles hebben opgegeten". „De overheidsuitgaven moeten omlaag, dat vind ik ook. Niet door op de uitke ringen te bezuinigen, maar door de over heid beter te runnen en allerlei franje in de uitgaven weg te snijden. Er is geen buurtclub zonder subsidie. Als de Oran jevereniging weer eens de straat op moet is er ook subsidie en ga zo maar door. Laten we die flauwekul toch eens af schaffen en geef het land die broodnodi ge bruggen en wegen. Als wij geen distri butieland meer kunnen zijn omdat het verkeer niet kan opschieten, zou ik niet weten wat Nederland internationaal ge zien nog kan betekenen". „Toch ben ik in het algemeen niet som ber over de economie. Onze prijzen zijn mooi stabiel, de betalingsbalans doet het wel aardig en de rente is wat omlaag ge gaan. De centen zijn wel in orde, maar ja, je blijft zitten met dat de rijksbegroting. Door die overbeste- dende overheid geeft het bedrijfsleven in wezen te weinig uit, omdat het zijn cen ten grotendeels naar de overheid moet brengen. We moeten gewoon wat van die overheid af. Deregulering, decentrali sering, privatisering. Die dingen gaan bij ons altijd zo verrekte langzaam. Wij pra ten en schrijven er alleen maar over. Volgens de oeroude Nederlandse traditie leggen we elkaar steeds maar weer op nieuw alles uit. We zijn van nature geen revolutionair volkje. Laten we eindelijk eens leren het roer wat sneller om te gooien". MARGA RIJERSE Zo zag het noorden van het land er vorig jaar rond deze tijd uit. FOTO: SAKE ELZINGA Vorig jaar rond deze tijd ging de natuur in het noorden van het land gebukt onder de zwaarste ijzellast die we in jaren gekend hebben. Op maandag 2 maart sloeg die ijzel toe. Het verschijnsel is simpel te verklaren. Uit het zuiden woei een zachte lentelucht naar het noorden. Van een graad of tien Celsius bo ven nul. Vanuit het noorden stroomde onderkoelde vrieslucht naar hetzelfde gebied in ons land. Op het moment dat die twee stro mingen op elkaar botsten gebeurde wat logisch is: de warme lucht steeg op en kwam boven de koude stroom terecht. In warme lucht wordt waterdamp water: regen druppels vormden zich en die zijn zo zwaar dat ze naar beneden val len. Op hun weg naar de aarde kwamen ze door de koude luchtlaag waar een tem peratuur heerste van minder dan nul graden. Het was echter niet koud genoeg om van de regendruppels hagelstenen te maken. De druppels raakten, zoals dat in een weerkundige term heet, onder koeld. Op het moment dat elke druppel vaste voet kreeg op de ondergrond, wel ke die dan ook was, stolden ze wel tot Laagje over laagje ijs zette zich vast op bomen, struiken, hoogspanningsleidin gen, lichtmasten, daken, vogels en alle andere dingen die op dat moment zon der onderdak buiten waren. Een liter wa ter weegt een kilo. Het soortelijk gewicht van ijs is iets lager maar de last zwol aan. En vele zaken in de natuur werden er het slachtoffer van. Hoogspannings masten braken af, voor miljoenen gul dens schade werd toegebracht aan bos sen en parken. Menig amateurtuinier heeft twee weken later met tranen in de ogen opruiming moeten houden onder zijn vruchtbomen, bessenstruiken en heesters die al meer dan twintig jaar de trots van zijn tuin vormden. In het maart-nummer van het maand blad Grasduinen dat deze week ver scheen, staat een mooie reportage over de ijzelramp van verleden jaar. Daarbij is gebruik gemaakt van het IJzelboek dat de stichting IJzel in Veendam vorig vooijaar samenstelde met behulp van veel foto's van amateurs. In de week voordat deze weerkundige catastrofe zich over Noord-Nederland voltrok, werd in Friesland de Elfsteden tocht verreden. Bij een temperatuur van ongeveer veertien graden onder nul. Waarmee duidelijk wordt hoe zeer het ene jaar van het andere kan verschillen. Deze winter hebben we vrijwel geen vorst gekend. Een kinderhand vol sneeuw is alles wat tot nu toe gevallen is. En net zo snel als sneeuw in een warme kinderhand smelt, is de sneeuw in de vrije natuur tot nu gesmolten. Het klimaat verandert kennelijk op een manier die wij niet voorzien hebben. Langzaam maar zeker wordt de tempe ratuur op de aardbol hoger en dat kan verschrikkelijke gevolgen hebben. Voor de tuinamateur neeft het echter op dit moment nog goede kanten. Afgezien van de algemeenheden (Maart roert zijn staart en April doet wat ie wil) kunnen we er nu toch wel van uitgaan dat stren ge vorst dit seizoen niet meer de kop op steekt. We kunnen de tuin daarom gerust schoonmaken en genieten van de nieuwe zadenlijsten die in de brievenbus vallen. De eerste zaden kunnen de grond in. Ze ker van soorten die langzaam ontkiemen of lange tijd nodig hebben om door de gedroogde schil naar buiten te komen. Grote bonen zijn daarvan een goed voorbeeld. Wat opvalt in de zadenlijsten zijn de tot voor kort buitengewone soorten en ras sen die nu overal volop te koop zijn. Om er daarvan maar een paar te noe men: Pak Choi, een exotische koolsoort, volop knoflook, rode sla en ijsbergsla, roodlof, de peervormige tomaten (in Ita- lié Pommodores oftewel Goudypeltje geheten), zucchinis, artisjokken en broc coli. Een nieuw gewas is ook de eetbare en zeer smakelijke paddestoel Stropharia. Volop vitaminen en andere goede bouw stoffen voor het menselijk lichaam. De teelt is eenvoudig genoeg. De sporen kunnen in strobaaltjes worden gestoken en die baaltjes legt u onder een heester. Na twee maanden kan de oogst van deze smakelijke paddestoelen beginnen. NCW-voorzitter, J.E. Andriessen, op zich wel een zuinig land. ,^4Heen geeft de Nederland is volgens de £eidóc0oiixarit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 24