S' 4 „Zes maart zal altijd een droeve dag blijven" Denkfout van een generaal VEENHUIZEN: passagiers en bemanningsleden stierven in de gekapseisde Herald, die momenteel gesloopt wordt in Taiwan. Hoewel de tragedie van Zeebrugge al een vol jaar voorbij is, haalt zij pas sedert enkele maanden niet meer de voorpagina's. Maar degenen die als passagier of lid van de bemanning het ongeluk meemaakten en zij die in het drama werden betrokken als redders of helpers hebben nog het gevoel dat de tijd heeft stilgestaan. Voor de meesten van hen is het net of de veerramp gisteren gebeurde. In het parochiekerkje van de heilige Margaret van Antioch in St. Margaret's at Cliffe is een nieuw gebrandschilderd raam aangebracht ter nagedachtenis van Robert Crone, Bryan Eades en Graham Evans, mannen van dit dorpje die omkwamen in het rampveer van de rederij Townsend Thoresen (sedert afgelopen zomer P&O European Ferries). Op het fraaie kunstwerk (een initiatief van de plaatselijke brandweer) is de autoveerboot te zien die van hun woonplaats op de krijtrotsen koers zet naar de open armen van Jezus Christus. 1 +i Het bergen van de doden. Nog weken na de zesde maart werden slachtoffers in de veerboot gevonden. JAAR NA VEERRAMP ZEEBRUGGE Uit het schilderachtige Engelse dorpje St. Margaret's at Cliffe, bovenop de witte krijtrotsen bij Dover, vertrokken afgelopen jaar op een dag in maart drie zeelui naar hun routinewerk: een heen-en-weertje tussen Engeland en België. Zij hadden die overtocht al honderden keren gemaakt. „Straks zijn we weer thuis", zeiden purser Bryan Eades (48), hoofdwerktuigkundige Bob Crone (48) en electricien Graham Evans (43). Maar het liep slecht voor hen af. De drie varensgasten keerden niet meer terug. Samen met tientallen andere bemanningsleden en nog LONDEN - Naar de mening van kapitein David Lewry (49), ex-ge zagvoerder van de Herald of Free Enterprise, is zijn auto veerboot in negentig seconden gekanteld. „An deren denken dat het iets langer zou kunnen hebben geduurd, maar ik ben er zeker van dat het zo snel gebeurde", zegt Lewry. „De Herald helde onverwacht over naar stuur boord en kantelde. Het duurde hooguit negentig seconden. Ik keek net naar het radarscherm. Ik besef te dat we diep in de problemen za ten. Mijn eerste reactie was: de Herald tot stilstand brengen. Daar voor trok ik alle hendels naar mij toe om de motoren op „volle kracht achteruit" te zetten, maar het was vergeefse moeite". Londenaar George Lamey (54), een van de honderden passagiers van Lewry's „dodenveer", zat die vrijdagavond op dat fatale tijdstip in de zogeheten video salon te wachten op !rijn moeder Victo ria (73), zijn vrouw Frances (42), hun dochter Kim (20) en kleinzoontje Steven 11 maanden). George hield een oogje op de bagage en bewaakte drie zitplaat sen naast de zijne die zij nag met grote moeite hadden gevonden, want er was veel volk aan boord. De dames waren even weggegaan kort na de afvaart uit Zeebrugge. Kim was met haar zoontje naar de damestoiletten vertrokken, waar zij Steven een schone luier zou kunnen aandoen. Grootmoeder Victoria vergezelde haar omdat zij nodig moest. Georges echtgenote Frances had gezegd dat zij een kopje thee ging kopen aan het cafébuffet. De drie vrouwen en de baby waren nau welijks vertrokken of George hoorde via de luidsprekers omroepen dat de scheepstimmerman van de Herald snel verwacht werd op het bureau van de purser. Alleen de bemanning kon uit deze geheime boodschap afleiden dat er onraad dreigde. Enkele seconden later begon het veer over te hellen naar bak boord. „Onze bagage gleed als de gesmeerde bliksem weg over vloer", vertelt George Lamey, „en ik probeerde haar tegen te houden. Ik dacht dat het schip wel van zelf weer horizontaal zou komen te lig gen, maar dat gebeurde niet. Het helde steeds meer naar de linkerkant". Alle lampen gingen uit. De noodverlich ting schoot in brand, flikkerde even en gaf het op. Het was nu overal stikdon ker. „Ik keek omhoog en dacht dat ik bp ven mij de zee zag, maar dat klopte niet, want de zijwand was nu het pla fond en ik keek door het raam naar de sterren", vervolgt George Lamey zijn verhaal. Dank zij een afscheiding in de salon (die toen als vloer dienst deed) kon George bij een venster aan stuurboord. Met de hulp van een andere passagier rukte hij het blad van een tafel en sloeg daarmee het harde glas aan scherven. George La mey was de eerste passagier van de Her ald die zich in veiligheid kon brengen. Hij kroop door het raam op de gladde romp van het schip dat nu plat op de zandbank rustte. „Ik was er helemaal al leen", vertelt Lamey. „Ik zag geen hand voor ogen. Het was ijzig koud en spek glad. Ik hielp de man die mij had gehol pen naar buiten klimmen. Daarna volg den drie leden van de bemanning. Zij veel meer passagiers verloren zij het leven aan boord van hun schip, de onfortuinlijke autoveerboot Herald of Free Enterprise, die morgen precies een jaar geleden kapseisde en zonk in de havenmond van het Belgische Zeebrugge. Het was nog een geluk dat de Herald daar op een zandbank belandde en dat zijn stuurboord boven water bleef. Belgische redders, die razendsnel hulp kwamen bieden, konden 350 opvarenden in veiligheid brengen. Toch eindigde dit drama met een ontstellend hoog verlies aan mensenlevens: 193 droegen touw en bijlen. Ik liep over de romp en sloeg met zo'n bijl alle glas aan scherven. Met een eind touw hielp ik mensen naar boven te klimmen. Maar na verloop van tijd kregen de het schip breukelingen het zo koud, dat zij niet meer uit het water konden komen. Een lid van de bemanning liet zich zakken in de Herald die boordevol was gelopen. Hij sleepte tientallen overlevenden naar de ramen. Ik trok ze een voor een op de romp van het schip". Hoop George Lamey vond het niet makkelijk om dit reddingswerk vol te houden. „Ik wilde afdalen in de boot om mijn fami lie op te sporen, maar ik wist dat ik hen nooit zou vinden in die zwarte duister nis", zegt hij. De ene reddingsboot na de andere ver trok boordevol overlevenden, maar La mey weigerde telkens mee te gaan. Pas toen hem in de vroege ochtenduren werd gezegd dat dit de laatste kans was want dat alle overlevenden uit de gekap seisde autoveerboot waren gehaald, stap te George eindelijk in. Hij werd naar Zeebrugge gebracht. De dag na het drama bezocht George Lamey alle ziekenhuizen in de regio. „In 't begin koesterde ik nog hoop", zegt hij, „maar na verloop van tijd raakte ik in een staat van complete verwarring. Ik hoorde vertellen dat een deel van de ha vengebouwen in Zeebrugge waren inge richt als mortuarium en dat daarin vijf envijftig stoffelijke overschotten waren ondergebracht". „De Belgische politie gaf mij toestem ming om er binnen te gaan. Ik bekeek alle lijken. Zo vond ik mijn vrouw, mijn moeder en mijn kleinzoontje, maar niet mijn dochter. Zij was er niet bij. Haar stoffelijke overschot werd pas drie we ken later ontdekt". Het dramatische ongeluk verwekte bij George Lamey een trauma waarvoor hij nog steeds behandeld wordt door een psychiater. „Wie het niet heeft meege maakt, kan het zich niet voorstellen hoe erg het was", zegt de man die in één klap een groot deel van zijn familie ver- iloor. „De nachtmerries zijn nu voorbij en ook het schuldgevoel is verdwenen. In 't begin werd ik gekweld door de ge dachte dat ik verantwoordelijk was voor hun dood. Want wij hadden dit eendags- reisje van Dover naar Zeebrugge ge maakt omdat ik jarig was. Mijn vrouw Frances had een aanbieding in de krant gezien. Het kostte maar een pond per persoon om die vrijdag het Kanaal over te steken naar België, enkele uren door te brengen in Zeebrugge en 's avonds te rug te keren naar Engeland. Toen de te rugreis begon, hadden wij een fijne dag achter de rug". Omdat George Lamey sedert het drama van Zeebrugge langdurige concentratie onmogelijk vindt, is hij voortijdig met pensioen gegaan. „Ik heb goede en slech te dagen", zegt hij. „Mijn twee oudere dochters proberen mij te helpen, maar ik kan telkens maar korte tijd in hun gezel schap vertoeven, want telkens wanneer ik hen zie, wellen de herinneringen in mij op. En ik mijd mijn vrienden, want ik kan het medelijden dat spreekt uit hun blikken zo moeilijk verdragen". „Ik acht mij hoe dan ook nog gelukkig dat ik een gezin heb gehad. Vele arme duivels verkeren niet eens in die positie. Ik ben er stukken beter aan toe dan zij. Het is veel minder erg een gezin te heb ben en het te verliezen dan moederziel alleen te zijn op de wereld. Deze troost maakt het voor mij gemakkelijker om de gevolgen van de veerramp van Zeebrug ge te dragen". Brand Debbie Hodge (26), van Stratford St. Mary in het Engelse graafschap Essex, verloor in het drama van Zeebrugge haar vader Norman (49), zus Sharon en haar nichtje, Sharons dochtertje van drie weken, Rebecca. Alleen haar moeder Hilda kwam levend uit het rampveer. Eerst vernam ze uit Zeebrugge dat al haar familieleden gered waren. Ze reisde met haar man Bob (38) naar Belgié om hen te gaan helpen. Maar toen zij zich eenmaal in Zeebrugge bevonden, kwam de waarheid aan het licht. Alleen Deb bie's moeder leefde nog. En om het alle maal nog erger te maken: diezelfde avond hoorden zij dat de oude „pub" FOTO. EPA die zij dreven in hun woonplaats Strat ford St. Mary, tot de grond toe was afge brand. Debby Hodge is een van de vele Britse nabestaanden die morgen in Zee brugge de doden van het Herald-drama zullen gedenken. „Elke zesde maart zal voortaan een droevige dag zijn", zegt Debbie. Zij prijst zich overigens nog ge lukkig dat afgelopen jaar op die datum niét heel haar familie om het leven kwhm. De ramp met de autoveerboot van Townsend Thoresen maakte wel de vier kinderen van Keith en Eileen Baddeley uit Wallasey in Cheshire ouderloos. Keith en Eileen stierven beiden in de Herald. Hun gezin blijft voorlopig nog bij elkaar: Mark (18), Colin (15) en stief zuster Gillian (16), met de oudste, Ian (23), als voogd. Ian schijnt het niet erg te vinden dat hij sinds oktober zonder baan zit. „Wij hebben geen vader en moeder meer", zegt hij, „maar wij vor men samen een familie die ondanks de moeilijkheden nog heel gelukkig is sa men". Kapitein Ex-gezagvoerder van de Herald of Free Enterprise David Lewry keert morgen niet terug naar Zeebrugge. Hij weet dat sommige overlevenden en familieleden van slachtoffers hem met de nek aankij ken. „Had hij de boegdeuren tijdig geslo ten, dan zou er geen water in het schip zijn gelopen en zou de tragedie zich niet hebben voorgedaan", zegt Peter Spoon- er, die in de ramp zijn zoon verloor. Spooner is voorzitter van een strijdlusti ge vereniging van nabestaanden. Deze ij vert onder meer voor rechtsvervolging van de verantwoordelijken. Kapitein Lewry zegt dat hij het ongeluk niet kan vergeten. Zelf gelooft hij niet dat het zijn schuld was, maar sinds een rechtbank in Dover afgelopen oktober het omkomen van vrijwel alle slachtof fers doodslag noemde, hangt de moge lijkheid van een proces als het zwaard van Damocles boven zijn hoofd. De Britse politie onderzoekt nog steeds of tegen Lewry en twee andere leden van de Herald-bemanning rechtsvervolging kan worden ingespannen. Ook Belgié zou hen voor het gerecht kunnen dagen. David Lewry heeft al veel slapeloze nachten gehad. Hij wordt onafgebroken gepijnigd door het weinig aantrekkelijke vooruitzicht van een mogelijke gevange nisstraf. Maar gebeurt er niets en laat justitie hem met rust (wat ook mogelijk is), dan hoopt kapitein Lewry aanstaan de zomer weer te gaan varen. Zijn bre vet werd in juli vorig jaar voor twaalf maanden ingetrokken.- Lewry kreeg kortgeleden twee nieuwe banen aangeboden, de ene als officier aan boord van een Brits vrachtschip, de andere eveneens als officier maar dan aan boord van een buitenlands vaartuig. Gezien zijn ervaring van zeventien jaar op tankschepen van British Petroleum, kunnen reders hem probleemloos aan werven voor dienst op vrachtschepen met gevaarlijke ladingen. Zelfs de vreselijke veerramp van Zee brugge, die wellicht nooit zou zijn ge beurd als de directie en bemanningen van de rederij Townsend Thoresen/P&O European Ferries zich meer hadden be kommerd om de veiligheid van hun pas sagiers, zal niet eens tot gevolg hebben dat kapitein David Lewry nieuwe proe ven van bekwaamheid moet afleggen. In het kader vanNederland Museumland 1988 belichten wij elke week een minder bekend museum. In maart staan de musea in de provincie Drente centraal. Vandaag aandacht voor het Museum Veenhuizen. Het alcoholverbruik per hoofd van de bevolking stijgt. Vader drinkt meer. En moeder roept geen ach en wee. Ze doet - met de kinde ren - „voor de gezelligheid" mee. Want Veenhuizen, sinds lang de onvrijwillige verzamelplaats van 's lands professionele zwervers en zatlappen, boezemt niemand meer vrees in. „Veenhuizen", opgezet als menslievende inrichting, is gewor den tot mensvriendelijke instelling. Een bezoek aan het Museum Veenhui zen geeft een indruk van deze ontwikke ling. Wie spreekt van „ontwikkeling", moet eigenlijk de huidige stand van za ken kunnen afzetten tegen de beginsitua tie. Maar de tegenwoordige „inrichting" is niet vrij toegankelijk voor onbevoeg den en het overzicht dat het museum geeft, begint met de mededeling dat de Maatschappij van Weldadigheid, ge sticht door generaal Van den Bosch, tus sen 1818 en 1824 in het noorden van het land vijf grote kolonièn oprichtte om werklozen en armen een menswaardig bestaan te geven. „Veenhuizen" was de laatste van deze inrichtingen. Met drie nederzettingen a twaalfhonderd inwoners was het tevens de grootste. Een van deze drie was be stemd voor behuizing van wezen en vondelingen, de twee overige waren „dwanggemeenschappen" voor bedelaars en landlopers. Maar die Van den Bosch: was hij gene raal van het Leger des Heils? Welnee. Johannes van den Bosch, in 1780 geboren, ging als achttienjarige lui tenant naar de Oost. Als kolonel zag hij zich in 1808, wegens een geschil met ge neraal Herman W. Daendels, genood zaakt ontslag te nemen en naar Neder land terug te keren. In 1819 zwaaide hij af. Maar in 1818 had hij de aandacht van Koning Willem I op zich gevestigd door zijn boek „Nederlandsche bezittin gen in Azië, Amerika en Afrika en der zei ver toestand en aangelegenheid voor het Rijk wijsgerig, staatshuishoudkundig en geografisch beschouwd". Daarin nam hij onder meer stelling tegen zijn vroege re commandant Daendels, die wel een bekwaam en slim maar vooral hard be stuurder was. Op beschuldiging van zelf verrijking en belediging van inlandse vorsten werd Daendels korte tijd later weggepromoveerd. Van den Bosch moest orde op de Indi sche zaken gaan stellen. Maar als gene raal b.d. hield hij zich niet alleen met de slechte economische situatie in Indië be zig, doch ook met die in Nederland. En ook zijn mening daarover behaagde de Koning zeer. Want na het wegtrekken van de Fransen, die als sprinkhanen ons land hadden kaalgevreten, heersten hier armoe en werkloosheid. Overal zwierven bedelende landlopers. Onder bescher ming van de koning werd op 1 april 1818 de Maatschappij van Weldadigheid opgericht, die tot doel had arme en werkloze stedelingen in gezinsverband op te nemen in kleine boerderijen en landbouwkolonies. Die zouden de uitge strekte venen in het noorden van Neder land moeten ontginnen. Het initiatief vond grote weerklank bij de bevolking, die het ook financieel steunde. Maar toen er na een paar misoogsten steeds meer geld nodig was, ging de liefde over. Bovendien werd de goede opzet vertroe beld door een niet zo gelukkige ingreep: in 1822 sloot de regering een overeen komst met gemeenten die bedelaars en vagebonden kwijt wilden. Tel daarbij het feit, dat niet in elke stedeling een boer schuilt en dat niet elke werkloze ook werkwillig is, en men kan zich voor stellen dat de kolonies niet werden wat Van den Bosch zich ervan had voorge steld. Tegen die tijd was de ex-generaal in een topfunctie weer naar „Nederlandsch Oost-Indiè" vertrokken, een rijksdeel dat economisch een blok aan het Neder landse been was. Na de Java-oorlog (1825-1830) legde Johannes van den Bosch er de basis voor het „Cultuurstel sel". Dat hield in dat de bevolking van Java bepaalde produkten voor de over heid moest gaan telen tegen betaling van landrente voor de grond, die de overheid haar voor dat doel in bruikleen had afge staan Behalve aftrek van de pacht, zouden de Javanen vergoeding krijgen voor gedane arbeid. Vervoer van en handel in de produkten kwamen in han den van de Nederlandse Handel Maat schappij. In Twenthe, ook een achterge bleven gebied, werd vervolgens een tex tielindustrie op poten gezet. Daar wer den de kunstmatig bedrukte sarongs ge maakt, die de Javanen konden (terug)- kopen. Dat kronkel-idee was - in die dagen - misschien niet eens zó slecht. Voor Nederland werd Indié een bron van voorspoed. Reden voor de koning om Van den Bosch tot de adelstand te verheffen. Maar de arbeidsvergoedingen aan de In dische bevolking bleven achter bij de stijging van haar kosten van levenson derhoud. Bovendien moest ze veel har der werken en werden haar door de arro gante (en soms corrupte) overheid steeds meer „herendiensten" opgelegd in de vorm van aanleg en onderhoud van we gen en (irrigatie-)dijken. En Veenhuizen? Dat was inmiddels door een diep dal gegaan. Jarenlang was ar moe er troef geweest. Er heerste honger, er deden zich epidemieën voor en met de orde en tucht was het slecht gesteld. De generaal heeft waarschijnlijk nooit geweten, hoe slecht zijn briljante theorie in de praktijk werkte. In 1859 werd „Veenhuizen" door de regering overge nomen. Van toen af heerste er orde en regelmaat en werd de kolonie voor vele onverbeterlijke zwervers zelfs een soort van thuis. Onder hen waren kunste naars, professoren, juristen en analfabe ten. Ze leefden in een soort symbiose met verzorgers, bewakers en staf. Sporen van dat leven - vaak boeiend, soms ook ontroerend - zijn bijeengebracht in het houten museumgebouwtje, dat laatstelijk diende als betonfabriekje van de Rijks werkinrichting Veenhuizen. JAN BAKKER Museum Veenhuizen. Hoofdweg-S, Veen huizen. Telefoon 05161 -2381. Open van 1 mei tot 1 okt, dagelijks van 13.00 tot 18.00 uur. Entreeprijs: 2,50 gulden; 65+ en CJP 1 gulden. De vrijwel complete inventaris van de ouderwetse gestichtsapotheek is in Museum Veenhuizen ondergebracht in een „stijlkamer". FOTO: PERS UNIE CcidócGouAont

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 22