„Europeaan te serieus, te koud" SEOUL MOET MIXTURE WORDEN Stoppen "CeidócGou/uxtit' ZATERDAG 2 JANUARI 1988 SEOUL - Volgens de gezagsdragers in Zuidkorea zullen de Olympische Zomerspelen van Seoul straks ont daan zijn van pracht en praal. De buitenissigheden waarop de buiten wacht in Moskou en Los Angeles de laatste keren onthaald is, blijven dit keer achterwege, beweren zij. In het beeld dat zij van hun land-i- n-opkomst bedoelen te schilderen, past zo'n overdaad aan franje niet. Al lijkt de omvang van de investe ringen, zo'n 3,4 miljard dollar, daarmee niet te stroken. De Zuidkoreanen weten dat de kosten voor de baat uitgaan. En dat ze profijt gaan hebben bij dit kostenverslindende project staat voor hen als een paal boven water. Financieel schiet het land er niets bij in en. de prestige wordt er enorm door opgekrikt. De regering droeg zijn Korea Development Institute op de eco nomische, politieke en sociale gevolgen van de Zomerspelen te onderzoeken. Van de uitkomst van deze studie, uitge bracht onder de wijdse titel National Developmental Implications of the Olympic Games, moeten de gezagsdra gers wild enthousiast geworden zijn. „Onze indruk is dat het evenement het land erg veel goeds gaat brengen", for muleert dr. Suh Sang-Mok het voorzich tig. De Koreaan. in 1973 als econoom in de VS afgestudeerd op een proefschrift over de besteding van inkomens, legde de ervaringen van recente gastheren van de Olympisch beweging onder een ver grootglas. En blikt uiterst content voor- Buurland Gemeten over de laatste zeven jaar groeide de industriële activiteit in Zuid korea sneller dan in welk ander land van de wereld. Met auto's (Hyundai, Dae woo), hifi-apparatuur (Samsung, Gold star), kleding en schepen van inheemse makelij doen de Zuidkoreanen zich steeds nadrukkelijk gelden op de wereld markt. De Olympische Spelen zullen die economische groei nog aanmerkelijk versnellen. „Zoals in Japan", leerde Suh uit zijn studies. „De impact van de Spe len van 1964 in Tokyo was uniek. Dat land heeft er toen alles aangedaan zich goed aan de buitenwereld te verkopen en is daar uitstekend in geslaagd. Het is ook niet verwonderlijk dat Japan daarna snel doorgegroeid is tot het hoogontwikkelde industrieland dat het nu is". Zuidkorea spiegelt zich maar al te graag aan dat za kelijke succes van zijn buurland. En zou dat het liefst tot in de kleinste details co- pièren. ..We zullen gepast gebruik maken van de Olympische Spelen als medium". Dr. Suh geeft het volmondig toe. „Nee, voor mij is dat geen misbruik maken van. Aan de sportieve waarde van het evene ment komen we niet. We kennen de wervende kracht die ervan in politiek en economisch opzicht uitgaat. Die probe ren we simpel te benutten". In Tokyo, Mexico, Munchen, Montreal, Moskou en Los Angeles legden Suh en de zijnen het oor te luister. Waarbij de econoom vooral oog had voor de finan ciële gevolgen van de Zomerspelen voor de respectieve gastheren. „Japan heeft het meeste baat gehad bij zijn Spelen. Het verkocht zich als kundig, betrouw baar organisator. Het rekende in één keer af met het beeld van agressor dat sinds de Tweede Wereldoorlog bestond. De wereldopinie heeft dat opgepikt". „Mexico", beschouwt hij na, „deed niets met de Spelen van '68. Ze hadden geen uitstraling, zakelijk tenminste, omdat het land daar helemaal geen aandacht aan besteed had. Wat bleef hangen was de indruk van een land dat met een hoop interne problemen kampte". Een studentenrevolte werd enkele dagen voor het begin van de Spelen bloedig de kop ingedrukt. En de wereld werd met zijn neus gedrukt op de de afschuwelijke armoede, waarin miljoenen Mexicanen leefden. Overval „Munchen had de zaak goed voor el kaar, maar leed ernstig schade door de overval van de Palestijnen. Montreal was zakelijke een ramp. De bevolking van die stad betaalt nu nog de schulden uit 1976 af. En Moskou? In de commu nistische wereld vond men de Spelen daar een succes. Maar door de Afghanis- tan-boycot kwam er van de wervende kracht die de regering beoogd had in de richting van het Westen, niets terecht. Dat is voor de Russen de grootste teleur stelling geweest". „Los Angeles? Het wa ren in ieder geval de eerste Zomerspelen die in directe zin geen geld kostten. Als zodanig waren ze zeker een succes. Maar de buitenwereld irriteerde zich aan de overtrokken nationalistische tendensen daar. De Amerikanen waren er stuk van, de rest van de wereld bepaald minder". „Onze Spelen zullen naar het zich laat aanzien, niet meteen geld opbrengen", haast Suh te stellen. „Maar daar was hel ons ook niet om te doen toen we ons kandidaat stelden. Met de opbrengst van tv-rechten en toegangsbewijzen springen we er uit. Meer niet". Een prognose waarbij de economen zich in Seoul ba seerden op een beduidend gunstiger koers van de dollar dan de huidige. Een dergelijke koersval scheelt de gastheer al gauw enkele honderden miljoenen gul dens. De Spelen van Seoul zouden in de ogen van Suh een mixture moeten vormen van die in Tokyo en Los Angeles. „Daar moeten wij de beste elementen uitlichten en toepassen op onze situatie. Welke? De staat van perfectie qua organisatie en infra-structuur. De vrijheid die deelne mers en bezoekers er hadden. Ze hebben zich er op hun gemak gevoeld. En de wereld confronteren met de goede din gen die het land te bieden heeft, zoals men in Japan gedaan heeft. Dat werkt". Zuidkorea gaat zijn voordeel doen met de Spelen. Economisch, maar ook poli tiek. Suh: „De wereld moet zich na deze Spelen realiseren dat Zuidkorea al lang niet meer behoort tot de categorie van derde-wereldlanden. Politiek moeten we daar ook ons voordeel mee kunnen doen. Succesvolle Spelen zullen zeker bijdragen tot het slechten van muren naar met name communistische landen. Naar China, de Sovjetunie en misschien ook Noordkorea. De Spelen moeten de stabiliteit op ons schiereiland kunnen vergroten. De tijd is nu in ons voor deel". JULES SPIJKERS door Frank Werkman Stoppen op je hoogtepunt is voor menige sporter het ideaalbeeld. Je een aantal gouden plakken om de nek laten hangen en vervolgens lekker aftrainen. Op je lauweren gaan rusten na je jarenlang te hebben uitgesloofd om de beste te zijn. Dat laatste is slechts een enkeling gegeven. De grote massa bloedt, zweet en traint slechts voor het decorum, tot vermaak van het publiek. 1988 wordt een jaar met een aantal grote evenementen. Het begint in februari al in Calgary. Vervolgens staat* het Europees Kampioenschap voetbal op het programma en tenslotte weet Seoel het oog van de wereld op zich gericht. Olympische winter- en zomerspelen ziin de gebeurtenissen tijdens welke de amateur goud en glorie kan behalen en de basis kan leggen om de sportieve talenten te vertalen in klinkende munt. Of op zijn minst een maatschappelijke positie, een doel, dat vooral sporters uit het Oostblok scherp voor ogen staat, bii het afwerken van de talloze oefenrondjes in de anonimiteit, op tijdstippen waarop het publiek met de geiteharen sokken op de centrale verwarming zit. In deze dagen van kachel en kou gaan de gedachten dan terug naar figuren als Piet Kleine, die vooral via de lange afstand een wereldtitel en een baantje als brievenbesteller op de Drentse hei in de wacht sleepte. Of Hilbert van der Duim, die als karikatuur van zichzelf naar een aantal titels schaatste, zich vervolgens als topsporter terugtrok, maar in het schnabbelcircuit der marathonners zich bijna te pletter reed. Of aan Yep Kramer, die ondanks zijn grote neus nimmer aan het goud kon ruiken en nu ook al in het redelijk betalende, eindeloos rondjes rijden furore maakt. Voorbeelden van Olympiërs, die behoorden tot het decor, de start velden mochten opvullen, maar zelf nauwelijks revenuen overhielden aan hun noeste, jarenlang gepleegde trainingsarbeid. Calgary moet het eindpunt worden van nog een schaatsenrijder, die het ooit in zich leek te hebben via een sportcarrière maatschappelijk aanzien te vergaren. Hein Vergeer is de man. die een aantal jaren geleden bijna van de daken riep dat gouden medailles zijn gooi naar een goede baan wel even zouden effenen. Een dubbele titel twee jaar geleden scheen een aardige basis, maar Hein kreeg het daarna zo druk met andere zaken dan trainen, dat het in het voor-Olympische schaatsjaar compleet stukliep. Onbekende Russen en een paar ontketende Scandinavièrs doorkruisten zijn plannen en de berichten over het huidige wel en wee van Hein beloven ook niet veel goeds. Van stoppen op het hoogtepunt zal voor hem waarschijnlijk niets terecht komen. En daarmee evenmin van zijn plan om als gouden Olympiër ergens in de sportwereld een baan in de p.r.- sfeer te bemachtigen. Hein zal straks waarschijnlijk alle mogelijke moeite hebben om via goede p.r. voor zichzelf op een redelijke manier aan de slag te komen. Misschien dat ook de ooit zo ambitieuze Haastrechter in het schnabbel-schaatscircus nog een paar centen kan weggrissen - als een soort schadeloosstelling voor alle moeite. Sloppen op het hoogtepunt. Eric Heiden kon het. Na een handvol gouden plakken in Lake Placid hing de Amerikaan op jeugdige leeftijd zijn schaatsen aan de wilgen. Om beladen met sportroem maatschappelijk aan de weg te timmeren. Mark Spitz kon dat. Zwom in Munchen van de ene gouden medaille naar de andere en heeft het nu ook aardig voor elkaar. Jean- Claude Killv kon dat. Skiede ooit als een onnavolgbare schicht naar beneden op een Olympische piste en legde daarmee de basis voor een kledingimperium. Maar wat te denken van boksers? Cassius Clay won goud in Rome I960, werd prof, wereldkampioen, ongekend idool en elke bije-steek van de dansende vlinder leverde hem een vermogen op. Maar op zijn hoogtepunt stoppen kon hij niet en inmiddels fungeert hij als uithangbord voor een fabriek in koekjes. Dat is de andere kant van de medaille. Stoppen op je hoogtepunt is een mooi streven. Misschien moet de modale topsporter zijn doel wat bijstellen. Denken dat een aantal jaren actief zijn op hoog niveau op zien ook plezierige kanten heeft. Je ziet wat van de wereld, je leert wat mensen kennen, doet levenservaring op. Werken, als een job al kan worden gevonden, is ook niet alles. Dat kan onder meer Hein Vergeer zich dit jaar maar beter realiseren. Misschien dat hij op basis van zo'n uitgangspunt nog het beste zal presteren in Calgary. Want stoppen moet ie toch. LUIS HERRERA, DE VERLEGEN TUINMAN UIT COLOMBIA: FUSAGASUGA - Een mooi dorp is Fusagasuga niet. Versleten bus sen en aftandse taxi's zorgen voor veel stof en rumoer. Schots en scheef tegen de berghelling geplakt, worden de grauwe huisjes ogen schijnlijk bij elkaar gehouden door een wirwar van elektriciteitsdraden. Maar kijk! Daar is de Avenida de Las Palmas, waar Luis Herrera zijn eerste wedstrijden reed. En daar staan, met ronkende motoren, de bussen van de vervoerscooperatie „Contrafusa", waar van de directeur indertijd zo vriendelijk was het prille wielertalent een heuse ra cefiets cadeau te doen. Herrera blijft hem eeuwig dankbaar. Even verderop zwoegt een groepje renners. Zij dansen op hun trappers. Want de weg is steil naar „La Portada". waar zich het ouder lijke huis bevindt van de kampioen der Colombiaanse wielersport. Iedereen in Fusagasuga beweert een spe ciale band te hebben met de wielerheld. „We zaten samen op school". Ik ben ge trouwd met zijn achternichtje". „Hij had verkering met een meisje dat ik goed ken; maar ze vond hem te verlegen, om dat hij niet durfde dansen". Dc mensen in Fusagasuga zijn trots. Zij kweken de mooiste rozen en orchideeen van Colombia. En menig belangrijk landgenoot is ten grave gedragen in een kist bezaaid met bloemen uit Fusagasu ga, ook wel de „Tuin van Colombia" ge naamd. Of het nog niet genoeg is, heeft de gemeenschap ook drie sporthelden voortgebracht: de wielrenners Luis Her rera en Julio Cesar Cadena, alsmede de onverschrokken stierenvechter Jorge Herrera. Aangekomen bij de taxistandplaats valt de verslaggever de behandeling van een belangrijk persoon ten deel. „Hij gaat met Lucho Herrera praten," gaat het van mond tot mond. Maar Luis Herrera (door zijn supporters liefkozend „Lu cho" genoemd) is niet thuis. Zijn hulp vaardige zusje zal hem opsporen. Protse rige. schel blinkende trofeeen. opgesteld in een speciaal kamertje, bieden verpo zing. Aan de muur hangen porceleinen bordjes ter nagedachtenis van het be zoek dat paus Johannes Paulus II aan Colombia bracht. Een paar jaar geleden heeft Luis Herrera hel boerenhuisje van zijn ouders doen omtoveren in een fraaie bungalow. De woning van Julio Cesar Cadena is het andere opzienbaren de bouwwerk van Fusagasuga. Daar tref fen wc Herrera ten slotte aan. Hij heeft zojuist zijn siesta gehouden. Het gesprek heeft plaats in een modern ingerichte woonkamer. Het huis is zo gecon strueerd dat de blinkend zwarte BMW van Cadena in een hoek van diezelfde woonkamer kan worden geparkeerd. Bescheiden Herrera is bescheidener dan zijn landge noten hem graag zouden willen zien. En zwijgzamer dan de interviewer hem zou wensen. Bereidwillig gaat hij in op aüe vragen, maar meestal valt de vedette na anderhalve zin stil. Soms lijkt het of hij het interview glans wil geven door grap jes te maken. Maar vrijwel onmiddellijk keert de ernst terug op zijn gezicht. Volgens de legende begonnen de meeste Colombiaanse wielrenners hun carriere in dienst van apothekers. Op de fiets doorkruisten zij het bergland om medi camenten rond te brengen. Herrera be gon anders. Hij dankt zijn wielertalent in de Verenigde Staten of Spanje. Frank rijk is mc niet warm genoeg". Hij prefereert Zuid-Amerika. „De men sen zijn hier blijmoediger. Hier wordt meer gedanst dan in Europa. Bij jullie kijkt iedereen zo serieus, zo koud. Is het niet zo Aanbiedingen Herrera heeft Europese aanbiedingen herhaaldelijk afgeslagen. „Waarom zou ik in een Europese ploeg gaan rijden? In Colombia zit ik goed. Steeds ben ik kop man en wordt er hard voor mij gewerkt. We vormen een goed samenwerkende groep. Het Grote Geld Ik geloof niet dat ik in Europa meer zou kunnen ver dienen dan in Colombia. Misschien ver dien ik hier wel meer". De wielersport heeft van Herrera een rijk man gemaakt. Ziet hij zichzelf als een rijkaard die door een verpauperd volk op handen wordt gedragen? Kan hij een gewoon man blijven, terwijl hij door een Zuidamerikaans volk wordt veraf good „Nee, ik ben niet elitair geworden. Ik be schouw mezelf niet als de rijke zoon uit het volk. Ik leef eenvoudigweg gerieflijk. Ik ben op een fiets gaan zitten en heb hard gewerkt om me later luxe te kun nen permitteren. Als kind droomde ik daarvan en van nog veel meer weelde". Hoe zou hij zichzelf willen beschrijven? „Ik ben er eentje uit Fusagasuga die op een fiets klimt, en die tien jaar geleden koffie oogstte en bloemen verzorgde". ERIC VRIJSEN om hen werd gelachen. Tijdens de begin- etappes bungelde een groepje „zwarte kaboutertjes" steevast aan de staart van het peloton. Waren zij zich bewust van het leedvermaak Herrera: .We hadden natuurlijk in de gaten wat er om ons heen gebeurde. Maar we hielden er geen minderwaardig heidscomplex aan over. We vonden het niet belangrijk wat de anderen van ons dachten. Het ging ons om de resultaten in de bergetappes". Contact Het persoonlijk contact met de Europese wielrenners is nog steeds erg schaars. „Met Hinault, Fignon of Zoetemelk pra ten we eigenlijk nooit. Soms zeggen ze iets tegen ons in het Italiaans. Dat is het enige wat we min of meer kunnen ver staan. Nee. ik koester geen plannen voor een cursus Frans. Misschien is het de moeite waard, maar ik heb er geen tijd voor". Dan vraagt Herrera naar Pascal Jujes, de Franse wielrenner die onlangs bij een auto-ongeluk in Zuid-Frankrijk om het leven kwam. „Wat is er precies ge beurd Hoe is hij overleden? We heb ben alleen een klein berichtje in de krant gelezen. Ik beschouwde Pascal Jules als een vriend". De wielersport brengt Herrera vaak in den vreemde. „Eenzaamheid? Nee, ik zorg ervoor dat ik nooit lang van huis blijf. In Nederland ben ik nog nooit ge weest. Belgie ken ik wel. Het liefst ben iL Herrera wil, wanneer zijn loopbaan als wielrenner is beëindigd, boer worden. In 1985 tijdens de Tour de France kwam er al een begin aan zijn veestapel toen hij een stier cadeau kreeg. FOTO: AP aan de zware weg van zijn ouderlijke woning naar het Recaurte-college, waar paters gedegen onderwijs gaven. „Ik fietste elke dag zo hard mogelijk op en neer. Na schooltijd werkte ik op de boerderij van mijn vader. We verbouw den koffie. We waren arm, maar behoor den niet tot de allerarmsten". Op zijn 15e besloot Herrera te stoppen met de studie. Hij werd knecht van een bloemenkweker. (Later zou hij de bij naam „EI Jardinerito", het Tuinmanne- ke. krijgen). Zijn interesse voor wat hij noemt de „competitie" was gewekt. Al dus werd Herrera wielrenner. „Nee, we hadden niet genoeg geld om een racefiets te kopen. Als het mogelijk was, schaften we onderdelen aan. Beetje bij beetje construeerden we een fiets." Zijn eerste wedstrijd „Ik eindigde als allerlaatste," lacht de vedette timide. „Maar ik hield moed. Ik vond het leuk aan wedstrijden deel te nemen. En beetje bij beetje kon ik me verbeteren". Doorbraak Op den duur lieten de trainers Herrera wekelijks los op een bergachtig circuit van vijf kilometer lengte. Hij moest het parcours telkens dertig maal afleggen. Steeds bleef hij de anderen voor. „Mijn doorbraak kwam in 1980 in de Jeugdronde van Colombia. Ik eindigde op de vijfde plaats en werd winnaar van de bergprijs. Een jaar later finishte ik als 15e in de RCN-Clasico. In deze wed strijd won ik de bergetappe". De RCN-Clasico is de belangrijkste wie lerwedstrijd van Colombia. Herrera won de koers in 1982. 1983, 1984 en 1986. Aan de Tour de France nam hij voor het eerst deel in 1984. „Het was een harde ervaring. Je hebt er geen idee van hoe zwaar deze wedstrijd is. Niettemin won ik een bergetappe. Ik was uitgeput. Nog nooit had ik aan een wedstrijd deelgeno men die langer dan twee weken duurde. Bovendien hadden we moeite ons aan te passen aan het eten en het klimaat in Frankrijk". Herrera bevestigde zijn naam als bergko ning. „Mijn lichaamsbouw is voor de vlakke etappes niet geschikt," zegt hij bescheiden. In hun allereerste Tour de France voel den de Colombianen dat er een beetje Luis Herrera: „Ik ben er eentje uit Fusagasuga die op een fiets klimt, en die tien jaar geleden koffie oogstte en bloemen verzorgde". FOTO: AP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 20