De dynastie van Ford en de papiervernietiger RAMBO-DOG ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1987. „Korte rokken en opgerolde kou sen zijn het werk van joden die de kledingindustrie beheersen. Huur verhogingen zijn aan de joodse huisbaas te danken. De bolsjewisti sche revolutie in Rusland is een zorgvuldig geplande investering van het internationale jodendom. Ons hele werelddeel wordt erdoor aangetast, hetgeen resulteert in een opmerkelijke ontaarding van de li teratuur, het amusement en het so ciaal gedrag - een algeheel verval van normen. Het is niet de robuus te stoerheid van de blanke man, de ruwe onverfijndheid, zeg, van de karakters bij Shakespeare, maar een gemeen oriëntalisme dat op verraderlijke wijze elke maatschap pelijke uitingsvorm aantast". Is dit een citaat, gelicht uit de zojuist ge publiceerde dagboeken van Hitiers vilei ne spreekbuis, Joseph Goebels? En zou een weldenkend mens van iemand die zulke kwaadaardige kletspraat uitbraakt, bijvoorbeeld een auto kopen? Verras sing. De uitspraak komt niet van de op perstalmeester van het Duizendjarig Rijk, en van de man uit wiens mond hij wél stamt, koopt de mensheid auto's in een tempo van zestig per minuut, 34.000 per dag, acht miljoen per jaar. Henry Ford is de naam. Hoe merkwaardig. In bepaalde kringen geldt het voor ongepast een opera van Wagner te bezoeken, ge zien het antisemitisme van de man. Re gelmatig vlammen er discussies op over de vraag of de boeken van de Franse arts en literator Louis-Ferdinand Céline goed gevonden mogen worden, gelet op de jodenhaat die hij praktiseerde. Maar een boycot van Ford? Nog nooit ver toond, terwijl er toch bijna geen mens op twee benen kan hebben rondgelopen die ziekelijker antisemiet was dan Henry Ford I. Kwalijk Eindelijk ruime aandacht echter voor dit kwalijke aspect van 's mans persoonlijk heid. Het gebeurt in het geruchtmakende boek „Ford, opkomst groei en bloei van een wereldconcern" dat zojuist in een Nederlandse vertaling verschenen is. „Een scandaleuze feuilleton waarbij Dy nasty, Dallas en Falcon Crest verbleken tot onschuldige sprookjes", hebben som mige recensenten deze onverbiddelijke bestseller al genoemd. De schrijver is Robert Lacey die eerder succesvolle bio grafieën schreef over de groten der aarde zoals Princess, Henry VIII en Majesty (over verschillende vorstenhuizen) en Kingdom (over machthebbers in Saoedi- Arabië). Maar was de macht van de Ford-dynastie niet veelom vattender dan die van koningen of sjeiks? Gedreven door deze vraag ging Lacey twee jaar wonen in de autostad Detroit en ver richtte daar uitgebreid onderzoek. Hij werkte zich door vele strekkende meters archiefmateriaal en sprak met alle nog levende leden van de familie Ford. De vrucht van zijn graafwerk is een ruim zevenhonderd pagina's dikke pil gewor den, „een verslag van politiek manipula ties, nazi-sympathieën, oorlogswinsten, joden- en communistenhaat, moord op vakbondsleiders, banden met de onder wereld, seksuele uitspattingen en aberra ties, kortom: alle ingrediënten voor een puur Amerikaanse soap-opera, naar het leven getekénd". De fijnbesnaarde lezer zij gewaarschuwd. Het antisemitisme van Henry Ford I, al dus Lacey, wortelde in zijn boerse wan trouwen jegens financiers en tussenhan delaren. Hij noemde alle geldschieters ter wereld joden, herinnerde zijn zuster Margaret zich. Maar vanwaar de grote antisemitische campagne die hij in de ja ren twintig, met behulp van de door hem opgekochte krant „Dearborn Inde pendent" ontketende en waarvan de in vloed tot ver buiten Amerika reikte, tot in Duitsland met name, de geesten al daar rijp makend voor het nazisme? De verklaring die Lacey ervoor gevonden heeft, komt hier op neer: „Hij was de Grote Vereenvoudiger. Hij had een spe ciaal talent om ingewikkelde problemen met simpele oplossingen te lijf te gaan en aangezien dit met auto's zo goed ging, probeerde hij het ook met wat hij noem de: het mysterie van het leven - de com plexe, ontmoedigende werkelijkheid van het bestaan die voor de gewone man al tijd het raadsel bleef. De onzichtbare re gering van een internationale, joodse we reldmacht vormde een eenvoudige, voor de hand liggende verklaring en diende daarom ontmaskerd te worden. En hij, Henry Ford, zou dat doen. Voor de au tomagnaat was het antisemitisme een antwoord op een probleem zoals de lo pende band een antwoord op een pro bleem was geweest". Lopende band De auto is letterlijk de motor van de economie, en zeker die van de Ameri kaanse. Daarom is de geschiedenis van Ford volgens biograaf Lacey eigenlijk de geschiedenis van Amerika zelf, waar het gaat over energie, ondernemingslust, niets ontziende ambitie en ongelooflijke rijkdommen. De wieg van dit alles staat er nog steeds: de Ford Rouge River-fa- briek te Detroit. „Zij biedt een ontzag wekkende aanblik, de Rouge", schrijft Lacey. „Een dreigend oprijzende massa schoorstenen en torens; een zee van zig zaggende puntdaken. De lopende band ging hier van start in 1918 toen de Ame rikaanse regering massaproduktie van oorlogsschepen verlangde en zich tot Henry Ford wendde, het genie achter de massaproduktie, in de hoop dat diens magische krachten niet alleen op auto's, maar ook op boten werkten. De band is sindsdien altijd in bedrijf gebleven en de Fords zijn er met miljoenen van afge rold: het legendarische T-model, het A- model, de Thunderbird, de Mustang. Toen de oude Henry Ford de Rouge bouwde, was dit het grootste industrie complex ter wereld, een modern wereld wonder dat tot op de dag van vandaag niets aan monumentaliteit heeft inge boet". Henry Ford volgde daarbij zijn eigen diepe inzicht. Hij wilde alles omvatten. Andere fabrikanten voegden onderdelen aaneen, maar hij wilde zo ver terug als de aarde zelf, om de ruwe materialen te delven waaruit zijn wagens werden opge bouwd. Dus kocht hij kolenmijnen en ij zermijnen. Dus stichtte hij rubberplanta ges in de Groene Hel van Brazilië, het Amazonegebied. Dus kocht hij complete berghellingen met pijnboom wouden voor zijn stationwagens. En om alles naar Detroit te kunnen vervoeren, bouwde hij zijn eigen Ford-vloot. De schepen varen nog altijd naar de Rouge - de Henry II, de Benson, de William Clay. Op de boegen prijken de namen van dode en levende Fords, want dit is een familiebedrijf. Zelfs de hoogovens hebben namen en ook zij zijn naar Fords vernoemd". Een apart hoofdstuk van het boek ruimt Lacey uiteraard in voor de T-Ford uit 1908. De auto voor het volk. De auto die zijn naam onster felijk zou maken en Amerika een ander gezicht zou geven. „Ik zal een auto ma ken voor de grote massa", had Henry Ford een jaar eerder beloofd. „Hij zal groot genoeg zijn voor een heel gezin, maar toch ook zo klein dat hij door één persoon bestuurd en verzorgd kan worden. Hij zal samengesteld zijn uit de beste materialen, door de beste vaklui en volgens de eenvoudigste ontwerpen die de moderne techniek ter beschikking staan. Maar hij zal zo goedkoop zijn dat niemand met een modaal inkomen zich er geen kan veroorloven - en met zijn gezin gezegende uren van vreugde kan doorbrengen in Gods weidse ruimte". Januskop Aan het eind van de Eerste Wereldoor log had Ford zo'n overheersende greep op de automarkt in Amerika en elders dat bijna de helft van alle auto's op aar de uit T-Fords bestond. Er werden er meer dan vijftien miljoen van gemaakt Rechts: Henry Ford II (links) in 1982 op bezoek in de Berlijnse vestiging van het autobedrijf. Onder: Edsel Ford, vermoord door zijn eigen vader, zeggen de familieleden nu. voordat Henry in 1928 de lijn definitief sloot. Ze zwermden overal rond en ver anderden de manier waarop mensen leefden, dachten en hun vertier zochten. „Samen met de radio", aldus Lacey. „transformeerde de auto-voor-iedereen Amerika van een werelddeel van afzon derlijke nederzettingen tot één grote woonwijk". Schitterende contrasten brengt Lacey aan in zijn boek. Hij schil dert Henry Ford I af als een man met een Januskop, enerzijds de gevierde volksheld die Amerika wielen heeft gege ven, anderzijds de keiharde, alles om zich heen vernietigende, alles overheer sende, monomane imperiumbouwer die zich met de grofste machtsmiddelen een weg naar de top gevochten heeft. Een man ook met een dusdanig lage moraal dat hij er publiekelijk een minnares op nahield, zijn vroegere stenotypiste met de hemelse naam Evangeline, en boven dien een schandaal veroorzaakte door de katjes - de dienstbodes van zijn vrouw Clara - in het donker te knijpen. Daar tegenover echter het volgende tafe reel. „De zuinigheid van Clara Ford was vooral fameus waar het sokken betrof. Ze placht Henry's sokken te stoppen in de tijd dat ze nog betrekkelijk arm wa ren, op de boerderij en tijdens hun zwerftocht langs de pensions van De troit, en ze zag niet in waarom ze daar mee zou ophouden, alleen omdat haar man sindsdien wat geld was gaan verdie nen. Nieuwe sokken waren een luxe die indruiste tegen haar opvattingen van een degelijk huishouden en ze hield nauwlet tend in de gaten of haar echtgenoot zich schuldig maakte aan een dergelijke ver kwisting. Dus trok Henry 's morgens ge stopte sokken aan waarmee hij naar zijn werk ging. Maar later op de dag stond zijn auto niet zelden voor een van de he renmodezaken in Detroit, terwijl de ei genaar van 's werelds grootste auto-in dustrie binnen stiekem wat kocht. Vol gens Harry Bennett, de chef van Fords veiligheidsdienst en zijn gedoodverfde opvolger totdat zijn relaties met de on derwereld de spuigaten uitliepen, was het een unieke ervaring om samen in een auto te zitten met een man die meer dan een miljard dollar waard is en die zich in zijn nieuwe sokken worstelt". Vermoord Clara en Henry hadden een zoon die Ed sel heette en die op zijn beurt weer de vader zou worden van Henry Ford II. Hij werd niet oud, nog geen vijftig jaar. „Zijn doodsoorzaak viel moeilijk vast te stellen", schrijft Lacey. „Maagkanker, le verkanker, brucellose, maagzweren. Deze Edsel had zoveel aandoeningen ge had. Het dichtst bij de waarheid kwam echter de diagnose van de vrienden van de dode die wisten hoezeer hij van zijn vader gehouden had en hoezeer zijn va der met hem de vloer had aangeveegd. Edsel Ford, zeiden ze, stierf aan een ge broken hart". Henry I heeft zijn zoon vermoord, zouden leden van de familie Ford, Henry II voorop, later beschuldi gen. Feit is dat Hemy 1 een bijzonder lage dunk had van zijn eigen vlees en bloed. „Ik heb medelijden met de arme kerel die zo zacht en slap is dat hij altijd een sfeer van positieve gevoelens om zich heen moet hebben voor hij zijn werk kan doen", zei hij eens. Om Edsel te harden, maakte Henry I het leven van zijn zoon tot een hel. Een voorbeeld van die therapie. In de jaren twintig vond Edsel het nodig dat er nieuwe kantoren gebouwd werden voor de zich steeds uit breidende boekhoudafdelingen van het concern. Henry I was in die periode op reis en toen hij terugkwam, bleek de bouw al begonnen. De volgende morgen ervoer Edsel dat alle boekhoudpersoneel vol verwarring op een parkeerplaats stond samengedromd. In de nacht waren de kantoren eenvoudig leeggeruimd; elke archiefkast, elke telefoon, elke stoel was verdwenen en in de loop van de dag werd bekend gemaakt dat Ford de hele afdeling in één klap had opgeheven. La ter die ochtend ging Henry I grijnzend langs bij zijn zoon. „Edsel", zei hij, „als je echt denkt meer ruimte nodig te heb ben, dan is er nu zat". Ook aan zijn kleinzoon en naamgenoot Henry II had Henry I een hekel. Hij zet te zelfs een samenzwering op touw om hem van de opvolging aan de top van het concern af te houden. Het waren machinaties die in een koningsdrama van Shakespeare niet zouden hebben misstaan. Maar Henry II won - waar schijnlijk dank zij tussenkomst van grootmoeder Clara - de machtstrijd en zag zich in 1945 tot president van Ford benoemd. Het was een tijd waarin het inzicht b^nbrak dat menselijke arbeid evenveel ainalyse behoefde als mechani sche arbeid en dit nieuwe begrip „ar beidsanalyse" maakte iets wakker in Henry Ford II. „Het drukte uit wat hij binnen het concern probeerde te berei ken", aldus Lacey. „Het vatte samen wat hij moest doen om het bedrijf in stand te houden en hij vatte de term op als een hoogstpersoonlijke uitdaging. Hij had al tijd al met zijn grootvader willen con curreren, maar hij wist dat uitvinden hem niet in het bloed zat. Daarom bood de arbeidsanalyse hem de kans om de concurrentie aan te gaan. Hij zou met mensen doen wat zijn grootvader met machines deed. Juist de arbeidsanalyse had de grote zwakte van de ouder wor dende Henry I gevormd. Het bedrijf dat ooit zijn triomf was geweest, ging er bij na aan ten onder. Het vermogen van Henry II daarentegen om de juiste men sen uit te pikken en een nieuw mana gersteam in elkaar te zetten, toonde dat Ford een nieuwe toekomst had". Mustang Zoals de T-Ford driekwart eeuw eerder het fundament voor ongedroomde suc cessen had gelegd, zo kreeg de toekomst gestalte in de Ford Mustang van 1964. „De auto straalde iets avontuurlijks uit", schrijft Lacey. „Hij joeg de verkoopcij fers op tot recordhoogte en creëerde, ei genlijk helemaal in z'n eentje, een be langrijke nieuwe sector op de Ameri kaanse automarkt: de categorie klein- sportief. Henry II was opgetogen over het succes. Het maakte de vernederin gen, zijn vader Edsel aangedaan, weer goed, en dat met een flair en stijl zoals de wereld die van Ford gewepd was". Op de stijl van de nieuwe president on dertussen viel het nodige aan te merken. Reeds als student had hij in zijn onbe suisdheid een twaalfjarig meisje dat van achter een schoolbus de straat overstak aangereden: een jeugdzonde die de fami lie tegen betaling van 25.000 dollar uit de publiciteit wist te houden. In 1975 was het opnieuw raak. Ditmaal werd Henry II gearresteerd omdat hij dronken een straat met éénrichtingsverkeer van de verkeerde kant inreed. Tot overmaat van ramp bleek hij ook nog in gezel schap te zijn van het blonde fotomodel Kathy DuRoss, 23 jaar jonger dan hij zelf. Henry Ford II was een man met dubbellevens. Het had hem zijn eerste huwelijk gekost, het zou hem ook zijn tweede huwelijk kosten. Over de oor zaak hiervan zegt biograaf Lacey: „Zijn kennismaking met Gianni Agnelli, de ei genaar van Fiat, heeft de doorslag gege ven, herinnert een van de familieleden zich. Daar had je een man, ongeveer even oud, maar knap, macho, gebruind, dynamisch, die enerzijds een vooraan staand en succesvol bedrijf leidde, ter wijl hij anderzijds in een privé-jet op en neer vloog tussen St. Moritz en St. Tro- pez waar de blondjes respectievelijk ver koeling en hitte zoeken. Plotseling reali seerde Henry Ford II zich: lieve hemel, zo'n leven, dat ligt ook binnen mijn be reik". Dus voerde de automagnaat zijn familie die tot dan toe een stijve en behoudende indruk gemaakt had, het frivole roddel circuit binnen. Het dieptepunt kwam al gauw. Dochter Charlotte slaagde erin zwanger te worden van de Griekse scheepsmagnaat en playboy Stravos Ni- archos. Het is een periode uit de Ford dynastie die biograaf Lacey in de gele genheid stelt menige pikanterie op te dissen en hij doet het met verve. Maar waar hij bij uitkomt, dat is bij een oude man, zeventig en nogal bibberig. „Ieder een die in de maanden rond zijn pensio nering bij Henri Ford II op bezoek kwam", schrijft hij, „herinnert het zich: de papiervernietiger die in een hoek stond te malen, en de glimlach op het gezicht van Henry II. De vernietiging van zijn eigen papieren is hem niet ge noeg, want hij heeft ook de dossiers van zijn ouders en grootouders veiliggesteld en persoonlijk versnipperd om hun ge heimen voor altijd te bewaren. Met ge bogen hoofd rommelt hij in zijn papie ren en voedt het zoemende, vraatzuchti ge kleine dier .naast hem. Schaamt hij zich voor zijn verleden? Brengt het hem in verlegenheid? Hangt het hem de keel uit? De held haalt zijn schouders op, heel tevreden met het raadsel. „Wat ik met mijn leven gedaan heb", zegt Henry Ford, „gaat niemand wat aan". PIET SNOEREN „Ford", door Robert Lacey; Uitgeverij Rostrum, Haarlem, f 49,50. door Bert van Velzen Met mijn tanden, waarin een bloedgeul is geslepen, hing ik aan het bovenbeen van politieman John Sirico van de drugsbrigade alhier. Ik was hem aangevlogen door het gat dat zijn maat met een moker in de deur haa geslagen. De politieman brulde van pijn en joeg met zijn Colt .45 via mijn oor een kogel door mijn kop. Ik schroefde mijn kaken aan. Hij schoot het wapen leeg in mijn sidderende lijf. Met de moker sloegen ze me de hersens in, maar mijn muil, verwant aan die van de Gangesgaviaal, kon slechts moeizaam met de loop van de Colt worden opengebroken. Mijn naam is Caesar. Ik ben de zoon van Rockiaw (dat mag u vertalen met Rotskakement) en de felle teef Sundance, de krokodildog. Wij behoren tot de Rambocuïtus. Wij zijn geprogrammeerd met moord en alreeds als puppies op agressie afgericht met jonge katten, die we als oud breiwerk uiteenrafelden. We hebben niet ten onrechte een zeer slechte pers, want als Amerikaanse pitbullterriers worden we niet zelden opgeleid tot moordmachines. Ik kan in dit lament niet onder woorden brengen hoezeer me dat spijt. In deze kale ruimte, waarin ik wacht op reïncarnatie, denk ik: O, mocht ik maar een poedel zijn, een vrolijk lachend aapje, een vrome rat of een milde Labrador (geel van kleur graag) met een mogelijke loopbaan als blindengeleidehond. Van de Rambo's verlos ons Heer! Ja, het is waar, er kleeft bloed aan onze pelzen. Maar er lopen in onze rangen ook knujfelzieke hondjes, die de krant ongevraagd en zonder papierschade van de deurmat halen, de kanarie toestaan tussen de tandmessen naar vleesresten te zoeken en de baas aftikken met slurpende toewijding. Dat zijn de onbedorvenen onder ons die niet in het verderf zijn gestort door beoefenaren van het gewelddadige Rambo-apostolaat. Ik had „man's best friend" kunnen zijn, maar ik ben overleden als een ziek, van de bodem van de hel opgerezen monster. Het droef verhaal dat ik u vertel gaat meer over mensen dan over honden. Het zijn mensen die onze ziel hebben misvormd en de groei van onze tanden zodanig hebben beïnvloed, dat ze, als we ze ergens inzetten, operatief moeten worden verwijderd of met een koevoet moeten worden weggebroken. Wij zijn niet het bedenksel van Mephisto of Belzebub, maar ontsproten aan een mentaliteit van agressie en angst. Wij zijn de hond geworden nachtmerrie. Toen ik, door kogels aan rafels gescheurd en met ingeslagen schedel aan het dijbeen van de politieman hing, had ik geen geluia voortgebracht. Wij zeggen niet veel. Nog voel ik de schrijnende pijn die door mijn binnenste sloeg toen ik Jumper, een oude teef in een zwartglanzende jas, haar baas hoorde begroeten. Zij barstte uit in een joekelenae jodelzang van huilende juichkreten, zij likte het straatvuif van zijn schoenen en ze droomde van hem terwijl ze sliep onder de bank. Zij is voor mij het symbool van een vredig hondeleven zonder bloed en geweld. Ik voel me mismaakt. Kon ik die oude Jumper maar zijn, met haar zware lijf en haar slechte adem. Er kleeft bloed aan onze pelzen. En toch zijn er fokkers doende ons te vermengen met een oude Napolitaanse oorlogshond, waardoor ons wat iele postuur indrukwekkender zou worden. Hoger ter been en met een massievere borstpartij, hoewel we al knopen kunnen leggen in een ijzeren staaf. Er zijn er momenteel een miljoen van ons in de Verenigde Staten en we hebben tien mensen gedood, onder wie een kind van vier jaar in Decatur (Georgia). De eigenaar van de honden die het kind vermoordden heet Hay ward Turnipseed (Knolraapzaad) en misschien is hij als kind met die naam geplaagd. Mogelijk heeft hij gedacht: de glimlach bij het aanhoren van mijn naam zal besterven op hun gelaat als mijn honden het laatste zonlicht laten weerkaatsen van hun hoektanden. Ik weet het niet. Ik ween en vraag vergeving voor de zonden van mijn baas. De wieg van het concern staat er nog steeds: de Ford Rouge River-fabriek te Detroit. „Een scandaleuze feuilleton waarbij Dynasty, Dallas en Falcon Crest verbleken tot onschuldige sprookjes", hebben sommige recensenten de onverbiddelijke bestseller al genoemd. Ze bedoelen daarmee het boek „Ford", zijnde de biografie, niet van een man, maar van een geslacht. De auto is letterlijk de motor van de economie, en zeker die van de Amerikaanse, aldus auteur Robert Lacey. Daarom is de geschiendenis van Ford eigenlijk de geschiedenis van Amerika zelf, waar het gaat over energie, ondernemingslust, niets ontziende ambitie en ongelooflijke rijkdommen. EeidóeSoutcmi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 22