KIRK DOUGLAS' Met vier zoons in één Hygiëne in ziekenhuis 'ftiidóaQowumt' - HAMBURG - De man met het kuiltje in z'n kin komt binnen met de verende tred van een dertiger. Sportief geruit jasje, sweater, alleen de jeans ontbreken. Hij heeft nog altijd alles in zich van de rollen die hem beroemd maakten. Het hoeki ge in z'n gezicht van Vincent van Gogh, de vooruitgestoken kin van de bokser zonder scrupules uit Champion en de brede borstkas van Spartacus. Kirk Douglas, 69 jaar oud. Een Hollywood-legende. Of we het aardig vonden Kirk Douglas te interviewen, vroeg de filmmaatschappij. Hij zou in Ham burg zijn voor de première van zijn laatste film, Tough Guys, waarin hij voor de zesde keer in zijn leven samen met Burt Lancaster een team vormt. Jazeker aardig. Die man even in levende Üjve te zien en te horen, wiens gezicht al bij de kauwgumplaatjes zat uit je jeugd, wiens films al de pagina's van de geïllustreerde pers sierden toen jij, nog in korte broek, geweigerd zou zijn in de buurtbioscoop waar ze draaiden? Jazeker wel. In Hamburg blijken meer mensen zo ge dacht te hebben. De helft van de Scandi navische journalistiek heeft zich op het laatste moment ook aangemeld voor een gesprek. Een echt interview zal het wel niet worden. Meer een soort persconfe rentie. Dus zitten we in een grote kring te wachten in het hotel Die Vier Jahres- zeiten. Tot Kirk binnenkomt. Dat doet hij redelijk op tijd en imposant. Hij be gint meteen in het Duits. Zijn vrouw is in Duitsland geboren, dus dat helpt. Hij gaat zitten en de eerste vragen ter linker en ter rechterzijde wimpelt hij af met en kele autoritaire handgebaren. „Uh, uh. Ich spreche". Z'n markante kin steekt niet voor niets nog altijd vooruit. Kirk is de baas, of we dat wel even willen we ten. De veldheer die binnen is gekomen, heeft de slagorde van de vijand overzien en weet dat de aanval de beste verdedi ging is. Dus mond houden, ik eerst. En Kirk Douglas steekt zomaar uit zichzeli met zijn verhaal van wal. Vader vertelt. Treinrovers Douglas: „Tough Guys is voor mij een film met sentiment. Je maakt dat niet zo vaak mee, dat je in een en dezelfde film staat met een man met wie je veertig jaar daarvóór je eerste film maakte. En dan nog een film die gaat over liefde en vriendschap. Met als onderliggend the ma onze houding tegenover leeftijd, ouderdom. We spelen de twee laatste treinrovers in Amerika, die na dertig jaar gevangenis weer op vrije voeten ko men. In een maatschappij die alleen te gen ze aankijkt als tegen oude manne tjes. Burt Lancaster komt in een bejaar dentehuis terecht en ik mag nog wat 65- plus-klusjes opknappen. Het zint die twee helemaal niet. Ze willen nog één keer laten zien wat ze kunnen. De trein die zij het laatste beroofd hebben is in middels een museumstuk. Hij komt nog één keer op de rails voor een speciale reis met de pers. En zij besluiten hun laatste slag te slaan. Het is een film over ouder worden. Over het misverstand van niet-ouderen over ouderdom. Die zogenaamde ouwetjes zijn nog tot din gen in staat die jongeren fysiek niet eens zouden kunnen. Bovendien grijpen ze de kans met waardigheid oud te worden". „Een film met een boodschap? Nee, in de eerste plaats is het amusement. Voor wie goed wil kijken, zit er ook een inte ressant thema achter. Films moeten niet boodschappen. Film moet onderhouden. Dat is het nobele van mijn vak. Mensen op de hele wereld hebben overal dezelf de sores. En film kan ze die even voor twee uurtjes doen vergeten. Dat is toch fantastisch? Ik las laatst weer in Don Quichot. Die dolende ridder met 4ie scheerkom op z'n hoofd die tegen wind molens vecht, is helemaal niet zo gek, dacht ik. Die weigert gewoon oud te worden. Zonder pretentieus te willen zijn, denk ik dat Tough Guys daar iets van heeft. Niet iedereen die oud is in ja ren, is ook maar meteen van binnen oud. Ik heb de schilder Marc Chagall ontmoet toen hij 87 was. Die man was als een kind. Keek nog altijd met ver wondering naar de dingen om zich heen". Geen vrienden Kirk Douglas en Burt Lancaster speel den voor het eerst samen in I walk Alone, 1947. Ze waren hun carrières be gonnen toen Harry Truman nog presi dent van Amerika was en Ronald Reagan gewoon een acteur, elders op het witte doek te zien. Ze zouden generaties lang Hollywood-toppers blijven. In Gun- fight at the O.K. Corral ('57) speelde Douglas Doc Halliday en Lancaster Wy- att Earp, in '58 stonden ze zij aan zij in The Devil's Disciple, in '62 was Lancas ter onherkenbaar vermomd, maar wel met Douglas aanwezig in The List of Adrian Messenger, in '63 was het weer Kirk Douglas: „Ik ben niet oud, ik spéél dat ik oud ben". raak in Seven Days in May. Moeilijkhe den op de set bij die film, ontlokten re gisseur John Frankenheimer de befaam de uitspraak over Douglas: „Hij heeft zijn hele leven lang Burt Lancaster wil len zijn". Waar of niet, er hebben haken en ogen gezeten aan de nu door Douglas via een sentimenteel waas bekeken sa menwerking. Lancaster speelde toen hij ouder werd in een aantal klassefilms, werd gevraagd door regisseurs als Luchi- no Visconti, won een Oscar. Douglas met een heleboel ambities en al heel lang een eigen filmproduktiemaatschappij moest concessies doen. In doorsnee films spelen om zijn populariteit op peil te houden en om daarna zijn eigen pro jecten te gaan doen. En hij won géén Os car. „Nou", aarzelt Douglas desge vraagd, „Burt en ik zijn geen vrienden, gewoon goede collega's die elkaar al heel lang kennen. We zien elkaar buiten de film nauwelijks. We hadden in '85 sa men een deel van de Oscar-ceremonie gepresenteerd. Twee jonge schrijvers, Ja mes Orr en Jim Cruickshank hadden dat gezien. Ze hebben toen voor ons beiden op de gok een scenario geschreven. „Voor onze helden" stond erop. Terwijl ze de dialogen bedachten zat de een mij, de ander Lancaster te imiteren. Ik kreeg het toegestuurd en heb onmiddellijk het script aan Burt doorgestuurd. Ik zag er meteen iets in". Zwarte lijst Het oog van de producer dus. Want Kirk was een van de eerste sterren die een eigen produktiemaatschappij op richtten: Bryna Productions, genoemd naar zijn moeder. Hij produceerde zelf films als The Vikings, Spartacus, Lonely are the Brave. Hij is er nog steeds trots op dat hij nooit een zogenaamde „con tract actor" (de laatste lijfeigenen van de filmmaatschappijen) is geweest. Douglas heeft zich altijd zeer zelfstandig opge steld. Hij liet zich in geen enkel opzicht de wet voorschrijven. Toen Amerika nog zat met de door senator McCarthy teweeggebrachte „black list" van scena rioschrijvers en filmers met linkse sym pathieën die niet, of slechts onder pseu doniem in Hollywood mochten werken, doorbrak Douglas die lijst. Hij kondigde openlijk aan dat een van de beroemdste zwarte-lijstmensen, scenarist Dalton Trumbo, voor hem Spartacus zou schrij ven. Hollywood hield de adem in. Maar toen er geen politieke reacties kwamen, kon de lijst verdwijnen. Aan de andere kant stond Douglas ook bekend als een moeilijk mens. Hij moest en zou alles zelf doen, schreef zelf iedereen de wet voor, en werd daarom in grote delen van Hollywood eenvoudigweg gehaat. Zijn producerschap leidde niet altijd tot de gewenste successen. Douglas was bezig het leven van Vincent van Gogh als film van de grond te krijgen. Hij herkende zich, qua karakter en zelfs fysiek, in de gedreven schilder. Tegelijkertijd bleken andere producenten bezig met Irving Stone's boek Lust for Life. Douglas slik te z'n trots in en smeekte hen de hoofd rol te mogen doen. Hij kreeg er de prijs van de Newyorkse filmcritici voor en een Oscar-nominatie. Het was Kirk Douglas die de rechten kocht van Ken Kesey's boek One Flew over the Cuc koo's Nest en er een Broadway-produk- tie van maakte met zichzelf in de hoofd rol. Het idee voor een film was ook van hem. Twaalf jaar heeft hij ermee rondge lopen, zonder de financiën rond te kun nen krijgen. Daarna verkocht hij het aan zijn zoon Michael Douglas. En waar Pa vergeefs met zichzelf (voor de hoofdrol) en het stuk had lopen leuren, lukte het Michael tamelijk snel. Nu zegt hij het met trots, maar er moeten tijden geweest zijn dat hem dat toch niet helemaal lek ker zat. „Michael ging op zoek naar fi nanciën buiten de filmwereld, en dat lukte", zegt Douglas. Produceren doet hij eigenlijk liever niet meer. „Ik heb veel films geproduceerd, te veel mis schien. Het is vaak ondankbaar werk. Het vraagt verschrikkelijk veel tijd en in feite ben je met te veel dingen tegelijker tijd bezig, je bent producer, soms regis seur en acteur. Dat wekt vaak achter docht en argwaan bij de andere acteurs. Dat is niet altijd even prettig werken. Het liefst doe ik weer waarmee ik m'n carrière begonnen ben: acteren. Maar af en toe kan ik het toch niet laten. Als je goed op de aftiteling van Tough Guys hebt gelet, heb je kunnen lezen „produc tion consultant Issur Danielovitch". Nou, dat zijn mijn oorspronkelijke voor namen. Regisseur Jeff Kanew heeft die als grapje tussen de andere namen gezet, om de adviezen die ik bij het maken van de film gegeven heb". Vier zoons Adviezen kun je van Kirk Douglas altijd krijgen. Ook als'je er niet om vraagt. Zoon Michael Douglas in een interview over Pa's brieven, bol staand van tips en goede raadgevingen: „Ik heb vader al zo vaak gezegd daar nu maar mee te stop pen omdat ik inmiddels m'n eigen weg wel weet en het niet veel zin meer heeft. Maar Pa verdomt het". „Ach", zegt Kirk Douglas zelf, „vroeger deed ik dat nog veel. Nu niet meer". En hij vertelt als bewijs van het tegendeel onmiddellijk wat hij tegen zoon Pete Douglas (produ cer) heeft gezegd: „Pete, je moet altijd naar de acteurs luisteren. Die hebben lang aan hun rollen gewerkt, brengen een enorm stuk ervaring mee en ze kunnen je van dienst zijn. Je hoeft het niet met ze eens te zijn, maar je pikt er allicht iets van mee. Pa, zei hij later, je hebt hele maal gelijk gehad". Douglas heeft vier zoons, die inmiddels alle vier een carriè re in de filmwereld zijn begonnen. Mi chael Douglas is een gearriveerd produ cer (ondermeer Romancing the Stone en Jewel of the Nile), zoon Joel (evenals Michael uit een eerste huwelijk) is ook producer. Zoon Eric 'is acteur en zoon Peter is scenarioschrijver en producer. „Dat is nog een droom van me", zegt Kirk Douglas, „om met z'n viertjes sa men een film te maken. Maar of dat lukt weet ik niet". Trots is hij duidelijk wel op z'n kroost, al heeft hij met name met Michael nog al eens moeilijkheden ge had. „Nu we allemaal wat ouder zijn, zijn de onderlinge relaties alleen maar beter geworden", zegt Douglas. „Ik mag toch best trots zijn op die jongens? Ik heb het al eens eerder gezegd, zij hebben het moeilijker gehad dan ik. Zij hebben nooit het grote voordeel gehad dat ik had: ik kwam uit een doodarme familie. Ik moest alles nog overwinnen. Dal helpt. Die jongens hadden een rijke pa en nauwelijks een obstakel op hun weg. Dat is heel wat zwaarder". T ouwtje springen Als het aan Kirk Douglas ligt, komen we hem in nog heel wat filmrollen tegen. „Mensën vragen me wel eens: je bent toch rijk zat? Waarom wil je nog altijd acteren? Dan zeg ik: Omdat ik een vak heb dat ik leuk vind. Zo lang ik dat nog kan uitoefenen, doe ik 't. Voor ons is het spannende van film hèt maken zélf. Ik heb Tough Guys gezien, maar acteurs gaan vaak niet eens naar een film kijken als die klaar is. Ik geloof dat Burt Tough Guys nog altijd niet gezien heeft. Ik zou wél wat meer rollen als deze Archie wil len spelen. Met humor. Dat heb ik lang gemist". En het oud worden als acteur, hoe zit het daarmee? Kirk, met voorge wende verontwaardiging: „Ik word hele maal niet oud. Ik spéél iemand die oud is". In de film laat hij zien, dat er veel van waar is. Hij mag zich de liefde van een jong meisje laten aanleunen en sa men met haar geeft hij met enorme snel heid een rondje touwtje springen weg waar je duizelig van wordt. „Tough guy" Kirk Douglas. Een man netjesputter. Altijd de breedste borstkas, altijd de dikste spierbundels en altijd de witste tanden. En hij liet ze met graagte schitteren. Ik herinner me uit m'n jon gensjaren van het grote doek van het Haagse Metropole-theater waar Sparta cus draaide, nog altijd de gele hoektan den van Jean Simmons tegenover het prachtige Prodent-gebit van Kirk. „Toch ben ik niet altijd die „tough guy" ge weest", herinnert Douglas zich. „Ik kwam van het toneel van Broadway naar Hollywood en daar kreeg ik eerst alleen maar zwakkelingen te spelen. Al coholisten, misdadigers. Een regisseur had me in m'n blote bovenlijf gezien en zag opeens een bokser in me. Vandaar de hoofdrol in Champion in '48. En sindsdien ben ik de harde jongen". On gevraagd debiteert „harde jongen" Dou glas z'n mening over de vijand van de film, de televisie: „Ik denk dat televisie de mensen een wazig beeld van de reali teit geeft. Televisie is glamour; nieuws, zelfs het afschuwelijkste, is een show. Je ziet geen presentator met een kaal hoofd. En al dat geweld, het komt je huiskamer toch maar binnen. Kinderen zien het allemaal. Ik weet er geen oplos sing voor, ik ben niet voor censuur, maar een probleem vind ik het wel". China Over de Oscar, de prijs die hij nooit kreeg: „Natuurlijk is het triest als je zelf de Oscar niet krijgt voor een belangrijke rol en hij gaat naar een acteur die een musical van Broadway op film zet. (Douglas had een nominatie voor de Van Gogh-film Lust for life, Yul Bryn- ner won toen de Oscar met zijn rol in The King and I, BJ). Kun je zulke zaken wel vergelijken? Maar de Oscar vind ik toch belangrijk. Het is een symbool, het is de schijnwerper die op film gezet wordt. Al zegt het niet altijd dat de win- naar een maand later nog werk heeft, of T dat een film ook een succes wordt. Spar- BUI tacus heeft geen prijzen gehad, maar deMp film heeft het altijd goed gedaan. Hij islüi net door China gekocht en zal daar met een hoop kopieën gaan draaien. Dat islnh toch fantastisch? Vijfentwintig jaar na dat een film gemaakt is. Een beter bewijs j^et dat het een goede film is, ken ik niet", j^ap. EG-l Douglas is ere-doctor aan de universiteit en h, waar hij studeerde (hij betaalde zijn |end< school door er als schoonmaker te wer-Lg^ ken), hij heeft het Franse „Legion 0(jek d'Honneur", ontving diverse humanitai- ^,ee}, re prijzen en kreeg van president Jimmy [jeetj Carter de Medal of Freedom. Hij heeft, onder meer voor het U.S. State Depart- het ment, reizen over de hele wereld ge-(Z/C maakt om de naam van Amerika uit te dragen. „Dat zal ik altijd blijven doen", zegt hij. „Dat is mijn manier om dank te zeggen voor wat mijn land voor me ge daan heeft. Ik weet best dat we fouten maken, ik weet best dat er dingen scheef zitten. En daar heb ik nooit m'n mond over gehouden. Maar toch, Amerika is het land van de mogelijkheden. Het zal Pn d niet altijd lukken, maar je hebt er ten- minste een kans. Ik ben zelf het kindf^j van doodarme Russische emigrantenc (zijn eigennaam: Issur Danielovitchv Demsky. BJ) die in 1908 uit de Kauka-In d sus naar Amerika kwamen. Stel je voor/kun: dat mijn ouders de boot hadden gemist, een Dan had ik een heel ander leven gehad, [part Ik weet dat er in Amerika nog armoede acti< is, dat de sociale voorzieningen niet op- (vore timaal zijn. Mensen zoals ik moeten Vee daar iets aan doen. En ik doe dat ook. iets De Via mijn zoon Michael ben ik nu weerijjw betrokken bij een theater voor gehandi- nek capten, spastische mensen, mensen in (kw> rolstoelen en gehoorgestoorden. Die stu- gen] deren en spelen toneel. Ik heb laatst een ;min fantastische show van ze gezien". jred( Even kordaat als hij de sessie begon, verdwijnt „tough guy" Kirk Douglas. De !a). lezing is afgelopen, een journaliste die een verkeerde vraag stelde („waarom hij nooit in serieuze films heeft gespeeld")! heeft nog stevig lik op stuk gekregen en j Douglas kan met opgeheven kin vertrek- p>)- ken. De kin met het kuiltje. Kirk Dou glas herinnert zich nog heel goed wat een klein meisje, wijzend naar zijn kin, daar over zei: „Doet dat pijn?". j BERT JANSMAim J. Paalman Minister Brinkman gaat zijn depar tement binnenkort flink uitdunnen en vooral het Staatstoezicht op de Volksgezondheid zal een flinke veer moeten laten. Voor 1990 moet een kwart van het personeel inpakken en wegwezen. De genees kundig hoofdinspecteur voor de volksgezondheid, dr W. J. Chr. van Gestel, kondigde prompt een medi sche ramp aan: wat hygiëne betreft is het nu al „een grote troep in de Nederlandse ziekenhuizen" en als de inspectie van anderhalve man en een paardekop teruggebracht wordt tot alleen de paardekop, zal dat alleen maar erger worden. Dit alles is geen nieuws, de bezuinigin gen niet en ook niet de reactie van Van Gestel. Dokters zijn snel geneigd een ramp aan te kondigen als ze hun zin niet krijgen. Toen, om maar een voorbeeld te noemen, de hartchirurgen minder opera tiemateriaal kregen dan ze nodig von den, rekenden ze het huiverende publiek voor dat dit tweehonderd doden per jaar zou kosten. Maar dat bijna lichtschuwe ambtenaren uit de school klappen is wel nieuws. In een interview kortgeleden maakten Van Gestel en enkele anonieme inspecteurs van hun hart geen moord kuil. Een tuiltje bloemlezing. Op dit moment houden dertig inspec teurs zich daadwerkelijk bezig met het controleren van de hygiënische toestan den in ziekenhuizen. Dat aantal zal tot de helft worden teruggebracht. Nu al komt men aan effectieve controle nau welijks toe. Onlangs onderzocht een ploegje inspecteurs veertig ziekenhuizen. „Nergens was alles helemaal in orde", aldus Van Gestel, „maar we zijn ook ziekenhuizen tegengekomen waar hele maal niets in orde was. Sterilisatie-appa raten die niet boven de 35 graden ko men en dus een ideale kweek voor bac teriën zijn". Wegwerpspuiten worden opnieuw gesteriliseerd en telkens als nieuw door de verzekering vergoed. Met tweedehands pacemakers en hartkleppen idem dito, die worden nogal eens als nieuw ingebracht voor een „nieuw" prijsje. Goede mensen in de dienst kun nen niet meer op tegen de wanhopige toestanden en maken dat ze wegkomen. „Het gevolg is dat de klojo's blijven zit ten", zegt een anonieme topman. Van Gestel weer: „De kans om in een Neder lands ziekenhuis een infectie op te lopen is drie keer zo hoog als in Amerika." Nu zijn infecties in ziekenhuizen nooit hele. maal te voorkomen. Tot diep in de vori ge eeuw stierven heel veel mensen na een operatie. De operatie was dan wel gelukt, maar de patiënt stierf toch en niemand wist precies waarom. Ongeveer honderd jaar geleden losten medische helden als Semmelweis, Lister, Koch en Pasteur het raadsel op. Die kleine ge heimzinnige beestjes, die Antoni van Leeuwenhoek al tweehonderd jaar daar voor met zijn microscoopje had gezien, die beestjes nu veroorzaakten al die do delijke infecties. Vanaf toen ging men „aseptisch" werken. Handen wassen, handschoenen aan, maskers voor, sterie le kleding, steriele instrumenten, enfin, elke liefhebber van doktersseries kan het procédé zo navertellen. Deze asepsis, een medische triomf overi gens, is een eindeloze strijd die door dokters nooit beslissend zal worden ge wonnen. Miljarden bacteriën, schimmels en virussen omringen en belagen ons, zodat de dokter nooit helemaal zeker weet of hij helemaal steriel werkt. Zeker niet in een ziekenhuis, want dat is wat infecties betreft een tamelijk ongunstige omgeving. Om een hele hoop redenen. In het ziekenhuis liggen om te beginnen vooral kasplantjes, want als je gezond bent heb je daar niets te zoeken. Boven dien huizen daar de taaiste microbees ten, want de tammere varianten hebben het daar allang moeten afleggen tegen een andere triomf van de medische we tenschap, de antibiotica. Vanuit onver wachte hoeken - waterleidingen, was bakken, allerlei vochtige plaatsen in het ziekenhuis, besmette patiënten - voeren de microbeesten een niet aflatende guer rilla. Die oorlog wordt elk jaar heviger, omdat men steeds dieper het lichaam binnendringt, steeds vaker in elke li chaamsopening een buisje schuift en als ^r geen gaatje is, men operatief wel een 1 gaatje maakt. Zeker weten doet men het niet, maar vermoed wordt dat vijf tot vijftien op elke honderd patiënten onbedoeld een ziekenhuisinfectie oploopt. Natuurlijk proberen de ziekenhuizen dat percentage zo laag mogelijk te houden, waarbij ze een keer in de twee, drie jaar door de in spectie op de vingers worden gekeken. Maar dat kan veranderen. Van Gestel is - net als prof. J.C. van Es en de m Utrechtse GG&GD-directeur M. Vos - bang dat het peperdure handhaven van a de kwaliteit van de gezondheidszorg het zal afleggen tegen de toenemende con- hl currentie en commercialisering in de ge zondheidszorg. Juist dan is meer toe- 7ef zicht van de overheid nodig, maar wat)31? gebeurt er? Het toezicht dat toch al niet Pni verder kwam dan „incidentele brandjes 3ve blussen", wordt juist nog meer beperkt. ikan Met enige kwade wil kun je ook het vol-j^01 gende scenario bedenken. Vroeg of laat1(311 (en volgens mij eerder vroeg dan laat)'3"1 komt er een tweedeling tussen patiënten De die hun ziektekosten wèl en hun ziekte- j£?.r kosten niet (volledig) kunnen betalen. pJ2 De eerste groep zal in eersteklas zieken-;11111 huizen behandeld worden door eerste- nu* klas specialisten, de minder vermogende |Sei1 patiënten zullen zich moeten behelpen 3er met tweederangs ziekenhuizen bemand ner met tweederangs specialisten. Door geld- P°s gebrek zullen de laatste instellingen niet iboc of met moeite hun kwaliteit op peil kun- jstu nen houden. Als dat gebeurt, en volgens zor mij gebeurt dit onherroepelijk, dan zal er geen effectieve en onafhankelijke in- 8e£ spectie zijn om de allerergste misstanden; pc te signaleren. Iste'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 28