KIRK DOUGLAS'
Met vier
zoons
in één
Hygiëne in
ziekenhuis
'ftiidóaQowumt'
-
HAMBURG - De man met het
kuiltje in z'n kin komt binnen met
de verende tred van een dertiger.
Sportief geruit jasje, sweater, alleen
de jeans ontbreken. Hij heeft nog
altijd alles in zich van de rollen die
hem beroemd maakten. Het hoeki
ge in z'n gezicht van Vincent van
Gogh, de vooruitgestoken kin van
de bokser zonder scrupules uit
Champion en de brede borstkas
van Spartacus. Kirk Douglas, 69
jaar oud. Een Hollywood-legende.
Of we het aardig vonden Kirk
Douglas te interviewen, vroeg de
filmmaatschappij. Hij zou in Ham
burg zijn voor de première van zijn
laatste film, Tough Guys, waarin
hij voor de zesde keer in zijn leven
samen met Burt Lancaster een
team vormt. Jazeker aardig. Die
man even in levende Üjve te zien
en te horen, wiens gezicht al bij de
kauwgumplaatjes zat uit je jeugd,
wiens films al de pagina's van de
geïllustreerde pers sierden toen jij,
nog in korte broek, geweigerd zou
zijn in de buurtbioscoop waar ze
draaiden? Jazeker wel.
In Hamburg blijken meer mensen zo ge
dacht te hebben. De helft van de Scandi
navische journalistiek heeft zich op het
laatste moment ook aangemeld voor een
gesprek. Een echt interview zal het wel
niet worden. Meer een soort persconfe
rentie. Dus zitten we in een grote kring
te wachten in het hotel Die Vier Jahres-
zeiten. Tot Kirk binnenkomt. Dat doet
hij redelijk op tijd en imposant. Hij be
gint meteen in het Duits. Zijn vrouw is
in Duitsland geboren, dus dat helpt. Hij
gaat zitten en de eerste vragen ter linker
en ter rechterzijde wimpelt hij af met en
kele autoritaire handgebaren. „Uh, uh.
Ich spreche". Z'n markante kin steekt
niet voor niets nog altijd vooruit. Kirk is
de baas, of we dat wel even willen we
ten. De veldheer die binnen is gekomen,
heeft de slagorde van de vijand overzien
en weet dat de aanval de beste verdedi
ging is. Dus mond houden, ik eerst. En
Kirk Douglas steekt zomaar uit zichzeli
met zijn verhaal van wal. Vader vertelt.
Treinrovers
Douglas: „Tough Guys is voor mij een
film met sentiment. Je maakt dat niet zo
vaak mee, dat je in een en dezelfde film
staat met een man met wie je veertig
jaar daarvóór je eerste film maakte. En
dan nog een film die gaat over liefde en
vriendschap. Met als onderliggend the
ma onze houding tegenover leeftijd,
ouderdom. We spelen de twee laatste
treinrovers in Amerika, die na dertig
jaar gevangenis weer op vrije voeten ko
men. In een maatschappij die alleen te
gen ze aankijkt als tegen oude manne
tjes. Burt Lancaster komt in een bejaar
dentehuis terecht en ik mag nog wat 65-
plus-klusjes opknappen. Het zint die
twee helemaal niet. Ze willen nog één
keer laten zien wat ze kunnen. De trein
die zij het laatste beroofd hebben is in
middels een museumstuk. Hij komt nog
één keer op de rails voor een speciale
reis met de pers. En zij besluiten hun
laatste slag te slaan. Het is een film over
ouder worden. Over het misverstand
van niet-ouderen over ouderdom. Die
zogenaamde ouwetjes zijn nog tot din
gen in staat die jongeren fysiek niet eens
zouden kunnen. Bovendien grijpen ze de
kans met waardigheid oud te worden".
„Een film met een boodschap? Nee, in
de eerste plaats is het amusement. Voor
wie goed wil kijken, zit er ook een inte
ressant thema achter. Films moeten niet
boodschappen. Film moet onderhouden.
Dat is het nobele van mijn vak. Mensen
op de hele wereld hebben overal dezelf
de sores. En film kan ze die even voor
twee uurtjes doen vergeten. Dat is toch
fantastisch? Ik las laatst weer in Don
Quichot. Die dolende ridder met 4ie
scheerkom op z'n hoofd die tegen wind
molens vecht, is helemaal niet zo gek,
dacht ik. Die weigert gewoon oud te
worden. Zonder pretentieus te willen
zijn, denk ik dat Tough Guys daar iets
van heeft. Niet iedereen die oud is in ja
ren, is ook maar meteen van binnen
oud. Ik heb de schilder Marc Chagall
ontmoet toen hij 87 was. Die man was
als een kind. Keek nog altijd met ver
wondering naar de dingen om zich
heen".
Geen vrienden
Kirk Douglas en Burt Lancaster speel
den voor het eerst samen in I walk
Alone, 1947. Ze waren hun carrières be
gonnen toen Harry Truman nog presi
dent van Amerika was en Ronald
Reagan gewoon een acteur, elders op het
witte doek te zien. Ze zouden generaties
lang Hollywood-toppers blijven. In Gun-
fight at the O.K. Corral ('57) speelde
Douglas Doc Halliday en Lancaster Wy-
att Earp, in '58 stonden ze zij aan zij in
The Devil's Disciple, in '62 was Lancas
ter onherkenbaar vermomd, maar wel
met Douglas aanwezig in The List of
Adrian Messenger, in '63 was het weer
Kirk Douglas: „Ik ben niet oud, ik spéél dat ik oud ben".
raak in Seven Days in May. Moeilijkhe
den op de set bij die film, ontlokten re
gisseur John Frankenheimer de befaam
de uitspraak over Douglas: „Hij heeft
zijn hele leven lang Burt Lancaster wil
len zijn". Waar of niet, er hebben haken
en ogen gezeten aan de nu door Douglas
via een sentimenteel waas bekeken sa
menwerking. Lancaster speelde toen hij
ouder werd in een aantal klassefilms,
werd gevraagd door regisseurs als Luchi-
no Visconti, won een Oscar. Douglas
met een heleboel ambities en al heel lang
een eigen filmproduktiemaatschappij
moest concessies doen. In doorsnee
films spelen om zijn populariteit op peil
te houden en om daarna zijn eigen pro
jecten te gaan doen. En hij won géén Os
car. „Nou", aarzelt Douglas desge
vraagd, „Burt en ik zijn geen vrienden,
gewoon goede collega's die elkaar al heel
lang kennen. We zien elkaar buiten de
film nauwelijks. We hadden in '85 sa
men een deel van de Oscar-ceremonie
gepresenteerd. Twee jonge schrijvers, Ja
mes Orr en Jim Cruickshank hadden dat
gezien. Ze hebben toen voor ons beiden
op de gok een scenario geschreven.
„Voor onze helden" stond erop. Terwijl
ze de dialogen bedachten zat de een mij,
de ander Lancaster te imiteren. Ik kreeg
het toegestuurd en heb onmiddellijk het
script aan Burt doorgestuurd. Ik zag er
meteen iets in".
Zwarte lijst
Het oog van de producer dus. Want
Kirk was een van de eerste sterren die
een eigen produktiemaatschappij op
richtten: Bryna Productions, genoemd
naar zijn moeder. Hij produceerde zelf
films als The Vikings, Spartacus, Lonely
are the Brave. Hij is er nog steeds trots
op dat hij nooit een zogenaamde „con
tract actor" (de laatste lijfeigenen van de
filmmaatschappijen) is geweest. Douglas
heeft zich altijd zeer zelfstandig opge
steld. Hij liet zich in geen enkel opzicht
de wet voorschrijven. Toen Amerika
nog zat met de door senator McCarthy
teweeggebrachte „black list" van scena
rioschrijvers en filmers met linkse sym
pathieën die niet, of slechts onder pseu
doniem in Hollywood mochten werken,
doorbrak Douglas die lijst. Hij kondigde
openlijk aan dat een van de beroemdste
zwarte-lijstmensen, scenarist Dalton
Trumbo, voor hem Spartacus zou schrij
ven. Hollywood hield de adem in. Maar
toen er geen politieke reacties kwamen,
kon de lijst verdwijnen. Aan de andere
kant stond Douglas ook bekend als een
moeilijk mens. Hij moest en zou alles
zelf doen, schreef zelf iedereen de wet
voor, en werd daarom in grote delen van
Hollywood eenvoudigweg gehaat. Zijn
producerschap leidde niet altijd tot de
gewenste successen. Douglas was bezig
het leven van Vincent van Gogh als film
van de grond te krijgen. Hij herkende
zich, qua karakter en zelfs fysiek, in de
gedreven schilder. Tegelijkertijd bleken
andere producenten bezig met Irving
Stone's boek Lust for Life. Douglas slik
te z'n trots in en smeekte hen de hoofd
rol te mogen doen. Hij kreeg er de prijs
van de Newyorkse filmcritici voor en
een Oscar-nominatie. Het was Kirk
Douglas die de rechten kocht van Ken
Kesey's boek One Flew over the Cuc
koo's Nest en er een Broadway-produk-
tie van maakte met zichzelf in de hoofd
rol. Het idee voor een film was ook van
hem. Twaalf jaar heeft hij ermee rondge
lopen, zonder de financiën rond te kun
nen krijgen. Daarna verkocht hij het aan
zijn zoon Michael Douglas. En waar Pa
vergeefs met zichzelf (voor de hoofdrol)
en het stuk had lopen leuren, lukte het
Michael tamelijk snel. Nu zegt hij het
met trots, maar er moeten tijden geweest
zijn dat hem dat toch niet helemaal lek
ker zat. „Michael ging op zoek naar fi
nanciën buiten de filmwereld, en dat
lukte", zegt Douglas. Produceren doet
hij eigenlijk liever niet meer. „Ik heb
veel films geproduceerd, te veel mis
schien. Het is vaak ondankbaar werk.
Het vraagt verschrikkelijk veel tijd en in
feite ben je met te veel dingen tegelijker
tijd bezig, je bent producer, soms regis
seur en acteur. Dat wekt vaak achter
docht en argwaan bij de andere acteurs.
Dat is niet altijd even prettig werken.
Het liefst doe ik weer waarmee ik m'n
carrière begonnen ben: acteren. Maar af
en toe kan ik het toch niet laten. Als je
goed op de aftiteling van Tough Guys
hebt gelet, heb je kunnen lezen „produc
tion consultant Issur Danielovitch".
Nou, dat zijn mijn oorspronkelijke voor
namen. Regisseur Jeff Kanew heeft die
als grapje tussen de andere namen gezet,
om de adviezen die ik bij het maken van
de film gegeven heb".
Vier zoons
Adviezen kun je van Kirk Douglas altijd
krijgen. Ook als'je er niet om vraagt.
Zoon Michael Douglas in een interview
over Pa's brieven, bol staand van tips en
goede raadgevingen: „Ik heb vader al zo
vaak gezegd daar nu maar mee te stop
pen omdat ik inmiddels m'n eigen weg
wel weet en het niet veel zin meer heeft.
Maar Pa verdomt het". „Ach", zegt Kirk
Douglas zelf, „vroeger deed ik dat nog
veel. Nu niet meer". En hij vertelt als
bewijs van het tegendeel onmiddellijk
wat hij tegen zoon Pete Douglas (produ
cer) heeft gezegd: „Pete, je moet altijd
naar de acteurs luisteren. Die hebben
lang aan hun rollen gewerkt, brengen een
enorm stuk ervaring mee en ze kunnen
je van dienst zijn. Je hoeft het niet met
ze eens te zijn, maar je pikt er allicht iets
van mee. Pa, zei hij later, je hebt hele
maal gelijk gehad". Douglas heeft vier
zoons, die inmiddels alle vier een carriè
re in de filmwereld zijn begonnen. Mi
chael Douglas is een gearriveerd produ
cer (ondermeer Romancing the Stone en
Jewel of the Nile), zoon Joel (evenals
Michael uit een eerste huwelijk) is ook
producer. Zoon Eric 'is acteur en zoon
Peter is scenarioschrijver en producer.
„Dat is nog een droom van me", zegt
Kirk Douglas, „om met z'n viertjes sa
men een film te maken. Maar of dat lukt
weet ik niet". Trots is hij duidelijk wel
op z'n kroost, al heeft hij met name met
Michael nog al eens moeilijkheden ge
had. „Nu we allemaal wat ouder zijn,
zijn de onderlinge relaties alleen maar
beter geworden", zegt Douglas. „Ik mag
toch best trots zijn op die jongens? Ik
heb het al eens eerder gezegd, zij hebben
het moeilijker gehad dan ik. Zij hebben
nooit het grote voordeel gehad dat ik
had: ik kwam uit een doodarme familie.
Ik moest alles nog overwinnen. Dal
helpt. Die jongens hadden een rijke pa
en nauwelijks een obstakel op hun weg.
Dat is heel wat zwaarder".
T ouwtje springen
Als het aan Kirk Douglas ligt, komen we
hem in nog heel wat filmrollen tegen.
„Mensën vragen me wel eens: je bent
toch rijk zat? Waarom wil je nog altijd
acteren? Dan zeg ik: Omdat ik een vak
heb dat ik leuk vind. Zo lang ik dat nog
kan uitoefenen, doe ik 't. Voor ons is het
spannende van film hèt maken zélf. Ik
heb Tough Guys gezien, maar acteurs
gaan vaak niet eens naar een film kijken
als die klaar is. Ik geloof dat Burt Tough
Guys nog altijd niet gezien heeft. Ik zou
wél wat meer rollen als deze Archie wil
len spelen. Met humor. Dat heb ik lang
gemist". En het oud worden als acteur,
hoe zit het daarmee? Kirk, met voorge
wende verontwaardiging: „Ik word hele
maal niet oud. Ik spéél iemand die oud
is". In de film laat hij zien, dat er veel
van waar is. Hij mag zich de liefde van
een jong meisje laten aanleunen en sa
men met haar geeft hij met enorme snel
heid een rondje touwtje springen weg
waar je duizelig van wordt.
„Tough guy" Kirk Douglas. Een man
netjesputter. Altijd de breedste borstkas,
altijd de dikste spierbundels en altijd de
witste tanden. En hij liet ze met graagte
schitteren. Ik herinner me uit m'n jon
gensjaren van het grote doek van het
Haagse Metropole-theater waar Sparta
cus draaide, nog altijd de gele hoektan
den van Jean Simmons tegenover het
prachtige Prodent-gebit van Kirk. „Toch
ben ik niet altijd die „tough guy" ge
weest", herinnert Douglas zich. „Ik
kwam van het toneel van Broadway
naar Hollywood en daar kreeg ik eerst
alleen maar zwakkelingen te spelen. Al
coholisten, misdadigers. Een regisseur
had me in m'n blote bovenlijf gezien en
zag opeens een bokser in me. Vandaar
de hoofdrol in Champion in '48. En
sindsdien ben ik de harde jongen". On
gevraagd debiteert „harde jongen" Dou
glas z'n mening over de vijand van de
film, de televisie: „Ik denk dat televisie
de mensen een wazig beeld van de reali
teit geeft. Televisie is glamour; nieuws,
zelfs het afschuwelijkste, is een show. Je
ziet geen presentator met een kaal
hoofd. En al dat geweld, het komt je
huiskamer toch maar binnen. Kinderen
zien het allemaal. Ik weet er geen oplos
sing voor, ik ben niet voor censuur,
maar een probleem vind ik het wel".
China
Over de Oscar, de prijs die hij nooit
kreeg: „Natuurlijk is het triest als je zelf
de Oscar niet krijgt voor een belangrijke
rol en hij gaat naar een acteur die een
musical van Broadway op film zet.
(Douglas had een nominatie voor de
Van Gogh-film Lust for life, Yul Bryn-
ner won toen de Oscar met zijn rol in
The King and I, BJ). Kun je zulke zaken
wel vergelijken? Maar de Oscar vind ik
toch belangrijk. Het is een symbool, het
is de schijnwerper die op film gezet
wordt. Al zegt het niet altijd dat de win-
naar een maand later nog werk heeft, of T
dat een film ook een succes wordt. Spar- BUI
tacus heeft geen prijzen gehad, maar deMp
film heeft het altijd goed gedaan. Hij islüi
net door China gekocht en zal daar met
een hoop kopieën gaan draaien. Dat islnh
toch fantastisch? Vijfentwintig jaar na
dat een film gemaakt is. Een beter bewijs j^et
dat het een goede film is, ken ik niet", j^ap.
EG-l
Douglas is ere-doctor aan de universiteit en h,
waar hij studeerde (hij betaalde zijn |end<
school door er als schoonmaker te wer-Lg^
ken), hij heeft het Franse „Legion 0(jek
d'Honneur", ontving diverse humanitai- ^,ee},
re prijzen en kreeg van president Jimmy [jeetj
Carter de Medal of Freedom. Hij heeft,
onder meer voor het U.S. State Depart- het
ment, reizen over de hele wereld ge-(Z/C
maakt om de naam van Amerika uit te
dragen. „Dat zal ik altijd blijven doen",
zegt hij. „Dat is mijn manier om dank te
zeggen voor wat mijn land voor me ge
daan heeft. Ik weet best dat we fouten
maken, ik weet best dat er dingen scheef
zitten. En daar heb ik nooit m'n mond
over gehouden. Maar toch, Amerika is
het land van de mogelijkheden. Het zal Pn d
niet altijd lukken, maar je hebt er ten-
minste een kans. Ik ben zelf het kindf^j
van doodarme Russische emigrantenc
(zijn eigennaam: Issur Danielovitchv
Demsky. BJ) die in 1908 uit de Kauka-In d
sus naar Amerika kwamen. Stel je voor/kun:
dat mijn ouders de boot hadden gemist, een
Dan had ik een heel ander leven gehad, [part
Ik weet dat er in Amerika nog armoede acti<
is, dat de sociale voorzieningen niet op- (vore
timaal zijn. Mensen zoals ik moeten Vee
daar iets aan doen. En ik doe dat ook. iets
De
Via mijn zoon Michael ben ik nu weerijjw
betrokken bij een theater voor gehandi- nek
capten, spastische mensen, mensen in (kw>
rolstoelen en gehoorgestoorden. Die stu- gen]
deren en spelen toneel. Ik heb laatst een ;min
fantastische show van ze gezien". jred(
Even kordaat als hij de sessie begon,
verdwijnt „tough guy" Kirk Douglas. De !a).
lezing is afgelopen, een journaliste die
een verkeerde vraag stelde („waarom hij
nooit in serieuze films heeft gespeeld")!
heeft nog stevig lik op stuk gekregen en j
Douglas kan met opgeheven kin vertrek- p>)-
ken. De kin met het kuiltje. Kirk Dou
glas herinnert zich nog heel goed wat een
klein meisje, wijzend naar zijn kin, daar
over zei: „Doet dat pijn?". j
BERT JANSMAim
J. Paalman
Minister Brinkman gaat zijn depar
tement binnenkort flink uitdunnen
en vooral het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid zal een flinke
veer moeten laten. Voor 1990
moet een kwart van het personeel
inpakken en wegwezen. De genees
kundig hoofdinspecteur voor de
volksgezondheid, dr W. J. Chr. van
Gestel, kondigde prompt een medi
sche ramp aan: wat hygiëne betreft
is het nu al „een grote troep in de
Nederlandse ziekenhuizen" en als
de inspectie van anderhalve man
en een paardekop teruggebracht
wordt tot alleen de paardekop, zal
dat alleen maar erger worden.
Dit alles is geen nieuws, de bezuinigin
gen niet en ook niet de reactie van Van
Gestel. Dokters zijn snel geneigd een
ramp aan te kondigen als ze hun zin niet
krijgen. Toen, om maar een voorbeeld te
noemen, de hartchirurgen minder opera
tiemateriaal kregen dan ze nodig von
den, rekenden ze het huiverende publiek
voor dat dit tweehonderd doden per jaar
zou kosten. Maar dat bijna lichtschuwe
ambtenaren uit de school klappen is wel
nieuws. In een interview kortgeleden
maakten Van Gestel en enkele anonieme
inspecteurs van hun hart geen moord
kuil. Een tuiltje bloemlezing.
Op dit moment houden dertig inspec
teurs zich daadwerkelijk bezig met het
controleren van de hygiënische toestan
den in ziekenhuizen. Dat aantal zal tot
de helft worden teruggebracht. Nu al
komt men aan effectieve controle nau
welijks toe. Onlangs onderzocht een
ploegje inspecteurs veertig ziekenhuizen.
„Nergens was alles helemaal in orde",
aldus Van Gestel, „maar we zijn ook
ziekenhuizen tegengekomen waar hele
maal niets in orde was. Sterilisatie-appa
raten die niet boven de 35 graden ko
men en dus een ideale kweek voor bac
teriën zijn". Wegwerpspuiten worden
opnieuw gesteriliseerd en telkens als
nieuw door de verzekering vergoed. Met
tweedehands pacemakers en hartkleppen
idem dito, die worden nogal eens als
nieuw ingebracht voor een „nieuw"
prijsje. Goede mensen in de dienst kun
nen niet meer op tegen de wanhopige
toestanden en maken dat ze wegkomen.
„Het gevolg is dat de klojo's blijven zit
ten", zegt een anonieme topman. Van
Gestel weer: „De kans om in een Neder
lands ziekenhuis een infectie op te lopen
is drie keer zo hoog als in Amerika." Nu
zijn infecties in ziekenhuizen nooit hele.
maal te voorkomen. Tot diep in de vori
ge eeuw stierven heel veel mensen na
een operatie. De operatie was dan wel
gelukt, maar de patiënt stierf toch en
niemand wist precies waarom. Ongeveer
honderd jaar geleden losten medische
helden als Semmelweis, Lister, Koch en
Pasteur het raadsel op. Die kleine ge
heimzinnige beestjes, die Antoni van
Leeuwenhoek al tweehonderd jaar daar
voor met zijn microscoopje had gezien,
die beestjes nu veroorzaakten al die do
delijke infecties. Vanaf toen ging men
„aseptisch" werken. Handen wassen,
handschoenen aan, maskers voor, sterie
le kleding, steriele instrumenten, enfin,
elke liefhebber van doktersseries kan het
procédé zo navertellen.
Deze asepsis, een medische triomf overi
gens, is een eindeloze strijd die door
dokters nooit beslissend zal worden ge
wonnen. Miljarden bacteriën, schimmels
en virussen omringen en belagen ons,
zodat de dokter nooit helemaal zeker
weet of hij helemaal steriel werkt. Zeker
niet in een ziekenhuis, want dat is wat
infecties betreft een tamelijk ongunstige
omgeving. Om een hele hoop redenen.
In het ziekenhuis liggen om te beginnen
vooral kasplantjes, want als je gezond
bent heb je daar niets te zoeken. Boven
dien huizen daar de taaiste microbees
ten, want de tammere varianten hebben
het daar allang moeten afleggen tegen
een andere triomf van de medische we
tenschap, de antibiotica. Vanuit onver
wachte hoeken - waterleidingen, was
bakken, allerlei vochtige plaatsen in het
ziekenhuis, besmette patiënten - voeren
de microbeesten een niet aflatende guer
rilla. Die oorlog wordt elk jaar heviger,
omdat men steeds dieper het lichaam
binnendringt, steeds vaker in elke li
chaamsopening een buisje schuift en als
^r geen gaatje is, men operatief wel een 1
gaatje maakt.
Zeker weten doet men het niet, maar
vermoed wordt dat vijf tot vijftien op
elke honderd patiënten onbedoeld een
ziekenhuisinfectie oploopt. Natuurlijk
proberen de ziekenhuizen dat percentage
zo laag mogelijk te houden, waarbij ze
een keer in de twee, drie jaar door de in
spectie op de vingers worden gekeken.
Maar dat kan veranderen. Van Gestel is
- net als prof. J.C. van Es en de m
Utrechtse GG&GD-directeur M. Vos -
bang dat het peperdure handhaven van a
de kwaliteit van de gezondheidszorg het
zal afleggen tegen de toenemende con- hl
currentie en commercialisering in de ge
zondheidszorg. Juist dan is meer toe- 7ef
zicht van de overheid nodig, maar wat)31?
gebeurt er? Het toezicht dat toch al niet Pni
verder kwam dan „incidentele brandjes 3ve
blussen", wordt juist nog meer beperkt. ikan
Met enige kwade wil kun je ook het vol-j^01
gende scenario bedenken. Vroeg of laat1(311
(en volgens mij eerder vroeg dan laat)'3"1
komt er een tweedeling tussen patiënten De
die hun ziektekosten wèl en hun ziekte- j£?.r
kosten niet (volledig) kunnen betalen. pJ2
De eerste groep zal in eersteklas zieken-;11111
huizen behandeld worden door eerste- nu*
klas specialisten, de minder vermogende |Sei1
patiënten zullen zich moeten behelpen 3er
met tweederangs ziekenhuizen bemand ner
met tweederangs specialisten. Door geld- P°s
gebrek zullen de laatste instellingen niet iboc
of met moeite hun kwaliteit op peil kun- jstu
nen houden. Als dat gebeurt, en volgens zor
mij gebeurt dit onherroepelijk, dan zal
er geen effectieve en onafhankelijke in- 8e£
spectie zijn om de allerergste misstanden; pc
te signaleren.
Iste'