Nederland moet
z'n minpuntjes
eens onder ogen
durven zien
'£eidóc Qoivumt'
ZATERDAG 17 JANUARI 1987
DEN HAAG - Wie zijn neus bui
ten onze landgrenzen steekt en zich
tegenover representanten vaij
vreemde volkeren als Nederlander
bekend maakt, wordt vrijwel altijd
opgenomen in een wolkje van
goedkeurende reacties. „Holland,
ah, goed! Aardige mensen, leuke
koningin, goeie voetballers ook.
KroefE En veel tulpen hè, en mo
lens, en 's winters allemaal op de
schaats. O ja, jullie wonen onder
de zeespiegel, is het niet? En dat
water houden jullie tegen met dij
ken en dammep. Niet te geloven!
Knap hoor!".
Het imago van Nederland en de Neder
landers in het buitenland lijkt al jaren
lang onverwoestbaar te zijn, oppervlak
kig gezien althans. Want als men het
ogenschijlijk roestvrijstalen blazoen on
der een vergrootglas beschouwt, ziet
men toch wel enkele bedenkelijke vlek
jes en butsen. Eind vorig jaar zinspeelde
minister Van den Broek (Buitenlandse
Zaken) daar ook op toen hij in de Twee
de Kamer vertelde dat Nederland zich
in de Verenigde Staten volstrekt belache
lijk heeft gemaakt met de nota bene
door de staat gesubsidieerde theater
voorstelling „Going to the dogs", waarin
zeven honden de hoofdrol speelden. Dat
hiervan op vrijwel alle Amerikaanse te
levisienetten hoofdschuddend melding
werd gemaakt sprak op zich al boekde
len, want er moet in dat piepkleine Eu
ropese landje wel heel wat schokkends
gebeuren wil men er in de States een
stukje journaal voor inruimen.
In Haagse politieke kringen en in de me
dia is nog lang over de woorden van
Van den Broek nagepraat. Is het interna
tionale imago van Nederland tanende?
Was het eigenlijk niet een teken aan de
wand dat Amsterdam maar vijf stem
men kreeg als kandidaat-stad voor de
Olympische Spelen van 1992? En wat te
denken van de door minister Ruding
verloren strijd om het directeurschap
van het Internationaal Monetair Fonds?
Kortom: spreekt Nederland in den
vreemde niet meer hetzelfde woordje
mee als voorheen?
Zeperds
„Inderdaad, die Nederlandse leeuw is
niet meer zo sterk als vroeger", zegt
prof. Eduard Bomhoff, hoogleraar eco
nomie aan de Erasmus Universiteit in
Rotterdam. Hij is volstrekt niet ver-
'djbaasd over de internationale „zeperds"
die ons land de laatste tijd heeft gehaald.
Sterker nog: twee daarvan heeft hij met
een griezelig aandoende nauwkeurigheid
voorspeld in zijn wekelijkse column in
NRC-Handelblad.
Een week of twee vóór de beslissende
stemming in Washington wist hij te mel
den dat minister Ruding geen schijn van
kans meer maakte om directeur van het
Internationaal Monetair Fonds te wor
den. En precies zo had hij ook de afgang
van Amsterdam in de race om de Olym
pische Spelen van 1992 voorzien.' „In
beide gevallen was het toch volstrekt
duidelijk wat er zou gaan gebeuren?,"
zegt Bomhoff op een toon, waarmee hij
andersdenkenden voor volslagen onno
zele halzen lijkt uit te maken.
Wat de zaak-Ruding betreft bevonden er
zich nogal wat andersdenkenden op het
ministerie van Financiën. Toen Bom-
hoffs stukje over hun kansloze minister
in de krant verscheen, verkondigden zij
nog aan iedereen die het maar horen
wilde dat Ruding ontzettend sterk stond.
Groen en geel ergerden zij zich aan dat
waanwijze professortje in Rotterdam.
Bomhoff glimlacht, wanneer hij hoort
van de opwinding in het ministerie. Hij
denkt dat men daar zijn tijd beter had
kunnen besteden door op dezelfde wijze
als hij de oren en ogen goed de kost te
geven.
Waar Bomhoff zijn voorspellingen op
baseerde? Daar maakt hij geen geheim
van. Hij leest internationaal georiënteer
de kranten en praat met buitenlanders
die van bepaalde onderwerpen veel af
weten. „Over de zaak-Ruding had ik bij
voorbeeld in Washington gehoord dat de
kaarten al in een vrij vroeg stadium ge
schud waren. Europa was verdeeld en
dus kreeg Frankrijk de kans om via een
intensieve lobby in de Derde Wereld
meer stemmen te veroveren dan Neder
land. Ik ben overigens benieuwd hoeveel
stemmen Ruding uiteindelijk heeft ge
kregen. De minister zelf spreekt van een
miniem verschil, maar in de Wall Street
Journal las ik dat de Fransman Camdes
sus twaalf procent meer stemmen kreeg
dan Ruding...!"
Barcelona
De verkièzing van een nieuwe IMF-top-
man ligt op het terrein waar een „profes
sor of economics", zoals Bomhoffs visi
tekaartje vermeldt, vakkundig heet te
zijn. Maar hoe zat het met de Olympi
sche Spelen? Bomhoff: „In de tijd dat
Lubbers, Van Thijn, Vonhoff en hoe ze
verder ook mogen heten van de daken
schreeuwden dat Amsterdam zeer kans
rijk was, zat ik drie maanden voor een
wetenschappelijk onderzoek in Tokio. In
dat land verschijnen ook enige Engelsta
lige bladen die ik vrij nauwkeurig las.
Op die manier leerde ik dat de kansen
van Amsterdam internationaal heel laag
werden aangeslagen. Alom schatte men
dat Barcelona de strijd met vlag en wim
pel zou winnen".
„Toen ik die stelling toetste aan mijn ei
gen kennis van Amsterdam, kwam ik tot
de conclusie dat die Japanse kranten ge
lijk hadden. Want stel je maar eens in de
plaats van die IOC-leden die op uitnodi
ging van Van Thijn een bezoekje aan
onze hoofdstad kwamen brengen. Wat
zagen die mensen? Vlakbij de Dam met
z'n beroemde koninklijk paleis hangen
voddige krakersvlaggen, om maar eens
wat te noemen. Daarmee wordt voor
buitenlanders op niet mis te verstane
wijze in beeld gebracht dat het waar is
wat men over Amsterdam zegt: het is
een vieze stad geworden, met veel kra
kers, heroïnejunks en een bestuur dat
daartegen niet echt opgewassen is. En
datzelfde bestuur vindt het nog vreemd
ook als Amsterdam vervolgens bij het
IOC in Lausanne geen voet aan de
grond krijgt".
Volgens Bomhoff wordt het tijd dat Ne
derland weer eens met beide benen op
de grond gaat staan. „Wij zijn een klein
landje, in een uithoek van Noord-West-
Huropa, en we stellen heus niet zo heel
veel voor. Ik weet het: bijna iederéén in
Max Geldens:
derland is dus
onderhevig".
Nederland is geneigd dat te zeggen, maar
vervolgens denkt men: ik hoop dat het
niet waar is. Toch is het echt waar, hoor.
Londen, Parijs en Berlijn zijn al lang
niet meer de enige steden in Europa die
veel meer allure hebben dan Amster
dam. Sjeden als München, Hamburg,
Brussel en zelfs Dusseldorf zijn onze
hoofdstad allang gepasseerd".
Met een spottende glimlach laat Bom
hoff er direct op volgen dat hij nu wel
„op een modieuze, cynische toer zit".
Natuurlijk weet ook hij wel dat Neder
land, hoe klein ook, een belangrijke Stra
tegische positie in Europa heeft en dat
we in sommige opzichten een prima re
putatie genieten. Maar het kan toch geen
kwaad, vindt hij, als we onze eigen min
puntjes eens onder ogen durven zien?
Hans de Roos, hoofd „passage-mar
keting" van de KLM, schaamt zich
er allerminst voor zijn activiteit nog
altijd in de eerste plaats bestaat uit
het aanprijzen van onze windmo
lens, klompen en tulpen. „Waarom
zouden we niet? Nederland is nu
eenmaal uniek als het om deze arti
kelen gaat. Dan zou het toch dom
zijn als je daarover zweeg tegenover
mensen die wellicht in de eerste
plaats om die reden ons land wei
eens willen bezoeken".
Top
tien
Dat we de ogen niet voor de negatieve
kanten van Nederland mogen sluiten is
ook de volle overtuiging van Max Gel
dens. Hij is één der directeuren van het
organisatiebureau McKinsey in Amster
dam en als zodanig een collega van oud
minister Winsemius. Geldens reist veel
en onderhoudt talloze contacten met in
ternationale ondernemingen en organisa
ties. Bovendien was hij voorzitter van
het comité dat de Olympische Spelen
naar Nederland wilde halen. Hij be
schikt dus over een grote praktische ken
nis omtrent de wijze waarop in het bui
tenland tegen Holland wordt aangeke
ken, met name in de internationale za
kenwereld.
„Er is een Amerikaans bureau", vertelt
Geldens, „dat regelmatig zakenlieden,
ondernemers en politici uit heel de we
reld ondervraagt over het imago van
ruim honderd landen. Daarbij kunnen
punten worden gegeven voor het inves
teringsklimaat, het leefklimaat, de veilig
heid, verkeersvoorzieningen, sociale
voorzieningen, de politieke stabiliteit,
het belastingstelsel, noem maar op.
Zwitserland was en is altijd nummer 1.
Nederland komt er ook niet slecht van
af, want we staan steeds in de top-tien.
Onze sterkste troefkaarten zijn: een-
krachtige, harde munteenheid, een sta
biel en betrouwbaar overheidsapparaat,
ongeacht de politieke kleur, en een ple
zant leefklimaat. En daarnaast natuurlijk
ook nog zaken als een gunstige ligging en
goede havens en vliegvelden. Dit soort
dingen wordt nog altijd geroemd, dat
hoor ik overal waar ik kom".
„Tussen haakjes, wat buitenlanders over
het algemeen onbegrijpelijk en tegelijker
tijd prachtig vinden, is dat linkse en
rechtse politici hier op zo'n vriendelijke,
menselijke manier met elkaar om blij
ven gaan. Dat is in heel veel landen ge
woonweg onbestaanbaar!"
„Als we nu de positie van Nederland in
die top-tien wat nader bekijken, dan zien
we wel een markant verschil met vijftien
twintig jaar geleden. Tot halverwege de
jaren zeventig stonden we altijd bij de
eerste vijf, maar daarna zakten we gaan
deweg naar een zevende of achtste
plaats. Landen als Japan, West-Duits-
land en Canada gingen ons voorbij. Het
imago van Nederland is dus duidelijk
aan erosie onderhevig. We zijn daarin
overigens niet de enige. Dat is bijvoor
beeld ook met Groot-Brittanniê gebeurd
en wel op een véél ernstiger wijze dan
Nederland. De Britten blijven maar zak
ken!"
„Hoe zijn we nu zo laag in de top-tien
van aantrekkelijke landen terechtgeko
men? Dat heeft een heleboel oorzaken.
De afgelopen vijftien jaar hebben zich in
ons land enkele ontwikkelingen voorge
daan die met name buitenlandse onder
nemers afschrikten. Het kabinet-Den
Uyl en de vakbonden zorgden er onder
meer voor dat ondernemingsraden meer
zeggenschap kregen. Verder stegen in die
tijd de lonen almaar en bovendien was
er op een bepaald moment sprake van
een wetsontwerp dat werknemers zou la
ten meedelen in de winst, de zogeheten
vermogensaanwasdeling. Allemaal zeer
nobele zaken, die goed verdedigbaar wa
ren, maar ja, buitenlandse investeerders
waren daar niet zo van gecharmeerd. De
animo om in Nederland een bedrijf te
vestigen liep duidelijk terug".
Kopschuw
„Die gereserveerde houding werd nog
versterkt doordat zes jaar geleden de
werkloosheid zeer sterk steeg. Daardoor
moesten werkgevers én werknemers
steeds meer sociale lasten gaan betalen.
Voor ondernemers was dat niet aantrek
kelijk, maar evenmin voor de werkne
mers, want die hielden steeds minder
van hun bruto loon over. Daardoor liep
de arbeidsmotivatie in ons land terug.
Mensen die nog een baan hadden vroe
gen zich af: waar doe ik het nog voor? Ik
kan eigenlijk net zo goed ziek zijn of
werkloos. Die mentaliteitsverandering
viel in het buitenland op. Het is een van
de belangrijkste redenen waarom zich
nog steeds geen groot Japans bedrijf in
Nederland heeft gevestigd. Trouwens,
ook de arbeidstijdverkorting en de deel
tijdarbeid hebben veel buitenlandse on
dernemers een beetje kopschuw ge
maakt. Men ziet er tegenop, dat allemaal
organisatorisch en financieel te regelen".
„En dan zijn er tenslotte nog een paar
andere omstandigheden die hebben ge
leid tot een minder sterk imago van Ne
derland. Ten eerste de drugshandel en
ten tweede de toegenomen ldeine crimi
naliteit. In beide gevallen is het jammer
genoeg vooral onze hoofdstad die daar
onder lijdt. Amsterdam is geen fraai vi
sitekaartje van Nederland meer, enfin,
dat hebben we ook wel gemerkt toen we
de slag om de Olympische Spelen verlo
ren, hoewel die actiegroep „Nolympics"
daarbij ook een rol heeft gespeeld".
„Het allernieuwste verschijnsel dat Ne
derland schade toebrengt is dat van de
terreurdaden. Het kan natuurlijk alle
maal nog veel erger, kijk maar naar de
landen om ons heen, maar toch... wat er
nu met de SHV is gebeurd, die branden
in haar Makro-vestigingen, dat komt ons
gezicht echt niet ten goede. En de over
heid krijgt ook nog een knauw, want in
feite geeft SHV het kabinet de schuld".
„Ondanks dit alles ben ik toch niet pes
simistisch over de internationale status
van Nederland. Op de positieve kant
van de balans zijn de laatste twee jaar
enkele gewichtjes gelegd, die Nederland
ongetwijfeld weer hoger in die interna
tionale top-tien zullen brengen. Denk
maar aan het Lubbers-effect en aan het
feit dat de Nederlandse vakbonden mo
menteel uiterst bekwaam en gematigd
worden geleid. FN V-bestuurders als
Pont, Visser en Schermer zijn vrij op
bouwend bezig en ook dat blijft niet on
opgemerkt".
Een ander optimistisch geluid komt uit
de mond van mr. drs. Hans de Roos,
hoofd „passage-marketing" van de
KLM. Glunderend vertelt hij dat vorig
jaar maar liefst 2,4 miljoen buitenlan
ders een KLM-ticket kochten, waarmee
zij tachtig procent van de stoelen in
onze vaderlandse luchtvloot bezetten.
Daardoor staat de schepping van Albert
Plesman op de zesde plaats van de lijst
van luchtvaartmaatschappijen die bij de
IATA zijn aangesloten. Wat het vracht
vervoer betreft troont de KLM zelfs nog
een plaatsje hoger.
Holland promotion
Dit „formidabele succes" zou volgens
De Roos onmogelijk zijn als Nederland
in den vreemde zo'n slecht imago heeft
als prof. Bomhoff beweert. De KLM-
functionaris meent dan ook dat Neder
land bij buitenlanders nog steeds een
goede naam heeft. Maar hij heeft het
dan wel over een geheel andere categorie
mensen dan Max Geldens. De KLM
moet het niet in de eerste plaats hebben
van de royal class reizende zakenman,
maar van Jan Publiek in de economy-
class-stoel. „Zonder het massatoerisme
vanuit het buitenland zouden wij niet of
nauwelijks kunnen bestaan," zegt De
Roos.
Daarom heeft de KLM als enige Neder
landse bedrijf al tientallen jaren een ei
gen afdeling die zich bezig houdt met de
verkoop van ons land. „Holland Promo
tion" heet dat in het taaltje van het reis-
wezen. De Roos schaamt zich er aller
minst voor dat deze activiteit nog altijd
in de eerste plaats bestaat uit het aan
prijzen van onze windmolens, klompen
en tulpen. „Waarom zouden we niet?
Nederland is nu eenmaal uniek als het
om deze artikelen gaat. Dan zou het
toch dom zijn als je daarover zweeg te
genover mensen die wellicht in de eerste
plaats* om die reden ons land weieens
willen bezoeken".
Door de jaren heen is de KLM echter
ook andere dingen in zijn brochures
gaan afbeelden: de Deltawerken, de mo
derne industrie en uiteraard Amsterdam.
„Bijna elk toeristisch bezoek aan ons
land begint in de hoofdstad. En dat is
niet veranderd, niet door de krakers,
niet door de heroïnejunks en niet door
de viezigheid en de eeuwigdurende op
brekingen in de straten. Men komt aller
eerst voor de historische schoonheid van
Amsterdam en daaraan is echt niet veel
veranderd". De Roos wijst erop dat het
aantal buitenlandse toeristen in ons land
nog steeds groeiende is en tegenwoordig
zo'n 4,5 miljoen per jaar bedraagt.
Alleen de Amerikanen vormen een. wat
De Roos noemt „gevoelig publiek".
Aha, dus minister Van den Broek had
toch gelijk toen hij in de Tweede Kamer
„Going to the Dogs" een slechte reclame
voor ons land noemde? Neen, dat be
doelt de KLM-official niet. „Dat soort
zaken vindt een Amerikaan hooguit cu
rieus; dat ligt voor hem in dezelfde cate
gorie als het in zijn ogen rare sociale
stelsel en het belachelijke subsidiesys
teem van ons. Maar dat is voor hem
geen reden Nederland links te laten lig
gen".
Kinderporno
„Andere dingen berokkenen ons land
echter wel schade. Zoals die verhalen
over de vervaardiging van kinderporno
in Nederland die een jaar of drie geleden
plotseling in de Amerikaanse pers opdo
ken. Amerikanen zijn op zo'n punt erg
puriteins en ethisch. Maar gelukkig zijn
het bijna allemaal loze beweringen geble
ken en is die rel allang weer overge
waaid. Sex, zoals aangeprezen en bedre
ven op de walletjes in Amsterdam, is
overigens géén steen des aanstoots voor
Amerikanen, evenmin als voor andere
buitenlanders. Dat komt omdat men er
desnoods met het hele gezin kan gaan
rondlopen en zich vergapen. Ja, uiter
aard gaan sommige buitenlanders ook
om andere reden naar de wallen en de
sexclubs. Sextoerisme bestaat ook in
Amsterdam; er zijn heel wat kapitaal
krachtige buitenlanders die hevig geïnte
resseerd zijn in de geneugten van etablis
sementen als Yab Yum. Maar het aan
prijzen daarvan laat de KLM - be
wust - aan anderen over".
Andere spécialité's van ons land passen
wél goed in het pakket van KLM-Hol-
land Promotion. De Roos doelt daarmee
vooral op congressen. „Dat begint een
enorme vlucht te nemen. De RAI in
Amsterdam, het Congresgebouw in Den
Haag en de Jaarbeurs in Utrecht trekken
massale hoeveelheden buitenlanders.
Daarnaast zijn er uiteraard de culturele
evenementen, zoals het Holland Festival
en het North Sea Jazz Festival, en grote
sportgebeurtenissen".
„Iets nieuws is de zogeheten incentive-
reis. Het gaat daarbij om groepen men
sen van een bepaald bedrijf die van hun
baps een trip naar het buitenland krijgen
aangeboden als beloning voor bijvoor
beeld een stijging van de omzet. Tot nu
toe was Nederland niet bepaald de be
stemming van dit soort reizen, maar dat
is veranderd. Het buitenland ontdekt dat
wij ook voor deze groepen heel veel at
tractiefs te bieden hebben. Voor ons is
het ook aantrekkelijk, omdat de baas het
zich niet kan permitteren te beknibbe
len".
„De nouveauté bij uitstek is het zogehe
ten medisch toerisme. Met name rijke
Arabieren blijken gevoelig voor het argu
ment dat bepaalde behandelingen beter
in Nederland gedaan worden dan in hun
eigen land". Dat medisch toerisme is
weliswaar alleen weggelegd voor de zeer
welgestelden, maar die zijn er volgens
De Roos nog in groten getale, ondanks
alle dalingen van de olieprijzen. Hij
vindt het dan ook jammer dat het voor
veel Arabieren nog altijd zo'n gedoe is
een visum voor Nederland aan te vra
gen. „Net als in Londen moet op Schip
hol de mogelijkheid komen om binnen
een half uur een visum te krijgen, mits
men uiteraard kan voldoen aan de te
recht strenge voorwaarden".
Over ons medisch kunnen wil Max Gel
dens van McKinsey ook nog wel wat
kwijt. „Onze medische technologie staat
inderdaad op een ontzettend hoog peil,
maar we doen er internationaal veel te
weinig mee. Als er meer geld in wordt
gestopt, zou Nederland op dat gebied
toonaangevend in de wereld kunnen
worden, ook wat de ontwikkeling van
nieuwe geneesmiddelen betreft. Dan
hebben we tenminste weer eens iets an
ders waar we in uitblinken. We zijn al
sinds mensenheugenis beroemd om onze
waterstaatkunde, onze sleepboten en
onze baggertechnieken, maar er komt
nauwelijks wat nieuws bij. En dat heb
ben we hard nodig! En dan denk ik niet
alleen aan medische zaken, maar bij
voorbeeld ook aan computertechnologie.
De mogelijkheden hebben we volop. Die
moeten we uitbuiten!"
RIK IN 'T HOUT
DICK VAN RIETSCHOTEN
jaar ook. Ik begon onder de i
raken van Ronald Wilson Reagan, de
veertigste president van de Verenigde
Staten. Niet dat ik het eens vvü5 met de
meeste van zijn opvattingen.
Integendeel. Maar ik koesterde een
toenemende bewondering voor het feit
dat de president nagenoeg alles leek te
kunnen. Hij spande Amerika als het
ware voor zijn kar en niets scheen zijn
zegetocht door het zo moeilijk te
veroveren domein van de nationale en
internationale politiek te kunnen
stoppen. Reagan heeft de eigenaardige
vaardigheid een mislukking of een
misstap als een ongekende triomf te
kunnen verkopen. Hij spreekt zichzelf
vaak tegen, hij geeft onjuiste
informatie, hij blundert zo nu en dan
en geeft herhaalde malen blijk van een
volledig gebrek aan kennis over
onderwerpen waarover hij niettemin
met ongelooflijke verve spreekt. En
zodra de Reaganballon wordt
doorgeprikt, vult die zich opnieuw met
lucht om vervolgens weer dartel over de
hoofden van miljoenen Amerikanen te
vliegen.
De afgelopen dagen heb ik. geboeid en
verbaasd, een onlangs verschenen boek
gelezen dat is geschreven door Garry
Wills. Het heet: ..Reagans Amerika"
en het houdt zich diepgaand bezig met
de vraag waarom zo veel Amerikanen
zo totaal gebiologeerd zijn door
Redgan. Om dat te begrijpen, zegt
Wills, is het van belang met de
spreker, maar diens gehoor goed te
kennen. De Amerikaanse burger heeft
in Reagan gevonden wat die burger
zelf denkt en hoopt dat hij is. ..Reagan
is net zo eenvoudig en net zo
mysterieus als onze collectieve dromen
en herinneringen", zegt Mills. En hij
voegt daar in een zeer pakkende zin
aan toe: Reagan is het
tegenovergestelde van een kameleon:
de omgeving past zich aan hem aan".
Deze „vriendelijke fanaticus" is de
belichaming van waarden die in feite
allang niet meer bestaan, maar waarin
de Amerikanen nog steeds heilig
geloven. Geholpen door vaardigheden
die hij als radioverslaggever en als
acteur heeft opgedaan, weet Reagan
perfect te verbergen dat die waarden en
idealen in conflict zijn met de
hedendaagse werkelijkheid en daarom
nooit meer tot leven kunnen worden
gewekt.
Een criticus van een grote
Amerikaanse krant zei dat het boek
van Wills - dat is geschreven voor het
Iranschandaal - de lezers ongewild
heeft voorbereid op dat schandaal.
Want het conflict dat Reagan met de
werkelijkheid heeft, is door dat
schandaal duidelijk aan het licht
getreden. Erger nog: zijn hang naar
niet meer bestaande waarden en zijn
ontkenning van de realiteiten hebben
Reagan juist in het Iraanse moeras
gedreven. De bizarre resultaten van
zijn Iraans avontuur hebben niet
alleen tal van zwakheden van Reagans
politieke doen en laten blootgelegd,
maar hebben tegelijkertijd het geheim
van zijn werkwijze onthuld.
Veel Amerikanen hebben nooit
begrepen dat Reagan een soort
gelovigeeen soort mysticus is die het
Grote Heil predikt en daarbij - zoals
zoveel gelovigen - de werkelijkheid
zorgvuldig uit de weg gaal. Als acteur
en als verslaggever heeft Reagan de
geheimzinnige kracht van de goed
gepresenteerde illusie leren kennen en
leren gebruiken. Het eigenaardige aan
de veertigste president van de
Verenigde Staten is evenwel dat hij
geen demagoog en geen politieke
ladenlichter van het klassieke soort is,
doodeenvoudig omdat hij zelf heilig
gelooft in de illusies die hij oproept.
Reagan heeft daarbij het geluk dat zijn
illusies perfect samenvallen met wal
miljoenen Amerikanen hopen en
geloven.
Ik ben er intussen nog lang niet zeker
van dal de ban van hoop- en geloof
door het Iranschandaal is gebroken.
De Amerikanen hebben Reagans
illusies nodig om zich op de been te
houden in een wereld die niet meer
wenst te beantwoorden aan hun
idealen. En van die
gemoedsgesteldheid zal de president
dankbaar gebruik maken. Want de
werkelijkheid is afschrikwekkend
genoeg om de illusie een nieuwe kans
te geven.