Een lust voor het oog
een zorg voor het land
KINDEREN VAN INDONESIË:
finale
ZATERDAG 20 DECEMBER 1986
Stralingshygiëne. September jongstleden
tenslotte promoveerde de Leidse huidarts
I.C. Enninga op de veiligheid van
W-lampen. Wat is men zoal aan de
weet gekomen?
Gewoon licht is samengesteld uit alle
kleuren van de regenboog. Rood heeft de
langste golflengte en dus de minste, ener
gie (vandaar dat je in een donkere kamer
rood licht mag gebruiken), en violet heeft
de kortste golflengte en dus de meeste
energie van het zichtbare licht. Straling
die een nog kortere golflengte heeft dan
violet en aie we dus niet kunnen zien,
noemt men ultraviolet licht, kortweg
UVL.
Daar heb je drie soorten van. W-C heeft
de kortste golf en de meeste energie. Ge
lukkig wordt dat licht tegengehouden
door de ozonlaag hoog in ae atmosfeer.
Zolang het duurt tenminste, want ie leest
tegenwoordig enge verhalen over het ver
dwijnen van de ozonlaag aan de zuid
pool. Zou dat overal gebeuren, dan is het
misschien wel afgelopen met het leven op
aarde.
Maar UV-B - iets langere golflengte, iets
minder energie - bereikt enigszins ge
temperd door de atmosfeer de aarde wel.
Dit W-B stimuleert de aanmaak van vi
tamine D in de huid, het activeert de pig
mentcellen zodat ie bruin wordt en
maakt de huid dikker waardoor je min
der gevoelig wordt voor zonlicht. Prach
tig. Maar helaas kan het huidcellen ook
op hol laten slaan met huidkanker als
gevolg.
UV-C-licht is tenslotte nog tammer. Je
kunt je er nauwelijks aan branden en hel
is duizend keer minder kankerverwek
kend dan UV-B. Maar bruin word je er
wel van. Ideaal voor zonnekanonnen?
We zullen zien.
Van zonlicht, normaal natuurlijk zon
licht, kun je dus huidkanker krijgen. Om
een hele hoop redenen is dit al lang dui
delijk. Kleurlingen krijgen door de be
schermende werking van hun gekleurde
huid stukken minder huidkanker dan
blanken. In de Verenigde Staten loop je
als blanke in het zuiden meer kans op
het krijgen van huidkanker dan in het
minder zonnige noorden. Nog een bewijs:
huidkanker komt vooral voor op de neus,
het meest zonovergoten deel van ons li
chaam. Men schat, want zeker weten
'CeidóeGouAcmt'
doet men het niet, dat negenduizend
mensen per jaar in dit land huidkanker
krijgen. Gelukig is deze ziekte heel goed
behandelbaar met als netto resultaat dat
97 procent van hen geneest.
Dan de kunstzonnen. In het verleden
hoorde je daar vooral van huidartsen zor
gelijke geluiden over. De producenten
van „bruiningstoeslellen"zo heten die
dingen in het wetenschappelijk proces-
-verbaalproza, speelden daar op in door
de lichtbronnen van hun kunstzonnen zo
uit te voeren dat ze voornamelijk UV-A-
licht doorlaten. Dat heeft op het eerste
gezicht zo zijn voordelen. UV-A-licht, zie
boven, is duizend keer minder kankerver
wekkend dan het sterkere UV-B. Boven
dien brand je je er moeilijk aan terwijl je
toch bruin wordt. Maar ja, de praktijk
kan soms anders uitpakken dan de theo
rie.
In het Leidse laboratorium voor Stralen-
genetica en Chemische Mutagenese zocht
de huidarts I.C. Enning dat uit. Ze be
straalden hamstercellen met UV-stralen
van diverse „bruiningstoestellen" en in
derdaad: hoe korter de golflenge hoe
meer kankerveroorzakende veranderin
gen in de cel. Ofwel: hoe meer UV-B, hoe
meer kanker. De theorie klopte dus.
Maar de praktijk? Omdat UV-A-licht
minder energie bevat, duurt hel langer
voordat je met dat licht bruin wordt. Bo
vendien dringt dat licht dieper in de huid
door. Als je daar rekening mee houdt
dan maakt het nauwelijks uit of je je kort
met UV-B of lang met UV-A laat bestra
len. Kortweg: er bestaan geen veilige
lampen, maar alleen veilige (fabrieks-
)voorschriften over de afstand van de
lamp en de duur van de bestraling.
De zonnebank is niet gevaarlijker dan
een zonnebad, daar is onderhand ieder
een het over eens. Maar het is wel een
toegevoegde kans op huidkanker: wie het
hele jaar door modderbruin wil zijn en in
deze donkere maanden voortdurend on
der de kunstzon kruipt, loopt een grotere
kans. En mooi word je er op den duur
ook niet van. Huidarts prof. dr. Van der
Leun: Iedereen die jaren'achtereen vre
selijk bruin wil zijn, moet er niet vreemd
van opkijken als hij of zij op middelbare
leeftijd met een huid van een tachtigjari
ge moet rondlopen". Only mad dogs and
Englishmen go walking in the midday
sun.
de gezinsplanning, condoom-vriendelijk
te maken. Zelfs het staatshoofd is niet
ongenegen daaraan met een publiciteits
stunt zijn medewerking te verlenen ge
tuige de aankondiging in een Jakartaan-
se krant, dat president Soeharto deze
maand bij Bandoeng in West-Java
's lands eerste condoomfabriek zou ope
nen. Nu de mannen nog. Misschien
helpt Soeharto's aanbeveling. De presi
dent zelf heeft een voltooid, groot gezin,
maar hij was dan ook nog een jonge offi
cier in de dagen dat zijn voorganger,
Soekarno, niets van gezinsplanning wil
de weten en vooral droomde van een
machtig volk van 250 miljoen mensen
dat geheel Zuidoost-Azië zou gaan be
heersen.
Gezinsplanning is noodzaak voor Indo
nesië, maar het is niet alleen een kwestie
van kunstmatige geboortebeperking. On
afhankelijk van elkaar zeiden een arts op
Soelawesi, een professor in Oost-Java en
een socioloog in Bandoeng mij: „Alles
goed en wel, geboortebeperking moet,
maar voor tientallen miljoenen arme In
donesiërs, vooral de kleine landbouwers,
zijn kinderen al vroeg goedkope arbeids
krachten en later kunnen zij een vorm
van verzekering zijn voor de oude dag
van hun ouders". Bekende waarheden
met als verzwarende factor dat veel van
die kinderen ook nog voortijdig aan de
leerplicht worden onttrokken.
Indonesië is een ontzagwekkend groot
land. Op de kaart van Europa zou het
van Ierland tot voorbij de Kaspische
Zee in Rusland reiken. Het telt meer
dan dertienduizend eilanden waarvan er
minder dan duizend permanent be
woond zijn. Plaats genoeg dus, maar het
grootste deel van het grondgebied be
staat uit tropisch oerwoud, bossen, ber
gen, moerassen, savannen of anderszins
voor landbouw (nog) ongeschikte bo
dem. Twee derde van de 170 miljoen In
donesiërs leeft, woont en werkt of is (de
kinderen niet meegerekend) werkloos,
op Java, Madoera en Bali, samen iets
meer dan zeven procent van het grond
gebied. Miljoenen van hen en van hun
landgenoten elders in de archipel leven
beneden de armoedegrens. Het Indonesi
sche bevolkingsprobleem is er niet alleen
een van aantallen of van nog onvoldoen
de gepraktiseerde geboortebeperking,
maar ook een van ongelijke verspreiding
over het land.
Pioniers
Dat laatste werd vanaf het begin van
deze eeuw ook door de Nederlandse ko
lonisatoren onderkend. Het antwoord
was „kolonisatie" van vooral Sumatra
door Javanen. Onder de noemer van
„transmigratie" heeft de Indonesische
regering die politiek overgenomen en
uitgebreid, maar de aantallen - ook al
werden ze in de streefcijfers met zes nul
len geschreven - wogen niet op tegen de
bevolkingsgroei.
In het lopende vijfjarenplan zijn inmid
dels de streefcijfers als gevolg van de
economische problemen (olieprijs) ge
halveerd. Liever dan nieuwe projecten te
starten, werkt men nu aan verbetering
van bestaande. President Soeharto
noemt de transmigranten „pioniers in de
ontwikkeling van het land". Dat kunnen
ze zeker worden, maar voorlopig gaat
deze volksverhuizing voor de betrokke
nen en soms voor de lokale bevolking
ook met teleurstelling (spijtoptanten) en
in elk geval met veel problemen ge
paard. Bovendien is er op de transmigra
tiepolitiek veel kritiek: in Indonesië zelf
en uit het buitenland, waar men van al
te ambitieuze programma's funeste ge
volgen vreest voor het uitzonderlijke In
donesische milieu.
Voor de kinderen van Indonesië ziet, al
met al, de toekomst er nog niet stralend
uit. Als ik aan hen denk, zie ik hun la
chende gezichten en hoor ik hun vrolijke
stemmen: „Hi, mister! Hoe heet je?
-Waar kom je vandaan?". Ze zijn overal
massaal aanwezig: in trossen op weg
naar of van school, bij toeristische be
zienswaardigheden waar ze dapper hun
Engels oefenen, in de plantentuin van
Bogor en in de bergen van Soelawesi, in
de desa's en kampongs of, eerder verte
derend dan hinderlijk, rond de fotografe
rende vreemdeling in de Jalan Prawiro-
toman in Jogjakarta. Maar de Indonesi
sche schrijver had gelijk: het zijn er echt
te veel, al zou ik dat „echt" liever voor
„helaas" vervangen.
TON BROUWERS
Het is bijna niet voor te stellen, maar
zo'n honderd jaar geleden was het bui
tengewoon sjiek om met bruin te zijn.
Een beetje dame beschermde haar
blanke teint tegen de zon en een mooie
man had een huidskleur - zo stond
het in de boeken van toen - als van al
bast. Wie bruin was werkte buiten, en
wie buiten werkte was niet sjiek.
Dat is nu anders. Bruin is de mode, de
duurste mode Der strekkende meter.
Mensen maken dure reizen naar zonnige
gebieden en als de vaderlandse zon ver
stek laat gaan dan zijn er nog wal prijzi
ge oplossingen in de vorm van zonne
bank, zonnelamp. solarium of zonneka-
non. Over die diverse kunstzonnen is de
laatste tien jaar nogal wat te doen ge
weest. Hoe gevaarlijk zijn ze, en kun je
er inderdaad huidkanker van krijgen?
Dit is de afgelopen jaren tamelijk terdege
onderzocht. De Gezondheidsraad schreef
er al in 1978 een rapport over en een
tweede in 1986. De Leidse vakgroep voor
Stralengenetica en Chemische Mutagene
se wierp zich op de brandende kwestie
net als de Nederlandse Vereniging voor
en nog eens kinderen - het zijn er echt
te veel, hoe lief ze ook zijn".
Wie als vreemdeling door Indonesië
reist, wordt vooral op het platteland niet
alleen getroffen door de grote aantallen
kinderen, maar ook door de forse recla
meborden met opgestoken vingers waar
op de regering het „dua cukup" (twee is
genoeg) uitbazuint of schoolverlaters
waarschuwt dat zij eerst wat moeten
presteren en dan pas trouwen. Vrouwen
als zij twintig, mannen als zij vijfen
twintig zijn. In sommige desa's zag ik
dat de autoriteiten het „dua cukup" zelfs
vorm gegeven hadden in standbeelden
van een reuzenhand met de in V-teken
uitgestoken vingers.
Een hoogstpersoonlijke mini-enquête
onder alle daarvoor in aanmerking ko-
JOGJAKARTA - De Jalan Prawirotoman is
een vriendelijke straat aan de rand van het
centrum van Jogjakarta in Midden-Java,
dichtbij de vorstelijke kraton van sultan
Hamengku Buwono IX en niet ver van de
bruisende Jalan Malioboro in het hart van de
stad, die in de koloniale geschiedenis en in de
vrijheidsstrijd van de jaren veertig zo'n grote
rol speelde.
mende volwassen Indonesiërs met wie ik
in aanraking kwam, leerde mij dat er zo
wel voor wat betreft het een als het an
der nog een lange weg te gaan is, zeker
als de eerste twee kinderen uit een huwe
lijk meisjes zijn. Een van m'n „respon
denten" zei: „Mijn vrouw wilde de rege
ring wel terwille zijn, maar ik wilde toch
ook nog een zoon". Ook bij de anderen
was het maximum van twee kinderen
een uitzondering.
Terwijl het sterftecijfer in Indonesië,
vooral door verbetering van de gezond
heidszorg, sinds 1930 aanzienlijk ver
laagd is, blijft het geboortecijfer hoog:
thans 2,3 procent per jaar. Dat betekent,
dat Indonesië met zijn huidig inwonertal
rond de eeuwwisseling de tweehonderd
miljoen zal overschrijden. Grote steden
zijn niet de beste graadmeter maar zij
kunnen wel illustratief zijn: Jakarta telde
in 1946 ruim zeshonderdduizend inwo
ners; nu zijn het er zeven en een half
miljoen, over dertien jaar zullen het er
niet minder dan elf miljoen zijn. Ten
minste, zo voegde de gouverneur van
Java, Soeprapto, eraan toe, als het rege
ringsbeleid voor geboortebeperking en
transmigratie (het verplaatsen van voor
al Javanen naar de buitengewesten) suc
cesvol verloopt. Zo niet, dan wordt hel
in Jakarta nog meer dringen.
Noodzaak
Soeprapto startte in Jakarta een campag
ne om meer mannen, de zwakke stee in
Aan de noordzijde van Malioboro (vol
gens sommigen een verbastering van de
naam van de hertog van Marlborough,
volgens anderen afgeleid uit het Sans
kriet) wriemelt dagelijks een menselijke
mierenhoop in de Pasar Beringharjo.
Aan de zuidzijde liggen pal tegenover el-,
kaar het eerste presidentiële paleis van
Soekarno cn het voormalige Nederland
se fort Vredeburg. nu nog zo geheten,
dat wordt ingericht tot veelzijdig cultu
reel centrum. Koloniaal verleden en
trotse onafhankelijkheid liggen wel op
meer plaatsen in „Jogja" dicht bij el
kaar.
In dc Jalan Prawirotoman, mijn thuis
voor vijf dagen, spreekt mijn gastvrouw
Nederlands en praten zelfbewuste Indo
nesiërs met mij over vroeger en nu. Zij
logeren in hetzelfde voortreffelijke pen
sion en zijn in dit voor meer dan tachtig
procent islamitische land, op weg
naar een Maria-bedevaartplaats, zo'n
vijftig kilometer buiten Jogja.
V erzekering
Een vriendelijke straat, zei ik, die Jalan
Prawirotoman, slecht geplaveid maar
waardig bebouwd, ooit waarschijnlijk al
leen maar bewoond door welgestelde Eu
ropeanen. Nu staan er wat pensions en
hotelletjes met voor hun ingang de on
vermijdelijke betjakrijders, wachtend op
vrijgevige vrachtjes. Ik ben vaste klant
van een van hen en hij houdt niet op
mij te waarschuwen voor zakkenrollers
en mij te vertellen over zijn gezin, zijn
huis in de kampong, zijn rijstveldje en
zijn broer, de batikschilder. Als hij me
ergens heeft afgeleverd, wacht hij des
noods twee en meer uren om me weer
terug te brengen. Ik voel me, met de no
dige gêne, als een levensverzekering
voor een paar dagen.
In de Jalan Prawirotoman houden in
een kliniekje ook enkele dokters en tand
artsen praktijk. Er zijn wal restauran
tjes die zich om deze tijd van het jaar
met een zeer bescheiden klandizie tevre
den moeten stellen. In een ervan, onoog
lijk van buiten maar met een weelderige
tropische tuin binnen, krijg ik bij mijn
maaltijd gratis een wajang-voorstelling
geserveerd. En er zijn in dc Jalan Prawi
rotoman, op zo'n honderd meter van el
kaar, twee lagere scholen. Op gezette tij
den krioelt het er van de fris-ogende, in
hun schooluniformpjes goedgeklede en
spontaan-enthousiaste kinderen.
Zoals alle kinderen elders in Indonesië
beschouwen ook zij mij, dc vreemdeling,
als een bezienswaardigheid. Het fototoe
stel oefent een magische aantrekkings
kracht op hen uit. Als ik enigen van hen
wil kieken, willen ze het liefst allemaal
op het plaatje.
Veel kinderen
De kinderen van Indonesië. Ze zijn
vriendelijk, nieuwsgierig, behulpzaam,
lacherig, aanhalig. Niet anders dan ande
re kinderen, ook niet in hun ontwape-
nend-spontane brutaliteit of opdringerig
heid. Ze zijn vooral talrijk. De kinderen
van Indonesië zijn een lust voor het oog,
een vreugde voor het hart en een grote
zorg voor het land. Een Indonesische
schrijver, op reis door zijn eigen land,
verzucht: „We passeren het ene dorpje
na het andere en zien kinderen, kinderen
Foto boven:
Jongens in de
befaamde
botanische tuin
van Bogor, het
vroegere
Buitenzorg.
Foto rechts: Kind
moeder en haar
dochtertje. De
moeder heeft haar
gezicht geblanket
tegen de zon om
haar huid zo licht
mogelijk te
houden.