Weduwen leiden het verzet tegen de maffia finale Waar blijven genees middelen tegen aids? £eftdóe6ou/ta/nt' Na 25 september 1979 is niets meer hetzelf de. Giovanna Terranova is een andere vrouw geworden. Voor die tijd was ze een huis vrouw die een rimpelloos bestaan leidde, ge heel in de schaduw en in dienst van haar man. Een kaartje leggen met vriendinnen, een etentje met collega's van Cesare, een uitje in het weekend. Een rustig leven te midden van de elite in het arme Palermo. Maar na de gewelddadige dood van Cesare besloot Giovanna Terranova de strijd aan te binden met de moordenaars van haar man. Zij verenigde samen met Rita Costa en Ro- setta Giacone de nabestaanden van de slachtoffers in de vereniging „Vrouwen te- ZATERDAG 13 DECEMBER 1986 gen de Maffia". De strijdbare vrouwen gaan de scholen in om te praten over de maffia en ze hebben bij het maxi-proces in Palermo 'dat momenteel tegen tweehonderdvijftig maffioso gaande is, een eis tot schadever goeding ingediend tegen de maffia-kopstuk- ken. Een daad van ongehoorde moed. Voor het tweede deel van zijn serie over de maffia sprak onze correspondent in Rome met de drie vrouwen. Over hun acties tegen de ge organiseerde misdaad en de dag dat zij hun man verloren. Giovanna Terranova: „Toen ik de schoten hoorde, hoefde ik niet naar het balkon te rennen, ik wist meteen dat het met Cesare afgelopen was". Rosetta Giacconê en een inzet van haar Paolo. Rosetta: „Ik weigerde zwart te dragen en me in huis op te sluiten. Dat werd niet geaccepteerd, niemand praatte tegen me". Foto Letizia Battaglia. PALERMO - Giovanna Terranova woont nog steeds in dezelfde flat in de Via Rutelli. Het zijn moeilijke weken voor haar, want het is net of Cesare Terranova voor de tweede keer vermoord is. Dit keer niet door de maffia, maar door haar buurtbewoners. Nauwelijks dertig meter verderop, bij de hoek van de straat waar Cesare en zijn bewaker Lenin Mancuso stierven, verzetten de bewoners van de flat zich erte gen dat er in de muur een plaquet te werd aangebracht ter nagedach tenis aan beiden. Zo diep zitten in Palermo de angst, de verdringing en de onverschilligheid. Terranova: ,,De bewoners van die flat waren bij elkaar gekomen en de meer derheid stemde ertegen. Dat was zeer bitter voor mij, vooral ook omdat er geen reden werd aangegeven. Ze zeiden gewoon „nee". Ook dat is uiting van een mentaliteit van onverschilligheid De mensen willen er niets mee van doen hebben. Het was een verschrikkelijke be slissing, want mijn man was tenslotte ge storven voor de maatschappij, voor hen allemaal". Er moest een brief van de Ita liaanse president aan te pas komen om de tegenstribbelende buurtbewoners tot bndere gedachten te brengen. „Mijn man was nooit bedreigd in brie ven of telefonisch, hoewel hij zich inten sief met de maffia bezighield. Hij coör dineerde alle belangrijke maffia-onder zoeken. Nu is er een pool van maffia- -rechters en dat is al een hele verbete ring. Maar ik geloof dat de maffia voor de duur van dit proces een soort wapen stilstand in acht neemt. Tenminste voor wat aanslagen op magistraten betreft, de moorden onder elkaar gaan gewoon door". „Ik kreeg eigenlijk voor het eerst echt schrik twee maanden eerder toen het hoofd van de speciale maffia-eenheid van de politie Boris Giuliano vermoord werd. Vantevoren was de maffia zeer te rughoudend geweest met aanslagen op magistraten en hoge politiemensen. Met de moord op Giuliano veranderde er iets. Voor het eerst zag ik op het gezicht van mijn man een uitdrukking van grote bezorgdheid". Niet kijken „De vijfentwintigste september begon zoals altijd. Mijn man had mij een kopje koffie gebracht en vertrok met zijn lijf wacht Lenin Mancuso, die buiten ge wacht had. Nauwelijks was hij weg of ik hoorde dat er geschoten werd. Zo hard als ik kon rende ik de zes trappen af De weduwe Giovanna Terranova: „Na de moord op het hoofd van de speciale maffia eenheid van de politie zag ik op het gezicht van mijn man voor het eerst een uitdrukking van grote bezorgdheid". Foto: Letizia Battaglia naar beneden. Buiten stond een politiea gent die een afwerend gebaar maakte toen hij mij zag: „Nee, nee, mevrouw, u mag niet kijken!", riep hij. De eerste we ken daarna zijn als een film voorbijge gaan. Ik heb kracht gevonden in de steun van andere vrouwen. Tijdens mijn bezoeken aan de familie Mancuso ont stond het idee dat we samen iets moes ten doen. Van het een kwam het ander. Vrouwen kunnen enorm sterk zijn, heb ik gemerkt. We hebben zo'n tachtig vrouwen bij elkaar gekregen. Voor het eerst is er nu ook een vrouw bijgekomen van wie de man een maffioso was. Dat was even moeilijk te verwerken voor ons, want zij komt uit de hoek van de moordenaars. Maar in feite is zij uiter aard net zo goed slachtoffer als wij. Onze vereniging is nooit bedreigd, maar het kan goed zijn dat daar verandering in komt als wij zo doorgaan en op een zeker moment gevaarlijk worden voor de maffia". De moordenaars van haar man zijn nooit gestraft. Zo gaat het meestal in Pa lermo. Harde bewijzen zijn er niet. Nie mand van de omwonenden heeft iets ge zien of gehoord, maar het is in Palermo geen geheim dat de daders gezocht moe ten worden in de kring van de lugubere familie van de Corleonesi. Terranova hield zich vooral met deze groep bezig, die in een verschrikkelijke maffia-oorlog de heerschappij over alle maffiafamilies in Palermo aan het verwerven was. \Hij was het ook die de eerste harde bewijzen verzamelde dat de Siciliaanse maffia greep kreeg op de internationale heroïne handel. Terranova was te gevaarlijk aan het worden. Opdrachtgever van de moord: Luciano Leggio, die sinds 1974 gevangen zit, maar vanachter de tralies zijn Corleonesi feilloos blijft dirigeren. Hij is steeds vrijgesproken van 'de moord op Terranova wegens gebrek aan bewijs. Giovanna: „Het is telkens weer een verschrikking voor mij, als ik hier bij het grote maxi-proces ben en Leggio me aankijkt. Zijn arrogante lach is een kwelling". Paolo Giacconê werd vermoord vanwe ge het simpele feit dat hij zijn werk deed. Als gerechtsarts en professor aan de universiteit was hij zich van geen ge vaar bewust. „De maffia", zegt zijn we duwe Rosetta, „was voor ons iets dat tot een andere wereld behoorde. Ik praatte er wel eens met Paolo over, maar dan zei hij altijd: ik loop geen gevaar, ik ben dokter". Paolo Giacconê moest sterven omdat hij op de plek van een misdrijf een vinger afdruk had ontdekt van een maffia-kil ler. Het was een van de weinige keren dat er een hard bewijs gevonden werd na een moord. De arrestatie van de moor denaar betekende echter tegelijkertijd het doodvonnis voor de arts. Paolo Gi acconê stierf op 11 augustus 1982 en liet Rosetta achter met vier kinderen. Zij was toen 45 jaar, de kinderen 23, 19, 15, en 13. Rosetta: „Het was een heel warme dag. Zoals elk jaar zouden we met de kinde ren in het badplaatsje Mondello zijn ge weest, een paar kilometer van Palermo. Omdat onze jongste dochter echter een muziekexamen had, hadden we onze va kantie een dagje uitgesteld. De volgende dag maakten de kinderen en ik ons klaar om naar de badplaats te gaan; Paolo had het erg druk en zou een paar dagen later volgen. We reden met z'n allen naar de universiteit, lachten en hadden plezier. We zetten Paolo af bij de trappen van de universiteit en stopten een eindje verder voor een kopje koffie. Plotseling hoor den we sirenes en ik zei nog tegen de kinderen: „Dat is de eerste schietpartij van de dag". Ik dacht er geen moment aan dat het Paolo zou kunnen zijn". Vermoeidheid Hoewel de afspraak voor het interview met Roseta Giacconê al weken tevoren gemaakt is, wil ze de verslaggever eerst niet binnenlaten. Na een blik op de mee gebrachte bloemen gaat de deur tenslotte toch open. „U moet me niet kwalijk ne men", zegt ze, „maar ik ben niet altijd in staat erover te praten. Hét is een soort vermoeidheid die ik moeilijk van me af kan zetten. Na de moord ben ik een jaar lang overstuur geweest. Ik leefde op siga retten en pillen en wilde eigenlijk alleen maar slapen. Ik weigerde zwart te dragen en me in huis op te sluiten, zoals hier gebruikelijk is en dat werd niet geaccep teerd. Niemand praatte tegen me. Mis schien ool^ uit angst om contact te heb ben met een familie die in het gezichts veld van de maffia was gekomen. Ik leefde in een volkomen leegte". Mede dank zij de hulp van Giovanna Terranova en Rita Costa kwam zij die moeilijke periode te boven. „Ze vertel den mij dat mijn man nooit vergeten zou worden, maar dat het leven verder ging. Ze vroegen me of ik me ook wilde inzetten voor de „Vrouwen tegen de Maffia" en dat heb ik gedaan". Rosetta Giacconê is echter pessimistisch gestemd over de bestrijding van de maffia. Ze is ervan overtuigd dat er heel wat meer no dig is dan praten over het probleem in de scholen en de bestrijding van de werkloosheid en de armoede die de maf fia in de kaart spelen. „Er moet een ech te revolutie komen, zoals de Franse re volutie. De Fransen wilden de heersende adel niet meer en hebben die op een ge welddadige manier aan de kant gezet. Zo zouden de mensen hier ook moeten zeg gen dat ze genoeg hebben van de maffia. Maar dit is een volk dat gewend is aan geweld en wreedheid. De mensen zijn fa talistisch, ze geloven niet dat er wat zal veranderen. Ze hebben zich aangepast. Zelfs zo'n gruwelijke moord als die op Claudio Domino, een jongen van elf, brengt daar geen verandering in. Er is even wat opwinding, maar dat ebt weer weg. Ook de politici passen zich aan, schipperen wat. Wij vrouwen zijn maar met weinigen". Dezer dagen is in Mondello een straat genoemd naar Paolo Giacconê. „Zo blijft de herinnering aan hem levend en dat is toch al iets", zegt Rosetta en pakt met licht trillende hand een nieuwe siga ret. Dood bij kiosk De 64-jarige Gaelano Costa, hoofdoffi cier van justitie, sterft op 6 augustus 1980 in het centrum van Palermo. Zon der de gebruikelijke be,waking is hij even het huis uitgelopen om aan de kiosk een ontspannend boek te kopen voor zijn vakantie, die de volgende dag begint. Terwijl hij in een niemendalletje bladert stopt er een motor. Een jongeman stapt van de bijzit, nadert de officier van ach ter en haalt een revolver tevoorschijn die verborgen was in een meegebrachte krant. De moordenaar vuurt twee keer op het hoofd van Costa. Als de officier dodelijk getroffen op straat ligt, doet de moordenaar een stapt naar voren en vuurt een derde keer: het genadeschot. In luttele seconden is alles voorbij. De motor met het tweetal verdwijnt in het stadsverkeer. Hoewel de straten op dit uur barstensvol zijn, heeft niemand iets gezien, keek iedereen net een andere kant uit. Een handtekening bezegelde het lot van Costa. Kort tevoren had hij een arrestatiebevel van enkele maffiabazen ondertekend dat de angstige officieren van zijn parket als een hete aardappel van de een naar de ander hadden door geschoven. Rila Costa is achtergebleven met haar zoon en dochter. Ze stortte zich in de politiek en een jaar na de dood van haar man werd ze lid van het regionale parle ment van Sicilië voor de communisti sche partij. In haar flat midden in het rumoerige centrum van de stad, heeft ze tussen twee commissievergaderingen even tijd om te praten. „Ik heb steeds angst gehad", vertelt ze, „dat er iets met Gaetano zou kunnen gebeuren. Vooral na de moord op Piersanti Mattarella, de president van de regio Sicilië in januari 1980". Heeft het praten met de vrouwen van andere slachtoffers haar getroost? Met Siciliaanse felheid: „Praten met de ande ren geeft geen troost. Iets doen dat geeft troost, analyseren wat er mis is in de maatschappij, een weg proberen te vin den die het geweld en de onverschillig heid uitbant. Het recht en de gerechtig heid kunnen problemen oplossen. Maar troost? Wie kan mij troosten voor het verlies van mijn man en wie kan de kin deren troosten voor het verlies van hun vader? Wie kan mij de genegenheid te ruggeven, die mij ontnomen is? Ik ben nooit een feministe geweest, maar dat wij vrouwen het voortouw nemen in de strijd tegen de maffia is begrijpelijk. Wij zijn nooit eerder door de macht gecor rumpeerd. wc zijn nog fris en niet ver bruikt". De „Vrouwen tegen de Maffia" hebben innerlijk heel wat weerstanden moeten overwinnen om het grote maffiaproces in de zwaarbewaakte bunker bij te wo nen. Als een klein dapper groepje zitten ze in de grote ruimte bij elkaar. Achter hun rug de getraliede kooien met de maffiabazen en de killers. Wellicht zijn onder de tweehonderdvijftig verdachten ook de moordenaars van hun mannen. Alleen al hun aanwezigheid in de rechts zaal is een indrukwekkender aanklacht tegen de maffia dan de duizenden pagi na's van de acte van beschuldiging. GERARD KESSELS „Sire, de situatie is hopeloos, maar niet ernstig". Zover is het met aids nog niet, maar de deskundi gen wekken de laatste tijd wel de indruk dat ze bezorgder zijn dan ze in het openbaar durven zeg gen. Redenen genoeg. Het aids-virus lijkt zich niet meer te beperken tot de kringen van homo- sexuelen en spuiters. Via de draaideur van heroï- neprostituées en bisexuelen zou het virus naar de heterosexuele bevolking kunnen uitbreken. In Afrika, het schrikbeeld van alle aids-deskundigen, is dat al het geval. Daar wordt aids uitsluitend door heterosexueel verkeer overgedragen en men verwacht dat in Afrika de komende tien jaar een miljoen mensen aan deze ziekte zullen sterven. Bovendien schat men de kans om na be smetting aids te krijgen nu veel hoger. Tot voor kort hield men het op een kans van één op tien, nu denkt men dat de kans vier op tien is. Het aantal besmette ofwel seropositieve mensen is vele ma len hoger dan het aantal aids-patiénten. Nu zijn er tweehonderd aids-patiënten, maar tien- tot twintigduizend mensen zijn met het virus besmet; in 1991 schat men het aantal mensen met aids op vier duizend en het aantal seropositieven op honderdduizend. Een tijdbom. Men pro beert nu de tijdbom op grofweg twee manieren onschadelijk te maken. Aller- J. Paalman eerst door voorlichting die moet voorko men dat het virus zich verder verspreidt. „Bezint eer ge bemint", is nu het motto: er zijn geen risicogroepen meer, maar al leen riskante handelingen. Wie buiten de deur vrijt, homo of hetero, vrijt ziekte kundig gezien met alle vroegere partners van zijn bedgenoot. Zonder condoom is dat een riskante handeling. Of door ver andering van sexueel gedrag een brand gang rondom de aids-haard gekapt kan worden blijft de vraag. Geen wonder dat men koortsachtig op zoek is naar genees middelen tegen aids. In 1984 ontdekten de Fransman Luc Montagnier en de Amerikaan Robert Gallo onafhankelijk van elkaar het aids- -virus. Vanaf toen leek de ontwikkeling van een vaccin een fluitje van een cent. Met chemische trucs kun je het virus zo verzwakken of zelfs doden, dat je er na inspuiten niet ziek van wordt. Intussen kan het lichaam zich wel op dat ver zwakte of dode virus inschieten. Als la ter het wilde virus het lichaam probeert binnen te dringen wordt het opgewacht door een staand leger van antistoffen: je bent dan immuun. Tot zover de theorie; de praktijk valt behoorlijk tegen. Net als het influenza-virus gebruikt het aids-virus een gemene truc om het af weersysteem van het lichaam te beduve len. Door een vaccin opgewekte antistof fen passen alleen op hele specifieke on derdelen aan de buitenkant van het vi rus. Wat doet het virus nu? Het trekt tel kens een ander jasje aan en maakt zich zo onherkenbaar voor de antistoffen. Het ontwikkelen van een aids-vaccin is daarom zoiets als het schieten op een be wegend doel: het vaccin van vandaag haalt waarschijnlijk niets uit tegen het aids-virus van morgen. Daar komt nog bij dat de vele dokters het dode of ver zwakte virus wat al te gevaarlijk vinden. Stel dat een paar virusdeeltjes bij de be reiding van het vaccin de chemische aanslag overleven, dan zou inenting niet de ziekte verhinderen maar juist veroor zaken. Op het moment is men op zoek naar onderdelen in het jasje van het vi rus die steeds gelijk blijven. Een vaccin tegen die onderdelen zou gevaarloos zijn en bovendien tegen elk aids-virus wer ken. Maar het is de vraag of de antistof fen krachtig genoeg zullen zijn om het aids-virus uit het lichaam te meppen. Kortom, de komst van een veilig en werkzaam vaccin valt de eerste jaren niet te verwachten. Dan de geneesmiddelen tegen aids, mid delen die iets moeten uitrichten als je het virus al onder de leden hebt. Om twpe redenen zijn die moeilijk te vinden. Tegen virussen bestaan so wie so weinig geneesmiddelen. Alleen aciclovir, aman tadine en interferon zijn werkzaam tegen een heel enkel virus. En dan - twee - gebruikt het aids-virus wederom een ge mene truc. Het dringt de lichaamscellen binnen en verschuilt zich met zijn erfe lijk materiaal in het erfelijk materiaal van de cel. Op dat moment is het on kwetsbaar voor geneesmiddelen, van daar dat men driftig op zoek is naar ge neesmiddelen die het virus de pas afsnij den. Om in de lichaamscellen te kunnen on derduiken heeft het aids-virus een en zym nodig: het reverse transcriptase. Als je dat enzym kunt blokkeren dan smoor je de aids-infectie in de kiem. AZT van de firma Wellcome lijkt zo'n stof te zijn. Begin dit jaar begon men in Amerika aan een clinical trial, een wedstrijd tus sen AZT en foppillen bij de behandeling van aids-patiënten. Op 18 september werd de proef stopgezet. AZT werkte zo goed dat men het onethisch vond om de foppilgrocp nog langer een werkzaam ge neesmiddel te onthouden. AZT lijkt het aids-virus min of meer in toom te kun nen houden, maar of dat ook op langere termijn lukt weet men niet. Ook weet men de juiste dosis niet, en ook niet hoe lang mensen dit middel kunnen verdra gen, want van AZT zijn intussen tame lijk ernstige bijwerkingen bekend. Dit ales wordt nu in uiterst versneld tempo onderzocht. Ook in Nederland. Een dezer dagen zullen onderzoekers van het Gronings academisch zieken huis, het Amsterdams Medisch Centrum en het Prinsengrachtziekenhuis in Am sterdam bekend maken hoe ze dit onder zoek zullen opzetten. Dat zullen ze waarschijnlijk in uiterst terughoudende bewoordingen doen en ook AZT-produ- cent Wellcome probeert zoveel mogelijk de publiciteit over AZT in te dammen. De reden is duidelijk. Voor het uittesten van AZT komen hooguit twintig tot der tig patiënten in aanmerking die in een precies omschreven stadium van aids verkeren. Men vreest een wanhopige stormloop van aids-patiënten die in AZT hun laatste strohalm zien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 21