ngel van finale Koninklijke liefdadigheid 'CcidócSouoatit' ZATERDAG 13 DECEMBER 1986 „Rembrandt" heet, kort maar krachtig, het nieuwste boek in de reeks over de Grote Meester waaronder de planken doorbuigen. Een waardevolle aanvulling, zo valt in kringen van kunsthistorici te vernemen. De auteur, prof. Christian Tümpel uit Nijmegen, veegt de vloer aan met nogal wat mythen rond de schepper van de Nachtwacht. Maar hij creëert er ook een nieuwe mythe bij. Een Rembrandt die het zo druk had met babysitten dat hij aan schilderen niet meer toekwam. Zou dat nou echt? Het vraagteken achter de waardering. Prof. Christian Tümpel komt evenals het Rembrandt Research Project tot de conclusie dat lang niet alle doeken die aan Rembrandt worden toegeschreven ook daadwerkelijk door hem zijn geschilderd. Het Project houdt het op 250, Tümpel komt tot 265 echte Rembrandts. NIJMEGEN/AMSTERDAM Hoeveel boeken er over Rem brandt geschreven zijn? In de bi bliotheek van het Amsterdamse Rijksmuseum weten ze het niet uit hun hoofd en de tijd ontbreekt ze om te gaan tellen. De volgende middag echter toch een telefoontje. „We zijn tot ongeveer 550 titels ge komen. Maar dat moet u met een korreltje zout nemen". Inderdaad. Navraag bij het Rembrandt Re search Project - vijf deskundigen die al jaren proberen in het oeuvre van de Oude Meester kaf en koren te scheiden, daarmee in kringen van kunstverzamelaars de nodige paniek zaaiend - levert het volgen de antwoord op: „Dat kunnen er duizenden zijn. Of honderden. Of tientallen. Want wat verstaat u on der een boek over Rembrandt? Er is ook zoveel rotzooi verschenen. Heel globaal mag je stellen dat die golf van publikaties zo'n anderhal ve eeuw geleden op gang is geko men en dat er sindsdien één, hoog uit twee boeken per jaar bij geko men zijn die kunnen bogen op ku nsthistorische waarde. Een totaal van pakweg tweehonderd dus dat je de moeite waard kunt noemen". Aanstaande maandag wordt aan die reeks een prachtexemplaar toegevoegd. „Rembrandt", geschreven door de Nij meegse hoogleraar Christian Tümpel; 448 pagina's met 450 illustraties waar van 350 in kleur. Een prestigieuze pil, mogelijk gemaakt doordat het Mercator- fonds Antwerpen er zijn medewerking aan gegeven heeft. De moeite waard? Vanwege de pittige prijs (tot 1 maart volgend jaar 199 gulden, daarna 245 gul den) op voorhand het oor te luisteren gelegd bij de Heren Kunsthistorici. En jawel, hoor. Christian Tümpel, zo wordt verzekerd, is in de Rembrandt-wereld een heel be langrijke figuur. Hij weet de zaken nuttig en verstandig op een rijtje te zetten. Hij bezit het vermogen orde te scheppen. We mogen blij zijn dat er weer eens een goed plaatjesboek over Rembrandt ver schijnt, want het laatste, dat was niet zo best. Wie besluit om de Rembrandt van Tümpel aan te schaften, loopt, kortom, geen gevaar dat hij een kat in de zak koopt. Bescheiden De Nijmeegse hoogleraar kunstgeschie denis zelf, ooit voor zijn onderzoek be loond met een bijzondere prijs van de Koninklijke Academie van Wetenschap pen, stelt zich bescheiden op. „Een to verformule die Rembrandts kunstenaar schap geheel toegankelijk maakt, kan ook dit boek niet bieden", zegt hij. Ech ter: „De tijd leek rijp te zijn om een syn these te maken van de huidige stand van het onderzoek en na zestien jaar een nieuwe kritische catalogus van Rem brandts geschilderde oeuvre op te stel len. Dit heeft geleid tot enkele belangrij ke conclusies inzake bepaalde aspecten van Rembrandts kunstenaarschap. Zo is Rembrandt, in tegenstelling met wat vaak wordt beweerd, niet geofferd op het altaar van de religieuze of politieke be langenstrijd die er in die dagen woedde. Zijn opdrachtgevers - de 17e-eeuwse kunstmarkt in het algemeen trouwens - verzamelden kunst om de kunst, zonder zich veel van de religieuze partij of ge zindheid van de kunstenaar aan te trek ken. Voorts komt het beeld van Rem brandt als artistieke eenzaat of als mo derne kunstenaar die met de tradities brak, niet met de werkelijkheid overeen. Zowel in zijn atelierpraktijk als in de manier waarop hij vorm gaf aan de in houd van zijn werken, sluit hij veel meer bij de traditie aan dan tot op he den werd aangenomen. Dit inzicht laat ons nu in veel gevallen ook toe de juiste inhoud van de werken te achterhalen, zodat talrijke schilderijen - sommige voor het eerst sinds tweehonderd jaar - eindelijk opnieuw hun juiste titel hebben gekregen". Hagar Een voorbeeld. „Het vertrek van de Su- namietisehe", pronkstuk van het Victo ria and Albert Museum te Londen. Daar is men in de loop der eeuwen bijzonder slecht mee omgesprongen, oordeelt Tümpel. De Meester schilderde het krachtige werk toen hij bezig was met de Nachtwacht, maar in de 18e eeuw heeft men geprobeerd er een echte Rembrandt van te maken, een Rembrandt dus die eruit zag zoals hij er volgens de heersen de opvattingen uit diende te zien. „Om het Rembrandtachtiger te doen lijken", beschuldigt Tümpel, „schilderde een of andere kunstenaar de hemel zwart en voegde hij op een extra plank nog meer donkere hemel toe aan het paneel. Nu bezat men tenminste een nachtelijke Rembrandt. De legende van het clair-ob- scur die de Meester tot schilder van nachtelijke stemmingen had verklaard, had haar tol geëist. Maar ons schilderij kreeg nog meer te verduren. Langer dan tweehonderd jaar is het bijna altijd ver keerd geduid. Het geeft namelijk een zo zelden geïllustreerde episode uit het Oude Testament weer dat zelfs de 18e- eeuwse veilingmeesters al niet meer wis ten om welk verhaal het hier ging en het schilderij eenvoudigweg De Verstoting van Hagar doopten. Zo heeft het sinds dien altijd geheten en hoewel een aantal onderzoekers merkte dat de voorstelling niet klopte met het verhaal van Hagar, heeft men de duiding nooit in twijfel ge trokken". Tümpel, die al meer dan twintig jaar van zijn werkzame leven op Rembrandt studeert, heeft bij het samenstellen van zijn boek veel hulp gekregen van de des kundigen die het veelbesproken Rem brandt Research Project uitvoeren. Lo gisch dat er raakvlakken aan te wijzen vallen. Dr. Ernst van de Wetering, on langs op het Rembrandtproject gepro moveerd, schatte dat uiteindelijk slechts zestig procent van het aan Rembrandt toegeschreven schildersoeuvre de eind streep van de echtheid zal halen ofwel rond de 250 schilderijen. Tümpel komt uit op 265 schilderijen. Dat klopt dus aardig. Mythen Ook in andere opzichten lopen het werk van het Research Project en de studie van Tümpel parallel. Zo proberen ze al lebei de hardnekkige mythen te ontzenu wen die zich rond de persoon van de meester geweven hebben en die het zicht op de werkelijke betekenis van zijn oeu vre vertroebelen. Tümpel begint er zijn boek zelfs mee. „Hoe bekender een kun stenaar is", vangt het voorwoord aan, „en hoe langer hij in het middelpunt van de culturele belangstelling staat, des te meer legenden weven zich om zijn le ven en werk die van generatie op genera tie worden doorgegeven en daarmee nieuwe ideeën in de weg staan. Een be paald rampzalige rol bijvoorbeeld in de beoordeling van Rembrandts kunst speelt de overwaardering van clair-ob- scur. Veel kunsthistorici menen dat hij zich vooral heeft toegelegd op de ont wikkeling van deze ene schilderstijl, wat hem tijdens het scheppingsproces het thema van zijn schilderijen deed verge ten". Neem zijn beroemdste schilderij, de zo genaamd raadselachtige Nachtwacht. „In de meeste publikaties wordt gesteld", al dus Tümpel, „dat Rembrandt omwille van het clair-obscur enige schutters door middel van licht naar voren haalde, maar andere in de schaduw van de ach tergrond weergaf én daarmee de gunst van zijn opdrachtgevers en van de Am sterdamse elite verspeelde. Maar.uit veel oorkonden, documenten en ook uit nauwkeurig onderzoek van zijn werken komt een heel ander beeld naar voren. Het hele schilderij, de compositie in cluis, staat in het teken dat er een be paalde orde van uit moet gaan. De twee centrale figuren lopen naar het midden. Uit de ruitvormige rangschikking van veel lansen en geweren valt het orde ningsprincipe van de militaire oefenin gen, zoals weergegeven in de leerboeken uit die tijd, af te leiden. De spanning tussen het „net wel" en „net nog niet" maakt deze compositie zo bijzonder. Door sommige figuren alleen maar aan te duiden, schept Rembrandt de illusie van een voltallige compagnie. Hij beeldt zelfs een trommelaar af, want bij een af mars hoorde tromgeroffel. Compositie en aankleding getuigen van een gedegen kennis van de geschiedenis, traditie en betekenis van het afgebeelde Kloveniers- gilde. Wie zonder deze kennis het schil derij probeert te interpreteren, moet wel tot de wonderlijkste conclusies komen. In de geschiedenis van het schuttersport- ret is de door Rembrandt gekozen oplos sing de meest consequente. Dat hij na dit monumentale schilderij lange tijd geen grote opdrachten meer heeft gekre gen, kwam niet door het feit dat men ontevreden was over de Nachtwacht, maar hangt misschien samen met de cri sis-waarin hij in 1642 belandde". Dodelijke ernst Het Rembrandt Research Project is nog niet verder gevorderd dan de eerste ja ren. van 1631 tot 1634. die de jonge Rembrandt na zijn schilderkunstige start te Leiden doorbracht in Amsterdam. De Nachtwacht moet dus nog aan de orde komen. Toch valt te voorspellen dat er hier verschillen met Tumpel gaan optre den. Op het stuk van dat clair-obscur met name, volgens de Nijmeegse hoogle raar rampzalig overgewaardeerd. Toege geven, ook binpen de kringen van het Project heeft men een hekel aan de ge meenplaats van de tegenstelling tussen licht en donker waarin het eenzame ge nie van Rembrandt, het beeld van de dwarsliggende, onbegrepen enkeling tot uitdrukking zou komen. Ook daar pro beert men het cliché te vermijden. Maar de deskundigen van het Project kunnen er niet omheen. Gaandeweg hun onder- Rembrandts raadselachtige Nachtwacht, waarover volgens prof. Tümpel bij gebrek aan kennis wonderlijke conclusies zijn getrokken. zoek zijn ze steeds meer onder de indruk geraakt van „de ongelooflijk intelligente en waanzinnig vindingrijke manier waarop Rembrandt met de techniek van het clair-obscur bezig is geweest; wan neer je op de voet volgt wat hij nastreef de, zie je dat het hem dodelijke ernst was; hij is er zijn hele leven lang op de meest spannende wijze mee in de weer geweest". En dat van een crisis die Rem brandt na de voltooiing van de Nacht wacht het scheppen belette? Daar zal ook wel een groot vraagteken achter ko men te staan. Babysit Heel vreemd. Dezelfde Tümpel die zijn hele boek door doende is met het ont maskeren van mythen rond Rembrandt, schept er zelf een nieuwe legende bij. Alsof de ene hand niet weet wat de an dere aan het schrijven is. De oorzaak voor de vermindering van Rembrandts creativiteit moet niet in de afwijzing van zijn kunst worden gezocht, betoogt Tümpel, maaren dan komt het. Zijn vrouw.Saskia was zojuist gestorven. Let terlijk: „Rembrandt identificeerde zich als jonge weduwnaar bijzonder sterk met zijn nieuwe vaderrol die hij nu voor het eerst echt kon spelen, want alle kinderen die Saskia hem vóór Titus had geschon ken, waren na korte tijd overleden. Al in de jaren dertig verlangde hij vurig naar kinderen. Uit de vele tekeningen van kinderen uit die tijd blijkt dat hij pro beerde de hele werkelijkheid van het menselijk leven weer te geven, maar ze weerspiegelen ook zijn hoop en verwach ting. En nu had hij een zoon! Sinds de dood van Saskia droeg hij de verant woording voor dit kind helemaal alleen: hij moest Saskia vervangen". Rem brandt die het te druk had met babysit ten om nog tot schilderen te komen. Het is weer eens iets anders, maar of deze Nijmeegse variant genade zal vinden? Navraag leert dat er geen enkele bron voor bestaat. Nergens iets wat in die richting zou kunnen wijzen. Integendeel, het feit dat de jonge weduwnaar als kin dermeisje voor Titus een zekere Geert- ghe Dircx in huis nam en onmiddellijk een vurige verhouding met haar aan knoopte die later tot veel onverkwikke- lijkheden zou leiden, suggereert dat er bij Rembrandt iets heel anders aan de hand was. Menopauze Een grote verscheidenheid aan verklarin gen hebben kunsthistorici proberen te verzinnen voor de schilderkunstige me nopauze die bij Rembrandt na voltooi ing van de Nachtwacht optrad. Allemaal speculatie en op die hoop zal de uitleg van Tümpel ook wel gegooid worden. Bij het Rembrandt Research Project denken ze dat het woord menopauze zo gek nog niet is. Letterlijk te nemen dan. Een soort midlife crisis. Een Brits onder zoek heeft namelijk uitgewezen dat het scheppingsvuur bij veel beeldende kuns tenaars tussen het vijfendertigste en veertigste levensjaar tot een laag pitje af neemt. Waarom bij Rembrandt niet? Hij was vastgelopen in zijn concepties over kleur en licht. Hij had de kleur als het ware aan het licht opgeofferd. Wanneer hij vervolgens weer begint te schilderen, ziet men inderdaad een heel andere Rembrandt.- Opeens gebruikt hij knal lend rood. Dat zou een verklaring kun nen zijn. Ofwel hij had na de Nacht wacht ontdekt dat hij met etsen veel meer geld kon verdienen, want zo was Rembrandt ook wel en dat hij vooral als etser in heel Europa grote faam genoot, staat buiten kijf. Dat zou een verklaring kunnen zijn. Maar zijn vaderrol, nee. Dr. Van de Wetering waarschuwde in dertijd bij gelegenheid van zijn promotie op het Rembrandt Research Project: „De geschiedschrijving wil nu eenmaal dat kunst en leven met elkaar verbonden zijn. Een kunstenaar dient door het le ven gelouterd te worden. Hij moet de bekering doormaken van Saulus tot Pau- lus. Zo'n dramatisch keerpunt is gewoon een biografische truc om iemands leven van inhoud te voorzien. Er moet een kentering zijn en wanneer die er niet is, dan maken de biografen hem wel". Al thans het hoofdstuk van Tümpel over de crisis van Rembrandt lijkt in deze cate gorie thuis te horen en dat is jammer. Een man die in zijn verantwoording schrijft: „Bij de interpretatie van docu menten en bronnen sinds Rembrandts tijd moet men met de grootste omzich tigheid te werk gaan", en die deze regel waar maakt door consequent over de voetangels in vorige Rembrandt-inter- pretaties heen te stappen, had niet ver volgens in een zelf gezette klem dienen te lopen. Maar dat is kritiek op een on derdeel. Voorbeeldig daarentegen mag de manier heten waarop Tümpel aan toont dat Rembrandt zich heeft laten in spireren door allerlei meer of minder verheven beeldmateriaal uit de 16e eeuw, „waardoor wij het geloof moeten opgeven aan.zijn oorspronkelijkheid in elk opzicht". Indrukwekkend is ook de wijze warop hij afrekent met de wijdver breide misvatting als zou Rembrandt een typisch protestantse kunstenaar zijn geweest die alleen de bijbel als uitgangs punt nam. „Dit is een veel te eenzijdige visie; Rembrandt interpreteerde de bij belse thema's op een geheel eigen wijze; we vinden dan ook joden en christenen, katholieken er. protestanten onder zijn opdrachtgevers". Maar bovenal is het boek van Tumpel de eerste publikatie waarin het volledige geschilderde oevre van de Meester in kleur staat afgebeeld. De bijzondere zorg, aan de lithografie besteed, stempelt het tot een bezit van waarde. PIET SNOEREN Rembrandt". Christian Tümpel, H.J.W. Becht's Uitgeversmij. bv, 199 gulden, na I maart 245 gulden. LONDEN - De Vereniging tot Bescher ming van Dieren in Noora-Afrika is een liefdadige instelling waarvan het werk vele Britten aanspreekt omdat zij van beesten houden. Spana (de voorletters van haar Engelse benaming) ontfermt zich over noodlijdende kamelen, ezels en andere Noordafrikaanse viervoeters. Aangezien volgens Spana in Noord-Afri- ka ontzettend veel zieke en hongerige beesten bijzonder slecht worden verzorgd, lijkt het geen kwaad idee te proberen daar verandering in te brengen. Maar een dergelijke onderneming kost geld. En dat is het precies waaraan het Spana schort, niet omdat Groot-Brittannië te weinig gulle dierenvrienden telt, maar wel ornaat deze vereniging nog steeds geen goede beschermheer of -vrouw heeft gevonden. Zeg nu maar niet: ik zal die taak wel een even waarnemen, want dat zou Spana niet bevallen. In de ogen van het bestuur zijn u en ik daarvoor veel te min. Wat Spana nodig heeft, is koninklijke be scherming, die werkt als een financiële magneet en dus veel pondjes aantrekt. Verzoekt prinses Margaret haar landge noten om hun milde steun voor een lief dadig doel, dan spreken vrijwel alle Brit ten hun bankrekening aan. Het is alsof zij hun prinsen en prinsessen niets durven weigeren. Daarom zijn per sonen van koninklijken bloede zo in trek bij de 154.000 liefdadige instellingen van Groot-Brittannië, die net allemaal dood jammer vinden dat het land van konin gin Elizabeth II geen 154.000 prinsen en prinsessen telt. Een Londense volkskrant publiceerde kortgeleden een lezersbrief, waarin weer iemand van leer trok tegen ,,de parasieten van de koninklijke fami lie, aie niets uitvoeren en het land fortui nen kosten". Hoewel deze visie wordt gedeeld door meer Brillen dan men op net eerste ge zicht zou vermoeden, zouden de liefdadi ge instellingen in zak en as zitten als hun tand geen „royalty" had. Want neem nu de Britse koningin. Die heeft al tweeduizend liefdadige instellingen in haar boekje staan. Zij is dus tweedui zend maal beschermvrouw. Haar gemaal Philip, hertog van Edinburgh, aoel het wat kalmer aan. Hij is beschermheer van duizend instellingen, die zijn naam plaatsen onder hun bedelbrieven. Toen Lady Diana Spencer de prins van Wales tróuwde, hadden Groot-Brittan- niës „charities" (liefdadige instellingen) het direct door dat voor hen een tijd van nieuwe voorspoed was aangebroken. Het regende dan ook brieven met verzoeken tot het opnemen van beschermvrouw- schappen in de koninklijke bus. Maar Diana Spencer is ook niet op haar hoofd gevallen. In plaats van direct gretig toe te happen, bedankte ze een tijd lang voor de eer. Tot koningin Elizabeth vond, dat haar eerste schoondochter ook maar eens moest bewijzen dat ze het vele geld van de civiele lijst rechtmatig verdiende. Dia na begon derhalve „charities" uit te pik ken aie haar het meeste aanspraken. De vereniging voor hulpverlening aan be jaarden, „Help the Aged", kreeg zo haar eerste koninklijke beschermvrouw. „De prinses is onvoorstelbaar charmant", zegt een woordvoerster van deze instel ling. „Telkens als ze een van onze tehui zen bezoekt, wil ze het niet hebben dat iemand voor haar opstaat. Ze knielt inte gendeel bij de oudjes neer om gezellig met hen te kunnen praten". Sarah Ferguson, alias de hertogin van York, is de jongste koninklijke aanwinst van wie Britse liefdadige instellingen heel wal verwachten. Spana zou dolgraag hebben dal de nieuwbakken hertogin haar beschermvrouw werd. Maar de echtgenote van prinses Andrew neemt voorlopig geen ereambtjes aan. Daarin zat later wel verandering komen, maar momenteel heeft ze het te druk met andere zaken. De halfblinde ezeltjes en kamelen van Noord-Afrika moeten nog een poosje geduld oefenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 20