laat overzichtelijk zien wat hij werkelijk waard is 'Ceidóc Goufotit' ZATERDAG 6 DECEMBER 1986 Jan Wolkers is, warrig, terug in Leiden. Op 10 december wordt daar in het stede lijk museum Dc Lakenhal een tentoon stelling van zijn werk geopend. Een overzichtsexpositie van al zijn artistieke periodes als schilder-beeldhouwer. Tach tig werken komen er te hangen in twee zalen: beelden, reliefs, schilderijen, teke ningen en foto's. Vanaf '44. '45 - de a jonge Wolkers - tot nu, in 1986. Hij heeft daarvoor ongeveer zes stuks uit elke periode gekozen. Een compacte ver- 1 zameling. Om bij de opbouw te kunnen r. zijn („Vorig jaar exposeerde ik in Keu len, maar die afstand was te groot om elke dag de voorbereidingen in de gaten te kunnen houden") is Wolkers naar het vasteland bezuiden Den Helder overge stoken en heeft zich voor enige tijd met terwoon in de Leidse buurt gevestigd om regelmatig in De Lakenhal voeling met het installeren te hebben. „Het personeel doet het erg keurig en bekwaam. Het gaat heel mooi worden". De eerste grote expositie van Wolkers in I Leiden, na er weieens een groepsten- I toonstelling te hebben gehad. De eerste V in De Lakenhal ook. „Eigenlijk ben ik M hier als kind aan huis. Als knaapje van veertien, vijftien, kwam ik er al vaak. R Prachtig vond ik het. die Lucas van Ley- U den met z'n drieluik, en de mooie stille- vens van Floris Verster ook. Een jonge tje dat graag in een museum rondzwalk te, idioot eigenlijk. Maar zo was ik. Ei genlijk kwam ik nog vaker in het mu seum voor Volkenkunde aan de Steen straat; ik bezit dan ook een eigen verza meling van primitieve kunst". Rubenslijven „Maar de Lakenhal hè. Ik keek daar mijn ogen uit op al die dikke naakte vrouwenlijven, wat niks voor een jonge tje van veertien zou moeten zijn. Maar ai ik heb dat altijd al gehad. Mijn moeder :h was ook behoorlijk mollig, en toen ik it een jaar of drie was hing ik altijd aan ai haar rokken of lag ik met de zijkant van 1 mijn hoofd tegen haar billen. Dan sloeg de sensatie door me heen. Zij was Rut bens-achtig. Ik heb een voorkeur voor mollige vrouwen, van veertig-plus tot volvet. De meeste kunstenaars hebben dat trouwens; voor een kunstenaar is er meer eer aan te behalen. Je ziet in de kunst vrijwel geen slanke vrouwen". Wolkers (56) terug op de plaats der mis daad. „Ja letterlijk, dat is in feite waar. Straks, bij de opening van de tentoon stelling, geef ik de twee kannetjes terug die ik destijds uit het museum gestolen heb: een Jacobakannetje en een 16e eeuws grijs kannetje. Die dingen pikte ik in voor een vriendinnetje van me. Ze kwam bij me thuis, totdat mijn vader een keer ontdekte, dat ze 's nachts bij mij op het atelier zat. Ja, daar zat ze dan. Mollig en naakt. En met twee be nen in de hemel, in plaats van in de hel, wat mijn vader dacht. De kannetjes gaan nu terug. Het is een gebaar van goede wil. De directie zal ermee ingènomen l zijn". Samen met zijn tweede vrouw Karina (35) - „Met Maria heb ik nog een goed contact, met de kerstdagen is zij bij ons" - en de tweeling is Jan Wolkers uit het Waddengebied gekomen. Een kleine volksverhuizing, want Jan nam in zijn kielzog een verhuiswagen mee om aller lei stukken voor de tentoonstelling te vervoeren. „Op de expositie zijn ook veel exemplaren uit particuliere verza melingen, zoals die van prof. Landsmeer uit Oegstgeest, een groot anatoom die onder meer „De anatomie van de hand" geschreven heeft. We hebben ons voor deze dagen gevestigd in hotel Het Witte Huis in Oegstgeest. Ongeveer vijftig jaar geleden heeft daar ook de grote Spaanse filosoof José Ortega y Gasset, auteur van „De opstand der horden", gelogeerd. Dat vind ik nou prachtig hè, dat ik in datzelfde hotel mag slapen. Misschien zelfs wel in dezelfde kamer waarin Orte ga y Gasset geslapen heeft. Stel je eens voor: in hetzelfde bed! Dat is toch groots! Wakker liggen met Don José!". Jan Wolkers, die z'n grijze krullebol pas heeft gewassen, is vol geestdrift. Het avontuur Vanmiddag komen Karina en de twee ling een kijkje bij de voorbereidingen nemen. De tweeling; dat zijn Bob en uit de hongerwinter. „Ik zat bij kasteel Oud Poelgeest een keerte tekenen, met opeens allemaal vriendelijke moffen achter me. Die kwamen daar, per onder deel. op gezette tijden relaxen of zoiets. Ze zagen m'n schetsen en zeiden, jong als ze waren: „Ach, das ist doch wirklich etwas schönes. Rembrandt ahnlich". Mar toen verscheen er een Oberleutnant die de door de Führer opgetrommelde bewonderende meute in Feldgrau uiteen dreef. Poef, ik had er geen last van. Maar ja, je zat er wel even mee. Gerard Reve zou hier een sexuele binding en eventuele aberraties aan over hebben ge houden. Ik niet. Ik had toen al die meid die door m'n vader de hel in werd ge wenst". Jan Wolkers op een actiefoto, aan de vooravond van zijn veelomvattende ten toonstelling in Leiden: „Het moet altijd stemmig blijven; trouwens zwartwit is steeds 't mooist hoor. Ik doem soms aar dig uit' hel duister op. Verder is hier een eenheid van mijn werken die goed in deze zalen tot uiting komt. Wat je hier ziet, is een topje van de ijsberg. Daarom is het ook een overzichtstentoonstelling. Die affiches daar? Goeie hè?". In ci troengeel met zwarte opdruk staat er het woord Apartheid, en een combinatie vormt een hakenkruis. „De affiches heb ik gemaakt voor het Comité Zuidelijk Afrika, ook tegen de voormalige oorlog in Vietnam, en er was ..Suharto onge wenst", en „Portugal moordt met Nato- wapens in Afrika" - vanwege het Angola Comité dus". Kortom. Wolkers blijft warrig. Ik kan er ook niks aan doen. Over dc effecten daarvan op de intervie wer kan hij uitgebreid lezen en naden ken als hij met Karina en de tweeling op Pomona is teruggekeerd. Je doet maar Daar heb je de gelaste plastieken en krijttekeningen en het werk dat met het penscel is opgeschreven, een hele wereld typerend. „Kijk, dit zijn lakens met ko peren veiligheidsspelden uit '70. Er zijn dingen die ik altijd bij me gehouden heb. Dingen die ik zelf boeiend vind. Hier: die geometrische opbouw van een constructie met een romantische onder grond. Ik ben geen Mondriaan, en soms weet ik het zelf ook niet. Dan vraag ik me af wat het is". Jan Wolkers zegt wat hem voor de mond komt. Hij mag dat doen. want hij is anders. Een tijd gele den nog gedurfd. Maar niemand zal nog wakker liggen na het aanschouwen van Wolkers' concepties in „kociestront in lood". Je ruikt het, na zestien jaar, niet eens meer. Wolkers' jongste zieleroersel is er weer één van „schapenkeutels van het Texelse schaap, dat over de zilte wei degronden graast". Stront for ever, „in echt Texelse kleuren", buitendien. Hoogtepunt op de tentoonstelling, waar kunstminnend Nederland met enig on geduld naar mag uitzien, is dat recente reliëf en sluitstuk anno 1986: „Het gloort daarboven van een gouden toe komst. Uit modder en stront rijst de zaak als een Phoenix uit z'n krakende nest; in echt Texelse Meuren". Voorts toont Jan Wolkers wonderlijke samen stellingen van messing buizen en dingen van vleugelmoeren en kranen die lood gieters tot begeestering kunnen brengen, structuren van kunsthars met steengruis, „alles met een eigen patina". Jan Wolkers, voor deze keer: „In mijn beeldend werk heb ik altijd structureel gewerkt. Nooit met een verhaaltje. Het is immers geen literatuur". En Jan ging jaren te keer met stukken zwam („1965: een goed zwammenjaar"), tafeltenniss- huttlcs, doorgezaagde stengels bamboe, gedroogde bereklauwen. met lucifers doosjes. Soms lijkt het op een luchtfoto van een oppervlakkige industriële ver nieling. Daar zijn ook junk-schilderijen debet aan „met rommel van langs de Amstel". Jan Wolkers heeft, volgens mijn idee, al tijd al geweten wat hij deed. Hij was de geknechte jongen die een eigen leven is gaan leiden. En vanaf volgende week fê teert hij zichzelf op een inslaande show - en bijkomende videofilms. De Laken hal mag een hoogwaardige expositie in haar annalen bijschrijven. TON PIETERS FOTO'S MILAN KONVALINKA Tom, ot andersom, maar Wolkers weet niet precies wie er nou als eerste uit de buik van hun moeder is gekomen, bijna zes jaar geleden. Sinds een jaar is het ge zin Wolkers thuis op Texel. De Wadden hebben nu eenmaal Jans hart gestolen - hoewel hij dat niet gauw laat stelen.- Ja ren terug had hij er, parallel met God fried Bomans die op Rottumeroog een eind djf^veg naar het einde geraakte, zijn avontuur op het onbewoonde eiland. Een jonge Willem Ruis deed als een soort scheidsrechter op veilige afstand mee. Bomans ging eraan kapot, maar Wolkers genoot van de rauwheid en de isolatie van zijn bestaan. „In Amsterdam hadden we een schitte rend appartement, in de Rivierenbuurt, je weet wel, maar het was er te klein, met de tweeling erbij. Het is nu Wester- mient, in het landhuis Pomona. Nee, dat is niet genoemd naar huize Pomona aan de Rijnsburgerwcg. Dat is toeval. Maar het werd Pomona, naar de godin van de appelvruchten. Het stikt om ons huis van de appelbomen moet je wetén". Het lijkt me voor Wolers een heerlijke plek, daar bij de vijver en de paddestoe len en bomen en appels van Pomona, om te dollen met de tweeling die oogap pels zijn. De hele dag hangt er een aan zijn nek. Tom en dan weer Bob, fijne ronde namen voor een tweeling die door Wolkers is verwekt en ontsproten aan de moederschoot van Karina. Wolkers heeft zowat z'n hele leven kinderen aan zijn nek gehad; ook de twee van Maria. Eric en Jeroen, deden het, en Jans broer tje van twee hing eveneens, destijds, aan z'n nek. Geen hop paardje hop, maar het woestere werk, meer een halszaak. Het leeftijdsverschil heeft nooit meegespeeld, want ten opzichte van kinderen is Wol kers steeds zelf een kind geweest: „Als ik opnieuw geboren moest worden, zou ik graag een kind van mezelf zijn". In en rond Pomona op Texel, met heel in de verte het fragiele kerktorentje van de in landse nederzetting Den Hoorn, draaft Wolkers rond met Tom en dan weer met Bob als molenlasten van ruim vijf jaar. En dan roept hij, ter onderstreping van die zoete minuscule vracht, steevast: „Lekker pondje suiker van me!". En hij noemt ze ten overstaan van mij: „Twee dikke vruchten die geplukt zijn; meloe nen". De tweeling, die op Texel de volle wasdom moet zien te bereiken. Met als decor de lepelaars en de kikkers en de zeedamp die laag over het eiland ligt. Dan kraait Wolkers' haan koning. Met eelt erop Buitendien is Jan Wolkers een kunste naar die met z'n handen werkt. Handen, grof als die van een ambachtsman. Er zit eelt op, als een pantser. Als schrijver is hij in De Lakenhal niet aan de orde. Het liefst zou hij een beeld maken dat tegelij kertijd een boek is en gelezen kan wor den - „met illustraties van mezelf'. De Lakenhal. Wolkers praat een eind weg. Over politiek en politieke instellin gen. Over het Russische systeem en de padvindersmentaliteit van de Amerika nen met hun ingebouwde democratische zekerheid „dat er altijd iemand kan zeg gen dat het anders moet. De Russsen gaan bezadigder te werk. wijzer ook dan de Amerikanen. Maar de Verenigde Sta ten hebben het voordeel dat ze een smeltkroes van volken, religies en rassen zijn. Een Amerikaan kan rondlopen met een tomahawk, maar hij is niet altijd de idiote en agressieve landverhuizer die Indianen wil verkrachten". Reagan: een voetzoeker apart; „Bij hem vergeleken is zelfs Van Agt een geleerde". Wolkers heeft het niet op Van Agt, ook niet op Reagan: „Maar als de atoombom er niet was, zou ik me meer zorgen maken dan nu". Wolkers praat door, terwijl hij zijn han den laat wapperen. Tegenwoordig dus op Westermicnt. Dat had hij ook niet kunnen bevroeden toen hij nog „op Oegstgeest" woonde. Wolkers en de kin deren, als eea. andere Danny Kay, en met een postuur van recht voor z'n raap. Als je praat met Jan Wolkers, vergeet je bijna waar je voor gekomen bent. Voor de overzichtstentoonstelling. Waar Jan, nota bene. ook apart voor overgekomen is vanuit zijn vaste burcht, aan Pomona gewijd. Een lange, frisse zaal in De Lakenhal, verdeeld in dne sectoren; het werk loopt daar chronologisch op, te beginnen bij de hoek van de toegangsdeur, waar een lang paneel verticaal weergeeft dat het om Jan Wolkers gaat. Ik loop er langs de wanden waar cle „stukken" nog niet aan hangen. Ze liggen nog op de grond. Maar het personeel is bezig om de zaak perfect op te hangen. Als Wolkers op 9 februari volgend jaar uit het Lakenhalse gezicht is, gaan er weer pleisters op de geslagen wonden in de zachte muren. „Dat is op zich weer een mooi relièf, met dat gips op die wonde plekken", vindt de expo- sant-van-het-jaar. Gereformeerd Jan Wolkers moet op de foto. In de lan ge zaal en in de kleine zaal. Er zijn ge noeg vastleggers-óp-de-gevoelige-plaat aanwezig. Fotografen van divers pluima ge; van links tot rechts. De kunstenaar is fotografisch te vatten op een aluminium trapleertje, waar hij zich bij opstelt of aan vasthoudt, of waar hij zelfs opklimt. Hij poseert, maar laat zich geen grijns opleggen: „Je moet nooit proberen een gereformeerde jongen te laten lachen". De ietwat cynische ernst is Wolkers' handelsmerk. Maar hij komt als „nor maal" over, zij het met verbale accenten die aanleiding kunnen geven tot enige maatschappelijke en vooral politieke kout. Maar over enkele dagen is Jan Wolkers, na zoveel woeste jaren, in De Lakenhal aanwezig in zijn werken. Een overzicht: van jongeling anno *44 tot de eigenzinni ge „ouderling" anno 1986. Tekeningen iii Wolkers bij een gelaste figuur van messing, gepatineerd zilvernitraat: Episode uit 1961". LEIDEN - Hij is netjes op tijd voor een vrij wankele afspraak. Jan Wolkers komt aangelopen over de Oude Singel. Z'n afge dragen spijkerbroek zwabbert wat gedeformeerd rond de le den, maar blijft verder op de buik hangen. Hij is niet van z'n stuk gebracht. Er waren wat parkeerproblemen, bij molen De Valk. Ze zijn er kennelijk nog steeds; de problemen blijven onopgelost. ,,Weet je >vat, ik ga gewoon achter jouw auto staan en gooi dan een; deken over jouw achterkant en mijn voorkant. Dan lijkt het gewoon één auto en de bekeuring komt dan op jouw voorruit. Ik kan natuurlijk ook aan Van Agt vragen een brief voor mij te schrijven dat ik er niet ge weest ben. Kinderachtige man hè? Miljonair, en toch zo vrese lijk krenterig". Onverzettelijk tussen Vietnam en Angola; Apartheid vormt een hakenkruis".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 19