Ot/77?
De Nachtwacht
blijft echty maar
het Joodse Bruidje?
i
AMSTERDAM - Vondel had een kou
senwinkel, luidt de titel van een licht
cultureel programma op Radio 4. Wat
dr. Ernst van de Wetering betreft, mag
daarop de variant worden toegepast dat
Rembrandt een schilderijenwinkel had.
Zo'n uitspraak doet volgens hem niet de
flauwste afbreuk aan het schilderkunsti
ge genie van de bovenmeester onder de
Hollandse meesters. Het is gewoon de
waarheid. Het verklaart bovendien - en
daar gaat het hier om - hoe het kon ge
beuren dat de afgelopen vier jaar zoveel
aan Rembrandt toegeschreven meester
werken bij bosjes tegelijk door de mand
zijn gevallen. De Man met de Gouden
Helm viel door de mand. Men denke
niet te gering over zoiets. Om de orde
van grootte te bepalen: een Rembrandt
die getaxeerd is op een waarde van vijf
miljoen, keldert reddeloos naar vijfhon
derdduizend gulden of lager zodra er
geen Rembrandt meer op staat. Een
rampje.
De Buste van een Oude Vrouw viel kor
telings door de mand en de Jongen met
Tulband. Beide behorend tot de particu
liere kunstverzameling van het Britse
koningshuis, beide ontmaskerd als zijn
de geen echte Rembrandts. Wie de En
gelsen en hun chauvinisme kent, begrijpt
waarom de publieke opinie aldaar met
een op zijn achterste benen steigerde.
Zijn de Hollanders gek geworden dat ze
zo hun eigen Rembrandt afbreken, werd
er ongeveer gekreten. Straks beweren ze
nog dat hun en onze kroonjuwelen van
plastic zijn. Het Nederlandse onder
zoeksteam is overijverig, schamperden
de Britse media. Het scheidt kaf en ko
ren veel te rigoureus. Het wil roomser
zijn dan de paus.
Opwaardering
Dr. Ernst van de Wetering, werkzaam
op het Centraal Laboratorium voor On
derzoek van Voorwerpen van Kunst en
Wetenschap te Amsterdam, heeft zittipg
in dat vijfkoppige onderzoeksteam. Bo
vendien is hij zojuist gepromoveerd op
een studie naar de gang van zaken in het
atelier van de jonge Rembrandt. De
schilderijenwinkel waarover eerder werd
gerept, inderdaad. Vindt hij het terecht
dat hij als overijverig wordt afgeschil
derd? „Nee. Ijverig zijn we, dat is juist.
Maar we doen niet maar raak bij het af
schrijven van Rembrandts. Neem die
Buste van een Oude Vrouw uit de col
lectie van de Britse koningin. We heb
ben er vijftien jaar over gedaan voordat
we die afschreven. En we zijn niet bezig
met een ontluistering van Rembrandt.
Integendeel. Op het moment dat men
meer recht doet aan een schilder door
zijn oeuvre in de juiste proporties zicht
baar te maken, vindt er een opwaarde
ring plaats. Want de schilderijen die
worden afgeschreven, zijn vaak kwalita
tief niet de beste. Daar zit de ontluiste
ring. De Man met de Gouden Helm gold
ongeveer als de mooiste Rembrandt die
er bestond. Maar als je er nu naèr kijkt,
zeg je: nee, eigenlijk is hij toch niet zo
mooi. Vandaar dat de zesde stelling bij
mijn proefschrift luidt: een traditioneel
aan een grote meester toegeschreven,
maar met overtuigende argumenten uit
zijn oeuvre verwijderd schilderij blijft
- m tegenstelling tot wat vaak gezegd
woedt - niet hetzelfde schilderij".
Schifting
Even de feiten op een rijtje. Rond 1930
waren er, verspreid over de hele wereld,
wel duizend schilderijen die van Rem
brandt zouden zijn. In 1935 verrichtte
de kunsthistoricus Bredius een eerste
schifting en bleven er zeshonderddertig
echte Rembrandts over. Zijn collega
Gerson zeefde verder en bracht in 1969
het aantal terug tot vierhonderdtwintig.
Onafhankelijk daarvan was een jaar eer
der het Rembrandt Research Project van
de grond gekomen. Tot 1974 reisden Ne
derlandse Rembrandtkenners - onder
wie prof. Josua Bruyn. het vroegere
hoofd van het Kunsthistorisch Instituut
van de Universiteit van Amsterdam -
de aardbol af om alle aan de Meester
toegeschreven schilderijen in natura te
bestuderen. Ze lichtten de doeken door
met röntgen- en infraroodapparatuur. Zej
analyseerden langs chemische weg het
hout van de panelen die Rembrandt be
schilderd zou hebben, het linnen, de pla
muur. de verf zelf. Maar vooral hanteer
den ze de methode van de stijlkritiek.
Daarbij zouden de pralende kanten kra
gen en manchetten waarmee de notabe
len in Rembrandts tijd pronkten, een
voorname rol spelen, zoals straks gaat
blijken.
In 1982 verscheen het eerste deel van A
Corpus of Rembrandt Paintings, zoals
de in het Engels gestelde boekwerken he
ten waarin het onderzoeksteam zijn be
vindingen neerlegt. Het behandelde de
Leidse periode van de Meester - 1625
tot 1631 - en meteen was het raak. Van
de 93 onderzochte schilderijen konden
er slechts 42 als ejhte, onversneden
Rembrandts worden aangemerkt. Het
tweede deel, bron van de Britse ergernis,
is zojuist uitgekomen. Hierin gaat. het
- negenhonderd pagina's lang, zes kilo
zwaar, 895 gulden duur - over de eerste
jaren, van 1631 tot 1634, die de jonge
Rembrandt doorbracht in Amsterdam,
101 schilderijen onderzocht, zevenender
tig afgeschreven, één twijfelgeval. Wan
neer dat zo doorgaat, kan de wereld in
de toekomst de nodige opschudding te
gemoet zien, want nog drie en misschien
wel vier dikke delen moeten aan het
Rembrandt-Corpus worden toegevoegd
voordat 1669 is bereikt, het sterfjaar van
de Meester. Prof. Bruyn heeft al laten
doorschemeren dat uiteindelijk slechts
zestig procent van het aan Rembrandt
toegeschreven schildersoeuvre de eind
streep van de echtheid zal halen ofwel
rond de tweehonderdvijftig schilderijen.
Aan dr. Van de Wetenng meteen maar
de bange vraag: zal de Nachtwacht daar
bij zijn die in deel drie onder de loep
komt, zo er al niet een apart deel mee
wordt gevuld? Zullen de Staalmeesters
en de Anatomische Les erbij zijn, het
Eedverbond der Batavieren en het Jood
se Bruidje die allemaal nog op hun beurt
wachten? „U mag uw lezers beloven dat
de Nachtwacht echt is", stemt Van de
Wetering grootmoedig* toe. „Maar over
de rest mag ik niets zeggen. Verrassingen
komen er, dat is zeker. Eén ervan heb
ben we trouwens al aangekondigd. We
zitten met twijfels over de Poolse Ruiter
Slechte tijden zijn het voorde bezitters
van een Rembrandt. In amper vier jaar
werden maar liefst achtentachtig
schilderijen ontmaskerd als zijnde niet
vervaardigd door de bovenmeester onder
de Hollandse meesters. En meer dan de
helft van het kunstzinnige recherchewerk
waarmee een Nederlands
onderzoeksteam bezig is, moet nog
worden gedaan. Als het Rembrandt niet
was, wie was het dan wel? Dr. Ernst van
de Wetering is zojuist op die vraag
gepromoveerd. Een verhaal over
Rembrandt, een man van vlees en
geldbuidel.
ZATERDAG 11 OKTOBER 1986
die in New York hangt en waarover
Vestdijk nog dat prachtige essay heeft
geschreven. We hebben problemen met
dat doek".
Mythen
Dr. Van de Wetering werd in 1968 als
kandidaat-assistent bij het project be
trokken. Nu is hij gepromoveerd op een
onderdeel ervan - en niet het minst be
langrijke, want juist bij het reilen en zei
len in schilderswerkplaatsen tijdens de
Gouden Eeuw ligt de sleutel tot het
raadsel waarom er zoveel onechte Rem
brandts in omloop zijn gekomen. Hoe
keek hij toen tegen Rembrandt aan en
hoe doet hij dat nu? „Toen, in 1968 dus,
had ik het beeld van hem waarmee de
gemiddelde Nederlanders allemaal rond
liepen. Het eenzame genie. De onbegre
pen, dwarsliggende enkeling. Aan dat
beeld was de afgelopen twintig, dertig
jaar op alle mogelijke punten geknab
beld, dat wist ik. Neem prof. Scheller,
een van de eersten die het heeft aange
durfd de mythen rond Rembrandt te
analyseren. De mythe bijvoorbeeld dat
zijn atelier vol lag met oude rommel
waarmee hij zijn modellen aankleedde.
Scheller heeft aangetoond dat Rem
brandt in werkelijkheid een encyclopedi
sche kunstkamer had ingericht, gevuld
met voorwerpen die als het ware heel de
toen bekende wereld samenvatten. Zo'n
kamer inrichten, dat deden indertijd al
leen de hoge adellijke heren. Het bewijst
dat Rembrandt grote sociale ambities
moet hebben gehad".
Maar mythen plegen een nog hardnekki
ger leven te leiden dan de olifantsschild
padden op de Galapagos Eilanden en
ook Van de Wetering kwam aanvanke
lijk niet onder hun invloed uit. Terug
blikkend op die eerste tijd: „De ge
schiedschrijving wil nu eenmaal dat
kunst en leven met elkaar verbonden
zijn. Een kunstenaar dient door het le
ven gelouterd te worden. Hij moet de
bekering doormaken van Saulus tot Pau-
lus. Bij Rembrandt zou de dood van zijn
vrouw Saskia voor zo'n dramatisch keer
punt hebben gezorgd. Dat hij na die
dood een verhouding begon met zijn
kindermeisje Geertghe Dircx, is altijd
verdonkeremaand. Het paste niet in het
bekeringsmodel. Zo'n dramatisch keer
punt is een normale biografische truc
om iemands leven van inhoud te voor
zien. Er moet een kentering zijn en als
die er niet is. dan maken we hem wel.
Dat bedoel ik met de enorme hardnek
kigheid van mythen. Vanwaar al die op
winding om het afschrijven van de Man
met de Gouden Helm? Omdat we alle
maal zijn opgevoed met de mythe: zo'n
mooi schilderij maken, dat kon alleen
die ene Rembrandt. Maar nee, heb ik
ontdekt, er konden tien Rembrandts
zijn. Daar gaat mijn proefschrift over".
Wakker
Het misverstand stoelt volgens Van de
Wetering op het beeld van de kunste
naar zoals dat sinds de Romantiek op
geld is gaan doen. De werkelijk grote
kunstenaar is vrij. Hij laat zich slechts
leiden door zijn inspiratie en alle tech
niek moet daaraan ondergeschikt zijn.
„Ik zelf zat ook met dat vooroordeel,
nou en of. Het heeft lang geduurd voor
dat de schilderijen van Rembrandt me
de gedachte begonnen op te dringen:
hier zit systeem in. Maar op het moment
dat je zoiets ziet, word je wakker en krijg
je opg voor wat er in de literatuur over
te vinden is. In de kunsthistorische lite
ratuur niets dus. Nee, sporadisch in de
geschriften van Rembrandts tijdgenoten.
De mensen hebben er moeite mee het te
begrijpen. Ze denken: een schilder
springt op, geeft hier een likje, daar een
likje. Maar zo was het niet in de zeven
tiende eeuw. De schilders uit die tijd
gingen verstandelijk te werk. Ordelijk.
Zuinig met hun materiaal en hun tijd.
Dat is mijn ontdekking geweest".
In de ateliers werd gewerkt op planken
en doeken die niet, zoals men tot nu toe
altijd aannam, waren klaargemaakt door
de kunstenaar zelf. maar die kant en
klaar, in standaardmaten en voorzien
van een grondlaag, werden verkocht
door toeleveringsbedrijfjes. Dacht men
vroeger dat de echtheid van een Rem
brandt uit de gebruikte ondergrond kon
worden afgeleid, nu weet men dat zo'n
ondergrond best door anderen beschil
derd kon zijn - ook een ontdekking,
door Van de Wetering gedaan tijdens
zijn kunstzinnige rechercheursarbeid.
Hoe het er vervolgens aan toeging in het
atelier van Rembrandt? „Je moet je dat
ongeveer zo voorstellen. Eerst maakte
hij een opzet in toon, een soort licht-
donkerstudie. Het gedoodverfde schilde
rij heette dat in die dagen. Daarin orga
niseerde hij heel globaal de compositie
en wanneer dat klaar was, begon hij het
volgens een bepaald systeem uit te wer
ken. Eerst schilderde hij heel de achter
grond. De hoofdfiguren daarentegen be
waarde hij voor het allerlaatst. Waarom?
Er kunnen allerlei redenen voor zijn.
Misschien deed de achtergrond dienst
als bindend element waartegen de rest in
de juiste verhoudingen kon worden afge
zet zodat er niet een soort chaos zou
ontstaan. Of misschien had de tijdge
noot van Rembrandt gelijk die zei:
„Door zo te werken word je geprikkeld
om door te gaan, want je bewaart het
beste voor het laatst".
Vingerafdruk
Waar het Van de Wetering om gaat, is
dit: „We weten dat Rembrandt leerlin
gen had. Sandrart. iemand die Rem
brandt omstreeks 1640 in Amsterdam
meemaakte, heeft het zelfs over bijna
talloze leerlirtgen. Welnu, het sprak in
die dagen vanzelf dat gezellen op precies
dezelfde manier werkten als hun mees
ter. Dat gold voor elk gilde, dus ook
voor het Lucasgilde waarvan Rembrandt
lid was. En even vanzelfsprekend was
het dat een meester het werk van zijn
leerlingen onder zijn eigen naam ver
kocht. Het was er immers bij een goede
leerling niet van te onderscheiden? We
weten dat Rembrandt aan de verkoop
van schilderijen die door leerlingen wa
ren gemaakt, per jaar tussen de 2000 en
2500 gulden verdiende, een hoog bedrag
voor die tijd. Het ging daarbij niet alleen
om kopieén die volgens dezelfde schil
dertechnische werkwijze waren ontstaan
als Rembrandts originelen, maar ook
om kopieën met varianten en om vrije
variaties op thema's van Rembrandt of
om schilderijen in de stijl van Rem
brandt. Dat de tijdgenoten een scherp
onderscheid maakten tussen deze ver
schillende produkten uit de schilderijen
winkel, is onwaarschijnlijk".
Zo begon al in Rembrandts eigen dagen
de grote verwarring. De mythevorming
deed de rest. Alles wat onder de merk
naam Rembrandt over de toonbank was
gegaan, werd langzaam maar zeker toe
gedicht naar het eenzame, weerbarstige
genie en aldus heilig verklaard. Door die
rekening is nu definitief een streep ge
haald. „Toen we begonnen met het pro
ject", aldus Van de Wetering, „hadden
we nog de overtuiging: bijna elk schilde
rij dat niet echt van Rembrandt is, moet
een latere imitatie of vervalsing zijn. De
Dr. Ernst van
de Wetering
maakt deel uit
van het team
dat het ene
doek na het
andere ontdoet
van de naam
van de
Meester: „We
zijn niet bezig
met een
ontluistering
Integendeel.
natuurwetenschap heeft ons van die
dwaling genezen. Vooral toen het onder
zoek van de panelen uitwees *lat het ge
bruikte eikehout allemaal uit de tijd van
Rembrandt stamde en soms zelfs afkom
stig was van dezelfde boom. ging er een
lichtje branden. We moesten ons erbij
neerleggen dat het allemaal in die ene
werkplaats was gemaakt. Allemaal vol
gens hetzelfde systeem. Maar door ver
schillende handen. Dat laatste zie je
door minder naar de hoofdzaken te kij
ken en meer naar de bijzaken. De kan
ten kragen en manchetten van de 101
portretten uit de periode 1631-1634 die
we hebben onderzocht. Dan blijkt dat ie
dere schilder bij alle routine die er in het
atelier heerste, toch zijn eigen herkenba
re motoriek had, zijn eigen mate van
concentratie, zijn eigen verhouding tus
sen de verf en de illusie die je ermee
kunt opwekken. Je zou zo'n kanten
kraag de vingerafdruk van de schilder
kunnen noemen, ja".
Geldbuidel
Hoe dr. Ernst van de Wetering, door
zijn onderzoek wijs geworden, nu tegen
Rembrandt aankijkt? „Nog op dezelfde
manier als vroeger eigenlijk. Het eenza
me genie. Maar daarvoor hoef je echt
niet te geloven dat hij in Amsterdam bij
Hendrik Uylenburgh bleef werken om
dicht bij diens nicht Saskia te kunnen
zijn op wie hij verliefd was, zoals de my
the wil. Welnee. Hendrik Uylenburgh
had een portrettenatelier en Rembrandt
heeft zich aan hem verhuurd als portret
tist, waarschijnlijk omdat hij zich, ambi
tieus als hij was, in Amsterdam wilde
vestigen. Zo'n vrije vestiging als schilder
mocht van het gilde pas wanneer je eerst
een paar jaar onder een Amsterdamse
meester had gewerkt. Vandaar. Het is
weer zo'n aspect dat nooit eerder naar
boven is gekomen. Wat ik geprobeerd
heb in mijn proefschrift is Rembrandt
neer te zetten als een kind van zijn tijd,
Ambachtsman en zakenman met zijn
tijdgenoten. Een Rembrandt van vlees
en geldbuidel. Maar al studerend en
schrijvend is mijn bewondering voor de
kunstenaar in deze Rembrandt niet ge
taand. Integendeel, meer dan ooit ben ik
gaan beseffen op welke eenzaam hoogte
hij boven al zijn leerlingen uittorende".
PIET SNOEREN
FOTO: CEES VERKERK
CeidócSouAOtit
i v