BRITSE AUTO-INDUSTRIE OP STERVEN NA DOOD Pruttelen zweven en ronken in Indië Als ik tegenwerking krijg verover ik ze HOROWITZ TREEDT OP IN CONCERTGEBOUW Fancy Fiddlers op China-reis: geen vakantietripje KUNST/ CONSUMENTENINFORMATIE CeidóaQowumt WOENSDAG 1 OKTOBER 1986 PAGINA 11 Schilderijen in New York niet van Rembrandt NEW YORK Het Metropo- lilan Museum of Art in New York gaat twee doeken uit de Rembrandt-collectie voorzien van nieuwe aanduidingen, om dat de doeken waarschijnlijk niet van Rembrandt zelf zijn. Het Rembrandt Research Pro ject in Amsterdam, dat al 10 jaar bezig is met een complete inventarisatie van werken van Rembrandt, oordeelde dat het hier moet gaan om werken van leerlingen van de meester. De twee doeken zijn portret ten van een man en een vrouw uit 1632, vermoedelijk een Amsterdams patriciërs- echtpaar. Het Rembrandt Re- -search Project kwam tot de «conclusie dat de ogen van het dubbelportret een kleureffect vertonen dat bijna koket is en in Rembrandts portretten uit 1632 niet voorkomt. De schil derijen blijven wel in het mu seum hangen. Volgens de di recteur moet Rembrandt zelf •naast de ezel hebben gestaan. ■Kluwerprijs voor M.Jacobs DEVENTER De Kluwer- prijs 1986 is dit jaar toegekend voor het boek Het Tropisch Regenwoud, geschreven door dr M Jacobs. Voor dit jaar had de Stichting Kluwerfonds het gebied „oecologie" geko zen. De stichting werd in 1964 opgericht ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het uitgeversconcern. De prijs be draagt ƒ7500. Alain Lombard mag Falstaff dirig eren AMSTERDAM Het college van B en W van Amsterdam zal niet verhinderen dat de Franse dirigent Alain Lom bard, die in Zuid-Afrika op trad, op 1 en 4 oktober in het Muziektheater de opera Fal staff van Verdi zal dirigeren. Het PvdA-raadslid Van de Ven had het college hierom gevraagd. Hij verwees daarbij naar de nota „Amsterdam en het Apartheidsregiem", waar in wordt gepleit voor een cul turele boycot van Zuid-Afrika. Volgens het college komt Lombard niet voor op de zwarte lijst van de Verenigde Naties. Lombard zou na 1985 alle bindingen met dat land hebben verbroken en heeft ge zegd nooit meer daar te willen dirigeTen. Ook de Nederlandse Opera staat achter Lombard. AGAATH WITTEMANMET GASTREGIE BIJ HAAGSE COMEDIE 99 DEN HAAG Opmer kelijke ontwikkelingen dit seizoen bij de Haagse Comedie. Vorige week de première van „Vroe ger" van Pinter in de re gie van Vonne van der Meer, vanavond die van „Een bruid in de mor gen" van Hugo Claus, in de regie van Agaath Wit- teman. Twee gastregis- seuses, waarvan met name Witteman de laat ste jaren bekendheid heeft gekregen door haar nogal onconventionele aanpak van bestaande stukken bij theatergroep Persona. Het heeft nogal wat opzien gebaard dat Agaath Witte man bereid bleek bij de Haagse Comedie, de groep die in de toneelwereld wordt gezien als een bastion van be houdendheid. aan het werk te gaan. Witteman en de Haagse Comedie, valt dat met elkaar te rijmen? Agaath Witteman, na een dag hard repeteren voor „Een bruid in de morgen", vindt van wel „Ik heb me ook afgevraagd: kan je van de VPRO naar de AVRO? Maar ik dacht laat ik niet zo kinderachtig doen. Kunnen we van elkaar niet iets leren? Ook mensen om mij heen vroegen me of ik het wel kon doen. Maar het feit dat de Haagse Comedie mij gevraagd heeft zegt al iets. Misschien ben ik voor hen iemand die iets durft, die staat voor een andere aan pak. Ze hebben me vermoe delijk vooral gevraagd om mijn wijze van benadering van de stukken. Ik ben ove rigens helemaal vrij gelaten". Hoe anders die aanpak is zal vanavond blijken, als Anne Wil Blankers, Wim van Rooij, Victor Löw, Carline Brouwer en Maria Stiegelis de visie van Witteman op „Een bruid in de morgen" gestalte zullen geven. Een stuk dat Hugo Claus in 1953 schreef en dat bij lezing ook de geest van die tijd ademt. Het is het verhaal van de kinderlijke jongen Thomas, die door zijn maatschappelijk mislukte ouders wordt uitge huwelijkt aan een gefortu- Anne Wil Blankers en Carline Brouwer in „Een bruid in de morgen", dat vanavond in première gaat bij de Haagse Come die. neerde nicht. Zijn zuster An drea. die een uitermate lief devolle verhouding heeft met haar broer, verzet zich tot het uiterste tegen het huwe lijk, uit angst hem te verlie- Witteman heeft gigantisch aan het stuk gesleuteld, ove rigens zonder dat ze de tekst ingrijpend gewijzigd heeft. Witteman: „Tekst is maar een onderdeel, een partituur, waarmee je nog alle kanten op kunt, precies zoals je het wilt hebben. Bepaalde tek sten heb ik er uit gehaald, de kneuterige, want daardoor werd het te realistisch en te anekdotisch. Op het toneel wil ik niet zien hoe de wer kelijkheid is, hoe iemand een kopje koffie inschenkt, dat zie ik thuis ook, dat heeft geen functie. Op toneel zet je de werkelijkheid gesubli meerd, gecomprimeerd neer, zodat het een andere functie krijgt. Het gaat niet om wat je dagelijks meemaakt, maar om wat je ermee doet. Op het toneel geef je dat gestalte door bijvoorbeeld de keuze van de visuele middelen, het decor, de grime. In dit stuk straalt het decor van Barbara de Vries eenzaamheid uit, en grauwheid, door de koude blauwe kleur, en het koude licht. Het thema van het stuk is dat liefde niet bestaat, mensen gedwongen zijn tot eenzaamheid. Daarom grij pen ze naar dromen, of an ders naar de dood. Daarmee is het een stuk van alle tij den". Wennen Het mag duidelijk zijn dat het zowel voor de acteurs van de Haagse Comedie als voor Agaath Witteman even wennen is geweest. De regis seuse werkt op een volkomen Agaath Witteman heeft vooral bekendheid ge kregen door haar regie bij de toneelgroepen Sater. Pu bliekstheater en Theater Persona. Bij het laatste gezelschap regisseerde ze onder meer „Het Huis van Bernarda Al ba" en „Het Temmen van de Feeks". Ze is vast ver bonden aan het gezel schap, dat zich richt op een vorm van theater waarin de maatschap pelijke verhoudingen kritisch worden beke ken. andere wijze dan waaraan de kern van het gezelschap ge wend is. Een belangrijk deel van de voorbereidingen be staat uit improvisaties op ba sis van de tekst. Pas daarna, als acteurs daaruit de juiste toon hebben gevonden, wordt de letterlijke tekst ter hand genomen en ontwikke len de repetities zich aan de hand van de daarin opgeno men dialogen. Het gevolg is dat acteurs die niet gewend zijn aan die werkwijze nog wel eens zenuwachtig willen worden als na drie weken improviseren en tekst door nemen nog geen enkele scè ne op de planken is gezet. En het gewenningsproces ver loopt niet altijd zonder pro blemen. „Ik dacht aan de Haagse Comedie als aan een bastion, met een manier van spelen waar ik niet van hou. dus ik kwam met het idee wat moeten we met elkaar? Maar ik heb tegen de acteurs gezegd: laten we onze energie niet verspillen aan die strijd, want dan ga ik zo weg, in dat gevecht heb ik geen zin. Ze schrokken er van. zeiden: „Het is toch niet nodig dat je zo begint". „Er zijn ook wel botsingen geweest, maar uiteindelijk hebben we goed kunnen sa menwerken. Ik begrijp ook die wrijving. Ik zie hun ge schiedenis. zie de problemen die er daardoor zijn en waar deer het dat ze zich daar overheen hebben gezet. Het is interessant om te zien of het mogelijk is mensen die al lang ergens werken op een ander pad te zetten, anders te doen acteren". „Als ik tegenwerking krijg dan verover ik ze. Als een moeder met liefde, heel zorg zaam. Ik werk vanuit een harmoniemodel, kan niet vanuit een conflictsituatie werken. Ik verover ze door uit te leggen waarom ik het zo wil. Ik wil dat ze daarin hun inbreng hebben, dat ze zich vertrouwd voelen, hun creativiteit losmaken. Uitein delijk bereik ik wat ik wil". Gegil In de aanpak van Witteman begint „Een bruid in de mor gen" met een oorverdovend gegil, dat door merg en been gaat en waaruit langzaam maar zeker de dialogen naar boven komen. Een binnenko mer die wel erg hard aan komt. Witteman: „Mensen moeten wakker zijn, onmid dellijk bij hun kladden ge grepen worden". Bij de benadering van thea ter speelt het maatschappij beeld van de regisseuse een belangrijke rol. Witteman: „Ik sta bekend als feminis tisch. Ik wil geen zwakke vrouw op het toneel, geen vrouwen in de rol van slacht offer. Dat voorkom je door het maken van keuzes, door het leggen van accenten, zo als we bij Persona hebben ge daan met „Het temmen van de feeks". Het is alleen moei lijk stukken te vinden die je op die manier kunt interpre teren". En ter verklaring: „Ik heb geen zin te leven in een situ atie waarin je wordt beperkt. We leven in een bepaalde cultuur waarin je wordt ge programmeerd als zijnde dienstig aan de man. Je weet wel dat het rationeel niet klopt, maar je wordt er toe gedwongen. Je hebt daardoor niet écht een keus. Ik wil dat beeld dat leeft binnen onze cultuur niet nog eens bevesti gen door vrouwen in een to neelstuk als het slachtoffer voor te stellen. Ik weet veel te goed hoe dat is. Pas de laatste jaren kan ik mij daar van losmaken. Tot voor kort durfde ik een mannelijke ac teur nauwelijks aan te pak ken. Maar inmiddels is er een situatie ontstaan waarin ook mannen anders tegen mij aankijken en ik over dat punt heen ben". KOOS VAN WEES AMSTERDAM De beroemde 82-jarige Amerikaanse pianist van Russische afkomst Vladimir Horowitz zal zondagmiddag 23 november voor het eerst sinds vijftig jaar weer in het Concert gebouw in Amsterdam optreden De contracten voor dit optre den zijn gisteren ondertekend. Het programma van Horowitz in de hoofdstad is nog niet bekend. Wél is zeker dat de pianist op zijn eigen Steinway-vleugel zal spelen. In het contract is vastge legd dat de temperatuur in het concertgebouw 23 graden Celcius moet bedragen Kaartjes om hel concert te kunnen bijwonen kosten 200 gulden. Er is een beperkt aantal kaarten van 100 en 50 gulden verkrijgbaar. Horowitz geeft nog maar enkele recitals per jaar op door hemzelf geselecteerde podia. De enige andere Europese stad waar Horowitz dit jaar behalve Amsterdam nog zal optreden is Frankfort. AMSTERDAM Ondanks de durende terugreis, de duizend-en-één belevenissen, en het nog naklaterende applaus in hun oren, stonden de Fancy Fiddlers gisteren na aankomst op Schiphol onmiddellijk met beide benen op de grond. Nuchter reageerde de veelbelovende groep jeugdige violisten en cellisten, na hun achttiendaagse trip naar China, op alle vragen van famielieleden en journalisten. In koor werd de suggestie van een rustig snoepreisje verworpen „Nee, nee, we hebben heel hard gewerkt. Het was absoluut geen vakantietripje". Vioolpedagoge Coosje Wijzenbeek, die de Fancy Fiddlers onder haar hoede heeft, benadrukte dat studeren, repe teren en optreden het grootste gedeelte van de tijd in beslag na men. „We hebben daardoor zonder meer een hele goede indruk gemaakt. Onder steeds wisselende omstandigheden zijn, in mijn ogen, professionele prestaties geleverd. Dat is ook de enige ma nier om zo'n eervolle uitnodiging tot een goed einde te bren gen". Die eervolle uitnodiging kregen de Fancy Fiddlers nadat twee leden van de groep, Saskia Viersen en Hebe Mensinga, goed ge noeg waren bevonden voor de vermaarde Beijing International Youth Competition in Peking, een concours waarop de jeugdige wereldtop aantreedt. Tegelijkertijd werden de Fiddlers gevraagd voor een aantal concerten in de Volksrepubliek. De reiskosten vormden de enige hindernis maar een inderhaast opgezette speurtocht naar sponsors leverde voldoende geldschieters op. Vrijdag 12 september koos het muziekgezelschap, in leeftijd va riërend van 8 tot 17 jaar, het luchtruim. Na een driedaags verblijf in Pakistan, waar in Karachi één van de belangrijkste sponsors (Pakistan International Airlines) werd .beloond' met een concert zetten de Fancy Fiddlers koers naar Peking. In de Chinese hoofdstad loste met name Saskia Viersen alle verwachtingen in. In het Beijing concours wist ze door te dringen tot de halve finales. Coosje Wijzenbeek: „Een hele knappe prestatie, zeker gezien het angstwekkend hoge niveau dat daar gedemonstreerd werd". De Fancy Fiddlers als totaal gaven maar liefst vijf concerten in gelegenheden als het plaatselijk conservatorium, een hotel en een kindercentrum. De optredens werden gekenmerkt door een zelfde, prettige gang van zaken: aandachtig luisterende Chine zen die de jeugdige strijkers beloonden met ovationeel applaus. Zowel het spel van hun Chinese generatie-genoten, met wie een concert werd gegeven in het conservatorium van Peking, als de stad zelf hebben op de Fiddlers een onuitwisbare indruk ge maakt. JOOP OFFRINGA (Van onze correspondent Ro ger Simons) De Britse automobielin dustrie eens de trotse barometer van Groot- -Brittannies economie is op sterven na dood. Af gelopen week werd in Noord-Engeland een montagefabriek van Nis san officieel in gebruik genomen. Dat was veel betekenend. Enkele da gen later meldde General Motors, dat voortaan geen Bedford-trucks meer zou den worden gebouwd. Bedford was een halve eeuw lang een beroemd Brits vracht- en bestelwagenmerk. Jaren geleden werd het over genomen door General Mo tors, maar zelfs deze Ameri kaanse autogigant is in Euro- pa niet langer bestand tegen de zware concurrentie. Vandaag de dag kan prak tisch geen enkele auto die uit Groot-Brittannië komt nog echt Brits worden genoemd. Zelfs de fabrikant Rolls-Roy ce geeft toe dat 20 procent van de door hem gebruikte onderdelen niet van Britse makelij is. Tegenwoordig zit in iedere Rolls-Royce een Amerikaanse versnellingsbak en een Westduitse stereo-in stallatie. In de Rover 800 zijn niet alleen de motor maar ook de power-steering en de ver snellingsbak Japans. Met po pulaire merken is het nog er ger gesteld. Neem de Ford Escort, op de Britse markt het meest ge kochte wagentje. Een sociaal conflict had afgelopen jaar tot gevolg, dat slechts 51 procent van de in Groot-Brittannië I verkochte Escorts gebouwd was in het Engelse Halewood; de rest kwam uit Saarlouis in West-Duitsland. Nummer 2 op de Britse popu- lariteitsschaai is de Ford Fies- ta. Afgelopen jaar maakte Da genham bij Londen 54 pro cent van de Fiestas die in Groot-Brittannie werden ver kocht. De overige 46 procent was „Made in Valencia", Spanje. De grotere Ford-wa gens de Sierra XR4x4, de Capri en de Granada wor den in Groot-Brittannië geïm porteerd uit West-Duitsland en België. Het enige Britse aan ze, is de lucht in hun ban en. oor patriottische Britten is ze compleet veranderde si Britten tegenwoordig exporte ren, zijn geen echte Britse wa gens meer. Zij werden ge woon in Groot-Brittannië ge monteerd; de onderdelen ko men uit diverse landen. Op de fles ...en de Jaguar E-type (series III Roadster). tuatie een zeer pijnlijke doorn in het oog. De slogan „Brits is best" heeft immers praktisch volkomen afgedaan. Alleen de Zweedse Volvo houdt daar nog een beetje rekening mee: een vijfde van zijn onderdelen werd gefabriceerd in Groot- -Brittannië. Nauwelijks 15 jaar geleden re den de meeste Britten nog in een echt Brits wagentje dat volledig in hun eigen land was gebouwd; vandaag de dag verplaatsen zij zich praktisch uitsluitend in Japanse. West duitse, Franse en Italiaanse automobielen. In het Noor dengelse Washington, waar de eerste Nissan-fabriek al druk in de weer is, zijn de Britse arbeiders alleen maar mon teurs. Het bedrijf ontvangt bouwdozen uit Japan en de Britten zetten de onderdelen in elkaar. Twee van de eerste Nissans die in Washington werden gemonteerd, zullen echter nooit over Britse we gen snorren. Beide autootjes werden grondig ingevet ver scheept naar Japan waar het moederbedrijf hen zal onder werpen aan een rigoureuze technische en kwaliteitscon trole. De Britten, die al 90 jaar auto's fabriceren en lange tijd op dat terrein een wereldrol speelden, kunnen zich eigen lijk geen grotere vernedering inbeelden. De lijst van echt Britse auto's uit het verleden is lang en in drukwekkend. Er zijn heel bekende namen bij, zoals de Mini, de E-type Jaguar, de Morris Minor, de Rover 2000, d»? MGB GT en de Triumph Stag. Maar deze verzameling weerspiegelt tegelijk de on dergang van de Britse auto mobielnijverheid. Vandaag de dag blijft nog maar een volle dig Britse fabrikant over: Austin-Rover, die echter deze week aankondigde, dat hij ge durende de èerste helft van 1986 diep in 't rood was ko men te staan. Het staatsbedrijf Austin-Rover leed in die pe riode een verlies van meer dan 60 miljoen pond in verge lijking met de kleine winst die werd gemaakt tijdens de zelfde eerste helft van afgelo pen jaar. Het personeel van Austin-Rover eist net een loonsverhoging van 10 pond per week. Onderhandelingen daarover zijn begonnen. In 1972 produceerden Britse fabrikanten nog bijna 2 mil joen auto's. Dit jaar zal hun produktie nauwelijks 1 mil- Ê>en bedragen. Ondertussen rengt Frankrijk nog onge veer 3 miljoen wagens voort en West-Duitsland 4 miljoen. Groot-Brittannië heeft ex portproblemen: afgelopen jaar verkocht het maar 1505 auto's aan de Japanners, terwijl het 198.355 wagens van hen kocht. Naar West-Duitsland gingen toen slechts 18.560 Britse au to's, maar de Duitsers impor teerden 376.885 wagens in Groot-Brittannië. De totale Britse export bedroeg afgelo pen jaar 249.824 auto's; daar tegenover stond dat niet min der dan 1.175.587 wagens wer den geïmporteerd. F&t grootste deel van wat de De meeste Britse autofabrie- ken zijn op de fles gegaan bij gebrek aan voldoende inves tering en omdat hun goede reputatie naar de bliksem werd geholpen door de laks heid en de onkunde van hun pprsoneel dat doorlopend in staking ging voor hogere lo nen. Andere factoren die de ondergang van de Britse auto- -ïndustrie in de hand werk ten, waren de traagheid waar mee sterk verouderde fabrie ken werden gemoderniseerd en de aarzelende houding van de bedrijfsleiders ten aanzien van moderne vormgeving en uitrusting. Tot in de jaren zeventig moes ten Britten die zich een echte inlandse auto wilden aan schaffen nog vrede nemen met diverse ongemakken. Het standpunt van hun dealers was, dat de klant blij mocht zijn dat hij een wagen van Britse makelij kon krijgen. De keuzemogelijkheden waren nooit erg groot (Britse fabri kanten hadden dit geleerd van de Amerikaanse autopio nier Henry Ford, die destijds placht te zeggen dat men zijn Model T kon kopen in om het even welke kleur, zolang het maar zwart was) en de wacht tijden altijd bijzonder lang. Stakingen in de autofabrieken zorgden er geregeld voor, dat het vervelende wachten nog wat langer duurde. Na de aanschaf van hun gloednieuwe inlandse wagen zaten de meeste Britten in de kortste keren diep verward in ernstige technische proble men, die meestal heel moei lijk en erg langzaam werden opgelost. Klachten brachten meestal niet veel op. In de eerste helft van de jaren ze ventig werd het zo erg, dat het invloedrijke consumen tenblad „Which?"zich ermee ging bemoeien. Sedertdien publiceert dit maandblad ge regeld vergelijkende studies van automodellen van het zelfde type maar van ver schillende internationale mer ken. De Britse komen er nog praktisch altijd het slechtste af. De eigen Britse produktie bedraagt op dit, moment al weer 56.000 auto's minder dan vërleden jaar. Over de luchtvaart is al veel gezegd en geschreven, maar het boek „Veertig jaar lucht vaart in Indië", mag toch rus tig een uniek standaardwerk genoemd worden. Zo'n beetje alles wat vanaf het prilste be gin in het luchtruim van Ne derlands Indië heeft gezweefd, geprutteld en geronkt komt aan bod in deze co-produktie van journalist Gerard Casius en illustrator Thijs Postma. Dat levert een kaleidoskopisch beeld op van niet alleen de burger- en militaire luchtvaart maar ook de luchtvaartindus trie en sportvliegerij in deze voormalige kolonie. Het begon natuurlijk allemaal als een rariteit, een soort amu sement voor kolonialen die zich konden verbazen over het nieuwste technische snufje dat in het moederland was gebo ren. Gijs Kuiler was de eerste aviateur die in maart 1911 werkelijk vloog in Indië. In Soerabaja kwamen duizenden mensen op de been om zijn „Antoinette" te zien overko men en Kuiler slaagde er zelfs in een passagier mee te ne men. Een paar maanden later bleek de overwegend Chinese bevolking van Malakka min der onder de indruk van Kui lers vliegprestaties. Men wei gerde zijn gage te betalen, om dat de vleugels van de Antoi nette niet hadden geflad derd. Het pionierswerk in het voor malig Indië kwam maar moei zaam van de grond, omdat veel materieel niet bestemd bleek tegen de „mysterieuze remous", en daarmee werden dan de luchtwervelingen be doeld die in 1916 onder ande ren legercommandant gene raal Michielsen fataal werden tijdens een vlucht met Ter Poorten. Het duurde tot 1920 voor men deze klap te boven was en de koninklijke marine twaalf door Van Berkel ge bouwde watervliegtuigen aan schafte, in 1921 kwamen daar nog eens 26 zogeheten WA's bij. De verbinding met de wal werd toen nog met postduiven onderhouden. Toenemende oorlogsdreiging in het Aziatische gebied zorg de voor een geleidelijke uit bouw van de militaire lucht vaart in Indië, aanvankelijk vooral voor verkenning en transport, maar in 1927 lever de Fokker naast verkennings vliegtuigen aan de Marine Luchtvaartdienst ook jagers en bommenwerpers. Een eerste bombardement uit de lucht werd overigens nota bene te gen een Nederlandse oorlogs bodem ondernomen: de „MS Zeven Provinciën", waar in 1933 muiterij was uitgebroken. Die muiterij eiste een hoge tol: er vielen 24 doden, maar het militaire nut van het vliegtuig had zich daarmee al lang voor de politionele acties bewezen. Toch beschikten de MLD en de Luchtvaart Afdeling van het KNIL in 1939 nog maar over zestig vliegtuigen voor de bewaking van de uitgestrekte Indische archipel, in opper vlakte ruwweg zo groot als heel Europa. Al begin jaren twintig was in Indië al sprake van een wijd verbreide vliegtuigcultuur. Zo geheten „wilde vliegers" wa ren hun eigen transportonder nemingen begonnen met oude afgeschreven vliegtuigen en meer welgestelde heren ont dekten het vliegen als sportief tijdverdrijf. Op de vergeelde en beduimelde foto's in „Veer tig jaar luchtvaart in Indië" kijken ze je stuurs aan vanon der hun tropenhelmen en ge heel in het wit gekleed, oi glimlachend en nonchalant leunend op de kanvas vleugel van hun „kist". KNILM De wilde vliegers en gesoig neerde heren waren de voor lopers van de burgerluchtvaart in Indië, die in 1928 als de KNILM van de grond kwam. Het liep al snel storm op de driemotorige Fokkertjes van de KNILM die maximaal acht passagiers konden vervoeren, dagelijks retour van Batavia naar Bandung en van Batavia naar Semarang. In 1930 ver voerde de KNILM al 18.000 mensen op deze „maiden-rou- tes" die waren opgericht in de overtuiging dat de luchtvaart een beter bestuur en gezags- handhaving in het uitgestrekte koloniale gebied mogelijk zou maken. Er werden meer vlieg velden aangelegd in de soms nog erg woeste gebieden, en in Indië werden zelfs „eigen" vliegtuigen gebouwd, vaak naar een buitenlands ontwerp. Zo werden in 1927 in Andir tien dubbeldeks vliegtuigjes gebouwd voor de Luchtvaart Afdeling, naar een ontwerp van Laurens Walraven, geta lenteerd hoofd van de teken kamer Maar vanwege de cri sisjaren en uiteraard de mobilisatie in 1941 kwam een echte luchtvaartindustrie niet van de grond. Gerard Casius en Thijs Postma zijn er al met al in geslaagd de zeer uiteenlopende lijnen waarlangs de de burger- en militaire luchtvaart in Indië zich ontwikkeld heeft, bijzon der helder en in samenhang te schetsen. De periode die hun co-produktie bestrijkt (van het allereerste begin tot aan de Merdekka), laat zich boven dien goed overzien. Al met al is „Veertig jaar luchtvaart in Indië" als kijk- én als leesboek méér dan de moeite waard. Een standaardwerk voor luchtvaartgekken, historici, en iedereen met gevoel voor nos- taligische rariteit of iets meer dan de doorsnee beslangstel ling voor het pionierswerk in de lucht PAUL KOOPMAN Gerard Casius en Thijs Post ma: „Veertig jaar luchtvaart in Indië" Uitgeverij De Alk BV, Alkmaar. Prijs ƒ49,50. Eén van de gedetailleerde illustraties van Thijs Postma: de patrouille Lukkien tijdens een aanval op de Japanse landingsvloot voor Taiakan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 11