Suggestie van ruimte en vriendelijkheid Prijswinnaar Peter Koelewijn doorbreekt clichés nieuwbouw 'ËeidóeSouAcmt1 Een motor die geheel of voor een groot deel uit keramiek is vervaardigd zou een enorme daling van het brandstofverbruik tot gevolg hebben. Maar vooralsnog is een keramische motor stoutmoedige toekomstmuziek. EINDHOVEN - Een nieuw stenen tijd perk. Daarvoor pleitte prof. G. de With toen hij niet lang geleden aan de Techni sche Hogeschool Eindhoven zijn intreer ede hield als buitengewoon hoogleraar in het vakgebied van de keramische mate riaalkunde. Herinvoering van de vuist bijl waarmee verre voorvaderen bij gele genheid eikaars schedel kloofden? Nee, eerder het zakschaartje. Heeft de jonge professor het bericht gelezen dat de komst aankondigde van zo'n gebruiks voorwerp, uitgerust met mesjes van ke ramiek? Hij blijkt het nog sterker te kun nen vertellen. Enig speurwerk door de inboedel van zijn kostuum. Dan, triom fantelijk: „Hier is het. Gekocht in Japan. Scherp, hoor. Probeer maar. De Japan ners hebben trouwens nog veel meer op dit gebied. Er heerst daar een waar ri tueel rond messen. Een cultus bijna. Messen voor de knoflook, messen voor de biefstuk, messen voor de dit en mes sen voor de dat. Allemaal van keramiek. Ze snijden vlekkeloos en ze houden zichzelf scherp". Het zakschaartje ondertussen is meer een grap. Een trucje dat prof. De With uit de mouw tovert wanneer hij een ge sprekspartner - meestal een geldschie ter - wil winnen voor de verbluffende eigenschappen van het nieuwe materiaal. „Je maakt er meer indruk mee dan met een geleerd vertoog over corrosiebesten- digheid of de poederproduktie als een van de hoekstenen van de keramische technologie". Zo'n verbluffende eigen schap is bijvoorbeeld de hardheid die aan keramiek kan worden meegegeven. „Wanneer ik de hardheid van diamant stel op tien, dan is die van staal zes. De hardheid van keramiek begint bij zes en kan uitkomen bij tien. Bij de hardheid van diamant dus". Betekent dit dat een lang gekoesterde wensdroom van de mensheid eindelijk in vervulling zal gaan? Zelf diamant maken? Prof. De With sluit het allerminst uit. Hij wijst erop dat de diamant zoals die in de krochten van de aardkorst door de na tuur gevormd wordt, in wezen keramiek is. En inderdaad, vertelt hij, heeft men het onlangs klaargespeeld in een labora toriumopstelling soortgelijke laagjes af te zetten. Laagjes ter dikte van slechts en kele microns weliswaar, maar wel dege lijk met de structuur van diamant. „Als je dat verder zou kunnen doorvoeren - en waarom niet? - dan zou je veel grotere diamanten kunnen maken en op een veel goedkopere manier dan op het ogenblik het geval is met de synthetische industriediamant. Dan zou de huidige industriediamant gedegradeerd worden tot kruimelwerk. Een diamant maken ter grootte van de Koh-I-Noor of de Culli- nan? Waarom niet? Ik denk dat je met zo'n mogelijkheid rekening moet hou den". T oekomstmuziek Stoutmoedige toekomstmuziek echter. Zoals de geheel van keramiek vervaar digde automotor stoutmoedige toe komstmuziek is. Een omwenteling zou dat zijn, zo'n keramische krachtbron. Prof. K. de Groot, een collega van De With, heeft er onlangs in het blad van de Vrije Universiteit te Amsterdam aldus over gefilosofeerd. „Er bestaat een sa menhang tussen de extra aandacht voor nieuwe materialen en het besef dat de hoeveelheid brandstoffen op aarde ein- dig is. Je wilt dan motoren maken die zuiniger zijn dan de huidige. Dat kan, wanneer de verbranding bij veel hogere temperaturen zou kunnen plaatsvinden dan nu het geval is. Bij verbrandings- temperaturen van honderd graden hoger is een motor rond de honderd procent zuiniger. Metalen motoren smelten dan, maar keramische materialen kunnen die hoge temperaturen verdragen. Je wilt dan een motor maken van keramiek en dus ga je nieuwe toepassingen voor dat materiaal onderzoeken". Prof. De With ziet zo'n keramisch toon beeld van zuinigheid en vlijt vooralsnog niet op de markt verschijnen. Zeker niet de eerste tien jaar. Maar op kleinere schaal is de ontwikkeling al in gang ge zet. En Japan, alweer Japan, loopt voor op. „Daar hebben ze geredeneerd: de in jectiekamer in de cylinderkop van een dieselmotor, die zou je van keramiek kunnen maken. Dat hebben ze gedaan en wat bleek? Alleen door dat onderdeel tje van keramiek te maken, kregen ze een brandstofbesparing van tien procent, terwijl het vermogen van de motor nog eens met tien pk toenam ook. Van zestig naar zeventig pk met een besparing van tien procent, alleen door zo'n onderdeel tje, dat betekent nogal wat. Die richting gaan we uit. Keramische onderdelen zul len ingezet gaan worden op plaatsen waar de technologie geen ander ant woord weet. Het brengt met zich mee dat we de kunst machtig moeten worden om keramiek te verbinden aan andere materialen. Een gebied waar nog weinig aandacht voor is. Het hitteschild van de Amerikaanse ruimtependel? Als je het heel breed wilt nemen, inderdaad. De keramische tegels van de Spaceshuttle voldoen uitstekend. Het probleem is dat ze nog wel eens los willen laten". Mooi spul De gemiddelde Nederlander die het woord keramiek hoort, denkt aan kleien en ziet het oventje van de Volksuniver siteit voor zijn geestesoog. Van dat beeld moeten we af, vindt prof. De With. Het vloekt met het nieuwe stenen tijdperk waarvan hij - „zo zou je het een beetje extreem kunnen zeggen, ja" - de pleit bezorger is. Het tijdperk van de hoog waardige technische keramiek, geken merkt door futuristische namen als BaTi03 of A1203 met een scheutje MgO. „Mooi spul. ook in termen van zuiver heid". Jammer genoeg, zo luidde de toonzetting van de intreerede waarmee prof. De With zijn leeropdracht in Eind hoven aanvaardde, staat Nederland niet te trappelen om zijn nieuwe stenen tijd perk te betreden, hoe verleidelijk elegant zo'n zakschaartje ook is. Europa loopt al drie tot vijf jaar achter bij de ontwikke lingen in de Verenigde Staten of, natuur lijk, Japan. En Nederland loopt weer achter op Europa. Hoe dat komt? „Ik zou het antwoord willen zoeken op twee terreinen. Het terrein van de kennis en het terrein van de durf. Wat het eerste betreft: er heerst geen onkunde in Ne derland. Er heerst onbekendheid en daarom worden keramische toepassin gen niet benut, terwijl ze toch heel goed mogelijk zijn. De bougie, wie verwon dert zich er nog over? Toch is het een voorbeeld van een goed uitontwikkeld keramisch produkt. Bepaalde beitels die soms veel beter voldoen dan beitels van staal. En zo kan ik een hele lijst opnoe men. Er is een redelijk pakket kennis aanwezig en het wordt ook wel uitge breid, maar het zit te zeer geconcen treerd; het komt niet naar buiten. Ik vind dat alle ingenieurs, alle construc teurs het in hun pakket zouden moeten hebben". Durf En de durf? „Ik bedoel ermee dat er toe passingsgebieden bestaan - dingen die op het ogenblik echt al haalbaar zijn, met name op het terrein van de slijta ge - waar desondanks steeds maar weer wordt teruggevallen op conventionele, vertrouwde materialen. Ja, waarom? Wat de boer niet kent, dat eet-ie niet. Ik denk dat daar toch wel de belangrijkste factor zit. Je moet ergens de eerste stap zetten. De kunststoffen zijn ook niet van de ene dag op de andere doorgebroken. Maar nu zie je elke dag een auto komen met weer meer kunststof erin. Hetzelfde geldt voor keramiek. Steeds een stapje verder. Keramiek duur? Ja, mijn zak schaartje is betrekkelijk duur geweest. Ik heb er tienduizend yen voor betaald. De kosten zijn, zoals bij alle produkten, af hankelijk van de hoeveelheden die je kunt produceren. Op het ogenblik wor den er wereldwijd vijftigduizend ton magneten op keramische grondslag ge maakt. Dat zijn er een heleboel, als je weet dat zo'n dingetje een paar honderd gram weegt. De kostprijs is dan ook niet hoger dan die van metalen magneten. Soms denk ik wel eens dat keramische toepassingen op grote schaal achterwege blijven omdat er een psychologische, een sociologische kwestie achter zit. Wel eens een monteur een startmotor zien plaatsen? Dat gaat van hupsakee, met eén paar tikken van de hamer. Een start motor waarin keramiek is verwerkt, ver draagt 'zo'n behandeling natuurlijk niet want ondanks alle hardheid blijft het bros materiaal. Je zou de monteurs dus moeten leren: je kunt er prima mee wer ken, maar sla er niet met een hamer op". Boot missen „Wat te doen om te voorkomen dat Ne derland op keramisch gebied helemaal een ontwikkelingsland wordt?", vroeg prof. De With zich in zijn Intreerede af. Want als er achtergelopen blijft worden, dan dreigt een somber verschiet. Men zal volledig de boot missen op een ter rein waarvan het wereldwijde belang zich al zorfheklaar aan het aftekenen is. Allerlei technische en commerciële haal baarheden die rijke vruchten beloven af te werpen, blijven buiten het bereik van Nederlands anders zo grijpgrage handen. De melk en honing van een zich op een presenteerblad aandienende mogelijk heid tot innovatie gaan aan de nationale neus voorbij. Wat Nederland moet doen, vindt prof. De With, is er als de kippen bij zijn om zich te werpen op en kele deelgebieden waar nog graantjes mee te pikken vallen. Geen werk aan pakken waar de hele rest van de wereld al druk mee in de weer is. Kiezen voor het braakliggende terrein. De hechting van keramische materialen aan metalen en de hechting van keramische materia len onderling, daar ligt het braak. En het vraagstuk van de corrosie is een belang rijk braakliggend gebied. „Je ziet overal veel inspanningen verricht worden waar het gaat om de mechanische kant van keramisch materiaal, maar voor corrosie is heel weinig aandacht. Terwijl de be perking van het materiaal best wel eens daar zou kunnen liggen. Hier wacht een taak voor ons". De Europese achterstand - om van de Nederlandse maar te zwijgen - laat zich aardig illustreren aan de hand van een cijfer. Het totale aantal keramische des kundigen in Europa wordt door prof. De With op vijfhonderd geschat. In Japan zijn er alleen al bij de motorindustne zo'n duizend keramische onderzoekers betrokken en in totaal telt het land twee duizend onderzoekers plus vierduizend technici. Het verschil met Europa is dat Japan een goede koppeling kent tussen universiteiten, onderzoeksinstituten en industrie. „Ik heb de stellige indruk dat op de Japanse universiteiten een breed scala aan onderwerpen bestudeerd wordt. Is een onderwerp of materiaal veelbelovend, dan schuift het door naar een beter uitgerust onderzoeksinstituut. Daar is het aantal onderwerpen mis schien beperkter, maar de diepgang en de aandacht zijn groter. Wanneer een onderwerp ook in dit stadium zijn grote belofte blijft houden, is de volgende, lo gische stap dat het door een industrieel laboratorium verder onderzocht en ont wikkeld wordt. Verschillende bedrijven hebben op deze manier concurrerende onderzoekskanalen. Volgens mij is het succes van Japan op keramisch gebied niet in de laatste plaats aan het bestaan van zulke kanalen te danken. Nederland daarentegen mist ze duidelijk". Schril contrast De Nederlandse situatie staat zelfs in schril contrast met het meer nabije bui tenland. In Engeland en Duitsland be staan op talrijke plaatsen opleidingen waar keramici gepokt en gemazeld wor den; achterlopend Nederland kent slechts onderzoekprogramma's met daaraan gekoppeld studiemogelijkheden aan de TH's in Twente en Eindhoven. De studenten die ervoor kiezen, vormen volgens prof. De With een select gezel schapje dat uiteindelijk geruisloos in het bedrijfsleven opgaat. „Ze dragen niet de fakkel uit, nee". Aparte opleidingen voor keramici dus teneinde Nederland op te stoten in de vaart van het nieuwe stenen tijdperk? Nee. Prof. De With is tevreden wanneer er binnen de bestaande schei kundige en natuurkundige opleidingen meer aandacht komt voor het vak mate riaalkunde. „Want de bekendheid van toekomstige onderzoekers, ontwikke laars en ingenieurs met keramiek dient sterk toe te nemen, dat zeker. Mocht mijn advies geen gehoor vinden, dan zal in de Nederlandse keramische wereld niet alleen de vervaardiging een onder geschikte rol blijven spelen, maar zullen ook allerlei mogelijke, technisch en com mercieel interessante toepassingen voor ons land verloren gaan". PIET SNOEREN In Hoofddorp waren binnen negen uur 52 van zijn woningen verkocht. Prijs per stuk: 122.000 gulden; premie A. De koopwoningen maken deel uit van het project waarmee architect Peter Koelewijn - met zijn compagnon Kees van Ham, van bureau K3 in Arnhem - een internationale prijsvraag won. De andere helft bestaat uit woningwetwo ningen. Aanstaande dinsdag overhan digt prins Claus de eerste sleutel aan een bewoner. Daarna moeten in Em- men nog 119 woningwetwoningen ver rijzen, in Leiden (wijk Stevenshof) 46 premie A woningen, in Almere negen tig woningen in de vrije sector en in Echt zes premie A woningen. Volgens de vijf jury's die 227 ontwerpen van zestien architecten bestudeerden, sug gereert Peter Koelewijn vooral vriende lijkheid in zijn ontwerpen. Architect Peter Koelewijn (links) naast prins Claus, compagnon Kees van Ham en wethouder W. de Vrey- Vringer (ruimtelijke ordening) van Hoofddorp tijdens de prijsuitreiking in mei van dit jaar. Op de achtergrond het winnende ontwerp. ARNHEM - Ook al kost het geld en wordt het altijd nachtwerk, architect Pe ter Koelewijn vindt het vooral lèuk om aan prijsvragen mee te doen. „Het door breekt de routine. Je kunt vrij ontwer pen omdat je geen rekening hoeft te hou den met een heleboel voorschriften. Daarnaast zijn prijsvragen ook noodza kelijk, omdat een architect er naam door kan maken. Kijk maar naar veel beken de Nederlandse ontwerpers: louter dank zij het winnen van een prijs konden ze zelf een bureau beginnen en kregen ze opdrachten voor interessante projecten". Met Peter Koelewijn lijkt het dezelfde kant op te gaan. Met dien verstande dat hij niet tot de categorie architecten be hoort die graag een standbeeld voor zichzelf zou willen ontwerpen. Waar mensen als Wim Quist, Carel Weeber en Rem Koolhaas dikwijls onuitwisbare bouwwerken realiseren, zet Peter Koele wijn zich met evenveel plezier aan socia le woningbouw. Hij probeert een breed palet te bieden, van hem hoeft niemand bij het zien van een van zijn projecten te zeggen: kijk, Koelewijn. Een bepaalde stijl kan bovendien net zo goed tegen je werken; je krijgt de kans niet om iets an ders te bouwen. Daarom zijn motto „Liever een lekkere, makkelijk zittende jas dan haute couture". Breed en ondiep „Schokkend" is ook niet het eerste woord dat hem te binnen schiet als hij zijn prijswinnende ontwerp zou moeten kenschetsen. Hij citeert liever de jury die van zijn wooncomplex onder meer zei dat het vriendelijkheid suggereert. Dat laatste woord is niet helemaal je dat, vindt Koelewijn, maar zijn opzet door breekt inderdaad het cliché van de nieuwbouwwijk. Het essentiële in het ontwerp van Koele wijn is dat hij in plaats van lange en smalle woningen heeft gekozen voor bre de (8,25 m) en ondiepe (5,66 m). Het ge volg is dat de woning speelser is in te de len, er een grotere tuin overblijft, maar er uiteindelijk evenveel huizen op een stuk grond passen als bij de traditionele oplossingen. „Behalve natuurlijk bij sta pelbouw staan de huizen soms, zoals in Emmen, op kavels van tegen de drie honderd vierkante meter. Voor woning wetwoningen! Trouwens, voor koopwo ningen is dat ook niet kinderachtig". Zowel van binnen als van buiten maken de huizen een ruime indruk, terwijl ze dat, benadrukt Koelwijn, niet echt zijn. De suggestie van ruimte wordt gewekt door de indeling die niet recht-toe-recht- aan is en doordat aan de tuinkant voor veel glas is gekozen, waardoor het licht royaal binnen kan komen. Dat is volle dig volgens de ideeën van de recente stroming in de nationale architectuur, waarbij de voorkant van het huis aan zienlijk geslotener is. Daardoor wordt het gevoel van privacy versterkt. „Ik denk", zegt Peter Koelewijn, „dat je voor alles naar een woonvorm moet zoe ken waar mensen zich lekker voelen; zo wel in huis als in de omgeving. Je moet proberen te voorkomen dat ze er uit weg willen. Dan zullen ze zich ook veel ver antwoordelij ker voelen en daardoor zal de omgeving weer veel prettiger blijven. Economisch gezien betekent dat boven dien een aanzienlijke besparing op on derhoud. Deze huizen kosten alles bij el kaar misschien een paar honderd gulden meer voor de gemeente en aannemer, maar die verdien je op termijn weer keu rig terug. Dat is trouwens weer zo'n aar dig aspect van een prijsvraag. Als ik met dit ontwerp naar een bouwer was gestapt had die zonder meer gezegd: leuk, maar te duur. Nu ik er een prijs mee heb ge wonnen, ben ik welkom". Sjabloons Koelewijn signaleert de neiging van de bouwwereld om steeds meer woonwij ken te plannen zonder architecten te raadplegen. „Elke gemeente of aannemer heeft wel plannetjes in de kast liggen. Als ze die gebruiken, sparen ze weer geld uit. Dan krijg je van die sjabloon-achtige wijken. Bovendien doet het de architec tuur natuurlijk geen goed, maar op den duur ook de bewoners niet. Een archi tect zal dingen maken die voldoen aan de eisen van vandaag, maar zal ook al tijd vooruit denken. Ik geloof in de rol van de architect, niet zozeer als vormge ver, als wel als degeen die alle belangen kan samenvoegen. Een huis is tenslotte altijd een compromis, een kwestie van keuzes maken. Het ideale huis bestaat, denk ik, niet. En als het bestaat is het iets heel vluchtigs". „Zo heb ik voor Hoofddorp een veel stadser project gemaakt dan voor Em men. In Hoofddorp zie je veel meer felle kleuren aan de buitenkant, dat past daar beter in het klimaat. Over een aantal ja ren zul je ook zien dat Emmen een hele groene wijk is geworden en dat in Hoofddorp hier en daar boompjes en struiken staan. Daar zal de bebouwing het groen blijven overheersen, in Em men is dat juist andersom. Dat betekent niet dat je alles kunt overzien, er zijn wensen en veranderingen die onver wacht komen. Maar in de huizen is bij voorbeeld wel rekening gehouden met een berging die weggehaald kan worden. Dan kan in de tuin een andere worden neergezet. Bij de verdeling van de hui zen heeft slechts één bewoner daarvoor gekozen. In de komende jaren zullen misschien heel wat meer mensen dat willen, als ze eenmaal gewend zijn aan het wonen en de financiële klap te boven zijn. Dat soort flexibele oplossingen moet je wel proberen in te bouwen. Net zoals ik er rekening mee heb gehouden dat er eenvoudig uitbreidingen aan de achterkant kunnen worden gemaakt. Zo als, wat heel erg in de mode is, een gla zen serre". „Perfect maatwerk is gevaarlijk. Niet ie dereen leeft hetzelfde en heeft dezelfde woonwensen. Het enige wat je als archi tect kunt doen is, heel subtiel, de belang rijkheid van woonruimten aangeven. Zo heb ik de woonverdieping royaler gehou den dan de slaapverdieping. Ik denk dat je iets gemeenschappelijks moet probe ren te bewaren. De dreiging in onze sa menleving is, overdreven gesteld, dat ie dereen met een eigen walkman op in zijn eigen kamertje naar de televisie kijkt en alleen nog maar communiceert via de computer. Als architect kun je zo iets enigszins sturen door de nadruk te leggen op plekken in huis. Als je kiest voor wat ik schilder, moet je dus veel kleine ruimten ontwerpen waar mensen zich in kunnen terugtrekken, naast bij voorbeeld één grote gemeenschappelijke, plek. Binnen dergelijke marges moet je wél proberen een woning niet al te dwin gend te maken. Een huis moet overal een goede, logische oplossing van een aantal problemen en eisen zijn. Eisen van diverse groeperingen én van de om geving. En omdat die niet overal hetzelf de zijn, moet je dus niet heel Nederland maar volstouwen met mijn huizen. Dat zou dom zijn". DICK HOFLAND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 22