na e fk 1 Ceidae Qowwunt1 ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1986 J i AMSTERDAM - Van Schiphol vertrokken voor een bezoek aan Amerika en Canada, liet Freek de Jonge gistermiddag op de valreep en de vliegtuigtrap nog weten, dat hij zijn eigen zaalpubliek hier niet gemakkelijk zal vergeten. Hij mag dan niet onbemiddeld heten op het stuk van theatertalent, hij blijft zich ervan bewust dat zijn publiek hem op handen gedragen en om hoog gestoten heeft. Op dit mo ment grasduint hij in Los Angeles rond voor het leggen van contacten voor het uitwerken van nieuwe filmplannen. Over zeven dagen vliegt hij door naar Ottawa in Canada, waar op hel filmfesti val zijn jongste film „The Performer" wordt vertoond, die onder de titel „De komediant" half september in de Neder landse bioscopen op het filmdoek begint te rouleren. Al bijna een jaar ontbreekt Freek de Jonge op zijn vaste stek, het podium. Daar schijnt hij toch voor geboren. Daar hoort hij thuis. De komende twee jaar zal hij daar echter niet van zijn welspre kende aanwezigheid blijk geven, zozeer heeft de film hem in zijn greep. Hij lijkt zich geheel op film vastgelegd te hebben. Met deze wijze van zien stemt hij in: „De film „De komediant" is bedoeld en opgezet als een voorlopig afscheid van mijn theaterpubliek, dat vooral mijn laatste show „De bedevaart" hierin zal herkennen. Toen Toon Hermans des tijds aan een jubileum toe was. ontstond het idee van „Tien Toon", waarin alle hoogtepunten gerangschikt naar geestig heid de revue passeerden. Op dezelfde wijze ontstond het draaiboek voor „De komediant". De bioscoopbezoeker vindt daarin elementen uit al mijn vroegere shows terug, zal met de figuren en de scènes daarin opnieuw kunnen meele ven. Dat heb ik speciaal voor de aan mijn persoon verknochte mensen zo in elkaar gezet. Half no vember komt er boven dien een boek van nuj in de handel met twaalf verhalen van eigen hand. Dit gaat „Het da mestasje" heten. Enkele daarvan heb ik al eens op de radio voorgedra gen. maar er zit ook niet bekend werk in". „Je kunt in mij een en tertainer zien, een volksvcrmaker, maar omdat ik mijn eigen teksten schrijf, ben ik ook schrijver. Mensen zijn naar hoe ze worden ingedeeld. Ik doe er al les 'aan om mijn vaste publiek te gerieven. Dat wil niet zeggen, dat ik de verplichting voel om op het podium te blij ven staan. Zo ver gaat dat nou ook weer niet. Op zeker ogenblik ko men er andere dingen op je af. In dit geval film en dan ook nog heel toevallig. Ik had wel eens gehoord van de Cannon Film Com pany. maar ik kende die heren niet. Een van de directeuren daarvan, hij heet Golan, deed Am sterdam aan. Die zette op zijn hotelkamer de tv aan juist op de zen der waarop „Stroman en trawanten" werd uit gezonden. Die man ver stond geen woord van wat ik zei. Maar hij bleef kijken. Dc volgende dag had ik hem aan de lijn. Hij had geen syllabe van mijn show begrepen, maar zei gefas cineerd te zijn door mijn uitstraling, door mijn grimassen en clowneske kop. Sinds Chaplin had hij een dergelijke fi guur niet meer op film of beeldband ge zien, zei hij. Staande dit telefoongesprek eiste hij als het ware, dat ik een film voor zijn maatschappij zou maken. Ik zat volop in mijn theaterverplichtingen. Mijn hoofd stond er niet naar. Bij langer doordenken zag ik het uiteindelijk met zo'n film toch wel zitten". vy' Artiest-dompteur Freek steekt voor de kennis van zijn verdere toekomst zijn licht op bij de waarzegster (Rosita Tamara). Worsteling van de dompteur die hem dreigt in te kapselen. zich te bevrijden van de leeuw Dompteur Dit leidde uiteindelijk tot „De komedi ant", voor angelsaksisch kijkvolk „The performer", en dan op de respectievelij ke affiches ook nog met stotterende kk's cn pp's geschreven, omdat de komediant in kwestie nog net niet met' stomheid, maar wel aan-het stotteren is geslagen bij de aanblik van een walgelijke wereld, waarin op weerzinwekkende wijze zijn talent in klinkende munt wordt omgezet. De komiek in die film, zoon van een be roemde dompteur, lijkt behept met de neiging in zijn vaders voetsporen te tre den. Vooralsnog wijst hij de status van publiekslieveling af. Daarom bedrijft hij geëngageerd straattheater met aan zijn zijde zijn onafscheidelijke vriend, John ny van Elk. Langzaam ontwikkelt de ko mediant zich tot een zaalvermaker, waarin we Freek zijn entree op het podi um zien maken, zijn fratsen en filosofi sche frases daar, zijn voeling en ook zijn conflicten met veeleisend publiek dat waar voor zijn geld verlangt. Hierin her kennen we Freek, die het nergens graag verder vertelt, maar in een vertrouwelijk moment laat weten, dat hij een van de eerste keren van zijn optreden met een onvoldragen voorstelling zulk een flater sloeg, dat hij nog schaamte voelt voor de enveloppe met inhoud die hij achteraf kreeg aangereikt. Je hoeft geen voetval voor het publiek te plegen, maar het ver langt wel waar voor zijn geld, vindt Freek. Aan die eis wil hij blijvend vol doen, op film of toneel. De leeuw, waarmee zijn vader optrad en die hem geestelijk verslond tot de dood er op volgde, neemt ook bezit van de zoon. In dat levensstadium van de ar tiest raadpleegt hij een waarzegster (Mo- sita Tamara), die hem de hand leest en in zijn hoofd een dwaalspoor bewerkstel ligt. Net als in de show „De bedevaart" moet door de artiest een boetetocht ge maakt worden naar een oord waar de wonderen niet van de lucht zijn. Hij krijgt telefonisch contact met een be stuurslid van de KNIB. Van hervormde huize gooit Freek er dan hallucinante humor tegen aan: „Bent u van de KNIB? De Katholieke Nederlandse In validen Bond. U bent dus katholiek en invalide. Dan bent u dus dubbel gehan dicapt. Maar u mag van mijnheer pas toor met uw auto de kerk binnen rijden? Dat is mooi. Daar is vandaag de dag plaats genoeg". Dat blijft een uitgesproken kenmerk in Freeks theaterwerk. Fabel en parabel, Bhagwan en bijbel, filosofie en sofismen, wijsheid en waanwijsheid, humor en he dendaagse huichel, hij werpt het alle maal op één grote hpop. In een vloed van woorden. Daaruit bouwt hij zijn verhalen op. Hij gebruikt daarbij zijn hele lijf om met grimmige grimassen en doordacht denkwerk 's levens leed te ontleden en niet zelden daarmee ook ontroering te wekken. De artiest, de dompteur, poogt zich uit alle macht te bevrijden van de leeuw, die dreigt zijn persoonlijkheid en geestkracht te ver zwelgen. Pas daarvan na een weerzin wekkende worsteling vrij gekomen, kan hij zichzelf zijn. Maar ook dan staat hij voor het feit zich voort te moeten slepen door de menselijke jungle, de samenle ving die het eigene van ieder mens aan tast. Inkapselen Freek spreekt de conclusie niet tegen, dat dit ook iets te maken heeft met zijn relatie tot de veel geld biedende filmwe reld. Die neigt ertoe de artiest in te kap selen. Freek wil zichzelf blijven, en zegt: „Als het aan de geldverschaffers had gelegen - en het Nederlandse Produktiefonds van de overheid heeft ook de helft be taald van het hele miljoen dat de film kost - had deze film er veel eerder ge weest en er ook anders uitgezien. Ik zie het zo. Vanuit mijn religieus besef ben ik dankbaar, voor het mij aangereikte ta lent. Er is er altijd één de leukste thuis, laat ik dat dan maar wezen. Talent mag je niet onder de korenmaat steken. Je mag het ook niet exploiteren, te gelde maken, al legt het toevallig mijn eigen BV „De Roje Hel" ook geen windeieren. Maar het blijft net de staatsloterij: je staat al te juichen bij een eigen geldje. Ik moet eerlijk blijven tegenover mijn pu bliek, dat mij voortdurend heeft willen volgen in mijn afwijzing van de com mercie, die mensen, artiest of niet, lou ter ziet als middel om geld te verdienen. Daarvoor is al het geschapene niet op de wereld gezet. Daar zitten andere bedoe lingen achter. Met die vragen ben je bij je zelf steeds bezig. Uit de inspraak die geldgevers hebben vloeit de eis voort, dat je na het uitkomen van een film ook veel interviews geeft om zo'n film te promoten, op te stuwen naar financieel succes. Daar stem ik mee in, maar niet tot elke prijs. Er bestaan bladen, waar ik niet in wil, omdat die strikte handel be drijven met een verhaal van jou. Zo heeft ook Veronica mij gevraagd voor een interview. Daar heb ik mijn bezwa ren tegen. Ik zeg altijd: Veronica komt niet naar je toe, Veronica walst over je heen. Nu zeg ik al meer dan ik mogelijk verantwoorden kan, want welke omroep bezit nog wel eigen ideéel gezicht en staat voor andere dingen dan commercie en kijkcijfers? Je houdt ze steeds moeilij ker uit elkaar". Datzelfde probleem gaat spelen in de film „Forget me not" die hij volgend jaar gaat maken en waarvan de titel mag begrepen worden als een hint en een her innering aan zijn publiek. Hij zoekt hier voor momenteel in Amerika binding met regisseur Paul Mazurski, met scena rioschrijver Menno Meijes, die ook voor „Colored purple" staat, en cameraman Jan de Bont, de Nederlander, wiens faam bezig is zich over Amerika te ver spreiden. Die mensen moeten wat in het scenario zien en in de wijze waarop Freek de Jonge dat in beeld wil hebben. Deze film behelst een ecologisch drama, een tuinman in een grote stad, die door de oprukkende steenwoestijn vreest dat de mens vervreemdt van de natuur, dat organische wereldwonder nummer één. Dat ligt verstrengeld met menselijk le ven, maar dreigt daarvan los te raken door oprukkende architectonische woe kergroei, net als een oerwoud, maar dan levenloos. Hier wenst Freek tegen te ageren. „Maar", zo licht hij nader toe, „het is natuurlijk niet zo, dat ik zo'n verhaal zomaar even bedenk als er zo nodig een film gemaakt moet worden. Door Can non krijg ik de kans mijn theatrale ga ven in film om te zetten. Die gelegen heid doet zich voor. Die moet ik dus pakken, ook al moet ik mijn theaterpu bliek daarvoor even loslaten. Als de tijd daarvoor rijp is. keer ik weer terug naar het podium. Zo'n geschiedenis als van die tuinman, verzin ik niet even gauw. Dat zit al langer in mezelf. Ook zonder dat ik me daarvan bewust ben. Het komt als het ware vanzelf omhoog, wan neer ik zoals in dit geval een verhaal no dig heb". Applaus Eenmaal vastgeprikt op film, mopt Freek toch het applaus, de toejuichingen na af loop missen. Men zegt, dat juist daar voor artiesten zich elke avond enkele uren staan in te spannen om er behalve de toegangsprijs ook enkele minuten van bijval voor te oogsten. Freek maakt er geen geheim van dat daarin ook voor hem een stuk charme schuilt van theateroptreden. „Maar", licht hij met een olijk oog toe, „hierin heb ik voorzien. Van mijn optreden in Carré heb ik het minuten durende ap plaus vast laten leggen. Telkens als ik het thuis even te kwaad krijg en de aan- i drang ervaar zo op het podium te willen stappen, trek ik me terug op mijn ka mer. Daar druk ik op de recorderknop en terstond barst het gejuich los. Daar ga ik dan bij staan buigen. Zo zit ik wel in elkaar, voor wie het geloven wil. Na een dergelijke vertreding uit de dagelijkse beslommeringen en het theatergemis kan ik er dan weer even tegen. Ik hoef hier niet aan toe te voegen, dat ik ook mijn dieptepunten ken en dat ik dan hoor hoe het volk mij wegfluit. Ook daarvoor heb ik een bandje met hels gefluit speciaal laten vervaardigen. Dan maak je dat ook weer eens een keer mee". Zo lukt hel Freek zelfs in een interview niet ernstig te blijven. Komediant-regisseur Casper Verbrugge heeft er niet de minste moeite mee Freek serieus te nemen. Hij vertelt hoe De Jonge altijd met ideeën over vormgeving rondloopt, waar hij als filmer zijn voor deel mee kan doen. Casper raakt daar niet over uitgepraat: „Het is eigenlijk vreemd, hij bekend in ons land van zijn zaaloptredens, ik van mijn filmerij, dat we elkaar twee jaar geleden in Toronto tegen moesten komen tijdens een film festival. Daar klampte hij mij aan over zijn film, die hij toen nog slechts in zijn hoofd had. We hebben er wel schermut selingen over moeten voeren, woorden wisselingen op artistieke grondslag. In de persoonlijke sfeer harmoniëren wij en onze ideeën evenwel voortreffelijk. We losten op die manier elk probleem op". „Dat ik als filmer Freeks podiumoptre den alleen maar geregistreerd zou heb ben. moet als in strijd met de werkelijk heid beschouwd worden. Ik nam Freek als podiumfiguur op vanuit drie came rastandpunten, drie invalshoeken: van uit het publiek, op afstand om de mimi sche taal en werking van zijn lichaam in beeld te krijgen en van dichtbij wanneer zijn gezicht boekdelen spreekt. Daaruit ontstonden drie complete films over een man die aan het podium toebehoort. Die heb ik tegen elkaar aangesneden. Zoals een componist noten op een rij zet, waaruit melodie, harmonie en ritme ont staan, muziek dus, zo componeerde ik beelden zodat een film met een persoon lijk ritme ontstond, een compositie, waaraan ik mijn eigen adem mee heb kunnen geven". Freek zal de komende jaren heel wat af reizen. Hij zoekt naar een lokatie voor zijn Forget me not-tuinmanfilm. Daar voor moet hij waar ook ter wereld een geschikt stadsplein hebben, dat geduren de de opnamedagen kan worden ont ruimd, vrijgemaakt van verkéer. Mis schien valt de keus op ons land, of op Los Angeles, of op Jeruzalem dan wel een Italiaanse stad. Door de wereld trek kend gaat Freek op speurtocht naar zulk een plein. Gezinsziek Direct al in de eerste beelden van de Ko- mediantenfilm stuit men op kinderen, ook een jochie van elf jaar. Jellé, een zoon van Freek. Is Freek familieziek om zijn eigen zoon in deze film te zetten? „Erger nog", valt Freek bij, „ik ben ge zinsziek. Zoals mijn vrouw mij op al mijn reizen vergezelt omdat zij de artis tieke directie over al mijn werk voert (en daarom pedagogisch verantwoorde op pas voor de kinderen regelt), zo heb ik ook mijn zoon Jelle in de film gehaald om hem een kans te gunnen, een kijkje op het vak. Een prachtjong met uitstra ling. Ook met eigen voorkeuren. Zo hangt momenteel „Madonna" boven zijn bed, zingt hij in „Kinderen $oor kinderen" en nu dan de film. Het is. een heel andere jongen dan ik en ik zie in hem geen podiumgrootheid. Zijn gaven liggen elders. Hij moet zijn eigen weg gaan. Ik zal hem daarin niet voorzeggen. Dat lijkt me ook niet verstandig, gezien de ervaringen van Frank Sinatra die van zijn zoon verlangde dat deze een. even grote zanger zou worden als hij eri dat nog wel in zijn eigen pracht- en nacht club in Las Vegas. Ken je dat verhaal niet? Er kwam geen hond luisteren en die nachtclub ging bijna failliet. Ik zal het Jelle niet aandoen". TON OLIEMU&.ER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 19