„Prestaties krijgen nu ook de aandacht" Leidse regio op drie fronten in de aanval Meer dan „hard op de pedalen duwen 50-JARIG DOCOS WIL MEER DAN „GEZELLIG" ZIJN CcidócOommtt ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1986 PAGINA 15 LEIDEN „DOCOS is een vriendenclub" en „je ziet hier eigenlijk nooit iemand naar een andere club vertrekken" zijn twee uitspraken die de 50-jarige voetbalvereni ging uit de Mors wellicht het meest typeren: een vereniging die gedragen wordt door een uitsteken de sfeer ei waar voetbal weliswaar voorop staat, maar tal van andere acti viteiten in het oog sprin gen. Het jubileumjaar zal daarop geen uitzondering vormen, al is onder het voorzitterschap van Hein Opdam een verandering merkbaar geworden: „Een goede sfeer is nog altijd het belangrijkst, maar de prestaties van de standaardelftallen krijgen nu veel meer aandacht dan vroeger". „Vroeger", licht Opdam toe, „werd je hier uitgelachen als je voorzichtig de aandacht naar de prestaties probeerde te verleggen. Het idee was toen: laten we het vóór alles gezellig houden. Als het eer ste elftal genoeg punten had behaald om niet te degrade ren, maakte het niet meer uit of er nu gewonnen of verlo ren werd". Opdam slaagde erin zijn medebestuursleden duidelijk te maken dat een club met drie seniorenelftal len in de KNVB „eigenlijk wel hoger moet spelen dan de derde of vierde klasse". De eerste stap daartoe was het aantrekken van trainer Piet van der Valk, die vorig sei zoen het moreel weer op peil bracht na de degradatie uit de derde klasse. Leo Nederpel, speler van het eerste elftal en voorzitter van de jubileum commissie: „We hebben nu besloten er met z'n allen de schouders onder te zetten. Dat wil zeggen: driemaal per week trainen en bliiven knokken als het misschien even wat minder gaat. En de sfeer is weer goed; na de trai- nig blijft iedereen nog even aan de bar hangen en peppen we elkaar op". Clubgevoel Terwijl landelijk gezien het aantal leden van voetbalvere nigingen de laatste jaren steeds daalt, telt DOCOS ook dit jaar weer zo'n 450 leden. Opdam: „Ik geloof dat er drie hebben bedankt. Meestal be tekent dat, dat ze definitief gestopt zijn met voetbal: het komt eigenlijk nooit voor dat hier iemand naar een andere club vertrekt. Sterker: zelfs als iemand verhuist naar een ftlaats buiten Leiden, blijft hij id van DOCOS. En de enke ling die het ergens anders probeert, keert na een jaar weer terug". Dat clubgevoel wordt de jeugd van jongs af aan bijge bracht. Niet voor niets heeft DOCOS een goede naam op het gebied van jeugdopvang. Leo Nederpel herinnert zich nog goed „hoe Gerrit Noord- man de hele dag door Leiden reed om foldertjes op scholen neer te leggen en hoe hij jeugdspelertjes van hot naar her bracht om maar te kun nen voetballen". De prestaties bleven niet achterwege: „In de vier jaar dat ik bij de pu pillen speelde, heb ik precies één keer verloren. Na afloop liepen we huilend van het veld af. Verliezen was immers ondenkbaar". Nog altijd krijgt de jeugd bij DOCOS ruime aandacht. Jaarlijks zijn er di verse toernooien, gaat de jeugd drie tot vier dagen naar Engeland en spelen de A-ju nioren wedstrijden in Duits land. Dit jaar staat een bezoek aan het Ajax-stadion en een aantal wedstrijden tegen de jeugd van de Amsterdamse club op het programma. Onbezorgde toekomst Het jubileumprogramma is een mengsel van voetbal- en andere activiteiten als een speciale klaverjascompetitie, een viswedstrijd en uiteraard een receptie (op 18 oktober) en een feestavond voor de vereniging. Bovendien maakt een groot aantal bekende ar tiesten zijn opwachting. „Een bijzonder kostbaar program ma", weet Leo Nederpel, „dat nooit mogelijk zou zijn ge weest als we niet vijf jaar ge leden al begonnen waren met allerlei acties om geld binnen te krijgen. En dat is nu weer typisch zo'n kenmerk van DOCOS: toen al was men be reid maandelijks een bepaald bedrag over te maken, gedu rende vijf jaar. Waar kom je dat nog tegen?" Zoals de zaken er nu uitzien, gaat DOCOS een onbezorgde toekomst tegemoet. Met nieuwbouwwijken in de di recte omgeving die nog niet zijn volgebouwd (Stevenshof) en een enthousiast kader blijft Door Combinatie Sterk een aantrekkelijke vereniging, die weinig wensen meer heeft. Was vroeger de accomodatie een voornaam probleem eerst aan de Boshuizerkade, daarna aan de Haagweg en in de Kikkerpolder sinds de De Hongaarse aanwinsten van Avanti, Tibor Kreisz en Andros Podpinka (met haarband). HERBOREN TAFELTENNISCOMPETITIE VAN START LEIDEN In de dit weekeinde losbarstende tafeltenniscompetitie wordt er het nodige vuurwerk verwacht van de toptafeltennisvereni- gingen uit de regio. Niet alleen Scylla en Avanti hebben op het juiste mo ment spijkers met grote koppen geslagen, ook het Oegstgeester Sjaardema lijkt grote kans te heb ben binnenkort te mo gen meeëten uit de ruif van de tafeltenniselite. Eindelijk mag de tafeltennis competitie definitief haar nieuwe jasje aantrekken. Het gewijzigde systeem zal de ko mende maanden zijn aan trekkelijkheid moeten bewij zen. Is het inderdaad het langverwachte wondermid del voor het toptafeltennis in Nederland? Of is er sprake van een neppil, die niet in staat zal zijn de hoge ver wachtingen waar te maken? In tafeltennissend Nederland koestert men de hoop dat de nieuwe competitievorm het spelen met teams van vier, op twee tafels tegelijk, en in poules van acht voor zowel spelers als publiek de aantrekkelijkheid van het flitsende heen-en-weer spel letje sterk zal verhogen. Overtreffen Intussen zijn vrijwel alle clubs de geboorteweeën van het nieuwe systeem te boven. Grootste probleem bleek voor de meeste verenigingen een team op de been te bren gen met vier volwaardige spelers. Dextro-Avanti, de fi nancieel meest draagkrachti ge vereniging in „het Leid se", rolt, zoals verwacht, met de meest felle oorlogskleuren de strijd in. De sponsor zag zich voor de opgave het afge lopen seizoen op prestatief niveau zeker een negen sco rend op de schaal van Pelle- boer nog eens te overtref fen. Lange tijd zag het ernaar uit dat dit weieens teleurstel lend zou kunnen uitpakken. De problemen begonnen met het vertrek van de sterke Bulgaar Lukov. Koortsachtig werd begonnen met het zoe ken naar „het meer dan re delijke alternatief". Een Chi neesje kopen liep op niets uit. Ook pogingen een sterke Pool te contracteren misluk ten. Na regen komt echter nog steeds zonneschijn. Dit maal in de vorm van de 18- jarige, uit Hongarije gevluch te, Hongaar Andros Podpin ka. Avanti was blij met deze onverwachte mazzel, maar nog niet geheel gelukkig. Een tweede topper moest de gelederen komen versterken, om zodoende de „stairway to pingpongheaven" naar beho ren af te metselen. Die ver sterking kwam er, maar wél op het allerlaatste moment. Wederom uit Hongarije, maar nu zelfstandig geïmpor teerd, kwam de 28-jarige Ti bor Kreisz. Een voor Neder landse begrippen lastige ver dediger, die weliswaar inter nationaal op zijn retour is, maar in ons land nog vrijwel onverslaanbaar zal blijken. Met Robert Turk en Bettine Vriesekoop mag de sponsor met een gerust hart het eer ste herenteam van start laten gaan. Bij de Avanti-dames heerst er een wat mindere jubel stemming. Terwijl vorig jaar de landstitel nog werd bin nengehaald, moet nu serieus gestreden worden voor hand having. Marian Kantebeen (van Scylla), Iris Sjaardema (van Sjaardema) en Marijke Olsthoorn (eigen kweek) moeten dit seizoen de eredi visie-potten breken. Krachten gebundeld Het Leidse Scylla heeft de krachten gebundeld met het Hazerwoudse Avanti. Scylla- spelers Peter Paul de Vrind en Sjoerd Meijer krijgen dit seizoen, op uitleenbasis, ver sterking van Robert de Groot en Gerard Bakker jr. Het hierdoor ontstane team dat overigens door tijdelijke accommodatieproblemen bij de Leidse vereniging haar thuiswedstrijden in Hazers- woude afwerkt moet mini- maal in staat worden geacht zich in de hoogste divisie te handhaven. De Scylla-dames spelen dit jaar in de eerste divisie. Mede door het verdwijnen van Sandra de Kruiff, Marian van Vliet en Marian Kante been zag Scylla zich genood zaakt een bescheiden stapje terug te doen. Dit jaar zal ge tracht worden het verloren gegane gebied weer goed te maken. Aan het fanatisme van het Leidse trio Judith Lepelaar, Heidi de Haas en Corine de Jong zal het zeker niet liggen. Sjaardema heeft al sinds jaar en dag moeten opboksen te gen haar twee grote topsport broers Scylla en Avanti. Langzaamaan echter gaat het er naar uitzien dat ook de vereniging uit Oegstgeest binnenkort acteert in het ta- feltenniswalhalla. Naast een sterk eerste-divisie team, be staande uit Herman van der Broek, Friso Reitsma, Frits Kantebeen (van Scylla) en Fedor Rademakers (van Tempo Team), beschikt de club sinds kort ook over een heuse sponsor. De vraag is nu of dit voldoende ingrediënten zijn voor een volwaardig ere divisie-gerecht. Wanneer er echter niets aanbrandt, en de dosering naar verhouding is, lijkt het zeer waarschijnlijk dat er in januari een Oegst geester team in de eredivisie- pot meepruttelt. WOUTER LANGEVELD NEGEN RENNERS VERTELLEN OVER HUN SPECIALISATIE: LEIDEN „Hinault die de bergtrui pakt, Vande- raerden die een tijdrit wint, dat was vroeger al lemaal niet mogelijk. Toen waren de bergen het terrein van de berg geiten en beperkten spurters zich tot de eind sprint. Maar tegenwoor dig vervlakken die speci alisaties", motiveert Gijs Zandbergen uit Oegst geest de verschijning van het boek „Een renner die rijdt steekt zijn hand niet op". Een boek waar in negen Nederland stalige specialisten zo als de sprinter, de klim mer maar ook de kermis- koerser openhartig ver halen over het onderdeel waarin zij als renner uit blonken of, in het geval van Lucien van Impe en René Pijnen, nog steeds een naam hebben hoog te houden. In het rijtje van negen spe cialisten wekt het voorko men van de daler enige ver bazing. Renners worden im mers in een ploeg opgeno men omdat zij goed kunnen sprinten, tijdrijden of „knechten", maar niet omdat zij zo hard naar beneden kunnen riiden. Waarom dan toch de daler als specialist ge kozen? Koster, die bij elke specialisatie een korte histo rische inleiding schreef: „Wij hebben één belangrijk selec tiecriterium gebruikt: kan een renner iets wat een an der echt niet kan? En dalen was daar typisch een voor beeld van". Slap verhaal Het verhaal van Rini Wagt- mans, de daler, bevestigt dit. Wagtmans toog als vijftienja rige al naar de Alpen en de Pyreneeën om daar per bus de cols te verkennen. Niet voor niets, want later als prof was hij in staat om in de af daling minuten achterstand goed te maken, waar anderen juist tijd verspeelden. Wagt mans over zijn specialisatie: „Als je daalt: achterwerk naar boven, kop schuin on der het stuur, ellebogen on der de buik, knieën tegen el kaar, zo de berg af. En als je op een gegeven moment een bocht ziet, waarvan je denkt, remmen is niet nodig: benen uit elkaar, borstkas omhoog, kop naar buiten en de bocht door. Dan rem je op die ma nier door de luchtweerstand te vergroten". Om een renner oyer zijn spe cialiteit te kunnen laten pra ten als Wagtmans, gingen Zandbergen, zelf jarenlang actief in het amateurpeloton, en Koster bepaald niet over één nacht ijs. Voorwaarde was dat hij over zijn speciali teit had nagedacht en daar zakelijk over kon vertellen. Om de eerste reden viel bij voorbeeld tijdrijder Bert Oos terbosch af. De „rooie" kwam niet veel verder dan de con statering dat goede tijdrijders „waarschijnlijk aanleg had den" voor het rijden tegen de klok. Van Roger en Eric de Vlaeminck, vermaarde veld rijders, vroeg het schrijvers duo zich af of zij wel de waarheid zouden vertellen. Koster: „Vooral Eric is tij dens zijn loopbaan bij nogal wat incidenten betrokken ge weest. Roger kwam met een slap verhaal over een trai nerscursus op de proppen. Erg onduidelijk allemaal. Daarom hebben we gekozen voor de, misschien minder bekende, Albert van Dam me". Het afhaken van Eddie Merckx en Rik van L*>oy had een geheel andere achter grond. Koster: „Uit enkele interviews die wij al hadden gemaakt en aan hen hadden laten lezen, waren Merckx en Van Looy tot de conclusie gekomen dat zij „met de bil len bloot" moesten. Daar be dankten zij voor, waarschijn lijk omdat zij nog te direct betrokken zijn bij de wieler sport. De uitspraken die wij van ze wilden horen hadden hen ongewenste schade kun nen berokkenen". Détails Iemand die alles behalve een blad voor de mond nam was kermiskoerser Richard Bu- kacki. De Hollander van Bel gisch-Poolse afkomst vertelt onverbloemd over de combi nes in het peloton en de, in middels tot het verleden be horende, praktijken van de „bookmakers", de gokbazen bij wie men weddenschappen kon afsluiten over de uitslag. Een situatie die samenwer king in en buiten het peloton uiteraard in de hand werkte. Enkele typerende uitspraken: pen, werd de renner van te voren duidelijk gemaakt dat hij aan kruisverhoor zou worden onderworpen, „de hemd van het lijf zou worden gevraagd", zoals Zandbergen het uitdrukt. Om het inter view zo geolied mogelijk te laten verlopen, ging aan elk gesprek een zeer grondige documentatie vooraf. Koster: „Renners praten veel makke lijker als blijkt dat de degene die hen ondervraagt zelf het nodige van zijn carrière af weet, soms zelfs meer dan de renner zelf. Met die kennis konden wij een zeker respect afdwingen". En", vult Zand bergen aan, „wij waren vaak op de hoogte van schijnbaar pietluttige détails. Maar wel détails die van groot belang bleken. Zo liep ik met Walter Godefroot een rijtje spurters af. Steeds zei Godefroot: dat is een egoïst, en die, en hij ook. Waarop ik hem aankeek en hij zelf enigszins verbaasd concludeerde: dan zal Gode froot er ook één moeten zijn. De kunst was om zaken die ze latent in het achterhoofd hadden, los te maken door steeds door te vragen, in te gaan op détails". „Nou ja, laat ik het zo zeggen: Paradox de eerste drie jaar van m'n carrière had ik evenveel kunnen winnen als in de t publiek had het nooit in de gaten. Dat heb ik nooit be grepen, want het is toch bela chelijk om te veronderstellen dat het niet gebeurt". Om een renner te kunnen verleiden tot uitspraken die uitstijgen boven het niveau van „hard op de pedalen du wen", was een sfeer van we derzijds vertrouwen onont beerlijk. Naast de garantie dat hij ongewenste passages achteraf zou mogen schrap De auteurs Gijs Zandbergen (links) en Wout Koster: „Eddy Merckx en Rik van Looy durfden niet met de billen bloot". Niet alleen vooraf stelden Zandbergen en Koster alles in het werk om tot een zo goed mogelijk product te ko men. Ook achteraf lieten zij niets aan het toeval over. Zo kreeg iedere renner het re sultaat toegestuurd om daar kanttekeningen bij te plaat sen. Iets wat van tevoren met hen was afgesproken. Zand bergen: „Enerzijds had dat het voordeel dat zij heel open spraken. Zij hadden immers de mogelijkheid ongewenste uitspraken te schrappen. An derzijds voorkwam dat sto rende fouten. Een karweitje dat René Pijnen heel serieus heeft aangepakt en dat be wijst, dat hij goed'over zijn sport heeft nagedacht". Niet minder goed nagedacht heeft Roy Schuiten. Tegen woordig ploegleider van de duurste Nederlandse prof- ploeg, als renner tijdrijder op de duurste fietsen. Toch lijkt zijn uitspraak, tevens de titel van het boek, „een renner die rijdt steekt zijn hand niet op", een voorbeeld van een gemeenplaats waar het in de wielrennerij van wemelt. Uitspraken die voor waar worden aangenomen, al valt daar nog zoveel op aan te merken. „Inhoudelijk kun je er inderdaad kritiek op leve ren", geeft Zandbergen toe. „Een renner steekt zijn hard immers vaak genoeg op: als hij zijn ploegleider wil spre ken, als hij pech heeft of als hij zijn ploegmaten wil verza melen. Maar in dit geval is sprake van een paradox. De oplossing zit in de betekenis van het woord „rijdt". Wiel renners verstaan onder rij den niet: fietsen, maar hard rijden. En dan steek je inder daad je hand niet op. Dan rij je". PIETER EVELEIN Voorzitter van de jubileumcommissie Leo Nederpel en clubvoorzitter Hein Opdam: vol vertrouwen op weg naar jaar DOCOS. vestiging in de Mors „lukt het ons met wat passen en meten om iedereen zijn wedstrijden te laten spelen", aldus voorzit ter Opdam. „Alleen een lich tinstallatie missen we nog". „Maar die komt er beslist", weet Nederpel, wiens geheim zinnige glimlach een verras sing in petto houdt. „Het kost een hoop geld, maar daar vin den we wel een oplossing voor. Tenslotte is DOCOS ge boren uit financiële nood toen de clubkassen van Leiden, Rood Wit en Kolping Boys vijftig jaar geleden, in de cri sistijd, zo goed als leeg wa ren". Het voorstel tot samen gaan werd gedaan door de toenmalige geestelijk adviseur Rector Beune. Iets waar zowel Opdam als Nederpel een beet je om moeten lachen. „We zijn officieel nog steeds een katholieke vereniging, maar ik denk dat 90% van onze le den nooit naar de kerk gaat", meent Nederpel, die zelf ove rigens via een katholieke la gere school bij DOCOS te recht kwam. Een weg die te genwoordig steeds minder vanzelfsprekend is, al „res pecteren we het geloof wel. Op bepaalde katholieke feest dagen wordt er door ons niet gevoetbald en het RK blijft voorlopig nog voor VV DO COS staan". PIETER EVELEIN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 15