CARMAT 2000 De achter volging van de suizende sloop kogel Auto's vol kunststof: „Mag ik' een ander frontje van u?" CcidócSouAOtit' PROJECT jfi --..«'I ben, dat iemand die een nieuwe auto gaat kopen, de garage eerst kan vragen om even een ander frontje op de wagen te monteren als hem dat beter bevalt". Bumpers DSM gaat in samenwerking met Peuge- ot-Citroên de volgende delen van de „geavanceerde auto-carrosserie" ontwik kelen: een bumpersysteem, een deel van het voorfront-frame, de bodem van de kofferruimte waarin geïntegreerd de eveneens kunststoffen benzinetank en de uitsparing voor het reservewiel. Voorts de achterwielkasten en de zijwanden van de kofferruimte. Jansen: „DSM en Peugeot gaan eerst be palen welke soorten kunststoffen nodig zijn; wellicht moeten er een paar nieuwe ontwikkeld worden. Daarna zullen spe cialisten de prototypes vervaardigen en deze op laboratoriumschaal en onder praktijkomstandigheden testen". De totale kosten van het project worden geschat op enkele „tientallen miljoe nen". Het precieze bedrag weet Jansen niet, evenmin of subsidie zal worden verleend uit de Eureka-pot. De voorde len van een dergelijke auto weet hij wel uitgebreid te schetsen: „Een betere roest- bestendigheid, grotere veiligheid en duurzaamheid, meer flexibiliteit in het ontwerpen en produceren en ook meer mogelijkheden om de produktie te auto Een auto van kunststof, welke automobilist droomt daar nooit van? Zo'n wagen zal veel lichter zijn en immuun voor roest. Met andere woorden, goedkoper en een langer leven beschoren. Tot nog toe is het nooit veel verder ge komen dat de gammele Trabant uit Oost-Europa, maar automobielfabrikan ten General Motors en Toyota voorspel len stellig dat de volwaardige kunststof auto niet lang meer op zich zal laten wachten. Sommige wetenschappers doen er een schepje bovenop en zeggen: „Hooguit een jaar of tien en ze rollen van de lopende band". „Absolute on zin", vinden weer andere experts. Zij zeggen zeker te weten dat bijvoorbeeld de carrosserie van een auto nog ten min ste twintig jaar van louter metaal zal zijn. Ergens tussen die uiteenlopende menin gen ligt „Carmat 2000", een Eureka-pro- ject dat in 1990 de eerste auto moet op leveren, die voorzien is van een kunst stoffen carrosserie en bovendien goedko per is dan de huidige middenklassers. Zoals men aan veel bumpers, daklijsten, dakhemels, wieldoppen, gaspedalen, deurgrepen, raamslingers en dergelijke kan zien, vervangen de auto-industrieën steeds meer metalen onderdelen door onderdelen van kunststof. Ze gaan daar bij uit van bestaande modellen, in tegen stelling tot de deelnemers aan Carmat 2000. Dat zijn initiatiefnemer Peugeot- Citroën en de chemische fabrikanten DSM (Nederland), ICI (Engeland), BASF Duitsland en Bayer (Duitsland). DSM-woordvoerder R. Jansen: „In Car mat 2000 willen we een totaal nieuwe, zogeheten geïntegreerde carrosserie ont werpen. Dat wil zeggen, een carrosserie die bestaat uit een aantal losse kunststof fen delen die je aan elkaar kunt koppe len. Uiteindelijk willen we het zo heb matiseren", zo draagt hij voor uit een bericht voor de pers. Geur Overigens moet nog blijken of automati sering inderdaad tot de mogelijkheden behoort. Carmat 2000 behoeft niet te be wijzen dat het vervaardigen en samen stellen van een kunststoffen carrosserie technisch haalbaar is, want dat is al be kend. Carmat 2000 moet aantonen of het mogelijk is de kosten binnen de per ken te houden als de kunststoffen carros serie in serie geproduceerd wordt. Jan sen: „We willen uitvinden of deze tech niek economisch haalbaar is. Want aan een prima kunststof-wagen die honderd duizend gulden kost, heb je natuurlijk niets". Carmat 2000 is in meer opzichten een poging van de Europese automobielfa brikanten om de technologische achter stand van Europa op met name Japan en Amerika in te lopen. Het project geeft ook de innovatie bij de Europese chemi sche industrieën een nieuwe impuls, want aan die kunststoffen-carrosserie gaat heel wat baanbrekend onderzoek vooraf. Vroeger kraakten kunststoffen auto-on derdelen bij strenge kou of verspreidden een sterke geur bij grote zomerse hitte. Naderhand vormde het een probleem dat hoogglanslak op kunststof lang niet Een auto-carrosserie is nu een ingewik kelde constructie van aan elkaar genagel de metalen onderdelen. Als alles meezit, is dit binnen niet al te lange tijd te ver vangen door eenvoudige, kunstoffen on derdelen. zo goed „hield" als op metaal. Ook voor de verbindingen tussen kunststoffen en metalen auto-onderdelen moest een op lossing gevonden worden. Weer later bleek dat kunststoffen onderdelen vrij lange tijd moeten „uitharden", hetgeen een seriematige produktie ontoelaatbaar zou bemoeilijken. De auto-industrieën kunnen zich derge lijke kinderziekten van het materiaal niet veroorloven. De produktie- en ont- werpkosten zijn huizenhoog, de concur rentie is zeer fel, en de risico-marges maar klein. Dagelijks moeten enkele duizenden kant-en-klare wagens van de band rollen. Om de gunst van de klant niet op het spel te zetten en de concur rent op z'n minst bij te houden, wordt in toenemende mate geautomatiseerd en moet het materiaal aan de strengste ei sen voldoen. DSM-woordvoerder R. Jansen: „De auto-fabrikanten stellen zeer precieze, hoge eisen aan het kunststof-materiaal. De onderdelen moeten bijvoorbeeld bij hoge temperaturen nog bestand zijn te gen een bepaalde belasting, andere wil len de garantie dat een bepaalde stof te gen zoutzuur bestendig is, en zo". Kortom, innovatie binnen de automo biel-fabrieken vergt dus ook van de che mische industrieën een voortdurend proces van verieuwing. DSM-bestuurs- voorzitter H. van Liemt sprak daarover tijdens de presentatie van het jaarverslag in april: „Als onze kunststoffen-divisie niet voortdurend betere en nieuwe kunststoffen had ontwikkeld, zouden we nu geen enkel produkt op de markt kun nen brengen". HENK ENGELENBURG Albert Speer, de beruchte architect van Hitiers Derde Rijk, bouwde met opzet ruines teneinde het heden te doen samenvloeien met een roemrucht verleden. Zo bont hoeft het nu ook weer niet. Maar het andere uiterste is eveneens uit den boze. Daarom probeert drs. P. Nijhof, hoeder van het industriële monumenten van bedrijf en techniek. Over een goed missionaris en zijn broodnodige zendingsarbeid. HAARLEM - Er is wel eens ge schat dat het Nederlandse grondge bied zo'n tienduizend monumen ten van bedrijf en techniek zou be vatten, tezamen ons industrieel erf goed vormend. En nu niet meteen de neus opgehaald in de waan dat het hier vale, verlaten fabrieken of installaties betreft waar een naar geestige wind door de gebroken ruiten huilt en de brandnetels hoog opschieten. Ook schilderachtighe den als jaagpaden en trekvaarten, vuurtorens en gemalen worden tot dit industriële erfgoed gerekend, hetgeen de term meteen veel van zijn grimmigheid ontneemt. Voorts blijken de monumenten van be drijf en techniek dusdanig over het land verdeeld en ermee versmolten dat een verkennende tocht zich nauwelijks van i een toeristische uitstap onderscheidt. Waaraan ontleent Kinderdijk zijn druk bezochte bekoring? Aan zijn molens. En wat is de molen anders dan een monu ment van bedrijf en techniek? De bron van inspiratie voor deze be scheiden bespiegeling wordt gevormd door hel boek „Op zoek naar ons indus trieel verleden", dat zojuist verschenen is. Een vrijetijdsboek bij uitstek, al riekt de titeL eerder naar het stof van de stu deerkamer. De Friese Wouden, welk een invitatie gaat er niet uit van die twee klank? De zandige wouden waar door heen brede rivierdalen lopen, zijnde - van zuid naar noord gerekend - de dalen van de Linde, de Tjonger, de Boorn en de Drait? Landbouwkundig in genieur J. Swierstra uit Leeuwarden heeft het betrokken hoofdstuk voor zijn rekening genomen en lees hoe bijna spe-. lerderwijs hij uit dit blommige land- I schap de monumenten van bedrijf en techniek los pelt, de veenderijen rond Gorredijk, de zuivelfabrieken van Tijnje of Veenwouden. Het is maar een voorbeeld. Op dezelfde manier worden - steeds door terzake deskundigen uit de behandelde regio - Oost-Groningen en Zuidoost-Drenthe bereisd. Twente en de Achterhoek, het Stichtse en het groene hart van Holland. Noch wordt met een bocht om de steden heengelopen. Deventer, Goüda, Leiden, Groningen, Schiedam, Maastricht, ze zijn al gekend vanwege hun algemene toeristieke waarde en haast terloops wor den de lokale monumenten van bedrijf en techniek dat beeld binnengeschoven, dit alles met veel gevoel voor de plaatse lijke wordingsgeschiedenis, voor het ei gene van de bevolking, voor het hoe en waarom van ontwikkelingen waarvan de monumenten slechts spiegels zijn. „Over het industriële erfgoed verschijnen voor al de laatste jaren steeds meer boeken die bepaalde bedrijfstakken! gebouwen," plaatsen en regio's beschrijven", aldus samensteller drs. P. Nijhof in zijn ver antwoording. „De meeste van deze pu- blikaties richten zich echter tot een be perkte groep landgenoten die al in deze materie zijn geïnteresseerd. Dit boek is geschreven om vooral de niet-bekeerden ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1986 FOTO LINKS: Het indrukwekkende Jugendstil-station van Woerden, waarvan de originele goederenloods met sloop bedreigd wordt. ben zich al zeventien organisaties vere nigd met een warm kloppend hart voor dit doel. Hergebruik voor een andere, zinvolle functie vormt vaak de enige haalbare mogelijkheid om een bedreigd monument van de sloopkogel te redden en het aantal geslaagde pogingen tot deze vorm van architectonische recy cling neemt hand over hand toe. Studen tenhuisvesting in Groninger pakhuizen. Een waterleidingsmuseum in een Utrechtse watertoren. Een wijkcentrum in een fabriek te Gouda. Recreatievaart in een Drents veenkanaal. Een restau rant in een Brabantse steenfabriek. Maar het neemt allemaal niet weg dat de aan tallen monumenten van bedrijf en tech niek jaar in jaar uit, in steeds sneller tempo slinken. Kaalslag De grootste dreiging van deze kaalslag gaat uit naar het industriële erfgoed van na 1850. Immers: uit die periode dateren verreweg de meeste monumenten van bedrijf en techniek. Drs. Nijhof somt op: „Het geldt voor de fabrikantenvilla's en de arbeiderswijken in Twente. Het geldt trouwens voor de meeste fabrieksgebou wen. Het geldt voor alle gasfabrieken, graansilo's, watertorens, elektriciteitscen trales en gemalen. Het geldt voor nage noeg alle spoorse gebouwen als daar zijn stations, remises, overweg- en wachters huisjes en seinhuizen. Het geldt voor veel kanalen, bruggen, benzinestations en postkantoren. Nooit eerder in de ge schiedenis van de mensheid moest er in zo'n korte tijd vorm gegeven worden aan zoveel gebouwen voor volstrekt nieuwe functies. Niemand wist precies aan welke functionele eisen ze dienden te voldoen. Vandaar dat decennia lang werd teruggegrepen op bekende stijlmid delen en materialen. Fabrieken, gema len, watertorens, men verpakte ze als middeleeuwse kastelen. Machinehallen kregen het aanzien van sacrale ker kruimten. Alles steevast uitgevoerd in de vertrouwde Hollandse baksteen. Pas vanaf 1910 ging men aarzelend experi menteren met nieuwe bouwmaterialen zoals gewapend beton, staal en glas, en ontwikkelde men een meer functionele doelmatige bouwstijl". Spiegel De spiegel van een periode die Neder land, ingedommeld na de wereldsucces sen van de Gouden Eeuw, met veel val len en omhoog krabbelen weer opstootte in de vaart van nieuwe ontwikkelingen. Een spiegel waar steeds meer schilfers af springen. Straks valt er nauwelijks meer iets in te 'herkennen. Wie het verleden niet eert, is het heden niet weerd. Die dreiging. Albert Speer, de beruchte archi tect van Hitiers Derde Rijk, bouwde met opzet ruines om de moderne Duitsers het heden te laten ondergaan als een luisterrijke illusie. Zijn nieuwe gebou wen met afbrokkelende muren wekten de indruk dat ze deel uitmaakten van een roemvol verleden. De mensen kon den zich er gemakkelijker mee vereen zelvigen en smolten, levend tussen die ruines, samen met dat machtige verle den. Een geraffineerde methode om het gemis aan wat er was, te doen overvloei en in wat er is. Zo bont als Speer zal geen industrieel-archeoloog het natuur lijk willen maken. Maar het andere ui terste - tegen de grond met dat verle den - kan ook niet deugen. Actueel op het schrijnende af is dan ook de vermaning waarmee Nijhof zijn voor woord besluit. „Ik hoop dat u, als u met deze gids op stap gaat, het gevoel krijgt op ontdekkingstocht te zijn. Inherent aan het avontuur is echter wel het on verwachte en daarbij is een waarschu wing nodig. Zet deze gids niet in uw boekenkast, maar ga direct op weg, want veel van wat u nu nog kunt zien, zal over een luttel aantal jaren verdwenen zijn. Voorgoed". Op weg waarheen? Met ir. Swierstra naar de Friese Wouden, dat is al aange- De Noordmolen in Schiedam, een van de vier trotse erfstukken van de Stichting de Schiedamse molens, twee eeuwen oud en nu als restaurant in gebruik. Aan de overzijde oude branderijen - honderd jaar geleden telde de jeneverstad 385 brande rijen - waar bovenuit het voormalige be drijfspand van Bols. stipt. Maar ook kan met de Groningse historica Ria Overbeek naar de strokar ton en het aardappelmeel van Oost-Gro ningen gegaan worden, met de historicus drs. M. Gerding uit Assen naar de turf en de kanalen in Zuidoost-Drenthe, met de chemicus en amateur-geschiedkundi ge G. van de Veen uit Enschede naar de textiel, de tuindorpen en de fabrikanten villa's van Twente, met de historicus drs. B. Feis naar de sluizen, gemalen en watertorens van Midden-Holland, met architect J. Vercauteren uit Maastricht naar het bier, aardewerk en papier van zijn woonplaats. Enzovoort, Nooit eerder werden zoveel auteurs uit zoveel delen van Nederland bereid ge vonden samen een publikatie over het industrieel erfgoed het licht te doen zien. Alle routebeschrijvingen munten uit door een levendige stijl en zijn, mede dank zij de bijgevoegde kaarten, prima te volgen. Korte historische toelichtin gen zorgen voor het nodige kader en zeer attent wordt telkens besloten met een rubriek over wat buiten de route valt, zodat de gebruiker van de gids zijn ontdekkingstocht naar hartelust kan uit breiden. Aanvullende alternatieven, mu- seumtips, literatuuropgaven voor verde re naspeuringen, alles valt te vinden. Een bijbeltje, kortom, voor wie wil uit vinden hoe een volk van vissers, land bouwers en kooplieden een hoog geïn dustrialiseerde natie kon worden, Nu de bekeerlingen nog. PIET SNOEREN ,,Op zoek naar ons industrieel verleden". Drs. P. Nijhof e.a. Uitgeverij Gottmer, Haarlem. Prijs 29,50 gulden. warm te maken voor al die tastbare her inneringen aan voorbije hoofdstukken uit de geschiedenis van bedrijf en tech niek". Goede missionarissen, die Nijhof en de^veertien door hem op pad gestuur de medewerkers. Zendingsarbeid Broodnodig bovendien hun zendingsar beid. Want alom wordt de waarschuwing gehoord dat de industrieel-archeoloog op zijn speurtochten de sloopkogel achter zich aan hoort suizen. „Sloop", zegt Nij- huis, „is het lot dat het grootste deel van de nu nog aanwezige monumenten van bedrijf en techniek te wachten staat. De routes die we in onze gids beschrijven, leiden regelmatig al langs kale vlaktes waar tot voor kort nog een oud bedrijfs gebouw stond". Is dat erg? Ja. „Het treu rigste gevoel dat ik ken", heeft de auteur Rudy Kousbroek ooit aan zijn schrijf machine toevertrouwd, „is de weg te we ten in een gebouw dat niet meer be staat". Als we op plaatsen terugkomen die we in jaren niet hebben bezocht en er blijkt een markant gebouw te zijn ver dwenen, dan is het of er is ingebroken in onze herinnering. Of we na een lange reis terugkomen in een kamer die we voor onszelf dachten te hebben en waar in iemand verwoestend heeft huisgehou den. Klein leed, maar toch. Die inwoner van Bartlehiem. Terwijl de processie van de heilige Elf Steden aan zijn pui voorbij suisde, vond hij tijd voor de verzuch ting: „De schoorsteen van de voormalige melkfabriek daar. Als die zou verdwij nen dat zou ik toch zo'n zonde vinden. Ik heb als schooljongen en later wat af moeten fietsen hier. Altijd maar fietsen door dat platte, lege land. Altijd de wind tegen, leek het wel. Beulen. En als ik dan die schoorsteen hoger en hoger zag wor den, dan wist ik dat ik er bijna was. De schoorsteen en een lekker gevoel, dat hoort voor mij bij mekaar". Gelukkig groeit de belangstelling voor de geschiedenis van bedrijf en techniek. Talrijke regionale of plaatselijke clubs zijn in de weer om belangrijke over blijfselen uit het industrieel verleden te behouden. Onder de paraplu van de Stichting Federatie Industrieel Erfgoed Nederland, gevestigd in Rotterdam, heb-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 27